Regeling van de Minister van Economische Zaken van 6 september 2016, nr. WJZ/16132638, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, houdende vaststelling van de aanvraag- en veilingprocedure voor enkele vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte in de FM-band en tot wijziging van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (Regeling aanvraag- en veilingprocedure kavels B27 en B31)

De Minister van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op de artikelen 8, 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013;

Besluit:

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aanvrager:

degene die een aanvraag heeft ingediend;

b. bekendmakingsbesluit:

Besluit bekendmaking veiling kavels B27 en B31;

c. bod:

bieding, uitgebracht via het elektronisch veilingsysteem van de minister en bevestigd door middel van dit elektronisch veilingsysteem;

d. capaciteitseenheid:

1/18e deel van de capaciteit van het frequentieblok dat ingevolge nationale voetnoot HOL006 van het Nationaal Frequentieplan 2014 gekoppeld is aan de vergunning voor kavel B27 respectievelijk de vergunning voor kavel B31;

e. deelnemer:

aanvrager die toegelaten is tot de betrokken veiling;

f. minister:

Minister van Economische Zaken;

g. niet-landelijke commerciële radio:

frequentieruimte in de FM-band, aangewezen in artikel 7, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003;

h. rente:

volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Overnight Index Average, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%;

i. rondeprijs:

door de minister per biedronde vastgestelde prijs;

j. verbonden instelling:

instelling die, ingevolge artikel 22 van het Mediabesluit 2008, met de aanvrager als één instelling wordt aangemerkt;

k. vergunning kavel B27:

vergunning als omschreven in bijlage 1 van het bekendmakingsbesluit;

l. vergunning kavel B31:

vergunning als omschreven in bijlage 2 van het bekendmakingsbesluit.

Paragraaf 2 Vergunning voor niet-landelijke commerciële radio-omroep in de FM-band

Artikel 2

Ingevolge het bekendmakingsbesluit zijn de vergunning kavel B27 en de vergunning kavel B31 beschikbaar om door middel van een veiling te worden verdeeld.

Paragraaf 3 Vergunningaanvraag en zekerheidsstelling

Artikel 3

  • 1. Degene die voor een vergunning als bedoeld in artikel 2 in aanmerking wil komen, dient daartoe een aanvraag in.

  • 2. Een aanvraag wordt in de periode van 15 september 2016 tot 6 oktober 2016 om 14.00 uur per aangetekende post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het volgende adres en met de volgende adressering:

    Agentschap Telecom

    Ter attentie van: Projectteam uitgifte vergunningen kavels B27 en B31

    Emmasingel 1

    9726 AH Groningen

  • 3. Bij persoonlijke overhandiging van de aanvraag wordt een bewijs van ontvangst afgegeven dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst en ondertekening.

  • 4. In de aanvraag wordt vermeld op welke vergunning of vergunningen de aanvraag betrekking heeft.

  • 5. In de aanvraag wordt, voor zover van toepassing, vermeld van welke vergunningen voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio in de FM-band de aanvrager en een met de aanvrager verbonden instelling reeds houder zijn.

  • 6. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten minste één en ten hoogste vier natuurlijke personen, die ieder voor zich zelfstandig bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veilingprocedure en die daartoe beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht.

  • 7. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het in bijlage I opgenomen model en gaat, onverminderd de overige in deze regeling gestelde eisen, vergezeld van de in dit model genoemde gegevens en bescheiden.

  • 8. De aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld.

  • 9. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het zevende lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden, opgesteld krachtens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, behoudens voor zover in deze regeling gebruikmaking van een model wordt voorgeschreven.

  • 10. De gegevens en bescheiden, bedoeld in het negende lid, mogen in afwijking van het achtste lid, in een van de officiële talen van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte worden gesteld. In dat geval worden die gegevens en bescheiden vergezeld van een Nederlandse vertaling van die gegevens en bescheiden.

  • 11. De aanvrager informeert de minister per brief, die wordt geadresseerd op de in het tweede lid genoemde wijze, onverwijld over wijzigingen met betrekking tot de in bijlage I bedoelde gegevens en bescheiden.

Artikel 4

  • 1. Teneinde te kunnen voldoen aan het Nationaal Frequentieplan 2014 doet de aanvrager die een aanvraag doet voor vergunning kavel B27 zijn aanvraag, bedoeld in artikel 3, vergezeld gaan van een aanvraag voor een vergunning voor gebruik van een capaciteitseenheid in allotment 9D-N, onder de voorwaarde dat aan hem op grond van artikel 13, eerste lid, of op grond van artikel 26, eerste lid, de vergunning kavel B27 wordt verleend.

  • 2. Teneinde te kunnen voldoen aan het Nationaal Frequentieplan 2014 doet de aanvrager die een aanvraag doet voor vergunning kavel B31 zijn aanvraag, bedoeld in artikel 3, vergezeld gaan van een aanvraag voor een vergunning voor gebruik van een capaciteitseenheid in allotment 7A, onder de voorwaarde dat aan hem op grond van artikel 13, tweede lid, of op grond van artikel 26, eerste lid, de vergunning kavel B31 wordt verleend.

  • 3. De voorwaardelijke aanvraag, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe in bijlage I, onderdeel B, opgenomen model.

Artikel 5

Onverminderd het bepaalde in artikel 3.18 van de wet, wijst de minister de aanvraag af indien niet is voldaan aan artikel 3, tweede lid.

Artikel 6

  • 1. Een aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van het bod en teneinde te borgen dat de vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder een waarborgsom of een bankgarantie ter grootte van de waarde, opgenomen in tabel 1, corresponderend met de vergunning waar de aanvraag ingevolge artikel 3, vierde lid, betrekking op heeft.

    Tabel 1: hoogte bedrag waarborgsom of bankgarantie

    Aangevraagde vergunning

    Bedrag waarborgsom of bankgarantie

    Vergunning kavel B27

    € 10.000,–

    Vergunning kavel B31

    € 10.000,–

  • 2. De waarborgsom wordt verstrekt voor de periode tot:

    • a. in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van de afwijzing;

    • b. in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen;

    • c. in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod als bedoeld in artikel 24, derde lid, volledig is betaald.

  • 3. Een aanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk op het in artikel 3, tweede lid, bedoelde tijdstip:

    • a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer 705001199, IBAN: NL41INGB0705001199, BIC: INGBNL2A, ten name van Ministerie van Economische Zaken, Agentschap Telecom, Afdeling Finance & Control, onder vermelding van de desbetreffende vergunning, of

    • b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage II, is ontvangen op het in artikel 3, tweede lid, genoemde adres.

Artikel 7

  • 1. Indien de aanvraag niet is afgewezen op grond van artikel 5 en de aanvrager niet heeft voldaan aan een van de in artikel 3, vierde tot en met achtste en het tiende lid, artikel 4 en artikel 6, gestelde eisen, deelt de minister dit de aanvrager mee en stelt de minister de aanvrager in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 2. De aanvrager heeft gedurende zes werkdagen, te rekenen vanaf de dag na dagtekening van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 3. De gegevens of bescheiden ten behoeve van het verzuimherstel worden per aangetekende post ontvangen dan wel door middel van persoonlijke overhandiging ingediend op het adres, genoemd in artikel 3, tweede lid, binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, met dien verstande dat de ontvangst geschiedt vóór 14.00 uur van de laatste werkdag van die termijn.

    Verzuimherstel aangaande de waarborgsom geschiedt binnen dezelfde termijn, en met gebruikmaking van het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 6, derde lid.

  • 4. Artikel 3, derde lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat als datum en tijdstip van ontvangst gelden de datum en het tijdstip waarop de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, zijn ontvangen.

  • 5. Indien het verzuim niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede en het derde lid, en op de wijze, vermeld in het derde lid, is hersteld of indien na herstel niet wordt voldaan aan de in artikel 3, vierde tot en met achtste en het tiende lid, artikel 4 en artikel 6, gestelde eisen, kan de minister besluiten de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

Artikel 8

Een aanvrager verstrekt ter onderbouwing van zijn financiële draagkracht om te kunnen voldoen aan diens aan de vergunning voor digitale etherradio verbonden verplichtingen en de daaruit voortvloeiende investeringen:

  • a. een bankverklaring overeenkomstig bijlage III, of

  • b. een kopie van een bankafschrift van de rekening op naam van de aanvrager waaruit ten tijde van de aanvraag of in ten hoogste vier weken voorafgaande aan het indienen van de aanvraag een positief saldo van ten minste € 15.000,– of, in geval de aanvraag ingevolge artikel 3, vierde lid, op twee vergunningen betrekking heeft, ten minste € 30.000,– blijkt.

Artikel 9

Een aanvrager heeft zich blijkens een door hem ondertekende verklaring overeenkomstig bijlage IV bij deze regeling ertoe verplicht dat een krachtens deze regeling aan hem verleende vergunning als bedoeld in artikel 2, zal worden gebruikt voor het uitzenden van een radioprogramma van een commerciële omroepinstelling dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.

Artikel 10

De aanvrager beschikt over de vereiste toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008.

Artikel 11

  • 1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet voorts aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, noch is door de aanvrager faillissement aangevraagd, en

    • b. de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, noch is door de aanvrager surseance van betaling aangevraagd.

  • 3. Met de eisen, bedoeld in het tweede lid, worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de andere lidstaten van de Europese Unie of een van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 4. De minister wijst de aanvraag af, indien uit de aanvraag niet blijkt dat aan de eisen, bedoeld in het eerste en tweede lid is voldaan.

Artikel 12

  • 1. Een aanvrager verklaart door middel van een door hem ondertekende verklaring, overeenkomstig bijlage V bij deze regeling, dat hij zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich na het indienen van de aanvraag zal onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het verrichten van dergelijke gedragingen.

  • 2. De minister kan een aanvraag afwijzen als naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager afspraken heeft gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft verricht die afbreuk doen of kunnen doen of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure.

Paragraaf 4 Vaststelling eventuele schaarste

Artikel 13

  • 1. Indien de minister ten aanzien van de vergunning kavel B27 vaststelt dat, uitgezonderd de aanvragers waarvan de aanvraag op grond van de artikelen 5, 11 of 12 is afgewezen, de aanvraag op grond van artikel 7 buiten behandeling is gesteld, of de aanvraag op grond van artikel 3.18 van de wet is geweigerd, slechts één aanvraag, die voldoet aan de in paragraaf 3 van deze regeling gestelde eisen en die is ingediend door een aanvrager die voldoet aan die eisen, betrekking heeft op de vergunning kavel B27, vindt geen veiling van de vergunning kavel B27 plaats en wordt die vergunning aan de betreffende aanvrager verleend.

  • 2. De minister stelt de noodzaak van veilen van de vergunning kavel B31 vast na verdeling van de vergunning kavel B27. In afwijking hiervan kan de minister de noodzaak van veilen van de vergunning kavel B31 eerder vaststellen in geval de uitkomst van de verdeling van vergunning kavel B27 voor die vaststelling niet relevant is of in geval na toepassing van deze regeling de vergunning voor kavel B27 onverdeeld blijft. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

  • 1. Indien na toepassing van artikel 13 de noodzaak van veilen van de betrokken vergunning is komen vast te staan, deelt de minister de aanvragers, van wie de aanvragen ingevolge artikel 13 zijn betrokken bij de vaststelling van de noodzaak van veilen, dit telkens schriftelijk mee.

  • 2. Bij de mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt telkens tevens het totaal aantal deelnemers aan de veiling bekendgemaakt.

Paragraaf 5 De veiling

Artikel 15

De veiling vindt telkens plaats overeenkomstig het bepaalde in deze paragraaf, met dien verstande dat de veiling van de vergunning kavel B27 voorafgaat aan verdeling van de vergunning kavel B31, een en ander voor zover na toepassing van artikel 13 de noodzaak van veiling is komen vast te staan.

Artikel 16

  • 1. De veiling vindt plaats via internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem, waarbij de minister de rondeprijzen bepaalt en de deelnemer de keuze heeft om voor de door de minister vastgestelde rondeprijs een bod uit te brengen op de vergunning.

  • 2. Biedingen worden uitsluitend uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem.

  • 3. Andere communicatie vindt plaats via het elektronisch veilingsysteem dan wel telefonisch of per e-mail, waarbij de deelnemer bereikbaar is op het door hem in zijn aanvraag opgegeven telefoonnummer en e-mailadres en de minister bereikbaar is op het telefoonnummer en e-mailadres bedoeld in artikel 17, onderdeel c.

  • 4. De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

  • 5. De minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop van de veiling.

Artikel 17

  • 1. De minister deelt een deelnemer uiterlijk twee weken voor de aanvang van de veiling schriftelijk mee:

    • a. de datum, de aanvangstijd en de duur van de eerste biedronde;

    • b. de voor de veiling benodigde programmatuur;

    • c. het telefoonnummer en het e-mailadres waarop de minister bereikbaar is;

    • d. de combinatie van een inlogcode en wachtwoord van de deelnemer, en

    • e. het internetadres waarop de deelnemer inlogt teneinde aan de veiling deel te nemen.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid, verstrekt de minister een deelnemer uiterlijk twee weken voor de aanvang van de veiling het certificaat om in te kunnen loggen.

Artikel 18

  • 1. Een deelnemer, inbegrepen diegene die een deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaat, onthoudt zich van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure.

  • 2. De minister kan de veiling stopzetten of opschorten indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken of gedragingen in strijd met het eerste lid.

  • 3. Indien een deelnemer naar het oordeel van de minister in strijd heeft gehandeld met het eerste lid, kan de minister:

    • a. de betrokken deelnemer uitsluiten van verdere deelname aan de veiling;

    • b. de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig verklaren, of

    • c. besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

Artikel 19

  • 1. De minister bepaalt wanneer de biedronden van de veiling plaatsvinden en de duur van die biedronden.

  • 2. Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden.

  • 3. Indien een deelnemer in een biedronde of verlengde biedronde, bedoeld in artikel 20, eerste lid, geen bod uitbrengt, is de betreffende deelnemer, behoudens de situatie bedoeld in artikel 25, niet gerechtigd in de volgende biedronden een bod uit te brengen.

Artikel 20

  • 1. Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod uitbrengt, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten.

  • 2. Een verlenging als bedoeld in het eerste lid vindt in ten hoogste twee biedronden plaats, niet meegerekend biedronden waarvoor de minister:

    • a. op grond van artikel 21, derde lid, heeft besloten dat de uitgebrachte biedingen in die ronde vervallen,

    • b. op grond van artikel 18, derde lid of artikel 21, derde lid heeft besloten dat de biedronde ongeldig wordt verklaard, of

    • c. op grond van artikel 18, derde lid, artikel 21, derde lid of artikel 25, tweede lid, heeft besloten dat de biedronde opnieuw moet worden gehouden.

  • 3. In de situatie dat alle actieve deelnemers een bod in de biedronde of verlengde biedronde hebben uitgebracht, bedoeld in artikel 21, derde lid, aanhef en onder a, maar een deelnemer daartoe gebruik heeft moeten maken van een verlenging, bedoeld in het eerste lid, omdat technische problemen zijn ontstaan voor het verstrijken van de biedronde, kan de minister, onverminderd het bepaalde in het tweede lid, besluiten dat die verlengde biedronde overeenkomstig het tweede lid niet wordt meegerekend.

  • 4. Een op grond van het eerste lid verlengde biedronde is afgelopen zodra:

    • a. alle deelnemers wiens biedronde is verlengd, een bod hebben uitgebracht, of

    • b. de termijn van de verlengde biedronde, bedoeld in het eerste lid, is verstreken.

  • 5. De minister deelt in het geval, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk aan alle deelnemers mee dat de biedronde ten behoeve van een of meer deelnemers is verlengd.

Artikel 21

  • 1. De minister kan de veiling opschorten indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van de minister of de deelnemers of indien technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden. Een bijzondere omstandigheid of technisch probleem wordt door een deelnemer onverwijld maar uiterlijk binnen 10 minuten na afloop van een biedronde of verlengde biedronde per telefoon gemeld aan de minister.

  • 2. Indien de technische problemen optreden bij een deelnemer, kan de minister verlangen dat zijn biedingen worden uitgebracht door middel van een computer die de minister ter beschikking stelt op een door hem te bepalen locatie.

  • 3. Indien de veiling wordt opgeschort, kan de minister ten aanzien van de biedronde of verlengde biedronde waarin de bijzondere omstandigheden of technische problemen zijn opgetreden besluiten dat:

    • a. alle biedingen uitgebracht in die ronde vervallen, tenzij alle nog actieve deelnemers reeds een bod in die ronde hebben uitgebracht;

    • b. die biedronde ongeldig wordt verklaard en opnieuw moet worden gehouden.

Artikel 22

  • 1. De prijs in de eerste biedronde is € 0,–

  • 2. De minister bepaalt de rondeprijs in de tweede biedronde.

  • 3. In de derde en volgende biedronden verhoogt de minister de rondeprijs zodanig dat de verhoging van de rondeprijs in een biedronde ten hoogste 100% is ten opzichte van de rondeprijs in de daaraan voorafgaande ronde.

  • 4. Indien dit naar het oordeel van de minister nodig is voor een evenwichtige vraagontwikkeling of een efficiënt verloop van de veiling kan hij afwijken van het derde lid.

Artikel 23

  • 1. De minister deelt elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. het rondenummer van deze biedronde;

    • b. het aantal deelnemers dat nog actief is in de veiling, waarbij de identiteit van de overige deelnemers geheim blijft;

    • c. de rondeprijs die in de volgende biedronde geldt;

    • d. de aanvangstijd en de duur van de volgende biedronde, en

    • e. het rondenummer van de volgende biedronde.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid deelt de minister elke deelnemer zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde mee:

    • a. zijn bod in die biedronde, of het gebrek daaraan;

    • b. zijn verlengingsmogelijkheden in de volgende biedronde.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, wordt geen informatie over een volgende biedronde gegeven indien de laatste biedronde, bedoeld in artikel 24, eerste lid, heeft plaatsgevonden.

Artikel 24

  • 1. De laatste biedronde is de eerste biedronde waarin één geldig bod is uitgebracht.

  • 2. De deelnemer die het in het eerste lid uitgebrachte bod heeft uitgebracht wint de vergunning tegen de prijs van de laatste biedronde.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde bod is het winnende bod.

Artikel 25

  • 1. Indien in een biedronde geen bod is uitgebracht, komt deze biedronde te vervallen.

  • 2. De biedronde wordt opnieuw gehouden, waarbij de minister de rondeprijs in deze biedronde vaststelt op een bedrag hoger dan de rondeprijs in de laatste ronde waarin tenminste twee biedingen zijn uitgebracht, maar lager dan de rondeprijs in de laatst gehouden biedronde waarin geen bod is uitgebracht.

  • 3. Aan de opnieuw te houden biedronde, bedoeld in het tweede lid, nemen uitsluitend die deelnemers deel die een bod hebben uitgebracht in de laatst gehouden biedronde waarin twee of meer biedingen zijn uitgebracht.

  • 4. Op deze biedronde zijn de artikelen 22, derde en vierde lid, en 24 van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 6 Vergunningverlening na veiling

Artikel 26

  • 1. Na beëindiging van de veiling van de vergunning kavel B27 onderscheidenlijk de vergunning kavel B31 verleent de minister de betreffende vergunning, aan de deelnemer die ingevolge artikel 24 het winnende bod voor die vergunning heeft uitgebracht. De minister deelt alle deelnemers mee aan wie de vergunning wordt verleend.

  • 2. De minister wijst de overige aanvragen af, voor zover de aanvraag op de desbetreffende vergunning betrekking heeft.

Artikel 27

  • 1. Uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 26, eerste lid, is gedaan:

    • a. stort de minister de waarborgsom van iedere deelnemer aan wie geen vergunning is verleend, terug;

    • b. stuurt de minister aan de bank van iedere deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend en die ter zekerheidstelling een bankgarantie heeft overgelegd, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer.

  • 2. Het door de deelnemer aan wie de vergunning op grond van artikel 26, eerste lid, wordt verleend verschuldigde bedrag is gelijk aan de van toepassing zijnde rondeprijs die gold in de ronde waarin zijn winnende bod is uitgebracht.

  • 3. De deelnemer aan wie een vergunning is verleend, betaalt het door hem verschuldigde bedrag binnen twee weken na inwerkingtreding van die vergunning op de wijze die is bepaald in zijn vergunning.

  • 4. Indien de deelnemer aan wie een vergunning is verleend een bankgarantie heeft verstrekt, stuurt de minister, zodra het verschuldigde bedrag ingevolge het derde lid van de deelnemer is ontvangen, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt aan de bank van die deelnemer. Een kopie van voornoemde verklaring stuurt de minister aan de deelnemer.

  • 5. Indien de deelnemer aan wie een vergunning is verleend een waarborgsom heeft gestort wordt de waarborgsom aangewend voor de betaling van het voor de vergunning verschuldigde bedrag, bedoeld in het tweede lid, met dien verstande dat:

    • a. indien de waarborgsom van een deelnemer minder dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, die deelnemer het restant van het verschuldigde bedrag betaalt overeenkomstig het derde lid, en

    • b. indien de waarborgsom van een deelnemer meer dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert, aan die deelnemer wordt teruggestort uiterlijk twee weken nadat de mededeling, bedoeld in artikel 26, eerste lid, is gedaan.

  • 6. De minister vergoedt de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag waarop hij de waarborgsom heeft ontvangen op het bankrekeningnummer, genoemd in artikel 6, derde lid, onder a, met dien verstande dat de rente wordt vergoed tot en met de dag:

    • a. voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort: voor de deelnemer aan wie geen vergunning wordt verleend, of

    • b. waarop de mededeling, bedoeld in artikel 26, eerste lid, is gedaan: voor de deelnemer aan wie de vergunning wordt verleend, met dien verstande dat er alleen rente wordt betaald over het door de deelnemer gestorte bedrag.

  • 7. De minister vergoedt voorts aan een deelnemer van wie de waarborgsom meer bedraagt dan het voor de vergunning verschuldigde bedrag, rente over het restant, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, over de periode vanaf de dag na de dag dat de mededeling, bedoeld in artikel 26, eerste lid, is gedaan tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de waarborgsom door de minister wordt teruggestort, met dien verstande dat alleen rente wordt betaald over dat restant.

  • 8. De minister stort de rente, bedoeld in het zesde en zevende lid, terug op dezelfde dag waarop hij de waarborgsom of het bedrag dat resteert van de waarborgsom, terugstort.

Paragraaf 7 Vergunningen voor frequentieruimte in band III

Artikel 28 Verlening vergunning digitale omroep

Op grond van de aanvraag, bedoeld in artikel 4, wordt:

  • a. aan de deelnemer aan wie op grond van artikel 13, eerste lid of op grond van artikel 26, eerste lid, de vergunning kavel B27 is verleend, een vergunning verleend voor digitale radio-omroep, betrekking hebbende op een capaciteitseenheid in allotment 9D-N,

  • b. aan de deelnemer aan wie op grond van artikel 13, tweede lid, of op grond van artikel 26, eerste lid, de vergunning kavel B31 is verleend, een vergunning verleend voor digitale radio-omroep, betrekking hebbende op een capaciteitseenheid in allotment 7A.

Artikel 29 Wijziging Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003

De Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 7, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

a. De zinsnede ‘tot 1 september 2017’ wordt vervangen door: tot 1 september 2022.

b. De zinsnede ‘het Nationaal Frequentieplan 2005’, wordt vervangen door: het Nationaal Frequentieplan 2014.

2. Aan artikel 8 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het tweede lid, onderdeel b, geldt niet voor combinaties die mede bestaan uit frequenties of samenstellen van frequenties die met toepassing van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure voor vergunningen kavels B27 en B31 zijn verdeeld of voor combinaties die mede bestaan uit frequenties of samenstellen van frequenties die na inwerkingtreding van die regeling zijn verdeeld overeenkomstig artikel 3.10 van de Telecommunicatiewet.

Paragraaf 8 Slotbepalingen

Artikel 30

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 31

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag- en veilingprocedure kavels B27 en B31.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 september 2016

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE I MODEL AANVRAAG VERGUNNING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, ZEVENDE LID

Model aanvraagformulier

ONDERDEEL A: De aanvrager

A.1. Algemeen
  • a) Statutaire naam aanvrager: .....

  • b) Rechtsvorm, met vermelding van het recht van het land dat deze rechtsvorm beheerst (bv. Besloten vennootschap naar Nederlands recht’): ....

  • c) Vestigingsplaats, en als deze niet dezelfde zijn, de statutaire zetel en de zetel van het hoofdbestuur: .....

  • d) (Een beschrijving van) het doel en van de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze aandeelhouders rechtspersonen zijn: .....

  • e) Nummer van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

  • f) Land van inschrijving in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

  • g) Beherende instantie van het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register: .....

  • h) E-mailadres: .....

  • i) Het telefoonnummer waarop in geval van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 21 de vertegenwoordigingsbevoegde tijdens de veiling bereikbaar is: .....

Bij de aanvraag wordt gevoegd:

  • j) Recente uittreksels, niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, gevoegd uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register, van:

    • i. de aanvrager;

    • ii. eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a va Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • iii. als de aanvrager deel uit maakt van een groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de andere ondernemingen waarmee de aanvrager als verbonden instelling wordt aangemerkt.

  • k) Statuten van:

    • i. de aanvrager;

    • ii. eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a va Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • iii. als de aanvrager deel uit maakt van een groep, bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de andere ondernemingen waarmee de aanvrager als verbonden instelling wordt aangemerkt.

  • l) De ingevolge de Regeling aanvraag- en veilingprocedure kavels B27 en B31 (hierna: de Regeling) vereiste ondertekende verklaringen, overeenkomstig bijlagen IV en V van de Regeling (zie de artikelen, 9 en 12 van de Regeling)

  • m) De ingevolge artikel 8 van de Regeling vereiste bankverklaring of kopie van een bankafschrift ter onderbouwing van de financiële draagkracht van de aanvrager.

  • n) Een kopie van de toestemming van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008 (zie artikel 10 van de Regeling).

A.2. Vertegenwoordigingsbevoegdheid

Opgave van degene(n) die bevoegd zijn (is) om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen in verband met deze aanvraag en alle handelingen gedurende de veilingprocedure, met opgave van eventuele beperkingen met betrekking tot die vertegenwoordigingsbevoegdheid:

A.2.1 Functionaris 1

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening: .....

A.2.2 Functionaris 2

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening .....

A.2.3 Functionaris 3

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening .....

A.2.4 Functionaris 4

Naam: .....

Volledige voornamen: .....

Functie bij aanvrager: .....

Soort identiteitsbewijs: .....

Nummer identiteitsbewijs: .....

Vertegenwoordigingsbevoegdheid: .....

Opgave van beperkingen van bevoegdheid: .....

Bevoegdheid en beperkingen blijken uit: .....

Handtekening .....

Indien de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet blijkt uit het handelsregister of een daarmee vergelijkbaar register, maar uit een volmacht, moet een kopie van de volmacht worden bijgevoegd.

A.3. Statutaire en financiële positie

A.3.1 De aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

A.3.2 De aanvrager is wel/niet*ontbonden.

A.3.3 De aanvrager is wel/niet* failliet verklaard.

A.3.4 De aanvrager heeft wel/niet* eigen aangifte tot faillissement gedaan.

A.3.5 Een verzoek tot faillissement van de aanvrager is wel/niet* ingediend.

A.3.6 Aan de aanvrager is wel/geen* surseance van betaling verleend.

A.3.7 De aanvrager heeft wel/geen* aanvraag tot surseance van betaling gedaan.

*Doorhalen wat niet van toepassing is.

A.4. Informatie aangaande verbonden instellingen

A.4.1 Beschrijving eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen

Bij de aanvraag wordt gevoegd een beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen die de rechtspersoon raken. De beschrijving moet inzicht geven in alle banden met andere partijen, zodat kan worden nagegaan of er een zodanige verbondenheid is met andere aanvragers van vergunningen of met bestaande houders van een FM-vergunning dat er sprake is van een instelling in de zin van artikel 22, eerste lid, van het Mediabesluit 2008.

De beschrijving bevat in elk geval gegevens over (voor zover van toepassing):

  • a. de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen, zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen, en de verdeling over de aandeelhouders;

  • b. het vreemde vermogen van de aanvrager, zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen, en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt, wie de financiële middelen ter beschikking hebben gesteld en aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend;

  • c. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders onder meer bij benoeming, schorsing of ontslag van leden van het bestuur of de raad van commissarissen;

  • d. aan wie en onder welke condities en beperkingen doorlopende volmachten zijn gegeven om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie);

  • e. bestaande en voorgenomen overeenkomsten met andere rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen, die zelf of via een dochter- of moedervennootschap radioprogramma’s via de ether verzorgen of van plan zijn dat te doen, en

  • f. andere dan de onder a tot en met e bedoelde banden die de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen van de rechtspersoon raken en die van belang (kunnen) zijn voor de beoordeling of er sprake is van een instelling in die zin van artikel 22, eerste lid, van het Mediabesluit 2008.

A.4.2. Bij te voegen documenten

De aanvrager voegt in verband met de hiervoor bedoelde toetsing op verbondenheid bovendien de volgende documenten bij de aanvraag (voor zover van toepassing):

  • a. een kopie van het aandeelhoudersregister die niet ouder is dan een maand gerekend vanaf de datum van aanvraag;

  • b. een kopie van verleende geldige volmachten;

  • c. kopieën van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de aanvrager en in de algemene vergadering van aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager;

  • d. kopieën van documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en de moedermaatschappij van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk persoon.

A.5. Informatie aangaande andere vergunningen commerciële radio FM-band

De aanvrager vermeldt, in overeenstemming met artikel 3, vijfde lid, van de Regeling, in onderstaande tabel van welke vergunningen voor landelijke of niet-landelijke commerciële radio hij en een aan hem verbonden instelling reeds houder is. Daartoe wordt informatie verschaft over de betrokken kavel, het dossiernummer van de betrokken vergunning, de houder van een vergunning (de aanvrager zelf of een aan hem verbonden instelling, waarbij de naam van die instelling wordt vermeld) en de datum waarop de aanvrager of verbonden instelling houder is geworden van deze vergunning.

Kavel

Dossiernummer vergunning

Naam houder van vergunning

Aanvangsdatum houden van vergunning

       
       
       
       
       
       
A.6. Verklaring notaris

Ondergetekende, notaris te ..... (plaatsnaam)

Verklaart, zonder voorbehoud, dat:

  • (i) de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.1, sub a, b, c, e, f, g, k, onderdelen i en ii, A.3.1, A.3.2, A.3.3. en A.3.6. door hem is geverifieerd en juist en volledig is bevonden;

  • (ii) dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt onder A.1, sub j en k, onderdeel iii, A.3.4, A.3.5, A.3.7 en A.4. door hem naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig is;

  • (iii) de personen genoemd bij A.2 door hem/haar zijn geïdentificeerd in persoon, volgens de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, ten behoeve van de minister, ten bewijze waarvan een kopie van het identiteitsbewijs aan de hand waarvan verificatie van de identiteit heeft plaatsgevonden hierbij wordt gevoegd, en dat die personen in zijn bijzijn zijn/haar handtekening heeft geplaatst bij A.2.

Naam: .....

Plaats .....

Datum: .....

Handtekening

.....

De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage worden verstrekt.

ONDERDEEL B: Specificatie aanvraag

Ik vraag aan:

  • vergunning kavel B27 alsmede, onder de voorwaarde dat aan mij op grond van artikel 13, eerste lid, of op grond van artikel 26 van de Regeling de vergunning kavel B27 is verleend, de daaraan gekoppelde vergunning voor één capaciteitseenheid in allotment 9D-N.

  • vergunning kavel B31 alsmede, onder de voorwaarde dat aan mij op grond van artikel 13, tweede lid, of op grond van artikel 26 van de Regeling de vergunning kavel B31 is verleend, de daaraan gekoppelde vergunning voor één capaciteitseenheid in allotment 7A.

[Gelieve aan te vinken wat van toepassing is. Indien u beide vergunningen wenst aan te vragen plaatst u bij beide vergunningen een kruisje in het hokje]

Indien aan mij op grond van deze Regeling geen vergunning kavel B27 of vergunning kavel B31 is verleend, vraag ik derhalve geen vergunning aan voor één capaciteitseenheid in allotment 9D-N respectievelijk allotment 7A.

ONDERDEEL C: Bestuurdersverklaring

Ondergetekende verklaart dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is.

Naam: .....

Plaats: .....

Datum: .....

Handtekening: .....

BIJLAGE II MODEL BANKGARANTIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6, DERDE LID, ONDER B

Model bankgarantie

I. De ondergetekende ......................... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)*, gevestigd te ........................., mede kantoorhoudende te ........................., hierna te noemen: ‘de Bank’;

In aanmerking nemende:

  • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);

  • B. dat ......................... (naam aanvrager), rechtspersoon naar ......................... het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)* recht, waarvan de zetel is gevestigd te ........................., kantoorhoudende te ........................., hierna te noemen: ‘de Aanvrager’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een vergunning als bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet te verwerven voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band;

  • C. dat de Minister met betrekking tot de verlening van FM-vergunningen voor kavels B27 en B31 regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in deRegeling aanvraag- en veilingprocedure kavels B27 en B31 (hierna: de Regeling);

  • D. dat degene die een aanvraag om de voornoemde vergunningen indient op grond van artikel 6 van de Regeling verplicht is voor de vergunning een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van € 10.000 per aangevraagde FM-vergunning te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken.

  • E. dat de Aanvrager op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de Vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

  • F. dat de Aanvrager de Bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is;

II. Verbindt zich tot het navolgende:

  • 1. De Bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van € 10.000 /20.000** (zegge: tienduizend / twintigduizend euro**), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de Bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

  • 2. De Bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de Vordering van de Aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de Bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

  • 3. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

  • 4. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de Bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de Minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

  • 5. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

  • 6. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de Bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen een mededeling ontving als bedoeld onder 2 waaraan de Bank nog niet voldeed. Op verzoek van de Bank zal de Staat deze bankgarantie nadat deze is vervallen retourneren aan de Bank.

Plaats: .........................

Datum: .........................

Naam Bank en ondertekening

.........................

  • * hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

  • ** doorhalen hetgeen op grond van artikel 6, eerste lid, van de Regeling niet van toepassing is, gelet op de vergunning of vergunningen waar de aanvraag betrekking op heeft. Dit betekent dat als de aanvraag betrekking heeft op één FM-vergunning de bankgarantie ziet op 10.000 euro en als de aanvraag op beide FM-vergunningen betrekking heeft de bankgarantie ziet op 20.000 euro.

BIJLAGE III MODEL BANKVERKLARING INZAKE FINANCIËLE DRAAGKRACHT, BEDOELD IN ARTIKEL 8, ONDERDEEL A

Instructie: het bedrag waar deze bankverklaring betrekking op heeft, is afhankelijk van het aantal vergunningen dat wordt aangevraagd.

I. De ondergetekende

.... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte), statutair gevestigd te ...., mede kantoorhoudende te ...., hierna te noemen: ‘de Bank’;

In aanmerking nemende:

  • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken (hierna: ‘de Minister’);

  • B. dat de Minister met betrekking tot de verlening van de vergunningen voor de kavels B27 en B31 onder gelijktijdige verlening van een vergunning voor digitale radio-omroep regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling aanvraag- en veilingprocedure kavels B27 en B31;

  • C. dat degene die een aanvraag om een of beide van de vergunningen voor kavel B27 of B31 indient op grond van artikel 4 van de Regeling tevens verplicht is een aanvraag voor een bijbehorende vergunning(en) voor digitale radio-omroep in te dienen teneinde te kunnen voldoen aan het Nationaal Frequentieplan 2014;

  • D. dat degene aan wie een of beide van de vergunningen voor kavel B27 of B31 is verleend, op basis van de daarbij tevens te verlenen gekoppelde vergunning(en) voor digitale radio-omroep verplicht is om te investeren in de ingebruikname en exploitatie van digitale etherradio en om met maximaal 17 andere vergunninghouders gezamenlijk één elektronisch communicatienetwerk hiervoor in gebruik te nemen en te exploiteren;

  • E. dat het voor het succes van de digitale etherradio van belang is dat een partij alleen een vergunning verwerft indien er enige zekerheid is dat hij als vergunninghouder de noodzakelijke investeringen ten behoeve van digitalisering, zoals genoemd onder D., kan doen en daartoe over een minimale financiële draagkracht beschikt.

Verklaart hiermee dat

Naam aanvrager voor een vergunning __________________________________

Gevestigd te __________________________________

over zodanige financiële draagkracht beschikt, dat hij op de dag van ondertekening van deze verklaring een bedrag van € 15.000,– / € 30.000,-* kan betalen.

Deze verklaring is uitsluitend bestemd voor de Staat der Nederlanden en kan daarom niet door enig ander persoon dan wel voor enig ander doel worden gebruikt.

Deze verklaring wordt verstrekt naar beste weten, onder uitsluiting van iedere aansprakelijkheid of verplichting van de bank jegens derden

Naar waarheid ingevuld,

Naam bank:

 

Naam ondertekenaar:

 

Functie:

 

Handtekening:

 

Datum:

 
  • * Doorhalen wat niet van toepassing is, waarbij geldt dat een kapitaal van € 15.000,– beschikbaar wordt geacht in geval slechts één van beide vergunningen wordt aangevraagd en een kapitaal van € 30.000,– beschikbaar wordt geacht in geval zowel vergunning kavel B27 (en de daaraan gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep) als vergunning kavel B31 (en de daaraan gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep) wordt aangevraagd.

BIJLAGE IV MODEL VERKLARING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 9

Ondergetekende verklaart dat hij, indien aan hem een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure kavels B27 en B31 wordt verleend, hij deze vergunning zal gebruiken voor het uitzenden van een commercieel radioprogramma dat, voor zover het gepresenteerde programmaonderdelen tussen 07.00 uur en 19.00 uur betreft, voor ten minste 50 procent in de Nederlandse of Friese taal wordt gepresenteerd.

Naam aanvrager:

Handtekening:

BIJLAGE V MODEL VERKLARING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 12, EERSTE LID

Ondergetekende verklaart dat hij en, indien er sprake is van een met hem verbonden instelling als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Mediabesluit 2008, de andere leden van de verbonden instelling waartoe hij behoort, zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag hebben onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich zullen onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het doen van dergelijke gedragingen.

Naam aanvrager:

Handtekening:

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

De vergunning voor niet-landelijke commerciële FM-radio voor kavel B31 loopt op 1 september 2017 af. Deze vergunning is bij besluit van 3 maart 2008 verleend. Bij uitspraak van 12 september 20131 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: CBb) onder meer dat besluit tot verlening van vergunning kavel B31 herroepen. Daarbij is overwogen dat “voor het recht geldt dat de frequentievergunningen nimmer hebben bestaan.” Hoewel gedurende deze hoger beroepsprocedure bij besluit van 22 juli 2011 de vergunning is verlengd en daartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend, kan gelet op de uitspraak van het CBb en de hiervoor genoemde overweging, van hernieuwde verlenging geen sprake zijn.

De vergunning voor niet-landelijke commerciële FM-radio voor kavel B27 is, na verlening bij besluit van 3 maart 2008, teruggegeven door de vergunninghouder en ligt thans braak.

Vanuit het oogpunt van doelmatig ethergebruik is het wenselijk om deze kavels opnieuw te verdelen, met een verplichting tot digitalisering. Hierbij wordt gewezen op het digitaliseringsbeleid en de daarbij gehanteerde uitgangspunten zoals beschreven in de brieven aan de Tweede Kamer van 23 juni 2009 en 26 juni 20152. De kavels B27 en B31 zijn ingevolge dit beleid bestemd voor omroepen die een bijdrage willen leveren aan de ontwikkeling van digitale etherradio, in beginsel door gebruik van een vergunning voor digitale radio-omroep in band III. Deze regeling strekt ertoe de vergunningen voor deze kavels (niet-landelijke commerciële radio-omroep in de FM-band) te verdelen met toepassing van een veiling waarbij tevens de verdeling van de vergunningen voor digitale radio-omroep plaatsvindt. Voor de redenen om te kiezen voor de veiling als verdeelmethode wordt verwezen naar het Besluit bekendmaking veiling kavels B27 en B31 (hierna: het Bekendmakingsbesluit), gebaseerd op artikel 3.10, derde lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: de Tw). Dat besluit bevat tevens de ontwerp-vergunningen voor de kavels B27 en B31 als ook de bijbehorende digitale vergunningen, voor zover die reeds zijn vast te stellen.

Met deze regeling worden regels gesteld omtrent de aanvraag- en veilingprocedure van de in het Bekendmakingsbesluit beschikbaar gestelde vergunningen voor niet-landelijke commerciële omroep in de FM-band. Uit deze regels volgt dat de verdeling van deze vergunningen volgtijdig zal plaatsvinden; eerst wordt de vergunning voor kavel B27 verdeeld en daarna volgt verdeling van de vergunning voor kavel B31.

2. Digitaliseringsbeleid

De in hoofdstuk 1 bedoelde digitaliseringsverplichting houdt in dat de houder van een analoge radiovergunning de met die vergunning uitgezonden programma’s ook via digitale radio moet uitzenden. In verband hiermee is in het Nationaal Frequentieplan 2014 (hierna: NFP 2014) bepaald dat commerciële frequentieruimte in de FM- en middengolfband in beginsel alleen beschikbaar is voor wie ook een vergunning heeft in de frequentieband voor digitale radio-omroep. Meer concreet geldt dat de aanvrager van de vergunning voor kavel B27 tevens een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep allotment 9D-N (207.296 MHz – 208.832 MHz) moet indienen en de aanvrager van de vergunning voor kavel B31 tevens een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep allotment 7A (188.160 MHz – 189.696 MHz). Er zijn in die allotments in totaal 18 vergunningen, waarvan telkens één beschikbaar is voor de toekomstige houder van de vergunning voor kavel B27 respectievelijk B31. Een deel van de overige 17 vergunningen voor digitale radio-omroep is gekoppeld aan de reeds verleende vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep, die verlengd zullen worden. Een ander deel is beschikbaar voor de regionale publieke omroepen en de middengolfpartijen. De resterende capaciteit in beide allotments wordt geveild.

Het voorgaande betekent dat de verdeling van de commerciële radiovergunningen voor de kavels B27 en B31 gekoppeld is aan en daarom tegelijkertijd plaats vindt met de uitgifte van frequentieruimte voor digitale radio-omroep. In dit kader wordt nog opgemerkt dat de aanvraag voor digitale radio-omroep een voorwaardelijke aanvraag betreft, aangezien deze aanvraag slechts waarde heeft voor zover de indiener na afloop van de veiling de vergunning kavel B27 en/of vergunning kavel B31 heeft verkregen. Wordt aan een aanvrager na de veiling geen van beide analoge vergunningen verleend, kan aan hem ook geen vergunning voor digitale omroep worden verleend, aangezien deze op grond van de aangebrachte koppeling in het NFP 2014 enkel beschikbaar zijn voor houders van vergunningen voor niet-landelijke commerciële omroep in de FM-band.

Voor een nadere toelichting van het digitaliseringsbeleid en de daaruit voortvloeiende digitaliseringsverplichting voor de kavels B27 en B31 wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van de toelichting behorende bij de wijziging van het NFP 2014 in verband met het verlengings- en digitaliseringsbeleid voor niet-landelijke commerciële radio voor de FM-band en commerciële radio voor de AM-band (pakket 2016 – 4).

3. Aanvraagprocedure en noodzaak veiling

3.1 De aanvraag

Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.13 eerste lid, van de Tw een vergunning vereist. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, moet een aanvraag worden ingediend. Iedere aanvrager dient één aanvraag in. Ter uitvoering van artikel 8 van het Frequentiebesluit 2013 (hierna: het Fb) geeft de onderhavige regeling aan op welke wijze een aanvraag voor een vergunning voor niet-landelijke commerciële omroep moet worden ingediend en welke gegevens bij de aanvraag moeten worden overgelegd. In de regeling is tevens, gelet op artikel 9 van het Fb, vastgelegd aan welke eisen een aanvrager moet voldoen om tot de veiling te worden toegelaten (toelatingseisen). Daarnaast strekt de onderhavige regeling tot uitvoering van artikel 10 van het Fb, op grond waarvan bij ministeriële regeling in het kader van de behandeling van een aanvraag om een vergunning regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de veiling plaatsvindt.

3.2 Eigendomsbeperkingen

Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (gebaseerd op de Mediawet 2008, hierna: Regeling AGF), gelden er beperkingen ten aanzien van de hoeveelheid frequentieruimte die een commerciële omroepinstelling ten hoogste mag verwerven. Een niet-landelijke commerciële FM-omroep mag ingevolge artikel 8, tweede lid, van genoemde regeling over een demografisch bereik van ten hoogste 30% beschikken. Aanvragers worden in verband met de beperkingen die gelden voor het verwerven van frequentieruimte getoetst op verbondenheid onderling en met bestaande vergunninghouders, teneinde na te gaan of voldaan wordt aan voornoemde regeling en daarmee aan artikel 6.24 van de Mediawet 2008. Indien hier niet aan wordt voldaan, dient krachtens artikel 3.18, eerste lid, onderdeel f, van de Tw de vergunning te worden geweigerd.

In dit kader wordt opgemerkt dat een vergunning voor landelijke commerciële radio-omroep een bereik heeft van ruim meer dan 30%. De houder van een landelijke vergunning (of een instelling die daarmee verbonden is), kan derhalve de vergunningen B27 en B31 niet verwerven. Een aanvraag ingediend door een landelijke vergunninghouder wordt derhalve geweigerd.

Daarnaast is van belang dat de houder van een niet-landelijke vergunning (of een instelling die daarmee verbonden is) een vergunning voor de kavels B27 of B31 evenmin kan verwerven, indien als gevolg van het verkrijgen van die vergunning de grens van 30%-bereik zou worden overschreden. Ook in dat geval wordt de aanvraag geweigerd op grond van artikel 3.18 van de Tw. In het geval een aanvrager alleen het kleinste kavel (kavel B27) kan verwerven zonder de grens van 30%-bereik te overschrijden, wordt een eventuele aanvraag voor kavel B31 geweigerd en die voor kavel B27 uiteraard niet om die reden. Bij het indienen van de aanvraag om één of beide van de te veilen vergunningen dient er dan ook rekening mee te worden gehouden dat een aanvraag afgewezen wordt in geval op voorhand vast staat dat aan de aanvrager geen van beide of uitsluitend een vergunning voor kavel B27 (de kavel met, vergeleken met kavel B31, het kleinste demografisch bereik) kan worden verkregen.

In het geval dat de houder van een niet-landelijke vergunning (of een instelling die daarmee verbonden is) slechts één van beide vergunningen kan verwerven, dan is de veilinguitkomst voor kavel B27 bepalend of hij mag meedoen aan de veiling voor kavel B31. Kavel B27 wordt namelijk als eerste verdeeld. Indien hij kavel B27 verwerft kan hij kavel B31 niet meer verwerven omdat met het verwerven van kavel B27 de grens van 30%-bereik wordt overschreden. In het geval hij kavel B27 niet verwerft, kan hij wel mee doen aan de veiling voor kavel B31.

Anders gezegd, indien een aanvrager in geen geval een bepaalde vergunning kan verwerven, wordt de aanvraag voor die vergunning gelijk afgewezen. Indien de uitkomst van de veiling van kavel B27 bepalend is voor de vraag of de vergunning voor kavel B31 kan worden verworven, wordt na de veiling van kavel B27 geoordeeld of de aanvraag voor kavel B31 afgewezen dient te worden dan wel de aanvrager in kwestie mee kan doen aan de veiling voor kavel B31.

Voor een nadere toelichting inzake verbondenheid wordt verwezen naar het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 oktober 2007, de Mededeling over toets op verbondenheid verdeling frequentieruimte commerciële radio-omroep 2007 (Stcrt. 2007, 208, p. 22). Voor nadere informatie over het demografisch bereik van de kavels voor niet-landelijke commerciële radio wordt verwezen naar de website van het Agentschap Telecom.

3.3 Vaststellen noodzaak tot veilen

Met toepassing van artikel 13 wordt nagegaan of de te verlenen vergunningen kunnen worden verleend zonder toepassing van een veiling. Is er voor de betrokken vergunning maar één aanvraag ingediend, die aan de eisen voldoet, dan wordt de vergunning om niet verleend.

Aangezien eerst de vergunning voor kavel B27 zal worden verleend en eerst daarna de vergunning voor kavel B31, zal de noodzaak tot veilen van vergunning kavel B31 ook eerst na verlening van de vergunning kavel B27 worden vastgesteld. Indien er geen aanvraag wordt ingediend voor kavel B27 of alle aanvragen voor kavel B27 worden afgewezen, dan wordt gelijk overgegaan tot het vaststellen van de noodzaak tot het houden van een veiling voor kavel B31.

4. Veilingmodel en veilingregels

4.1 Veilingdoelstellingen

De keuze voor de veiling wordt bepaald door de doelstellingen. In volgorde van prioriteit zijn de doelstellingen voor een veiling over het algemeen als volgt: eenvoud, een realistische veilingopbrengst, keuzevrijheid, en transparantie. Eenvoud kent drie aspecten: (1) veilingregels die eenvoudig te doorgronden zijn, (2) hoe eenvoudig is het om een optimale biedstrategie te bepalen, en (3) hoe eenvoudig is het veilingtype te implementeren voor de uitvoerder. Een realistische veilingopbrengst kent normaal gesproken twee aspecten: (1) het voorkomen van een te hoge prijs (‘winner’s curse’), en (2) het voorkomen van een te lage prijs. Dit laatste aspect speelt bij de voorliggende voorgenomen veiling geen rol, gelet op de geringe waarde van deze kavels, blijkens onderzoek van SEO. Keuzevrijheid betekent dat de veilingregels de bieders zo veel als mogelijk in staat moeten stellen om het door hen gewenste pakket aan vergunningen samen te stellen. Transparantie houdt in dat (1) de veilingregels eenduidig zijn geformuleerd, (2) het juiste verloop van een veiling ten minste achteraf kan worden gecontroleerd door een derde, en (3) gedurende de veiling zo veel als mogelijk informatie bekend wordt gemaakt.

4.2 Keuze model: opeenvolgende meerrondenveiling

De veiling van de twee vergunningen zal plaatsvinden door middel van twee opeenvolgende meerrondenveilingen. Opeenvolgend, omdat beide vergunningen afzonderlijk en na elkaar worden geveild; eerst vindt de veiling van vergunning kavel B27 plaats en zodra die is afgerond volgt de veiling van de vergunning kavel B31. Een meerrondenveiling omdat de veiling uit meerdere biedrondes bestaat. De veilingmeester verhoogt per biedronde de prijs. Deelnemers geven per ronde aan of zij de betreffende vergunning tegen die prijs willen verwerven.

Bieders dienen in iedere ronde een bod uit te brengen. Biedt een deelnemer in een bepaalde ronde niet, dan is deze deelnemer – behoudens zijn verlengingsrechten3 – niet langer gerechtigd een bod uit te brengen in de veiling van de betreffende vergunning.

De veiling van elk van beide vergunningen eindigt na de ronde waarin er nog maar één bieder een geldig bod heeft uitgebracht. De prijs die voor die ronde door de veilingmeester is bepaald en waarvoor de bieder heeft aangegeven de vergunning te willen verwerven, is dan het winnende bod en de prijs die de betreffende bieder moet betalen. Indien na een ronde geen enkele bieder over is die heeft aangegeven de vergunning tegen de rondeprijs uit die ronde te willen verwerven, wordt deze ronde opnieuw gehouden. De prijs van de vergunning wordt dan hoger gesteld dan het bedrag in de ronde die daaraan vooraf ging, maar lager dan het bedrag in de ronde waarin geen geldige biedingen meer zijn uitgebracht. Indien er ook dan nog geen bieders bereid zijn die prijs te betalen wordt de rondeprijs in lijn met deze systematiek geleidelijk verder verlaagd. Het opnieuw houden van de laatste ronde omdat er geen enkele bieder over is, kan in principe meerdere keren in de veiling voorkomen. De veilingmeester tracht het increment (het bedrag waarmee de veilingprijs wordt verhoogd) echter zo te bepalen dat dit niet vóór komt.

Zodra er maar één deelnemer is die aangeeft de betreffende vergunning tegen de prijs van die ronde te willen verwerven, is de veiling afgelopen en zal de vergunning aan die deelnemer worden verleend. De winnaar van de veiling wordt aan de overige deelnemers bekend gemaakt. De winnaar dient het verschuldigde bedrag binnen twee weken na vergunningverlening te betalen.

4.3 ERBS advies

De keuze voor een opeenvolgende (sequentiële) meerrondenveiling wijkt op enkele punten af van het advies dat in 2015 door Erasmus Research and Business Support (hierna: ‘ERBS’) is uitgebracht. Op verzoek van het ministerie van Economische Zaken heeft ERBS onderzocht hoe geschikt verschillende veilingmodellen zijn voor het veilen van onder meer alle niet-landelijke commerciële radio-vergunningen, als ook de veiling van de kavels B27 en B314.

Voor de veiling van B27 en B31 komt ERBS in haar advies tot de conclusie dat een zogenaamde simultane meerrondenveiling (hierna: ‘SMRA’) het optimale veilingtype is. Een SMRA bestaat uit meerdere opeenvolgende biedronden waarin de beschikbare vergunningen tegelijkertijd en als concrete eenheden (vergunning A, vergunning B, etc.) worden geveild. Na afloop van elke ronde maakt de veilingmeester bekend wat het hoogste bod voor elk van de verschillende vergunningen is, en wie de winnaar zou zijn als de veiling op dat moment zou eindigen. Dat zogenaamd ‘staande bod’ blijft geldig en de bieder daaraan gebonden totdat het wordt overboden in een volgende ronde. De veiling eindigt na afloop van een ronde waarin er geen nieuwe biedingen meer zijn ingediend. De bieders die in die laatste ronde het hoogste bod op de beschikbare vergunningen hebben staan zijn de winnaars daarvan en betalen een prijs gelijk aan het hoogste door hen uitgebrachte bod op die vergunningen.

Het belangrijkste punt waarop het gekozen veilingmodel (opeenvolgende meerrondenveiling) afwijkt van de SMRA is dus dat bij het gekozen model de veilingmeester de prijs per ronde verhoogt; bij een SMRA bepaalt de bieder dat zelf. Daarnaast worden bij het gekozen model de vergunningen na elkaar geveild, in plaats van tegelijk, zoals bij een SMRA.

Bij de totstandkoming van het advies voor de SMRA betrekt ERBS de verschillende karakteristieken van de niet-landelijke commerciële vergunningen; de vergunningen zijn heterogeen, er is een sterke synergie tussen de 38 niet-landelijke vergunningen en de marktwaarde van de niet-landelijke vergunningen is waarschijnlijk beperkt5. Indachtig deze karakteristieken, komt ERBS tot haar conclusie omdat de SMRA volgens haar het best in staat is om de doelstellingen te realiseren. Zo is een SMRA een veiling waarvan de veilingregels relatief eenvoudig zijn te doorgronden en uit te voeren. Voor de deelnemers is het ook vrij eenvoudig om een biedstrategie te bepalen. Het open karakter van dit type veiling en het feit dat het uit meerdere ronden bestaat, draagt bij aan het voorkomen van een winner’s curse. Daarnaast maken deze kenmerken een SMRA tot een zeer transparante veiling die daardoor goed scoort op de betreffende doelstelling. Voorts wijst ERBS er voor de veiling van de vergunningen B27 en B31 op dat, door beide vergunningen simultaan en niet sequentieel te veilen, de mogelijkheid wordt behouden dat een nieuwkomer die geen voorkeur heeft voor één van beide vergunningen, maar enkel de markt wil betreden, zijn keuze kan maken op basis van het relatieve prijsverschil tussen beide veilingen zoals zich dat gedurende de veiling ontwikkelt.

Ondanks de aldus door ERBS geconstateerde voordelen van een SMRA wordt gekozen voor een opeenvolgende meerrondenveiling. Daarbij wordt onder meer het volgende van belang geacht.

De gekozen veilingsystematiek is net als de door ERBS geadviseerde SMRA zeer eenvoudig. De veilingregels zijn eenvoudig te doorgronden en voor de uitvoering iets eenvoudiger dan een SMRA. Ook voor deelnemers is het een eenvoudige veiling. Elke biedronde hoeven ze slechts aan te geven of ze voor de dan geldende prijs de vergunning die wordt geveild willen kopen. Doordat ze niet tegelijkertijd hoeven te bieden op zowel B27 als B31 is de gekozen sequentiële veiling waarschijnlijk zelfs eenvoudiger voor deelnemers. Verder is ook deze veiling een open veiling die uit meerdere ronden bestaat, waardoor de kans op het voorkomen van een winner’s curse wordt verkleind. Zo ontstaat bovendien een uiterst transparante veiling waarmee tevens aan die doelstelling wordt bijgedragen. Voorts wordt in de gekozen veilingsystematiek het advies van ERBS gevolgd om voorafgaand aan de veiling noch het aantal bieders noch de namen van de bieders bekend te maken, en na afloop van elke biedronde enkel de totale vraag bekend te maken. Zo wordt geborgd dat er een realistische veilingopbrengst ontstaat.

ERBS overweegt dat het nadeel van opeenvolgend veilen van een groot aantal vergunningen is dat je als deelnemer bij het bieden op de eerste vergunning (van alle vergunningen die je als deelnemer graag zou verkrijgen) niet weet of je ook de andere vergunningen zal kunnen verwerven later in de veilingreeks. Aan het eind van de veilingreeks kan deze deelnemer vergunningen hebben verkregen die hij bijvoorbeeld alleen in combinatie met een andere vergunning (die hij niet heeft kunnen verkrijgen) had willen hebben. Voor de veiling van enkel de vergunningen B27 en B31 speelt het voorgaande naar verwachting echter niet. Het gaat hier immers maar om twee vergunningen in plaats van 38. De mate waarin de twee kavels B27 en B31 van elkaar verschillen – qua geografische ligging en omvang – is bovendien dusdanig dat synergie of substitueerbaarheid niet van dien aard zijn dat sequentieel veilen ook voor enkel deze twee veilingen complexiteit introduceert. Ook dient 10% van de netto-zendtijd op grond van de Regeling AGF op een (andere) regio gericht te zijn.

Al met al wordt de gekozen veilingsystematiek van een opeenvolgende meerrondenveiling dus even goed in staat geacht om de meeste veilingdoelstellingen te bereiken als een SMRA en is de gekozen systematiek zelfs net wat eenvoudiger voor zowel deelnemers als uitvoerder. Aangezien eenvoud de primaire doelstelling is, geeft dat de doorslag.

5. Consultatie

Een ontwerp van deze regeling is van 18 juli 2016 tot en met 29 augustus 2016 geconsulteerd. Hieronder wordt op de ingekomen zienswijzen ingegaan, voor zover zij betrekking hebben op deze regeling.

Een respondent heeft opgemerkt dat de notarisverklaring, als onderdeel van het voorgeschreven aanvraagformulier, niet afgegeven kan worden en bovendien buitenproportionele administratieve lasten met zich brengt. Ter onderbouwing daarvan heeft respondent door diens notaris geuite bezwaren bij zijn zienswijzen gevoegd. Daarbij is onder meer aangegeven dat de notaris zich moet baseren op openbare bronnen, waarvan de juistheid niet altijd door de notaris kan worden beoordeeld.

Het model voor het aanvraagformulier en de daarbij gevraagde notarisverklaring, als opgenomen in bijlage 1, is vrijwel gelijkluidend aan het model dat ook bij de veiling van kavel B38 in 2013 is voorgeschreven. Bij die veiling bleek het afgeven van de gevraagde notarisverklaring geen problemen op te leveren. Ook bij andere veilingen is niet gebleken dat een aanvrager aan de gestelde eis niet kon voldoen.

Wat betreft de door de notaris te raadplegen bronnen, mag hij, indien hij zich baseert op bijvoorbeeld het Centraal Insolventieregister (www.rechtspraak.nl), van de juistheid daarvan uitgaan. Het betreft hier immers een overheidsregister. De in het model opgenomen formulering “naar beste kunnen is geverifieerd en naar zijn oordeel juist en volledig”, moet ook zo worden gelezen dat de juistheid en volledigheid alleen ziet op hetgeen de notaris naar beste kunnen dient te verifiëren.

Deze respondent doet voorts de suggestie om de mogelijkheid te creëren dat de bankgarantie of waarborgsom, bedoeld in artikel 6, kan worden verhoogd met het bedrag van de bankverklaring, bedoeld in artikel 8. Volgens respondent zal dit de administratieve lasten beperken.

Deze suggestie wordt niet overgenomen. De bankverklaring of waarborgsom, bedoeld in artikel 6, dient er toe om zeker te stellen dat het winnende bod gestand kan worden gedaan. De waarborgsom of, indien niet tijdig wordt betaald, de bankverklaring wordt aangewend om het verschuldigde bedrag te innen. De bankverklaring, bedoeld in artikel 8, dient een heel ander doel. Op basis van de bankverklaring wordt inzicht verkregen in de financiële draagkracht van de aanvrager. Een bepaalde mate van financiële draagkracht is noodzakelijk om de noodzakelijke investeringen voor digitalisering te kunnen verrichten. Het is – anders dan de zekerheidsstelling bedoeld in artikel 6 – niet de bedoeling dat de getoonde financiële draagkracht wordt geïnd of als verschuldigde betaling wordt aangemerkt. Nu het karakter en het beoogde doel van artikel 6 wezenlijk verschilt van het bepaalde in artikel 8, kan van samenvoeging geen sprake zijn.

Om niettemin aan de bezwaren van respondent met betrekking tot administratieve lasten tegemoet te komen, is de mogelijkheid opgenomen om – in plaats van een bankverklaring – een kopie van een bankafschrift van recente datum over te leggen, waaruit blijkt dat de aanvrager over de minimaal voorschreven financiële middelen beschikt.

Met betrekking tot de vraag van een respondent wat er gebeurt indien de winnaar het winnende bod niet tijdig betaalt en dat bod hoger is dan de waarborgsom of de bankgarantie, wordt het volgende opgemerkt. Als een vergunninghouder niet voldoet aan de verplichting zijn financieel bod te betalen, dan wordt deze verplichting gehandhaafd. De vergunninghouder zal schriftelijk een termijn worden geboden om alsnog aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Als betaling dan uitblijft, wordt een voornemen tot intrekking van de vergunning verzonden. Mocht betaling dan alsnog uitblijven, dan kan als ultimum remedium de vergunning worden ingetrokken.

Een aantal respondenten heeft gewezen op de betalingsverplichting van twee weken, als opgenomen in artikel 27, derde lid. Deze respondenten menen dat het mogelijk zou moeten zijn om het winnende bod in vijf gelijke termijnen te betalen. In het verlengde daarvan zou – in geval in plaats van een bankgarantie een waarborgsom ter zekerstelling wordt gestort – na afronding van de veiling de waarborgsom weer teruggestort moeten worden, waarna de winnaar jaarlijks 20% van het winnende bod betaalt.

De voorgestelde betaling in termijnen wordt niet overgenomen. Dit omdat uit onderzoek van SEO Economische Onderzoek volgt dat de kavels van niet-landelijke commerciële radio-omroep voor een gemiddeld efficiënte toetreder een waarde van nihil hebben alsmede gelet op het beperkte theoretisch bereik van de kavels en de daarmee samenhangende verwachte veilingopbrengst. In vervolg daarop wordt ook het voorstel om de waarborgsom terug te storten niet overgenomen. Deze is juist bedoeld om te waarborgen dat het bod gestand wordt gedaan. Het karakter van de waarborgsom verhoudt zich dus niet met het terugstorten daarvan zolang het bod nog niet is voldaan.

6. Regeldruk

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt administratieve lasten voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is de in deze regeling vastgelegde verdeel-procedure zodanig vormgegeven dat voor de aanvragers een minimum aan administratieve lasten resulteert, onder andere door in de bijlagen van deze regeling een modelvergunningaanvraag, een modelbankgarantie en modelverklaringen ten behoeve van de aanvrager, bank en notaris op te nemen.

Wat de zekerheidsstelling wordt voorts opgemerkt dat hij deze kan voldoen in de vorm van een waarborgsom of een bankgarantie. In het geval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. De kosten van een bankgarantie gelden daarentegen als administratieve last. Voor zover een aanvrager dus kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie leidt dit tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de administratieve lasten die hij maakt.

Daarnaast kan, vooral door de keuze voor een veiling, de opstelling van een bedrijfsplan achterwege blijven. Alleen indien daartoe een concrete aanleiding is, zal de aanvrager worden verzocht aanvullende gegevens of bescheiden te overleggen.

Het is slechts mogelijk een zeer globale kwantificering van de administratieve lasten te geven, aangezien dit afhankelijk is van het aantal aanvragen en van de wijze en omvang van de zekerheidstelling. Voor de kwantificering is er van uitgegaan dat maximaal zes belangstellenden een aanvraag zullen indienen voor het verkrijgen van één of, voor zover dit is toegestaan, beide van de te veilen vergunningen. De totale administratieve lasten voor de veiling van de vergunningen zijn naar verwachting maximaal circa € 12.000,–. Het gaat hier om eenmalige administratieve lasten. De kosten die de aanvrager maakt ten behoeve van de zogenaamde verbondenheidstoets vloeien direct voort uit de Mediawet 2008 en kunnen derhalve niet aan deze regeling worden toegerekend.

7. Datum van inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin de regeling wordt gepubliceerd. Met deze inwerkingtreding kan de termijn waarin aanvragen kunnen worden ingediend aanvangen op 15 september 2016. Op deze afwijking van het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten is de uitzonderingsgrond (hoge c.q. buitensporige) private of publieke voor- of nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering van toepassing.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel wordt bepaald welke vergunningen voor verdeling door middel van een veiling beschikbaar zijn. Voor de omschrijving van deze vergunningen wordt verwezen naar het Bekendmakingsbesluit dat strekt tot de keuze van het verdeelinstrument, met inbegrip van de vaststelling van de aan de vergunningen verbonden voorschriften en beperkingen. Dit besluit wordt afzonderlijk in de Staatscourant gepubliceerd.

Artikel 3

Aanvragers kunnen blijkens het tweede lid van 15 september 2016 tot 6 oktober 2016 14:00 uur een aanvraag indienen. De aanvraag moet blijkens het zevende lid worden gedaan met gebruikmaking van het voorgeschreven model en moet vergezeld gaan van de in dit model bedoelde gegevens en bescheiden.

In de aanvraag dient vermeld te worden voor welke vergunning(en) de aanvrager in aanmerking wenst te komen. Zoals reeds in paragraaf 3.1 van de toelichting uiteen is gezet is het van belang daarbij rekening te houden met het bepaalde in artikel 8 van de Regeling AGF. In dat kader dient tevens, gelet op het vijfde lid, vermeld te worden bij de aanvraag over welke vergunningen voor commerciële radio-omroep hij en met hem verboden instellingen reeds beschikken. Dat hier ook de vergunningen van belang zijn waarvan met de aanvrager verbonden instellingen houder zijn, houdt verband met de mediawettelijke beperking van het gebruiksrecht die uit artikel 8 van de Regeling AGF voortvloeien. Voor de beoordeling van de verbondenheid is de in onderdeel A.4. van het aanvraagmodel op te nemen informatie van belang. Voor een nadere toelichting van het aspect van verbondenheid wordt verwezen naar paragraaf 3.2 van het algemeen deel van de toelichting en het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 19 oktober 2007, Mededeling over toets op verbondenheid verdeling frequentieruimte commerciële radio-omroep 20076.

De aanvraag dient ingevolge het achtste lid in het Nederlands gesteld te zijn. De gegevens en bescheiden bij de aanvraag, met uitzondering van de voorgeschreven modellen, mogen op grond van het tiende lid zijn gesteld in de taal van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte. In dat geval dient er wel een Nederlandse vertaling van die documenten te worden bijgevoegd door de aanvrager.

De bij de aanvraag te voegen bescheiden betreffen onder meer de statuten, relevante uittreksels uit het handelsregister, een kopie van de toestemming van het Commissariaat voor de Media en verklaringen inzake de randvoorwaarden inzake programmatische aspecten en inzake mededingingsaspecten. Tevens dienen in de aanvraag de namen te worden vermeld van natuurlijke personen die bevoegd zijn om namens de aanvrager handelingen te verrichten tijdens de veiling(en), zoals het uitbrengen van een bod.

Overigens is de aanvrager op grond van het elfde lid gehouden de minister onmiddellijk te informeren over wijzigingen na indiening van de aanvraag inzake gegevens, opgenomen in de aanvraag of de bijlagen daarbij. Hiervan is bijvoorbeeld sprake in geval van een aan de aanvrager verleende of door hem aangevraagde surseance van betaling. De aanvrager moet de minister over dergelijke wijzigingen informeren, en wel per brief, te versturen naar het in het tweede lid, genoemde adres of op dat adres te bezorgen. Blijkt informatie uit de aanvraag onvolledig of onjuist te zijn, dan kan dat reden zijn de gevraagde vergunning te weigeren of de verleende vergunning in te trekken.

Artikel 4

Vanwege de digitaliseringsverplichting (zie hoofdstuk 2 van het algemene deel van deze toelichting) moet tegelijk met een aanvraag voor de vergunningen voor kavel B27 of kavel B31 ook steeds een aanvraag voor een vergunning voor digitale radio-omroep worden gedaan. Uit het NFP 2014 volgt dat aan de vergunning voor kavel B27 een vergunning is gekoppeld voor 1/18 deel van de capaciteit van allotment 9D-N en aan de vergunning voor kavel B31 een vergunning voor 1/18 deel van de capaciteit van allotment 7A.

Aangezien een aanvrager op grond van het NFP 2014 alleen in aanmerking kan komen voor een van deze vergunning voor digitale radio-omroep, voor zover aan hem een vergunning voor kavel B27 respectievelijk kavel B31 is verleend, betreft de aanvraag om een digitale vergunning een voorwaardelijke aanvraag. Dit volgt tevens uit het aanvraagformulier. De aanvrager vraagt dus alleen de gekoppelde vergunning voor digitale radio-omroep aan indien hij de betreffende FM-vergunning wint.

Artikel 5

Als een vergunningaanvraag niet op tijd, op het verkeerde adres of niet op de juiste wijze is ontvangen zoals beschreven in artikel 3, tweede lid, wordt de aanvraag ingevolge dit artikel afgewezen. Een dergelijk verzuim kan dus niet worden hersteld. Er geldt een fatale termijn.

Benadrukt wordt voorts dat de in deze regeling opgenomen eisen aan de aanvraag en de aanvrager, de in artikel 3.18 van de Telecommunicatiewet opgenomen weigeringsgronden onverlet laten.

Artikel 6

Als zekerheid voor de betaling van zijn bod (of, in geval hij deel neemt aan beide veilingen, zijn biedingen) dient de aanvrager, een zekerheid te stellen door het storten van een waarborgsom of door het afgeven van een bankgarantie ter grootte van 10.000 euro per vergunning. De zekerheidstelling dient ontvangen te zijn uiterlijk aan het einde van de aanvraagtermijn. Als de waarborgsom of bankgarantie, eventueel na herstel, niet of niet tijdig ontvangen is, kan de aanvraag ingevolge artikel 7, vijfde lid, buiten behandeling worden gesteld.

Artikel 7

Indien de aanvraag tijdig, op het goede adres en op de juiste wijze is ontvangen, wordt normaal gesproken eerst bezien of de aanvraag aan de overige formele eisen voldoet. Het betreft de vereisten inzake het vermelden van de vergunningen waar de aanvraag betrekking op heeft (artikel 3, vierde lid), het vermelden van de vergunningen voor commerciële radio-omroep waar de aanvrager en met hem verbonden instellingen reeds houder van is (artikel 3, vijfde lid), de gemachtigde personen (artikel 3, zesde lid) het gebruik van het model voor de aanvraag en de bijvoeging van gegevens en bescheiden (artikel 3, zevende lid), het gebruik van de Nederlandse taal (artikel 3, achtste lid), het – waar nodig – verschaffen van een Nederlandse vertaling (artikel 3, tiende lid) en inzake de zekerheidstelling (artikel 6). Voor wat betreft het zevende lid wordt nog opgemerkt dat bijlage I naar de bijlagen III tot en met V verwijst. Indien bij een aanvraag bijvoorbeeld bijlage III niet is bijgevoegd, dan geldt daarvoor ook verzuimherstel. Indien aan één of meer van deze eisen niet is voldaan, wordt de aanvrager op grond van artikel 7 in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen binnen een periode van zes werkdagen.

Indien de gegevens en bescheiden die ten behoeve van het verzuimherstel nodig zijn, niet binnen die termijn op het adres, genoemd in artikel 3, tweede lid, en op de wijze vermeld in artikel 7, derde lid, zijn ontvangen, kan de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling worden gesteld. Voor de wijze waarop van deze bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt, is het volgende van belang. Bij een verdeling staan grote commerciële belangen op het spel. Voor toekomstige vergunninghouders en hun investeerders is het van belang dat zij een reële inschatting kunnen maken van de (juridische en commerciële) consequenties van de besluiten van de minister. Wanneer een aanvrager onverhoopt onterecht is toegelaten tot een veiling of onterecht is uitgesloten van een veiling kan dat grote gevolgen hebben. Daarom is het beleid er op gericht om aanvragers één kans te geven tot verzuimherstel. Indien een aanvrager daarna niet (geheel) aan de gestelde eisen voldoet, zal zijn aanvraag in beginsel niet in behandeling worden genomen.

Indien, eventueel na herstel, de aanvraag voldoet aan alle daaraan gestelde eisen, wordt getoetst of de aanvrager voldoet aan de in artikel 11 gestelde eisen ten aanzien van rechtsvorm en financiële positie van de aanvrager. Als de aanvrager bijvoorbeeld een natuurlijk persoon of failliet is, wordt de aanvraag geweigerd. Hiervoor wordt geen verzuimherstel geboden.

Artikel 8

Een netwerk voor digitale etherradio (DAB+) dient door maximaal 18 vergunninghouders gezamenlijk geëxploiteerd te worden. Dit betekent dat de kosten door meerdere vergunninghouders gezamenlijk gedragen worden. Voor een succesvolle digitalisering is het van groot belang dat er enige zekerheid is dat de vergunninghouders financieel in staat zijn om de vereiste investeringen in het DAB+-netwerk te plegen. Uit een evaluatie van het verlengings- en digitaliseringsbeleid en een beoordeling van door commerciële radio-omroepen ingediende digitaliseringsplannen, opgesteld door de Kwink-groep7, volgt dat verschillende partijen meer hadden willen investeren, maar hierin zijn geremd door andere partijen die niet (verder) wilden of konden investeren in digitalisering van de etherradio. Met name in allotment 8A heeft dit gespeeld. Om die reden is enige zekerheid gewenst dat de toekomstige vergunninghouders van de bovenregionale kavel daadwerkelijk kunnen investeren in digitale radio, zodat zoveel mogelijk kan worden voorkomen dat onvoldoende draagkrachtige partijen niet de digitalisering remmen. Daartoe wordt als minimumeis gehanteerd dat de aanvrager – naast de waarborgsom of bankgarantie, bedoeld in artikel 7, die primair bedoeld is voor de betaling van de veilingprijs – beschikt over een startkapitaal om de eerste aanloopkosten voor digitale radio te kunnen dragen. Bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag is een balans gevonden om enerzijds serieuze partijen niet te belemmeren en anderzijds te voorkomen dat niet-serieuze partijen de digitalisering remmen. Het kunnen beschikken over een bedrag van € 15.000,– per vergunning voor digitale radio-omroep wordt hiervoor passend geacht. Dat bedrag komt ongeveer overeen met de digitaliseringkosten voor 1/18 deel van de capaciteit van een allotment van de bovenregionale kavel in het eerste deel van de vergunningsperiode (circa maximaal anderhalf jaar van de looptijd). De kosten voor bijvoorbeeld het FM-netwerk en de programmering komen daar nog bovenop. Door niet alle kosten mee te nemen en alleen naar de aanloopperiode te kijken, worden serieuze aanvragers niet belemmerd. Omdat slechts naar een deel van de kosten wordt gekeken en het doel alleen is om serieuze aanbieders te scheiden van niet-serieuze aanbieders, is er niet voor gekozen om het bedrag te differentiëren bij grotere en kleinere allotments van de bovenregionale kavel. Voor alle allotments geldt dat als een aanvrager niet beschikt over ten minste € 15.000,– beschikbare financiële middelen, er een reëel risico is dat hij geen bestendige vergunninghouder is of wordt.

Het genoemde bedrag van € 15.000,– is het startkapitaal waar een aanvrager per te verwerven vergunning voor digitale etherradio over dient te beschikken. Dit betekent dat, in geval de aanvrager zowel vergunning kavel B27 als vergunning kavel B31 wil de aanvrager moet onderbouwen dat hij beschikt over een startkapitaal van € 30.000,-. Deze onderbouwing kan middels een bankverklaring overeenkomstig het in bijlage III opgenomen model of middels een kopie van een bankafschrift van de rekening van aanvrager. Het bankafschrift geeft het beschikbare positieve saldo van een zo recent mogelijke datum weer. Deze datum mag niet verder liggen dan vier weken voor het indienen van de aanvraag. Uiteraard moet het een bankrekening betreffen waar de aanvrager over kan beschikken. Dat betekent dat de bankrekening op naam staat van de aanvrager en niet op naam van bijvoorbeeld de directeur of een dochter- of moedermaatschappij.

Artikelen 9 tot en met 12

Deze artikelen bevatten enkele materiële vereisten ten aanzien van de aanvrager en de aanvraag, gebaseerd op de artikelen 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013. Het betreft de programmatische randvoorwaarden inzake taalgebruik (artikel 9), de toestemming van het Commissariaat voor de Media (artikel 10) en de voor de uitgifte van frequentievergunningen gebruikelijke vereisten ten aanzien van rechtspersoonlijkheid en financiële positie (artikel 11).

Verder bevat artikel 12 een vereiste ter waarborging van een goed verloop van de verdeling vanuit de optiek van mededinging. Indien marktpartijen in de aanvraagfase afspraken maken over hun deelname of biedgedrag of anderszins samenspannen (collusie), heeft dat nadelige gevolgen voor derden en verhindert het de totstandkoming van een marktconforme prijs. Dergelijke mededingingsbeperkende gedragingen zijn in zijn algemeenheid verboden op grond van het in artikel 6 van de Mededingingswet neergelegde kartelverbod. In aanvulling hierop is in artikel 12 van deze regeling bepaald dat de aanvrager moet verklaren dat hij noch andere leden van zijn groep door afspraken of gedragingen afbreuk hebben gedaan of zullen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en dat een aanvraag kan worden afgewezen indien aannemelijk is dat toch van dergelijke afspraken of gedragingen sprake is geweest. Het vereiste inzake de verklaring zorgt er voor dat de aanvrager zich bewust is van het belang van eerlijke mededinging en van de (mogelijke) gevolgen van mededingingsbeperkende gedragingen. Een aanvraag van een deelnemer die zich schuldig maakt aan collusie kan worden afgewezen. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid, waarvan bij een ernstige overtreding in beginsel gebruik zal worden gemaakt, maar waar ook rekening kan worden gehouden met andere maatschappelijke belangen.

In het geval naderhand blijkt dat dergelijke gedragingen wel hebben plaatsgevonden, kan de aanvraag worden afgewezen of kan de vergunning, indien deze reeds is verleend, worden ingetrokken (artikel 3.19, tweede lid, van de Tw). Dat de verklaring dan ten onrechte is ondertekend, kan overigens een rol spelen in een eventuele civiele procedure van de Staat of een derde om schade te verhalen op de overtreder.

Artikel 13

Nadat de aanvragers zijn getoetst aan de eisen, wordt op basis van de door deze aanvragers ingediende aanvragen vastgesteld of sprake is van schaarste. Deze schaarste-beoordeling vindt eerst plaats ten aanzien van de vergunning voor kavel B27, aangezien deze vergunning als eerste zal worden verdeeld. Indien voor deze vergunning slechts één aanvrager voldoet aan de gestelde eisen, wordt deze vergunning aan deze aanvrager verleend zonder toepassing van een veiling. De vergunning wordt dan – afgezien van de verlenings- en toezichtskosten als bedoeld in artikel 16.1 van de Tw – om niet verleend.

Na verdeling van de vergunning voor kavel B27 wordt ten aanzien van vergunning kavel B31 vastgesteld of sprake is van schaarste. Zoals in paragraaf 3.2 van de toelichting reeds is uiteengezet, kan het immers zo zijn dat degene aan wie vergunning kavel B27 is verleend als gevolg daarvan niet meer in aanmerking kan komen voor de vergunning kavel B31.

In geval in de periode na vaststelling van de noodzaak tot veiling maar vóór de start van de veiling een of meer deelnemers hun aanvraag alsnog intrekken als gevolg waarvan nog slechts één aanvraag voldoet aan de eisen, kan de minister de noodzaak tot veiling heroverwegen en alsnog besluiten de vergunning aan de overgebleven deelnemer om niet te verlenen.

Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat ook de aanvragen die op grond van artikel 3.18 van de Telecommunicatiewet afgewezen worden, niet bij de vaststelling van schaarste worden betrokken.

Artikel 14

Indien de vergunning schaars is, dat wil zeggen dat meer dan één aanvrager een geldige aanvraag heeft ingediend die betrekking heeft op de desbetreffende vergunning, vindt een veiling van die vergunning plaats. Aan deze aanvragers wordt op grond van artikel 14, tweede lid, bekendgemaakt hoeveel deelnemers aan de veiling er in totaal zijn. De identiteit van de andere veilingdeelnemers wordt niet bekendgemaakt.

Artikelen 15

Met deze bepaling wordt verduidelijkt dat zowel de veiling van vergunning kavel B27 als die van vergunning B31, voor zover de noodzaak van veiling is komen vast te staan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 5 plaatsvindt.

Artikelen 16 en 17

De veiling vindt plaats via internet, met een elektronisch veilingsysteem waarvoor de deelnemers uiterlijk twee weken van tevoren het internetadres, het certificaat, inlogcode en wachtwoord ontvangen. Iedere deelnemer die beschikt over een computer met internetverbinding kan (technisch gezien) deelnemen aan de veiling. Ook de datum, tijdstip en duur van de eerste biedronde, informatie over de benodigde programmatuur alsmede het telefoonnummer en het e-mailadres waarop het ministerie bereikbaar is, wordt uiterlijk twee weken voor aanvang meegedeeld. Het telefoonnummer is bedoeld om het ministerie te kunnen bereiken voor een ander doel dan het uitbrengen van een bod. Hierbij valt te denken aan de wens van een deelnemer om de rondeprijzen sneller of langzamer te laten stijgen of het melden van technische storingen.

Artikel 18

Voor het ordelijk verloop van de veiling is het van het grootste belang dat de prijsvorming niet wordt verstoord door deelnemers die tijdens de veiling met elkaar overleg voeren (collusie) of elkaar anderszins beïnvloeden. Het eerste lid van dit artikel verbiedt deelnemers, waaronder degenen die hen ten behoeve van de veiling bijstaan, afspraken te maken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen te verrichten die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure. Afspraken maken over het al dan niet doen van biedingen of de biedingsstrategie delen, is dus uit den boze. Indien een deelnemer handelt in strijd met artikel 18, eerste lid, kan op grond van het derde lid besloten worden de betreffende deelnemer uit te sluiten van (verdere) deelname. Op grond van het tweede lid kan de veiling in zo’n situatie worden stopgezet of opgeschort. Tevens kan op grond van het derde lid de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig worden verklaard, besloten worden dat de betrokken deelnemer uitgesloten wordt van verdere deelname aan de veiling of besloten worden dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn omdat de ontwikkeling van de prijs anders zou zijn geweest indien de deelnemer, die heeft gehandeld in strijd met artikel 18, niet zou hebben deelgenomen aan de betreffende biedronden.

Artikel 19

Als een deelnemer in een biedronde of verlengde biedronde geen bod uitbrengt, is de betreffende deelnemer in de volgende biedronden niet langer gerechtigd een bod uit te brengen. Dit voorkomt dat een deelnemer gedurende een langere periode zich onthoudt van bieden.

Dit betekent dat als een deelnemer niet bereid is de vergunning te verwerven voor de vastgestelde rondeprijs, hij uit de veiling ligt en de vergunning niet meer kan verwerven. Hierop is één uitzondering, namelijk de situatie waarin door geen enkele deelnemer een bod is uitgebracht (zie artikel 25).

Artikel 20

Indien een deelnemer een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod uitbrengt, wordt die biedronde voor die deelnemer eenmalig van rechtswege verlengd met een termijn van 30 minuten. Er vindt in ten hoogste twee biedronden verlenging plaats voor een deelnemer bij de veiling van één kavel. Het maximum van twee geldt dus per te veilen kavel en niet voor beide kavels gezamenlijk. De veiling is immers sequentieel. De biedronden waarvoor op grond van artikel 18, derde lid, of artikel 21, derde lid, onderdeel b, is besloten dat deze opnieuw moeten worden gehouden, ongeldig worden verklaard of dat de daarin uitgebrachte biedingen vervallen, worden niet meegerekend. Dergelijke besluiten kunnen dus geen afbreuk doen aan de verlengingsrechten van een deelnemer. Als bijvoorbeeld voor een deelnemer in een biedronde voor de tweede keer is verlengd en er wordt besloten dat de biedronde vanwege een technische storing opnieuw wordt gehouden, dan kan de biedronde voor betreffende deelnemer nogmaals verlengd worden.

Biedronden die worden overgedaan omdat geen enkele deelnemer een bod heeft uitgebracht (artikel 25, tweede lid) worden eveneens niet meegerekend in het bepalen van het totale aantal biedronden waarin voor een deelnemer verlengd is. Die biedronden worden immers opnieuw gehouden. Uit artikel 25, eerste lid, volgt dan ook dat deze biedronden komen te vervallen. In lijn daarmee vervalt ook de verlengingsronde die in die vervallen ronde is verbruikt.

Uit artikel 21, derde lid, onder a, volgt dat – in geval van bijzondere omstandigheden of technische problemen – niet besloten wordt om de uitgebrachte biedingen te laten vervallen, in geval alle actieve deelnemers ondanks de bijzondere omstandigheden of technische problemen wel in staat zijn gebleken om een bod uit te brengen. In deze situatie kan het zijn dat de technische problemen vlak voor het verstrijken van de reguliere tijd van de biedronde zijn ontstaan, maar in de verlengingstijd weer hersteld zijn, waardoor een deelnemer gedwongen is om gebruik te maken van zijn verlengingsrecht om niet het risico te lopen dat hij ingevolge artikel 19, derde lid, uitgesloten wordt van verdere deelname. In dat geval kan de minister op grond van het derde lid van dit artikel, afhankelijk van de omstandigheden, besluiten dat het gebruikte verlengingsrecht weer terug gegeven wordt.

De termijn van een verlenging duurt maximaal 30 minuten, maar kan eerder eindigen als alle deelnemers die gebruik maken van verlengingsrechten hun bieding eerder hebben uitgebracht. De verlengingsperiode geldt alleen voor deelnemers die geen bod hebben uitgebracht in de normale rondetijd en over een of meer verlengingsrechten beschikken. Deelnemers die al een bod hebben uitgebracht, kunnen geen verdere actie ondernemen tijdens de verlengingsperiode. Deelnemers wordt meegedeeld dat de ronde verlengd is en dat ze moeten wachten op de aankondiging dat de verlengingsperiode voorbij is. Deelnemers die geen bod hebben uitgebracht tijdens de biedronde en geen verlengingsrechten meer hebben, kunnen geen bod uitbrengen tijdens de verlenging. Deze deelnemers verliezen de bevoegdheid om nog verder te bieden in latere biedronden en hun aanvraag zal worden afgewezen voor de vergunning die op dat moment wordt geveild (artikel 19, derde lid).

Artikel 21

In geval de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden omdat zich bijzondere omstandigheden voordoen buiten de beïnvloedingssfeer van het ministerie of de deelnemers, of als er technische problemen optreden, kan de veiling worden opgeschort. Mochten bij een deelnemer technische problemen optreden, dan kan verlangd worden dat de betreffende deelnemer zijn biedingen uitbrengt op een door het ministerie ter beschikking gestelde computer en locatie. Op die manier kan vertraging van de veiling worden voorkomen. De deelnemers kunnen de kans op technische problemen verkleinen door bijvoorbeeld meerdere computers met internetverbindingen beschikbaar te hebben.

In geval besloten wordt tot opschorting, kan besloten worden dat alle biedingen in die ronde vervallen, tenzij alle deelnemers reeds een bod in die ronde hebben uitgebracht, of dat de laatste biedronde opnieuw moet worden gehouden.

Artikel 22

Het minimaal te bieden bedrag bedraagt in de eerste biedronde € 0. De prijs in de tweede biedronde zal niet hoger zijn dan het bedrag van de bankgarantie dan wel waarborgsom van € 10.000 per vergunning. Op grond van het derde lid wordt de rondeprijs in de derde en volgende biedronden verhoogd (het increment). Bij het vaststellen van het increment wordt gestreefd naar een balans tussen de duur van de veiling enerzijds en het voorkomen van het vroegtijdig ‘uitstappen’ van de deelnemers en het daarmee ongebruikt blijven van de frequentieruimte anderzijds. De hoofdregel voor deze verhoging is neergelegd in het derde lid en behelst dat deze ten hoogste 100% is ten opzichte van de rondeprijs in de voorafgaande ronde. Wanneer twee spelers deelnemen aan de veiling kunnen de biedingen geen indicatie voor de bepaling van de rondeprijs meer zijn, omdat het afvallen van één deelnemer gelijk betekent dat de veiling is afgelopen. Als drie of meer spelers deelnemen aan de veiling, kan het afvallen van één deelnemer een rol spelen bij de bepaling van de hoogte van de rondeprijzen. Het vierde lid van dit artikel biedt de mogelijkheid om, ten behoeve van een evenwichtige vraagontwikkeling of een efficiënt verloop van de veiling, af te wijken van het bepaalde in het derde lid. Dat laatste kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer deelnemers vragen om een verhoging van de rondeprijzen. Voor de volledigheid wordt nog vermeld dat het risico van een te grote verhoging, waardoor in een ronde alle bieders zouden afhaken, is afgedekt door het bepaalde in artikel 25.

Artikel 23

Na het einde van iedere biedronde – met uitzondering van de laatste biedronde, bedoeld in artikel 24 – krijgt elke deelnemer een overzicht van de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens. Hierbij wordt de identiteit van de overige deelnemers niet bekend gemaakt.

Artikel 24

De biedronden gaan door tot de biedronde waarin één geldig bod is uitgebracht. Dit is het winnende bod. De deelnemer die het winnende bod heeft uitgebracht verkrijgt de vergunning voor de prijs in die ronde waarin hij de enige overgebleven bieder was.

Over de overige nog actieve deelnemers wordt geen informatie verstrekt.

Artikel 25

Als in een biedronde door geen enkele deelnemer een bod is uitgebracht, wordt deze biedronde opnieuw gehouden. De rondeprijs in deze biedronde ligt dan tussen de rondeprijs van de ronde die wordt overgedaan en de rondeprijs van de laatst gehouden ronde waarin tenminste twee geldige biedingen werden uitgebracht. Hiermee wordt tevens loting voorkomen.

Artikel 26

Zoals in het algemene deel reeds uiteen is gezet, zal eerst verlening van vergunning kavel B27 plaatsvinden en daarna de vergunning kavel B31. Voor beide vergunningen geldt dat deze, in geval veiling heeft plaatsgevonden, wordt verleend aan de deelnemer die in de betrokken veiling het winnende bod heeft uitgebracht. De overige aanvragen worden afgewezen, voor zover deze betrekking hebben op de op grond van de veiling verdeelde vergunning. Dit laatste betekent dat na afloop van de veiling van vergunning kavel B27 de aanvragen voor zover daarmee de vergunning kavel B27 is aangevraagd wordt afgewezen. Heeft de betrokken deelnemer uitsluitend de vergunning kavel B27 aangevraagd, dan is daarmee de verdelingsprocedure voor hem geëindigd.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat ingevolge artikel 3.18, tweede lid, onder f, van de Tw, er aanleiding kan zijn de aanvraag van de winnaar van de vergunning kavel B27 ook af te wijzen voor zover die betrekking heeft op de vergunning kavel B31. Dit doet zich voor indien de aanvrager (of een met hem verbonden instelling) ingevolge artikel 8, tweede lid, onder a, van de Regeling AGF uitsluitend vergunning kavel B27 of uitsluitend één van beide vergunningen kon verwerven. Zie in dit kader hetgeen uiteen is gezet in paragraaf 3.2. van deze toelichting.

Na afloop van de vergunning kavel B31 zullen alle aanvragen van de deelnemers die niet het winnend bod hebben uitgebracht, hoe dan ook worden afgewezen. Er is dan immers geen vergunning meer te verdelen op grond van deze regeling.

Artikel 27

Indien de deelnemer aan wie een vergunning wordt verleend ter voldoening van het bedrag ter zekerheidstelling een waarborgsom heeft gestort, wordt dit bedrag al dan niet gedeeltelijk voor de betaling van het door hem geboden bedrag aangewend. Indien de deelnemer een lager bedrag schuldig is dan de waarborgsom, krijgt die deelnemer het restant teruggestort. Uiteraard zal, indien de deelnemer een hoger bedrag heeft geboden dan het bedrag van zijn waarborgsom, die deelnemer het restant ook moeten betalen binnen twee weken na inwerkingtreding van de te verlenen vergunning en overmaken op de in artikel 7, derde lid, onder a, vermelde bankrekening. Indien de betreffende deelnemer een bankgarantie heeft overgelegd, dient hij eveneens binnen twee weken het door hem geboden bedrag te betalen. Indien de deelnemer niet (tijdig) betaalt, wordt de door hem overgelegde bankgarantie voor betaling aangewend. Het eventuele restant van het verschuldigde bedrag moet dan alsnog door de deelnemer worden betaald. Dit laatste volgt uit de hoofdregel dat de winnaar zijn winnende bod volledig dient te betalen (artikel 27, derde lid).

De rente over het gestorte bedrag komt toe aan de deelnemer tot aan het moment dat de minister aan alle deelnemers heeft meegedeeld aan wie de vergunning wordt verleend. Vanaf dat moment is de rente die betrekking heeft op dat deel van de waarborgsom dat de minister op basis van de toekenning van de vergunning toekomt, voor de minister.

Overigens staat het bedrag dat door de deelnemer moet worden betaald op grond van de veilingregeling los van bijkomende zogenoemde verlenings- en toezichtskosten op grond van artikel 16.1 van de Tw.

Artikel 28

In hoofdstuk 2 van het algemene deel van deze toelichting en in de toelichting van artikel 4 is reeds de koppeling tussen de analoge vergunningen voor kavels B27 en B31 enerzijds en de vergunning voor digitale radio-omroep anderzijds uiteengezet. In dit artikel is bepaald dat de vergunningen voor digitale radio-omroep in allotment 9D-N en 7A verleend worden aan degene aan wie de vergunning voor kavel B27 respectievelijk kavel B31 wordt verleend.

Aangezien de aanvraag om een vergunningen voor digitale radio-omroep een voorwaardelijke aanvraag betreft, is van afwijzing van de overige aanvragen geen sprake.

Artikel 29

De wijziging van artikel 7 van de Regeling AGF komt voort uit de consultatie van het Bekendmakingsbesluit. In de toelichting bij dat besluit is uiteengezet dat het gebied waarop het programma moet zijn gericht mede het bijbehorende digitale allotment omvat. Een aantal respondenten hebben er in die consulatie op gewezen dat de bepaling in de Regeling AGF, waarin dit is gereguleerd, is beperkt tot 1 september 2017, terwijl de vergunningen zullen worden verleend tot 1 september 2022. Deze opvatting wordt gedeeld. Artikel 7 wordt daarom zodanig aangepast dat deze aansluit bij hetgeen in het Bekendmakingsbesluit uiteen is gezet en overigens ook voortvloeit uit het Nationale Frequentieplan 2014.

Deze wijziging heeft overigens geen gevolgen voor vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep die zijn verleend door middel van een vergelijkende toets en die verlengbaar zijn gemaakt voor een periode van vijf jaar. Voor deze vergunningen blijft de uitspraak van het CBb van 29 maart 20168 onverkort gelden.

De wijziging van artikel 8 betreft de zogenoemde verboden kavelcombinaties. Dit betreft combinaties, waarbij het demografisch bereik van de kleinste FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties voor 35 procent of meer valt binnen het demografisch bereik van de andere FM-frequentie of samenstel van FM-frequenties, dan wel, indien dit percentage lager is dan 35 procent, meer dan 100.000 inwoners binnen het demografisch bereik van beide FM-frequenties of samenstellen van FM-frequenties vallen. Ten behoeve van pluriformiteit van radio-programma’s was het voorheen niet mogelijk voor een vergunninghouder of een daarmee verbonden instelling om dergelijke combinaties te verwerven.

Net als de eisen aan regiogerichtheid, zijn ook deze eisen toe aan modernisering, mede gelet op de stappen die worden gezet richting digitalisering. Vanwege het belang van digitalisering wordt aan elke commerciële FM-vergunning een vergunning voor digitale radio-omroep gekoppeld. Die keuze heeft tot gevolg dat één partij meerdere capaciteitseenheden van hetzelfde allotment verwerft wanneer er meerdere FM-vergunningen van hem aan hetzelfde allotment zijn gekoppeld. Vanwege het streven naar “digital only” en het daarop gerichte digitaliseringsbeleid wordt het in deze en toekomstige verdelingen niet langer noodzakelijk geacht aanvragers van vergunning voor niet-landelijke commerciële radio in de FM-band te beperken in de mogelijkheden van te verwerven kavelcombinaties. Met deze wijziging van de Regeling AGF wordt dan ook bepaald dat de gestelde beperkingen voor te verwerven combinaties niet gelden ten aanzien van combinaties met de vergunningen voor kavels B27 en B31 en evenmin voor combinaties met vergunningen voor niet-landelijke commerciële radio-omroep die in de toekomst worden verdeeld. Bij toekomstige verdelingen gelden dan ook geen beperkingen meer ten aanzien van verboden kavelcombinaties.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

ECLI:NL:CBB:2013:158

X Noot
2

Kamerstukken II, 2008–2009, 24 095, nr. 241 en 2014–2015, 24 095 nr. 384

X Noot
3

Een verlengingsrecht kan in een biedronde eenmaal door een deelnemer worden gebruikt. Gebruik van een verlengingsrecht betekent dat de deelnemer in die ronde meer tijd heeft om een bod uit te brengen.

X Noot
4

“Veiling van vergunningen voor commerciële radio-omroep“, rapport van 1 januari 2016. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/05/24/veiling-van-vergunningen-voor-commerciele-radio-omroep

X Noot
5

Zie paragraaf 5.1 van het rapport.

X Noot
6

Stcrt. 2007, 208. p.2

X Noot
7

Rapport “Onderzoek naar digitale etherradio (DAB+)”, van 20 april 2016, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/04/20/onderzoek-naar-digitale-etherradio-dab

X Noot
8

ECLI:NL:CBB:2016:153

Naar boven