Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2016, 48815 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Openbaar Ministerie (OM) | Staatscourant 2016, 48815 | Besluiten van algemene strekking |
Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4, Wet RO
Van: College van procureurs-generaal
Aan: Hoofden van de OM-onderdelen
Registratienummer: 2016R008
Datum inwerkingtreding: 01-10-2016
Publicatie in Stcrt:
Vervallen: Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt (2014R008)
Relevante beleidsregels: Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (2010A018gp), aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor (2010A007), aanwijzing slachtofferzorg (2010A029), richtlijn voor strafvordering strafrechtelijke aanpak schoolverzuim (2013R015)
Wetsbepalingen: –
Bijlage(n): 3
Deze aanwijzing bevat de uitgangspunten voor de behandeling van strafzaken jeugd en de toepassing van het adolescentenstrafrecht. Tevens bevat deze beleidsregel de strafmaten voor Halt-afdoeningen en richtlijnen voor strafvordering voor de afdoening van jeugdzaken.
Het jeugdstrafrecht wordt als hoofdregel toegepast op strafbare feiten gepleegd tot de leeftijd van 18 jaar. Op grond van het adolescentenstrafrecht wordt de toepassing van het jeugdstrafrecht verruimd: in de leeftijd van 18 tot 23 jaar wordt voor adolescenten rekening gehouden met de ontwikkelingsleeftijd en kan het sanctiepakket uit het jeugdstrafrecht worden toegepast voor een passende interventie.
Het jeugdstraf- en strafprocesrecht heeft een pedagogisch karakter met als algemeen uitgangspunt het voorkomen van recidive. Voor jeugdigen is voorzien in een apart sanctiestelsel waarbij zoveel mogelijk interventies worden ingezet gericht op een positieve gedragsbeïnvloeding van de jeugdige. Ook zijn in het Wetboek van Strafvordering van een aantal aparte strafproceswaarborgen gericht op de speciale benadering van de jeugdige gedurende het strafproces. In internationaal opzicht vloeit de noodzaak tot een apart jeugdstraf(procesrecht) voort uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989).
Beslissingen en handelingen richting de jeugdige verdachte, waaronder de toepassing van sancties en maatregelen, zijn er op gericht de ontwikkeling van deze jongere te stimuleren, de jongere te heropvoeden, te resocialiseren en te weerhouden van een verdere criminele carrière.
Bij zorgen omtrent de opvoeding van de jeugdige dienen tevens civielrechtelijke maatregelen te worden overwogen. Afstemming van het civiele- en strafrechtelijke traject is in die gevallen noodzakelijk.
Strafrechtelijk optreden alléén is veelal ontoereikend om jeugdcriminaliteit terug te dringen. Strafrechtelijk optreden dient te worden ingebed in een keten van preventie en nazorg.
Dit vraagt om een evenwichtige, selectieve en tijdige toepassing van het jeugdstrafrecht. Het ingrijpende karakter van strafrechtelijke vervolging bij minderjarigen maakt dat het OM een extra verantwoordelijkheid heeft voor de jongere. De gewetensontwikkeling bij jeugdigen is nog niet voltooid en zij zijn nog in sterke mate afhankelijk van de directe omgeving. Het uitgangspunt is dat de jongere leert van zijn fouten en een nieuwe kans moet krijgen. Het strafproces wordt dan gezien als aangrijpingspunt om een keerpunt bij de jongeren te bewerkstelligen.
Tegelijkertijd geldt ook dat jeugdcriminaliteit directe ingrijpende gevolgen heeft voor de omgeving en de maatschappij, schade kan toebrengen en gevoelens van onveiligheid te weeg kan brengen. Grenzen stellen hoort bij het opvoeden en opvoeden betekent ook gericht strafrechtelijk optreden indien nodig.
Een belangrijk deel van de jeugdcriminaliteit bestaat uit grensoverschrijdend gedrag dat samenhangt met het verkennen van grenzen en het nemen van risico’s passend bij de puberteit. De strafrechtelijke interventie is er dan veelal op gericht de door de maatschappij gestelde grenzen te bevestigen en eventuele schade aan de benadeelde te laten vergoeden. Jeugdcriminaliteit kan echter ook bestaan uit zeer ernstige geweldsdelicten of veelvuldige recidive waarbij sprake is van de ontwikkeling van een voortdurende criminele levensstijl. Het is dan van belang om stevig en consequent te kunnen ingrijpen en maatwerk te leveren dat gericht is op tastbare normbevestiging en correctie van crimineel gedrag.
Om met passende interventies te kunnen reageren op delinquent gedrag van jongeren wordt op verschillende momenten in het strafproces per individuele jongere een inschatting gemaakt van het risico op recidive, de factoren die van invloed zijn op de kans op herhaling van delictgedrag en de wijze waarop de jeugdige in zijn gedrag te beïnvloeden is.
12-minners
De minderjarige onder de 12 jaar kan niet strafrechtelijk worden vervolgd. Politieonderzoek en het beperkt toepassen van dwangmiddelen in verband met waarheidsvinding is echter wel mogelijk. Hierbij dient uiteraard een verantwoorde bejegening van deze zeer jonge verdachten voorop te staan. Omdat 12-minners niet kunnen worden vervolgd hebben zij geen recht op consultatiebijstand en verhoorbijstand van een raadsman. Wel dient de politie bij deze minderjarigen steeds een vertrouwenspersoon uit te nodigen om bij het verhoor aanwezig te zijn. Als uitgangspunt geldt dat het politieverhoor in aanwezigheid van een ouder of voogd dient plaats te vinden.
Strafbare feiten gepleegd door zeer jonge kinderen kunnen een belangrijk zorgsignaal vormen. In die gevallen doet de politie steeds een zorgmelding bij het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis door middel van het zorgformulier, dat aan de hand van deze melding onderzoekt of een interventie geboden is.
Het plegen van misdrijven op zeer jonge leeftijd kan voorts een belangrijke voorspeller zijn voor later crimineel gedrag. In een latere fase kan het van belang zijn hiervan op de hoogte te zijn om een goede inschatting te maken van het risico op recidive. Het registreren van strafbare feiten van 12-minners door de politie is in dit verband noodzakelijk.
Als sprake is van een minderjarige onder de 12 jaar wordt er vanuit politie, OM, Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis indien nodig een afzonderlijke bespreking belegd in verband met het verloop van het strafrechtelijk onderzoek en eventueel te nemen civielrechtelijke maatregelen.
Binnen de leeftijden 12 tot 23 jaar en de hierna genoemde leeftijdsgroepen zijn de volgende bijzonderheden te onderscheiden:
12- en 13-jarigen
In het jeugdstrafrecht wordt uitgegaan van een met de leeftijd toenemende verantwoordelijkheid. Jongeren onder de 14 jaar zijn nog slechts in beperkte mate in staat zelfstandig verantwoordelijkheid te nemen voor hun daden. In civielrechtelijk opzicht zijn de ouders nog aansprakelijk voor de door de 12-of 13-jarige verdachte veroorzaakte schade. Het begrip van het strafproces is voorts nog beperkt. In de vervolging en berechting van deze jongeren dient hiermee rekening te worden gehouden en past een terughoudende opstelling.
16- en 17-jarigen
Uitgangspunt is dat jeugdigen in de leeftijd van 16 en 17 jaar een toegenomen strafrechtelijke verantwoordelijkheid hebben. De benadering vanuit de pedagogische beginselen van het jeugdstrafrecht blijft daarbij voorop staan.
Indien sprake is van veelvuldige recidive of indien jongeren verhard zijn en instrumenteel geweld toepassen wordt door middel van een persoonsgerichte benadering een intensief en zo nodig intramuraal traject ingezet om een gedragsverandering te bewerkstelligen.
Gelet op de ontwikkeling van de jeugdige kan hierbij gekozen worden voor toezicht en begeleiding door de volwassenenreclassering.
Het vorderen van toepassing van volwassenstrafrecht zal slechts dan aan de orde zijn indien er sprake is van zeer ernstige (levens)delicten en de verwachting is dat de aard en duur van de behandeling in het kader van het jeugdstrafrecht onvoldoende mogelijkheden biedt om de veiligheid van anderen te waarborgen.
18- tot 23-jarigen
Bij jongvolwassenen in de leeftijd tot 23 jaar kan er aanleiding zijn het jeugdstrafrecht toe te passen. De officier van justitie beoordeelt zo mogelijk vroegtijdig in het proces, op basis van het advies van de reclassering, met eventueel informatie van de Raad voor de Kinderbescherming of er aanleiding is voor verder onderzoek en advies in verband met de toepassing van het jeugdstrafrecht.
Bij een advies over de toepassing van het jeugdstrafrecht gebruikt de reclassering het landelijk vastgestelde ‘wegingskader adolescentenstrafrecht’.
Indien de officier van justitie bij de vordering inbewaringstelling aangeeft voornemens te zijn toepassing van het jeugdstrafrecht te vorderen, is plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting het uitgangspunt.
Toepassing van het jeugdstrafrecht heeft vooral tot doel meer recht te doen aan de ontwikkelingsleeftijd. Het gaat daarbij onder andere om het afremmen van impulsen, het overzien van en rekening houden met lange termijn consequenties, het reguleren van de emoties en de ontwikkeling van empatisch vermogen. In die zin kan de verdachte als nog niet volledig zelfstandig en volwassen worden beschouwd. Daarbij wordt afgewogen of een interventie uit het jeugdstrafrecht een meer zinvolle reactie kan bieden en nog recht doet aan de aard en ernst van het delict en het justitieel verleden.
Enkele criteria die van belang zijn in de afweging of het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, zijn onder meer dat de verdachte:
− nog naar school gaat;
− bij ouders thuis woont;
− begeleiding nodig heeft in verband met een (licht) verstandelijke beperking;
− open staat voor begeleiding en een meer opvoedkundige aanpak.
Ouders
In de opvoeding van jeugdigen spelen in de eerste plaats de ouders die het ouderlijk gezag over de minderjarige hebben een belangrijke rol, in het strafproces kunnen zij hun kind steunen. Zij dienen daarom actief te worden betrokken bij het gehele strafproces tegen de jeugdige verdachte. Ouders dienen steeds geïnformeerd te worden over de beslissingen aangaande hun minderjarig kind. Zij zijn verplicht aanwezig te zijn bij de strafzitting.
Zij kunnen belangrijke informatie verstrekken over de persoonlijke omstandigheden van hun kind die relevant kan zijn voor een adequate afdoening. Ouders dienen daartoe te worden gehoord.
Slachtoffers en benadeelden
Ook in het jeugdstrafrecht ondersteunt het Openbaar Ministerie het slachtoffer in het uitoefenen van diens rechten1.
In het jeugdstrafrecht is het wenselijk om de jeugdige verdachte te laten inzien wat de gevolgen zijn geweest van zijn strafbaar handelen. Zowel voor dader als slachtoffer moet de afdoening zichtbaar, merkbaar en herkenbaar zijn. Door de inzet van herstelbemiddeling kan hieraan worden bijgedragen.
Benadeelden hebben belang bij vergoeding van de geleden schade. Met dit belang dient rekening te worden gehouden bij de afdoening, door de schadevergoeding onderdeel te laten uitmaken van de Halt-afdoening, de OM-afdoening of de strafoplegging ter zitting.
Een belangrijke waarborg voor een goede bejegening van de jeugdige verdachte is kennis van de ontwikkeling van jongeren, kennis van de aparte juridische mogelijkheden en van gedragsinterventies en vaardigheden om met jongeren om te gaan. Er zijn daarom gespecialiseerde instanties, met name Halt, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), de jeugdreclassering (JR) en justitiële jeugdinrichtingen (JJI).
Voor de overige ketenpartners, met name politie en rechterlijke macht gelden ook bijzondere eisen voor een opleiding en specialisatie in het jeugdstrafrecht. Voor de advocatuur gelden afzonderlijke voorwaarden voor het verlenen van rechtsbijstand in jeugdstrafzaken.
Het Arrondissementaal Platform Jeugdcriminaliteit (APJ).
In elk van de arrondissementen fungeert een Arrondissementaal platform jeugdcriminaliteit (APJ), waarin minimaal zitting hebben het OM (jeugdofficier, voorzitter), de politie (jeugdportefeuillehouder), de Raad voor de Kinderbescherming (teamleider of vestigingsmanager), de jeugdreclassering, Halt (regio- of teammanager). Veelal is ook het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP), de volwassenreclassering, de in de regio gelegen justitiële jeugdinrichting en een afvaardiging van gemeenten vertegenwoordigd. De kinderrechter is bij het Platform aangesloten als toehoorder.
Doel van het platform is de afstemming te verbeteren rond de aanpak van de jeugdcriminaliteit tussen de justitiepartners.2
De APJ’s zijn bij uitstek geschikt is om landelijk beleid ingang te doen vinden op arrondissementaal niveau en om lokaal de ketensamenwerking te versterken. Dit impliceert een hoge mate van informatie-uitwisseling en het maken van werkafspraken.
ZSM: licht waar het kan, zwaar waar het moet.
Alle jeugdzaken betreffende misdrijven worden aangemeld op het afstemmingsoverleg ZSM. Bij afdoening van jeugdzaken op ZSM is context informatie in jeugdzaken van groot belang, evenals de zorgaspecten rondom een minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming dient te allen tijde te worden betrokken.
Justitieel casusoverleg Jeugd (JCO+) / verdiepingsoverleg.
De zaken van jongeren (12 tot 18 jaar) waarin tijdens de ZSM-behandeling binnen 7 dagen geen afdoeningsbeslissing of beslissing over vervolgstappen kan worden genomen, worden ingepland op een later moment teneinde met de betrokken ketenpartners te beslissen over de afdoening. Hoe hieraan invulling wordt gegeven, verschilt per arrondissement.
Het Veiligheidshuis.
Zaken waarbij sprake is van complexe en gebiedsgebonden problematiek en/of een persoonsgebonden aanpak in combinatie met keten overstijgende problematiek worden aangeboden aan het Veiligheidshuis. Daar worden naast de ZSM-partners andere voor de casus relevante partners betrokken bij het bepalen van een plan van aanpak. Te denken valt hierbij aan de gemeente, school, woningbouwvereniging, jeugd- en gezinsbeschermer, etc. Van belang is hierbij wel dat informatie alleen gedeeld mag worden met deze partners voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak.
Voor de formele regeling van het verhoor van de minderjarige verdachten door de politie wordt verwezen naar:
– de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten;
– de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor en Beleid OM bij verhoor per 1 maart 20163
Proces-verbaal verhoor minderjarige (PVM).
In het proces-verbaal verhoor minderjarige worden naast zaaks-gerelateerde vragen allerlei sociale vragen weergegeven teneinde vast te stellen in welke omstandigheden de minderjarige zich bevindt. Dit is relevant voor alle ketenpartners, zodat de contextinformatie in het bepalen van het vervolgtraject kan worden betrokken.
Reprimande (registratie/waarschuwing).
Strafbare feiten van een eenvoudig en licht karakter worden door middel van de reprimande buiten het justitiële circuit gehouden. De reprimande houdt in dat feit en dader (als verdachte) worden geregistreerd door de politie, en dat er een mondelinge waarschuwing door politie wordt gegeven aan verdachte. Tevens worden de ouders in kennis gesteld en wordt eventuele schade vergoed. Er wordt geen inhoudelijke sanctie opgelegd.
Omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de beslissing om te volstaan met een reprimande zijn bijvoorbeeld: zeer jeugdige leeftijd, geringe gevolgen van het feit, optreden van ouders of anderen, zoals school, of het reeds vergoed zijn van toegebrachte schade.
De Halt-afdoening biedt de mogelijkheid om bij licht delictgedrag van jeugdigen, het kenmerkend grensoverschrijdend gedrag van pubers, wel een interventie toe te passen en recht te doen aan de gevolgen voor slachtoffers, zonder mogelijk negatieve gevolgen van registratie in justitiële documentatie.
Een Halt-afdoening bestaat uit één of meerdere gesprekken met de jeugdige en zijn ouder(s), het oefenen van excuus aanbieden aan het slachtoffer en het daadwerkelijk excuus aanbieden aan het slachtoffer of in voorkomende gevallen een herstelgesprek, het vergoeden van de door de jeugdige aangerichte schade en het uitvoeren van een leeropdracht en/of een werkopdracht. De duur van de deelname aan de Halt-afdoening is in elke combinatie maximaal 20 uren (zie bijlage I). Elke Halt-afdoening sluit zo veel mogelijk aan bij de aard van het desbetreffende strafbare feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De officier van justitie kan daartoe aanwijzingen geven.
Procedure Halt-verwijzing.
De strafbare feiten die door de politie of daartoe bevoegde bijzondere opsporingsambtenaren kunnen worden doorverwezen voor een Halt-afdoening zijn aangewezen in artikel 1 van het Besluit aanwijzing Halt-feiten4.
Misdrijven.
De verwijzing naar Halt door de Hulpofficier van politie ter zake misdrijven betreft jeugdigen:
– die voor de eerste maal voor een strafbaar feit (misdrijf) worden geregistreerd,
– die omtrent het plegen van het strafbare feit een volledige bekentenis hebben afgelegd,
– waarbij duidelijk bewijs aanwezig is voor het aandeel in het strafbare feit, zoals bij betrapping op heterdaad en geen twijfel omtrent medeplegen.
Alle overige misdrijven worden voorgelegd via ZSM aan de officier van justitie voor toestemming voor doorverwijzing naar Halt.
De politie of een andere opsporingsambtenaar doet aan de jeugdige het voorstel aan Halt deel te nemen. De advocaat van de jeugdige wordt hiervan eveneens op de hoogte gesteld. Indien de opsporingsambtenaar al voorafgaande aan het verhoor van de jeugdige heeft vastgesteld dat het delict een Halt-waardig feit betreft en de jeugdige mogelijk in aanmerking komt voor de Halt-afdoening wordt dit medegedeeld aan de advocaat, die de jeugdige rechtsbijstand zal verlenen.
De opsporingsambtenaar deelt de jeugdige mee dat hij niet verplicht is het voorstel tot een Halt-afdoening te accepteren. Daarbij wordt uitgelegd wat de mogelijke gevolgen zijn van niet-deelname.
Overtredingen.
De verwijzing naar Halt voor overtredingen in het ‘Besluit aanwijzing Halt-feiten’ wordt door de opsporingsambtenaar bij de staandehouding afgehandeld. Het betreft jeugdigen die omtrent het plegen van het strafbare feit een bekentenis hebben afgelegd. Ter zake van overtredingen mogen jeugdigen maximaal twee maal naar Halt worden verwezen.
Indien specifieke lokale criminaliteits- en/of overlastproblematiek vraagt om toepassing van de Halt-afdoening door de opsporingsambtenaar voor andere dan de aangewezen feiten, kan hiervoor in overleg met de lokale ketenpartners, maar onder regie van het OM, worden gekozen. Voorwaarde hiervoor is dat deze uitbreiding geldt voor een aangewezen doelgroep voor een afgebakende tijdsperiode van maximaal 1 jaar.
De procedure voor doorverwijzing leerplichtzaken door de leerplichtambtenaar is opgenomen in de Handleiding Leerplicht. Jeugdigen mogen één maal ter zake leerplicht naar Halt worden verwezen.
Voor jeugdigen onder de 16 jaar dienen zowel bij misdrijven als overtredingen de ouders in te stemmen met doorverwijzing naar Halt.
Recidive
Recidive regeling: na een eerdere Halt afdoening of proces-verbaal voor een misdrijf dient de officier van justitie toestemming te geven voor een volgende verwijzing naar Halt voor een misdrijf. Voor overtredingen en/of lichtere vuurwerkdelicten kan de politie of bijzondere opsporingsambtenaar, zonder voorafgaande toestemming van de officier van justitie, maximaal twee keer naar Halt verwijzen. Jeugdigen mogen eenmaal ter zake leerplicht naar Halt worden verwezen. Halt controleert of de jeugdige al eerder heeft deelgenomen aan de Halt-afdoening. Er kan maximaal drie keer naar Halt worden verwezen, ongeacht de combinatie misdrijven/overtredingen.
Halt stelt de opsporingsambtenaar in kennis omtrent de afloop van de Halt-afdoening. Wanneer een jeugdige naar behoren heeft deelgenomen aan een Halt-afdoening, wordt er geen proces-verbaal toegezonden aan de officier van justitie. Van de afloop worden de jeugdige, diens wettelijk vertegenwoordiger en de officier van justitie schriftelijk in kennis gesteld door Halt.
In het geval dat de jeugdige niet naar behoren heeft deelgenomen aan een Halt-afdoening, stelt Halt de jeugdige, diens wettelijk vertegenwoordiger en de opsporingsambtenaar hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis. De opsporingsambtenaar maakt het proces-verbaal op en zendt het opgemaakte proces-verbaal toe aan de officier van justitie (negatieve Halt-terugkoppeling). Van niet-behoorlijke deelname is in elk geval sprake indien de jeugdige, ondanks een schriftelijke waarschuwing van Halt, niet voldoet aan de in het kader van de Halt-afdoening met hem gemaakte afspraken. De officier van justitie maakt melding aan de Raad voor de kinderbescherming dat het om een negatieve terugmelding van een Halt-afdoening gaat.
Protocol afstemmingsoverleg ZSM en JCO+ / verdiepingsoverleg.
Informatie ten behoeve van de afdoeningsbeslissing en de persoonsgerichte aanpak
De informatie die in het afstemmingsoverleg ZSM of het JCO+ wordt ingebracht kan bestaan uit:
− politie: het proces-verbaal verhoor minderjarigen en informatie uit politiesystemen (weergave van landelijke politiecontacten, deelname aan overlast gevende of criminele groepen en meldingen van huiselijk geweld);
− RvdK: uitkomst van het preselect van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrecht, informatie uit de dossiers van de RvdK, zoals eerdere bemoeienis met het gezin, rapportages straf/civiel, beschermingsmaatregelen, informatie casusregie;
− OM: strafvorderlijke gegevens;
− Gecertificeerde instellingen (als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Jeugdwet) (eventueel bij JCO+): informatie vanuit de begeleiding door JR of gezinsvoogd;
− Reclassering ten aanzien van jongvolwassene (ZSM): informatie uit vroeghulp en eventueel uitkomst uit de Quickscan.
Het Openbaar Ministerie neemt op basis van deze informatie een beslissing over de vervolging.
Bij de uiteindelijke afdoening en een eventuele op de persoon gerichte interventie worden het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en overige rapportages betrokken.
Indien de officier van justitie voor een begaan misdrijf een strafbeschikking wil uitvaardigen of een transactie wil aanbieden worden de verdachte en de ouders uitgenodigd voor een OM-zitting. Bij deze zitting worden het delict en de persoonlijke omstandigheden besproken. Er wordt een aanbod gedaan, waarbij voorwaarden kunnen worden gesteld bestaande uit het verrichten van een taakstraf, het betalen van eventuele schade of het voldoen aan andere voorwaarden. Door de officier van justitie kan jeugdreclasseringstoezicht voor de duur van 6 maanden worden opgelegd, vanaf 16 jaar kan eventueel reclasseringstoezicht worden opgelegd.
Voor een schikkingsvoorstel of strafbeschikking met enkel een geldboete tot maximaal € 115,– behoeft géén OM-zitting te worden gehouden. Indien in geval van een schikkingsvoorstel niet wordt voldaan aan de voorwaarden bij het aanbod wordt direct gedagvaard.
Overigens kan de politie in geval van misdrijven, op grond van 257b lid 2 Sv (anders dan bij overtredingen), minderjarigen geen strafbeschikking uitvaardigen.
Bij afdoeningsvoorstellen tot een bedrag van € 115 of ten hoogste 20 uur taakstraf behoeft geen advocaat te worden toegevoegd (art. 489 Sv). In zaken met een hoger afdoeningsvoorstel wordt door de advocaat de verdediging gevoerd (wel of geen bewijs, duur van de taakstraf). Vervolgens wordt het aanbod definitief bepaald.
Voor de onderscheiden trajecten in de jeugdstrafrechtsketen zijn normen vastgesteld voor de doorlooptijden. Dit zijn de zogenoemde Kalsbeek-normen.5 Op basis van de wettelijke termijnen, de noodzakelijke bewerkingstijd en de tijd die nodig is voor overleg en overdracht van de ene naar de andere instantie zijn streeftijden geformuleerd. Doelstelling is om 80% van de zaken binnen de gestelde termijnen af te handelen.
Politie/Halt
Tussen eerste verhoor door de politie en de ontvangst van de Halt-verwijzing door Halt geldt een maximale termijn van 7 dagen;
De doorlooptijd tussen ontvangst verwijzing en het startgesprek bij Halt is maximaal 30 dagen.
Na de Halt-afdoening bericht Halt de politie binnen 7 dagen door middel van een afloopbericht.
Bij een negatieve Halt-afdoening stuurt de politie binnen 14 dagen na ontvangst daarvan het PVM naar het OM.
Politie
Tussen eerste verhoor en ontvangst van het proces-verbaal op het parket geldt een maximale termijn van 30 dagen.
Voor het inzenden van het proces-verbaal verhoor minderjarige aan het casusoverleg geldt een termijn van maximaal 7 dagen na het eerste verhoor.
Voor het bijvoegen van aangiften, verklaringen en overige documenten kan het nodig zijn een ruimere termijn te nemen, zolang de totale termijn niet de maximale termijn van 30 dagen overschrijdt. Zolang het proces verbaal verhoor minderjarigen niet gecompleteerd is, loopt de doorlooptijd van de politie dóór.
Zaken die ten opzichte van het eerste verhoor ouder zijn dan 3 maanden, worden niet meer door het parket in behandeling genomen, anders dan na uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie.
OM
Tussen eerste verhoor en afdoeningsbeslissing door het OM geldt een maximale duur van 3 maanden ten behoeve van de OM-afdoening. Het gaat hierbij om de door het OM afgedane zaken (overdracht, sepot, strafbeschikking, transactie, voeging) die binnen 3 maanden na het eerste verhoor door de politie voor de eerste maal door het OM zijn beoordeeld. Aanbeveling voor het OM is om na ontvangst van het PVM te streven naar een eerste beoordeling binnen 40 dagen.
RvdK
De Raad voor de Kinderbescherming verricht het onderzoek en brengt de rapportage uit. Hiervoor geldt een termijn van maximaal 42 dagen na eerste verhoor verdachte. De Raad voor de Kinderbescherming start het onderzoek na ontvangst van het kerndeel PVM van de politie.
ZM
Tussen eerste verhoor en vonnis (eerste aanleg) geldt een termijn van ten hoogste 180 dagen.
Hoger Beroep
Tussen het instellen van het appèl en de ontvangst bij het hof van het vonnis van de rechtbank geldt een termijn van maximaal 28 dagen. Tussen het instellen van het appèl en een einduitspraak van het hof geldt een termijn van maximaal 105 dagen.
Executie
Tussen onherroepelijk vonnis (geldboete, taakstraf, detentie of PIJ-maatregel) en (begin van) de tenuitvoerlegging door overdracht van het OM aan het CJIB geldt een termijn van maximaal 30 dagen.
Misdrijven: hoofdregel is wettelijke woonplaats6
Algemeen geldend uitgangspunt is dat de plaats van vervolging van strafrechtelijk minderjarigen7 die een misdrijf hebben gepleegd buiten het arrondissement waar zij wettelijke woonplaats hebben, wordt bepaald door het beginsel van het wettig domicilie, ofwel de woonplaats van het wettig of gestelde gezag (meestal de ouders of voogd). Dit uitgangspunt wordt ingegeven door het belang dat gemoeid is met de betrokkenheid van het 'gezag' over de minderjarige.
De hoofdregel impliceert dat ingeval een minderjarige een misdrijf pleegt in een ander arrondissement dan dat van het wettig domicilie, de zaak moet worden overgedragen naar het laatstgenoemde arrondissement. Een dergelijke overdracht brengt vaak aanzienlijke vertraging met zich, en kan – in het bijzonder bij in groepsverband gepleegde delicten – leiden tot rechtsongelijkheid doordat een rechter in het arrondissement waarnaar wordt overgedragen geen zicht heeft op de afdoening van de mededaders. In dergelijke gevallen kan het wenselijk zijn een uitzondering te maken op de hoofdregel en een overdracht achterwege te laten.
Misdrijven: uitzonderingen
1. Minderjarigen die niet feitelijk verblijven in het arrondissement van hun wettelijke woonplaats, worden vervolgd in het arrondissement van hun feitelijk verblijf. Hierbij wordt onder meer gedoeld op zogenoemd uithuisgeplaatste minderjarigen (tehuis of pleeggezin) in het kader van een ondertoezichtstelling, alsmede de reeds zelfstandig wonende minderjarigen of alleenstaande minderjarige asielzoekers, voor zover zij wonen in een ander arrondissement dan hun wettelijk vertegenwoordigers.
2. Minderjarigen die in groepsverband misdrijven hebben gepleegd in een ander arrondissement dan dat van hun woonplaats (al dan niet in vereniging met strafrechtelijk meerderjarigen) worden in beginsel berecht in het arrondissement van de pleegplaats.
De officier van justitie zal steeds een afweging maken tussen de aard en ernst van het delict, recidive en omstandigheden van de jeugdige. In het jeugdstrafrecht wordt een persoonsgerichte aanpak toegepast, waarbij het streven is om het risico op recidive te verminderen door criminogene factoren te beperken en beschermende factoren te versterken met de inzet van passende interventies.
De reactie op strafbaar gedrag dient te voldoen aan de volgende uitgangspunten:8
− De aanpak is persoonsgericht, dat wil zeggen risico gestuurd en afgestemd op de jeugdige met zijn lerend vermogen. Daarbij wordt rekening gehouden met de zwaarte van het delict en de ernst van de berokkende schade.
− De aanpak is contextgericht, met medeneming van het primaire opvoedingsmilieu, de ouders en het gezin, en andere milieus waarin de jeugdige verkeert, zoals school, werk, vrije tijd en leeftijdgenoten.
− De aanpak biedt perspectief, levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de jeugdige tot een invoegende, autonome en participatieve volwassene.
Het is wenselijk om de jeugdige verdachte te laten inzien wat de gevolgen zijn geweest van zijn strafbaar handelen. Vergoeding van de door de benadeelde geleden schade is daarom een belangrijk onderdeel van de afdoening.
Ook excuses maken aan het slachtoffer kan bijdragen aan het herstel van de gevolgen van het strafbare feit.
Bij de afhandeling van jeugdstrafzaken wordt de volgende indeling gehanteerd:
Eerste of tweede maal een licht delict |
Meerpleger of zwaarder delict |
Ernstige delicten of veelpleger |
---|---|---|
– Halt – Voorwaardelijk sepot (schade) – OM-afdoening |
– Dagvaarden |
– Voorgeleiden – Dagvaarden |
Lichte delicten9.
Bij jeugdige verdachten, die de eerste of tweede maal een licht delict begaan en waarbij er geen signalen zijn van achterliggende problematiek, wordt volstaan met een reactie gericht op normbevestiging. Dit betekent in ieder geval het vergoeden van de geleden schade bijvoorbeeld in het kader van een voorwaardelijk sepot, een reprimande en eventueel een boete of een taakstraf.
Reprimande (registratie/waarschuwing)
Strafbare feiten van een eenvoudig en licht karakter worden door middel van de reprimande buiten het justitiële circuit gehouden. De ouders worden in kennis gesteld en eventuele schade wordt vergoed. Daarnaast wordt geen inhoudelijke sanctie toegepast.
Omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de beslissing om te volstaan met een reprimande zijn bijvoorbeeld: zeer jeugdige leeftijd, geringe gevolgen van het feit, optreden van ouders of anderen, zoals school, of het reeds vergoed zijn van toegebrachte schade.
Halt (procedure zie hiervoor 4.2).
De Halt-afdoening is een afdoening van een feit van geringe aard om de jeugdige de mogelijkheid te bieden strafrechtelijke vervolging te voorkomen. De Halt-feiten waarvoor de politie rechtstreeks naar Halt kan verwijzen worden opgesomd in het Besluit Halt-feiten. De officier van justitie heeft de bevoegdheid om ook voor andere strafbare feiten van geringe ernst de jeugdige naar Halt te verwijzen. Daarbij zal een belangrijk onderdeel van de afdoening gericht zijn op excuses maken en vergoeding van de schade. De strafmaat Halt-afdoening is opgenomen in bijlage I.
Boete of taakstraf
Voor veel voorkomende delicten is een richtlijn met uniforme strafmaten opgenomen in de strafmaattabel, bijlage II. In de tabel wordt voor deze delicten een aantal uren taakstraf aangegeven; dit kan een werkstraf of een door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde leerstraf zijn. Een leerstraf wordt opgelegd als bij de jeugdige een of meer veranderbare criminogene risicofactoren, zoals tekort aan sociale vaardigheden of agressieregulatie zijn geconstateerd, waar met een leerstraf op ingespeeld kan worden. Als er sprake is van achterliggende problematiek kan toezicht en begeleiding, uitgevoerd door de Jeugdreclassering, ingezet worden.
De officier van justitie legt in beginsel een strafbeschikking op of biedt een transactie aan als het een eerste of tweede delict betreft, verdachte bekent en de op te leggen taakstraf beperkt is tot 40 uur.
Een geldboete wordt eveneens als een passende sanctie gezien voor bepaalde delicten voor jongeren, die een bron van inkomsten hebben of in staat moeten worden geacht zelf het geld voor de boete te verdienen. Dit betreft vooral jongeren vanaf 15 jaar. Er is verder geen sprake van signaalgedrag of (vermoede) achterliggende problematiek. Deze afdoening is geschikt voor feiten, die onder het officiersmodel kunnen worden afgedaan (geen ernstig geweld tegen personen, geen zedendelict, geen brandstichting). Vergoeding van geleden schade heeft voorrang op de boete.
De bedragen voor de geldboete staan aangegeven in de strafmaattabel. Bij het bepalen van de geldboete wordt rekening gehouden met draagkracht.
Als het slachtoffer een vordering tot schadevergoeding heeft ingediend, wordt zo mogelijk een schadevergoedingsmaatregel opgelegd als onderdeel van de straf.
Zwaardere en ernstige delicten, meer- en veelplegers.
Onder een meerpleger wordt verstaan: een jongere in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar tegen wie in de laatste drie jaar tenminste twee processen-verbaal zijn opgemaakt waarop een inhoudelijke justitiële afdoening is gevolgd en die opnieuw een misdrijf pleegt.
Een jeugdige veelpleger is: een jongere in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar tegen wie meer dan vijf processen-verbaal (waarop een inhoudelijke justitiële afdoening is gevolgd) zijn opgemaakt waarvan het laatste in de afgelopen 12 maanden.
In geval van een zwaarder delict of een meerpleger volgt een dagvaarding voor de kinderrechter, tenzij de officier van justitie van oordeel is dat gezien de relatief geringe ernst van het feit en de omstandigheden van de jeugdige opnieuw kan worden volstaan met een (zwaardere) transactie of strafbeschikking.
Indien opnieuw een taakstraf wordt overwogen dan leidt dit tot een verhoging van maximaal 50%. De taakstraf wordt dan als uitgangspunt gevorderd in combinatie met een andere straf of maatregel.
Een afdoening met enkel een taakstraf wordt uitgesloten voor verdachten van ernstige gewelds- en zedendelicten, waarop een gevangenisstraf van 6 jaar of meer is gesteld en die een ernstige aantasting vormen van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Evenmin kan enkel een taakstraf worden opgelegd bij een van de misdrijven omschreven in de artikelen 240b, 248a, 248b, 248c en 250 Sr.
Bij ernstige delicten of meermalen recidive geldt als uitgangspunt dat voorlopige hechtenis wordt gevorderd en in beginsel een (voorwaardelijke) jeugddetentie of een maatregel (gedragsmaatregel of Pij) wordt geëist.
Bij deze strafzaken is nader onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming of een gedragsdeskundige geboden om een gerichte effectieve interventie te kunnen inzetten. Trajecten, passend voor deze jongeren zijn onder meer Intensieve Traject Begeleiding (ITB) in het kader van toezicht en begeleiding door de Jeugdreclassering, de Gedragsbeïnvloedende maatregel voor jeugdigen (GBM) of de maatregel Plaatsing in een inrichting voor Jeugdigen (PIJ).
Toezicht en begeleiding door de (jeugd)reclassering kan eventueel gecombineerd worden met elektronische controle.10
Ter bescherming van het slachtoffer kan als maatregel een afzonderlijk contactverbod worden ingezet. Bij hardnekkig overlast gevend gedrag kan een afzonderlijk gebiedsverbod aan de orde zijn. Ook kan gedacht worden aan een gedragsaanwijzing o.g.v. 509hh Sv.
Bij de toepassing van voorlopige hechtenis geldt het bepaalde in artikel 493 Sv als uitgangspunt: de kinderrechter dient ambtshalve te toetsen of de voorlopige hechtenis geschorst kan worden. Als lijn moet worden gehanteerd dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst, tenzij de ernst van het feit, en/of de stand van zaken in het onderzoek dit niet toelaten. Voorts wordt ervan uitgegaan dat een plan van aanpak voor begeleiding door jeugdreclassering gereed is en behandeling in een ambulant of civiel kader tot de mogelijkheden behoort.
De Gedragsbeïnvloedende maatregel voor jeugdigen (GBM) is vooral aan de orde bij een doelgroep waarbij sprake is van ernstig delictgedrag in combinatie met zwaardere gedragsproblemen. Het programma in het kader van de GBM kan bestaan uit een gedragsinterventie gericht op het terugdringen van recidive, zoals intensieve systeemgerichte behandeling of, indien nodig, een therapeutische behandeling of verslavingszorg.
Bij de keuze of een interventie wordt ingezet in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie of in het kader van de GBM, vormen de intensiteit en duur van de in te zetten interventies, uitgangspunten. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit brengen met zich mee dat het stellen van voorwaarden die langer duren dan zes maanden of bijzonder intensief van aard zijn, bij voorkeur worden toegepast in het kader van deze maatregel in plaats van in het kader van de voorwaardelijke taakstraf of jeugddetentie.11
Indien bij het mislukken van een ambulant traject langdurige intramurale behandeling noodzakelijk is, zal een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan de orde zijn. Bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel kan bij onvoldoende medewerking aan het behandeltraject een ‘time-out’ worden ingezet om de jeugdige te bewegen de begeleiding of behandeling te hervatten.
Als de jongere niet naar behoren meewerkt aan de uitvoering van de GBM wordt een ‘time-out’ overwogen of de omzetting in de nog resterende vervangende jeugddetentie gelast, indien de verwachting is dat de jongere zal blijven weigeren mee te werken. Bij omzetting wordt de vervangende jeugddetentie direct ten uitvoer gelegd. Een stevige ‘stok achter de deur’ is daarom van belang. Bij de vordering tot het opleggen van een Gedragsbeïnvloedende maatregel wordt voor elke maand dat de maatregel duurt maximaal een maand vervangende jeugddetentie gevorderd.
Als een jeugdige tijdens de uitvoering van de maatregel een nieuw strafbaar feit pleegt, dient overleg plaats te vinden met de officier van justitie over de vraag of de maatregel kan worden voortgezet.
Daarbij wordt opgemerkt dat de algemene voorwaarde van het niet plegen van strafbare feiten niet per definitie geldt ten aanzien van de GBM. Als de jeugdige zich in zo’n geval door het gepleegde strafbare feit niet aan het programma van de GBM kan houden (denk aan school, dagbesteding, begeleiding etc.), kan worden gekozen voor een omzetting. Indien de jongere voor het strafbare feit in voorlopige hechtenis zit, dan schort dit ingevolge art. 77w, achtste lid Sr de termijn van de maatregel op. Dit geldt overigens ook bij vrijheidsbeneming op civiele titel. Als deze opschorting van zodanige duur is dat het programma niet direct kan worden hervat, kan de maatregel worden omgezet in vervangende jeugddetentie.
Expliciteren bijzondere voorwaarden, toezicht en begeleiding en jeugdhulp.
De instantie die wordt belast met toezicht en begeleiding bij het naleven van bijzondere voorwaarden wordt zoveel mogelijk expliciet in de vordering opgenomen.
Ook de overige bijzondere voorwaarden worden expliciet vermeld in de vordering, zodat duidelijkheid wordt verkregen over de reikwijdte van het toezicht in het vonnis en in de fase van de tenuitvoerlegging.
Richting de veroordeelde wordt op die manier maximale duidelijkheid gecreëerd over aan welke voorwaarden hij moet voldoen. Ook voor de uitvoerder van de (jeugd)reclassering vormt dit een leidraad.
Uitgangspunt is dat bij toepassing van het jeugdstrafrecht het toezicht wordt opgedragen aan de jeugdreclassering of, in geval van een ondertoezichtstelling, aan de gezinsvoogd.
Vanaf 16 jaar kan, gelet op de persoonlijke ontwikkeling en omstandigheden van de adolescent, ook gekozen worden voor toezicht en begeleiding door de volwassenenreclassering.
Sinds de inwerkingtreding van de Jeugdwet per 1 januari 2015 ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van jeugdreclassering en jeugdhulp bij de gemeenten. Jeugdreclassering mag enkel worden uitgevoerd door daarvoor gecertificeerde instellingen. In de vordering wordt expliciet opgenomen aan welke instelling het (jeugd)reclasseringstoezicht wordt opgedragen. Ook indien een aanvullende vorm van jeugdhulp of een specifieke gedragsinterventie noodzakelijk is wordt dit zoveel mogelijk expliciet gevorderd, zodat dit duidelijk kan worden opgenomen in het vonnis.
De leeftijd en ontwikkeling van de jeugdige speelt bij het bepalen van de strafmaat in het jeugdstrafrecht een belangrijke rol. Zie hiervoor de hierboven onder 1 beschreven uitgangspunten per leeftijdsgroep. Bij het bepalen van de strafmaat wordt rekening gehouden met de leeftijd: voor 12 en 13-jarigen wordt een matiging toegepast van het aantal uren werkstraf.
Strafverhoging bij recidive of strafverzwarende omstandigheden bestaat niet enkel uit meer uren taakstraf, maar zo mogelijk uit gedragsbeïnvloeding door andere strafmodaliteiten. Zie hiervoor de paragraaf zwaardere en ernstige delicten, meer- en veelplegers.
In het jeugdstrafrecht wordt wat betreft strafmaat geen onderscheid gemaakt naar de aard van het daderschap noch naar de mate van uitvoering van het delict. Art 77gg Sr schrijft voor dat de straffen voor poging, voorbereiding, deelneming en medeplichtigheid dezelfde zijn als die voor het voltooide misdrijf.
Met bepaalde factoren wordt rekening gehouden als strafverzwarende omstandigheid, dit betreft:
− Agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak (of hun familie) of personen met een functie of rol met enige vorm van gezag omkleed;
− Kwetsbare slachtoffers, diegenen die door leeftijd, lichamelijk of verstandelijke beperkingen dan wel door sociaal- culturele omstandigheden in een positie van afhankelijkheid verkeren t.o.v. hun directe omgeving of slachtoffers die ‘burgermoed’ tonen, bijvoorbeeld door te proberen geweld te verhinderen;
− Discriminatoire motieven bij ingrijpende delicten of discriminatoire aspecten bij uitlatingen;
− Delictgedrag bij evenementen (waaronder voetbal, andere sportevenementen of de jaarwisseling) waardoor verstoring van het evenement en extra veiligheidsrisico’s kunnen optreden;
− Alcohol, drugs en uitgaansgeweld.
− Recidive
Letsel
Als mogelijk gevolg van een geweldsdelict speelt letsel een belangrijke rol. Het slachtoffer en/of de benadeelde ervaart het delict als ernstiger naarmate de aard van het letsel ernstiger is, hieraan wordt een strafverzwarende invloed toegekend. Als toelichting geldt het volgende:
− Licht letsel, zoals blauw oog, bloedneus, tand door de lip, lichte kneuzingen of lichte ontvellingen; maar ook letsel voor de behandeling waarvan doorgaans de hulp van een eerstelijns arts wordt ingeroepen, zoals wonden waarvoor, uit cosmetisch oogpunt minder ernstige, hechtingen nodig zijn, een lichte hersenschudding, zwaardere kneuzingen of ontvellingen.
− Zwaarder letsel, voor de behandeling waarvan een medisch specialist nodig is. Letsel dat als regel niet wordt begrepen in art. 82 Wetboek van Strafrecht, zoals gebitsschade, gebroken neus, jukbeen of sleutelbeen, littekens in het gezicht of een zware hersenschudding.
Wapengebruik
Indien bij mishandeling, openlijke geweldpleging of bedreiging een wapen wordt gehanteerd om dit delict een grotere impact te geven wordt dit strafverzwarend meegewogen. Naarmate de globale gevaarzetting van het wapen groter is, is de dreigende werking voor het slachtoffer groter. Bij geweldsdelicten vergroot het de kans op groter letsel. Een zwaardere sanctie is daardoor geïndiceerd.
− Slag- of stootwapen. Dit omvat wapens als wapenstok en boksbeugels e.d, maar ook overige voor bedreiging/mishandeling geschikte voorwerpen/wapens. Bij mishandeling worden een kopstoot en gegooide voorwerpen met deze categorie gelijkgesteld.
− Steekwapen, of een als zodanig aan te merken voorwerp. Naast messen, dolken of priemen kan hier ook gedacht worden aan schroevendraaiers en scharen.
Indien gebruik wordt gemaakt van een verboden wapen dient het bezit daarvan tevens te worden vervolgd met het oog op onttrekking aan het verkeer van het wapen.
(Nep)vuurwapens behoeven geen nadere beschrijving.
Als vooraf een geldboete is aangeboden door middel van een transactie of strafbeschikking en niet betaald, wordt de eis ter zitting verhoogd met maximaal 20% indien er geen inhoudelijke redenen zijn aangevoerd om de zaak aan de rechter voor te leggen.
Voor elke € 50 van de te betalen geldboete wordt 1 dag vervangende jeugddetentie gevorderd.
Voor elke 2 uur taakstraf wordt 1 dag vervangende jeugddetentie gevorderd. Bij een negatieve terugmelding van de taakstraf wordt direct de omzetting in vervangende jeugddetentie gelast.
In de strafmaattabel wordt als omrekenfactor voor iedere 2 uur taakstraf € 10 euro geldboete gehanteerd.
De strafmaat voor een Halt-afdoening bedraagt ten hoogste 20 uur. De inhoud van het proces-verbaal verhoor minderjarige (PVM) is bepalend voor de strafmaat; het PVM bepaalt het delict.
Een Halt-afdoening bestaat uit meerdere modules. De keuze voor de modules is individueel maatwerk, afhankelijk van o.a. strafmaat en aard van het delict. Halt kent de volgende modules waaruit gekozen kan worden:
− startgesprek (intake en screening): 1 uur,
− excuusopdracht: 1 uur,
− één of meerdere leeropdrachten: 1-9 uur,
− vervolggesprek: 1 uur,
− excuus aanbieden: 1 uur, of in voorkomende gevallen een herstelgesprek: 2 uur,
− schadebemiddeling vindt plaats ingeval van schade 12,
− eindgesprek: 1 uur,
− werkopdracht: de uren die resteren.
STRAFMAAT HALT
Uren |
Verzwarende omstandigheden |
Uren |
|||
---|---|---|---|---|---|
Leeftijd |
12–13 jaar |
+0 |
|||
14–15 jaar |
+2 |
Recidive: |
binnen 2 jaar |
+8 |
|
16–17 jaar |
+4 |
na 2 jaar |
+4 |
||
Vermogen |
310. (Winkel)diefstal |
+4 |
|||
311. (Winkel)diefstal in vereniging |
+5 |
||||
Meerdere diefstallen in ten hoogste 2 winkels |
+4 |
||||
321. Verduistering |
+4 |
||||
326. Oplichting |
+5 |
||||
416. Opzetheling |
+4 |
||||
417. Schuldheling |
+3 |
||||
Vandalisme |
141. Openlijk geweld |
+6 |
|||
350. Vernieling |
+4 |
||||
424. Straatschenderij |
+2 |
||||
461. Verboden toegang |
+2 |
||||
Gemeentelijke verordeningen voor zover betrekking hebbend op het in de open lucht aanleggen of stoken van vuur, baldadig of overlastgevend gedrag. |
+2 |
||||
142. Misbruik maken van alarmnummers |
+4 |
||||
Risico voor de omgeving |
+2 |
||||
Alcohol |
453. Openbare dronkenschap |
+4 |
|||
Drugs- en alcoholgerelateerde feiten in gemeentelijke verordeningen of Drank en Horecawet1 |
+4 |
||||
Wpv 2000 |
72. Verstoren |
+2 |
|||
73. Niet opvolgen |
+2 |
||||
LpW |
2, lid 3 en 4c schoolverzuim: strafmaat voor uren verzuim: 0 tot 10 uur +2 11 tot 20 uur +4 20 tot 30 uur +6 30 tot 40 uur +8 40 tot 50 uur +10 50 tot 60 uur +12 |
+2 tot +12 |
|||
Strafmaat voor aantal keer te laat komen: 0 tot 20 keer +2 20 tot 40 keer +4 40 tot 60 keer +6 |
+2 tot +6 |
||||
Vuurwerk |
1.2.2 Illegaal/ondeugdelijk vuurwerk voorhanden |
+4 |
|||
1.2.4 >10 kg voorhanden tijdens of buiten de verkoopperiode |
+4 |
||||
2.3.6 Afsteken buiten de toegestane periode en 1.2.4 < 10 kg. vuurwerk voorhanden buiten de verkoopperiode |
+2 |
||||
Recidive bij vuurwerkzaken binnen 2 jaar |
+4 |
||||
Recidive bij vuurwerkzaken na 2 jaar |
+2 |
Verwijzing naar Halt voor de Drank en Horecawet is toegestaan gezien de brief van het College van PG’s van 14 januari 2014.
Bij het totale aantal uren dat op grond van bovenstaande tabel is berekend, worden – indien van toepassing – nog uren opgeteld voor de waarde van het gestolene of de hoogte van het schadebedrag.
Waarde gestolene |
Hoogte schadebedrag |
||
---|---|---|---|
0 – 10 euro |
+0 |
0 – 50 euro |
+0 |
11 – 25 euro |
+2 |
51 – 150 euro |
+2 |
26 – 75 euro |
+3 |
151 – 500 euro |
+3 |
76 – 150 euro |
+4 |
501 – 900 euro |
+4 |
In zaken die met gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid van het OM naar Halt zijn verwezen, kan onderstaande indeling gehanteerd worden als uitgangspunt bij het bepalen van de strafmaat. Er wordt verder rekening gehouden met de persoon van de verdachte en omstandigheden van het delict. In deze zaken kan het OM bij bijzondere omstandigheden een aanwijzing geven voor de strafmaat. In de overige gevallen bepaalt Halt de strafmaat zelf binnen het strafmaximum van 20 uur.
Halt zet daar waar mogelijk herstelbemiddeling in.
Uren |
||
---|---|---|
Hoge schade |
||
Bij diefstal en heling wordt de straf zoals vermeld in de landelijke strafmatrix (strafmaat Halt, zie hierboven) aangevuld met: |
+0 |
|
waarde tussen € 150 en € 300 |
+6 |
|
waarde tussen € 300 en € 600 |
+8 |
|
waarde hoger: |
20 |
|
Bij vandalistische delicten schade hoger dan € 900,– |
20 |
|
Veel voorkomende Halt-plus feiten. |
||
Eenvoudige mishandeling |
+8 |
|
Belediging |
+6 |
|
Bedreiging |
+8 |
|
Andere Halt-plus delicten betreffen maatwerk. |
art |
Omschrijving |
Taakstraf / geldboete / jeugddetentie |
---|---|---|
137 |
(aanzetten tot) Discriminatie |
32 uur / 160 euro |
141 |
openlijk geweld goederen |
|
schade < 900 euro |
20 uur / 100 euro |
|
schade > 900 euro |
40 uur / 200 euro |
|
141 |
openlijk geweldpersonen |
|
gering geweld/letsel |
40 uur / 200 euro |
|
fors geweld/letsel of gebruik slagwapen |
Vanaf 60 uur |
|
zwaar letsel |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
|
157 |
Brandstichting |
|
schade < 900 euro |
vanaf 30 uur |
|
schade > 900 euro |
vanaf 60 uur |
|
aanzienlijke schade gevaarzetting / gevaar voor personen |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
|
180 |
Wederspannigheid |
32 uur / 160 euro |
184 |
niet voldoen aan ambtelijk bevel |
20 uur / 100 euro |
188 |
valse aangifte |
|
zonder ernstig gevolg voor anderen |
32 uur/ 160 euro |
|
met ernstig gevolg voor anderen |
60 uur |
|
225 |
valsheid in geschrift |
28 uur / 140 euro |
239 |
Schennis |
vanaf 32 uur |
242 |
verkrachting |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
(tongzoen – zie aanranding) |
||
243–245 |
seksueel binnendringen bewusteloze, onmachtige, gestoorde, < 12 jaar en < 16 jaar |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
246 |
aanranding |
uitgangspunt bij ernstige variant dan wel meermalen gepleegd voorgeleiding en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
Tongzoen |
60 uur |
|
eenmalig billen / borsten knijpen |
vanaf 32 uur |
|
247 |
ontucht met kind <16 jaar |
uitgangspunt ernstige variant dan wel meermalen gepleegd voorgeleiding en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
266 |
Belediging (NB: hieronder kan ook het verspreiden van naaktfoto’s vallen. Zeer casuïstisch te bepalen of dit kinderporno betreft of belediging, maatwerk ook qua strafeis, zie hierover het gepubliceerde OM-beleid in zaken van kinderporno en sexting met minderjarige verdachten) |
20 uur / 100 euro |
267 jo 266 |
belediging ambtenaar in functie |
28 uur / 140 euro |
285 |
Bedreiging |
|
alleen mondeling of via internet |
vanaf 20 uur / 100 euro |
|
met tonen mes |
vanaf 60 uur |
|
tonen (nep)vuurwapen |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
|
300 |
mishandeling |
|
geen letsel/enkele klap/schop/trap |
vanaf 20 uur / 100 euro |
|
gering letsel/meerdere klappen/schoppen//trappen |
vanaf 40 uur / 200 euro |
|
302 |
zware mishandeling |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
310/ 311 |
diefstal (in vereniging) |
|
(winkel)diefstal met schade < 150 euro |
20 uur / 100 euro |
|
(winkel)diefstal met schade > 150 euro |
32 uur / 160 euro |
|
fietsdiefstal diefstal bromfiets |
vanaf 32 uur / 160 euro vanaf 40 uur / 200 euro |
|
zakkenrollerij of bagagediefstal |
60 uur |
|
diefstal van auto |
Vanaf 80 uur, dan wel jeugddetentie |
|
311 |
diefstal met braak of verbreking (in vereniging) |
|
uit bedrijfspand of school |
80 uur, dan wel jeugddetentie |
|
uit auto |
60 uur, dan wel jeugddetentie |
|
woning |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
|
312/ 317 |
diefstal met geweld/ afpersing op openbare weg |
uitgangspunt (bij geweld of dreigen met geweld) voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
Bij minimaal geweld (weggrissen telefoon of dreigend vragen om telefoon) evt. werkstraf |
||
waaronder: overval winkel/ woning |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
|
321 |
Verduistering |
|
schade < 150 euro |
20 uur / 100 euro |
|
schade > 150 euro |
vanaf 32 uur/ 260 euro |
|
322 |
verduistering in dienstbetrekking |
|
schade < 150 euro |
32 uur / 160 euro |
|
schade > 150 euro |
vanaf 40 uur / 200 euro |
|
326 |
oplichting |
|
schade < 150 euro |
28 uur / 140 euro |
|
schade > 150 euro |
vanaf 40 uur / 200 euro |
|
350 |
vernieling (waaronder graffiti) |
|
schade < 900 euro |
20 uur / 100 euro |
|
schade > 900 euro |
vanaf 32 uur / 160 euro |
|
416 |
opzetheling |
|
schade < 150 euro |
20 uur |
|
schade > 150 euro |
vanaf 30 uur |
|
417 bis |
schuldheling |
|
schade < 150 euro |
16 uur / 80 euro |
|
schade > 150 euro |
24 uur / 120 euro |
|
417 |
gewoonteheling |
vanaf 60 uur |
7 WVW 1994 |
doorrijden na aanrijding |
vanaf 24 uur / 120 euro |
8 WVW 1994 |
rijden onder invloed |
|
Fiets |
||
Vanaf AAG 235 / 0,54 ‰ |
15 uur / 75 euro |
|
Bromfiets |
||
AAG 95 – 350 / 0,22 – 0,80 ‰ |
15 uur / 75 euro |
|
AAG 355 – 435 / 0,81 – 1,00 ‰ |
20 uur / 100 euro + 2 mnd OBM* |
|
AAG 440 – 570 / 1,01 – 1,30 ‰ |
25 uur / 125 euro + 2 mnd OBM* |
|
AAG 575 – 650 / 1,31 – 1,50 ‰ |
30 uur / 150 euro + 2 mnd OBM* |
|
AAG 655 – 785 / 1,51 – 1,80 ‰ |
35 uur / 175 euro + 5 mnd OBM* |
|
AAG 790 – 865 / 1,81 – 2,00 ‰ |
40 uur / 200 euro + 6 mnd OBM* |
|
AAG 870 – 1090 / 2,01 – 2,50 ‰ |
45 uur + 7 mnd OBM* |
|
AAG > 1090 / 2,51 ‰ |
50 uur + 8 mnd OBM* |
|
* In geval van rijden oiv in auto (als beginnend bestuurder) algehele verhoging taakstraf per categorie van 30 uur t.o.v. rijden oiv op bromfiets. |
||
163 WVW 1994 |
Weigering fiets |
20 uur / 100 euro |
Weigering bromfiets |
40 uur 175 euro + 7 mnd OBM |
|
11 WVW 1994 |
Joyriding |
vanaf 40 uur/ 200 euro |
10 OW |
Opiumwet Lijst I |
|
aanwezig hebben >0-<5g of 1–10 pillen |
20 – 40 uur / 100 – 200 euro |
|
aanwezig hebben 5<25g of 10–50 pillen |
60 – 120 uur |
|
aanwezig hebben 25g of >50 pillen |
vanaf 100 uur |
|
dealerindicatie of drugsrunnen |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
|
11 OW |
Opiumwet Lijst II |
|
aanwezig hebben 0 < 5g |
12 uur / 60 euro |
|
aanwezig hebben 5-<30g |
16 – 30 uur / 80 – 150 euro |
|
aanwezig hebben 30g of > |
vanaf 40 uur |
|
dealerindicatie of drugsrunnen |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
|
NB: het gedoogbeleid voor (soft)drugs geldt niet voor minderjarigen. |
||
55 WWM |
busje CS-gas |
20 uur / 100 euro |
voorhanden hebben steekwapen of nepvuurwapen |
vanaf 30 uur / 120 euro |
|
vuurwapen |
uitgangspunt voorgeleiden en onvoorwaardelijke jeugddetentie |
|
LpW |
signaalverzuim |
Zie de richtlijn voor strafvordering strafrechtelijke aanpak schoolverzuim |
OBM = ontzegging van de rijbevoegdheid
Van belang is dat uit het proces-verbaal van de politie blijkt om welke classificatie vuurwerk het gaat. Politie moet aangeven tot welke lijst het vuurwerk behoort en aantal kilo’s vuurwerk. Wordt dat uit het proces-verbaal niet duidelijk en kan de politie dit zonder nader uitgebreid onderzoek niet aangeven, dan kan er nog niet tot een afdoening besloten worden.
Is wel duidelijk tot welke lijst het vuurwerk behoort en het aantal kilo’s, dan geldt onderstaande:
Consumentenvuurwerk |
Voorhanden hebben |
Ter beschikking stellen/afleveren |
Ter beschikking stellen/afleveren aan minderjarigen |
---|---|---|---|
t/m 25 kg (buiten toegestane tijd) |
HALT (6 uur) |
HALT (8 uur) |
HALT (10 uur) |
26 tot 50 kg |
HALT (10 uur) |
HALT (14 uur) |
HALT (18 uur) |
50 tot 100 kg |
OM afd. (20 uur) |
OM afd.(25 uur) |
OM afd. (30 uur) |
100 kg of meer |
Dagvaarden |
Dagvaarden |
Dagvaarden |
Afsteken buiten toegestane tijd |
HALT (6 uur) |
Voorhanden hebben |
Ter beschikking stellen/afleveren |
Ter beschikking stellen/afleveren aan minderjarigen |
|
---|---|---|---|
tot 25 kg |
HALT (12 uur) |
HALT (16 uur) |
HALT (18 uur) |
25 tot 50 kg |
OM afd. (20 – 25 uur) |
OM afd.(25 – 30 uur) |
OM afd.(30 – 35 uur) |
50 tot 100 kg |
OM afd. (25 – 30 uur) |
OM afd. (30 – 35 uur) |
OM afd. (35 – 40 uur) |
100 kg of meer |
Dagvaarden |
Dagvaarden |
Dagvaarden |
Tot ontbranding brengen; per stuk |
HALT (12 – 20 uur) |
Check als een HALT afdoening mogelijk lijkt altijd:
− First offender? (ja: HALT mogelijk)
− Preselect: laag? (ja: HALT mogelijk)
− Bekennende verdachte? (nee: HALT niet mogelijk)
− Voor vuurwerkdelicten geldt de volgende recidiveregeling:
○ na een geslaagde Halt-afdoening voor een misdrijf kan nog twee keer voor een overtreding en/of vuurwerkdelict naar Halt worden verwezen
○ na één of twee geslaagde Halt-afdoeningen voor overtredingen en/of vuurwerkdelicten kan nog één keer voor een misdrijf naar Halt worden verwezen.
Deze voorwaarden zijn cumulatief, moeten dus allemaal van toepassing zijn. Pleeg altijd overleg met de Raad voor de Kinderbescherming.
Flowerbeds met pijpen meer dan 35 mm diameter en/of meer dan 15 kg, Romeinse kaarsen meer dan 35 mm diameter |
First offender |
Recidive |
---|---|---|
1 tot 21 stuks |
OM afd. TS 40 uur |
Dagvaarden |
21 tot 41 stuks |
Dagvaarden (TS vanaf 50 uur) |
Dagvaarden |
41 tot 61 stuks |
Dagvaarden (TS 60 uur + evt. vw jeugddetentie) |
Dagvaarden |
61 tot 100 stuks |
Dagvaarden (TS 80 uur + evt. jeugddetentie) |
Voorgeleiden, uitgangspunt onvw jeugddetentie |
100 tot 200 stuks |
Evt. voorgeleiden, in ieder geval dagvaarden |
Voorgeleiden, uitgangspunt onvw jeugddetentie |
200 stuks of meer |
Voorgeleiden, uitgangspunt onvw jeugddetentie |
Voorgeleiden, uitgangspunt onvw jeugddetentie |
Ter beschikking stellen (per aflevering) |
Dagvaarden (TS vanaf 50 uur) |
Dagvaarden (TS + evt. jeugddetentie) |
Ter beschikking stellen aan minderjarigen. (per aflevering) |
Dagvaarden (TS vanaf 50 uur) |
Dagvaarden (TS + evt. jeugddetentie) |
Tot ontbranding brengen; per stuk |
OM afd.: TS 40 uur; bij forse gevaarzetting of meerdere tot ontbranding brengen: dagvaarden |
TS = taakstraf, vw = voorwaardelijk, onvw = onvoorwaardelijk
Shells (mortierbommen), lawinepijlen (vuurpijlen met alleen knaleffect), zwaar knalvuurwerk1 |
First offender |
Recidive |
---|---|---|
1 tot 21 stuks |
Dagvaarden (TS 80 uur) |
Dagvaarden |
21 tot 41 stuks |
Dagvaarden (TS 120 uur) |
Dagvaarden |
41 tot 61 stuks |
Dagvaarden (TS 120 uur + evt. vw jeugddetentie) |
Dagvaarden |
61 tot 100 stuks |
Dagvaarden (TS 160 uur + evt. jeugddetentie) |
Voorgeleiden, uitgangspunt onvw jeugddetentie |
100 tot 200 stuks |
Evt. voorgeleiden, uitgangspunt onvw jeugddetentie |
Voorgeleiden, uitgangspunt onvw jeugddetentie |
200 stuks of meer |
Voorgeleiden, uitgangspunt onvw jeugddetentie |
Voorgeleiden, uitgangspunt onvw jeugddetentie |
Ter beschikking stellen (per aflevering) |
Dagvaarden (TS vanaf 70 uur) |
Dagvaarden (TS + evt. jeugddetentie) |
Ter beschikking stellen aan minderjarigen. (per aflevering) |
Dagvaarden (TS vanaf 80 uur) |
Dagvaarden (TS + evt. jeugddetentie) |
Tot ontbranding brengen; per stuk |
Dagvaarden (TS 70 uur); Bij forse gevaarzetting of meerder tot ontbranding brengen: Voorgeleiding overwegen! |
Knalvuurwerk met meer dan 6 gram NEM of knalvuurwerk zonder opschriften en langer dan 55 mm valt onder lijst III.
Altijd dagvaarden en bij forse gevaarzetting of meerdere stuks voorgeleiden overwegen. Gelet op gevaarzetting kan onvoorwaardelijke jeugddetentie worden geëist.
Overige:
Bij combi zaken meerderjarigen/minderjarigen (bijv. vader en zoon) wordt het politieonderzoek geleid door het Functioneel parket (FP). Ten aanzien van eventuele beslissingen betreffende toepassing dwangmiddelen of voorgeleiding zal door het FP contact worden gezocht met de lokale jeugdofficier/ZSM locatie. Het heeft pedagogisch de voorkeur dergelijke combi zaken op eenzelfde zitting te plannen.
Besluit van 25 januari 1995, houdende aanwijzing van de strafbare feiten als bedoeld in artikel 77e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 3 september 2010, Stb. 2010, 680.
Zie de brief van 23 april 2001 van de Staatssecretaris van Justitie aan de voorzitter van de Tweede Kamer.
Voor overtredingen geldt pleegplaats. Door de doorgaans relatief geringe ernst van overtredingen weegt het belang van betrokkenheid van het gezag hier minder zwaar.
Het woonplaatsbeginsel geldt niet bij toepassing van het jeugdstrafrecht (ASR) boven de 18 jaar.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-48815.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.