TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling voorziet in een aantal wijzigingen van artikel 16 van de Drinkwaterregeling
(hierna: Dwr). Deze zijn wenselijk gebleken in verband met een aantal onvolkomenheden
in dat artikel, die tot onduidelijkheden en complicaties in de uitvoering leidden.
Dit betreft samengevat:
-
– de ontheffingverlening op basis van artikel 16 Dwr voor kwaliteitseisen voor in te
nemen oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater, in relatie
tot:
-
– het bereidingsverbod van artikel 22, tweede lid, van de Drinkwaterwet (hierna: Dww)
voor oppervlaktewater dat niet aan die eisen voldoet, en
-
– de kwaliteitseisen voor drinkwater van artikel 21 Dww en artikel 13 Drinkwaterbesluit
(hierna: Dwb).
Om praktische redenen is gekozen voor wijziging in de vorm van een nieuw artikel.
In de toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op:
-
– de verschillende voor de drinkwatervoorziening relevante kwaliteitseisen;
-
– het systeem van ontheffingverlening vóór deze wijziging;
-
– de juridische knelpunten in de uitvoering en handhaving, met de reparaties ingevolge
deze wijziging;
-
– de effecten en voorbereiding van de wijziging.
2. Kwaliteitseisen
2.1 Algemeen
Voor zowel drinkwater als voor oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor de bereiding
van drinkwater gelden kwaliteitseisen.
Voor drinkwater zijn deze opgenomen in artikel 21 van de Dww in samenhang met artikel
13 van het Dwb en de tabellen I, II, IIIa, IIIb en IIIc van bijlage A van dat besluit.
Voor het te gebruiken oppervlaktewater zijn dat de eisen, bedoeld in artikel 22, tweede
lid, van de Dww in samenhang met artikel 30, eerste lid, van het Dwb en artikel 16
en bijlage 5 van de Dwr. Met ‘het te gebruiken oppervlaktewater’ wordt bedoeld het
water zoals dat uit het waterlichaam (zoals een rivier of meer) wordt onttrokken.
Het gaat niet om het water in bijvoorbeeld een spaarbekken.
2.2 Kwaliteitseisen voor in te nemen oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van
drinkwater
Op grond van artikel 22, tweede lid, Dww geldt een verbod om drinkwater te bereiden
uit oppervlaktewater, dat niet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
(amvb) gestelde eisen voldoet. Bij of krachtens die maatregel kan worden bepaald dat
het verbod niet geldt indien het water tevoren op een daarbij vastgestelde wijze is
behandeld.
Op grond van het derde lid van dat artikel kan de minister van Infrastructuur en Milieu
(hierna: minister) voorts in bij of krachtens de maatregel aan te wijzen categorieën
van gevallen ontheffing verlenen van het verbod of van een gestelde eis indien het
belang van de bescherming van de volksgezondheid zich daartegen niet verzet.
Op basis van artikel 22, tweede lid, Dww zijn (krachtens artikel 30, eerste lid, aanhef
en onder b, van het Dwb) in artikel 16 en bijlage 5 van de Dwr eisen gesteld aan het
oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater.
In het tweede lid van artikel 30 Dwb is bepaald dat het verbod van artikel 22, tweede
lid, Dww betrekking heeft op de bereiding van drinkwater uit oppervlaktewater dat
niet voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, onder b.
In het derde lid van artikel 30 Dwb is bepaald dat het verbod van artikel 22, tweede
lid, Dww niet van toepassing is op water dat tevoren op een bij ministeriële regeling
vastgestelde wijze is behandeld. Hieraan was voorheen uitwerking gegeven in artikel
16, zesde lid, Dwr.
Op grond van het vierde lid van artikel 30 Dwb zijn bij ministeriële regeling de categorieën
van gevallen aangewezen waarin de minister een ontheffing kan verlenen als bedoeld
in artikel 22, derde lid, Dww. Dit was uitgewerkt in artikel 16, vierde lid, Dwr.
De ontheffingverlening op grond van artikel 16, derde lid, Dwr vond in de praktijk
weinig toepassing. In het algemeen was sprake van kortdurende verontreinigingen van
het oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater waarbij een innamestop
met melding plaatsvond en de inname werd hersteld na het passeren van de verontreiniging.
Dit gebeurde en gebeurt enkele tientallen keren per jaar volgens gegevens van VEWIN.
Met het oog op afwijkingen korter dan 30 dagen dan wel bij een langere afwijking,
als een ontheffing is aangevraagd maar nog niet is verleend, werd in het zesde lid
van artikel 16 Dwr bepaald dat de wijze van behandeling van het oppervlaktewater zodanig
is dat ook in die situaties het daarmee bereide drinkwater voldoet aan de kwaliteitseisen.
Hiermee is bedoeld dat het niveau van zuivering zodanig robuust moet zijn dat ook
bij een tijdelijke afwijking van de eisen voor het in te nemen oppervlaktewater, het
drinkwater wel aan de eisen voldoet.
2.3 Kwaliteitseisen voor drinkwater
In artikel 21, eerste lid, Dww wordt bepaald dat de eigenaar van een drinkwaterbedrijf
er zorg voor draagt dat het drinkwater dat hij aan consumenten of andere afnemers
ter beschikking stelt, geen organismen, parasieten of stoffen bevat, in aantallen
per volume-eenheid of concentraties, die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid
kunnen hebben.
Op grond van het derde lid van dat artikel wordt bepaald dat bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur (amvb) in het belang van de volksgezondheid eisen worden gesteld
met betrekking tot onder meer de hoedanigheid van het drinkwater.
In artikel 13 Dwb is bepaald dat het drinkwater voldoet aan de eisen die daaraan worden
gesteld in de tabellen I, II, IIIa, IIIb en IIIc van bijlage A van dat besluit. Met
betrekking tot de chemische parameters van bijlage II kan op grond van artikel 28
of 29 Dwb ontheffing worden verleend. Met betrekking tot de parameters van tabel I
(microbiologisch) of de tabellen III (indicatoren - bedrijfstechnische parameters,
organoleptische/ethetische en signaleringsparameters) kan geen ontheffing worden verleend.
In geval van een overschrijding van een tabel III parameter (waaronder signaleringswaarden,
zie hierna onder 2.4) dient de eigenaar op grond van artikel 25 Dwb de toezichthouder
te informeren, onderzoek te doen en herstelmaatregelen te nemen, tenzij de toezichthouder
van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid
van de consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen.
2.4 Signaleringswaarden
Naast toxicologisch onderbouwde kwaliteitseisen voor specifieke parameters omvatten
de eisen voor zowel het in te nemen oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van
drinkwater als voor drinkwater ook om eisen met de functie van signaleringswaarde. Dit zijn niet-toxicologisch onderbouwde, algemene waarden (van 1 microgram (µg)
per liter) met een voorzorgskarakter.
Blijkens de voetnoten nr. 1 bij de tabellen IIIc van bijlage A bij het Dwb en bijlage
5 bij het Dwr gaat het hierbij om ‘kwaliteitseisen die zijn bedoeld voor het signaleren
van mogelijke verontreinigingen. Wanneer de aangegeven waarde (1 µg/l) wordt gemeten
is er geen risico voor de volksgezondheid, maar zal er nader onderzoek plaatsvinden.
Deze parameters (als groep) zijn bedoeld om de kwaliteit van de bron te bewaken.’
Voor deze signaleringswaarden gelden deels regels die afwijken van die voor de specifieke
kwaliteitseisen. Weliswaar geldt in alle gevallen de eis dat deze eisen dienen te
worden in achtgenomen door de drinkwaterbedrijven maar er zijn ook verschillen. Zo
bevat artikel 28 Dwb geen mogelijkheid tot ontheffing van deze eisen voor het drinkwater
maar is er een afwijkende regeling in artikel 25 Dwb opgenomen.
Indien een in tabel III (waaronder IIIc, signaleringswaarden) van bijlage A Dwb opgenomen
waarde wordt overschreden is artikel 25 Dwb van toepassing. Dat bepaalt dat in zo’n
geval de toezichthouder moet worden geïnformeerd en dat onderzoek moet worden gedaan
naar oorzaak en mogelijke nadelige gevolgen (eerste lid). Op grond van het tweede
lid van dat artikel geldt voor het drinkwaterbedrijf de verplichting tot het nemen
van herstelmaatregelen waardoor het drinkwater weer aan de eisen voldoet, tenzij de
toezichthouder van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft
voor de gezondheid van consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen. In dit
laatste geval geldt ook de informatieverplichting van het derde lid niet. Artikel
25 Dwb is dus ook van toepassing in geval van overschrijding van een signaleringswaarde
in het drinkwater, opgenomen in tabel IIIc van bijlage A Dwb.
In tegenstelling tot drinkwater is er voor in te nemen oppervlaktewater voor de productie
van drinkwater (ruw water) wel een mogelijkheid tot ontheffing van de signaleringswaarden.
Ten aanzien van de eisen van bijlage 5 Dwr, waaronder de signaleringswaarden, is op
grond van artikel 16 Dwr ontheffing mogelijk.
Bij afwijkingen korter dan 30 dagen geldt alleen een meldingsplicht aan de inspecteur.
Bij een langere afwijking wordt een ontheffing aangevraagd. In afwachting van de ontheffing
kon de inname worden voortgezet (artikel 16, eerste tot en met derde lid, Dwr (oud).
Op grond van artikel 16, vierde lid, Dwr (oud) kon de ontheffing worden verleend indien:
-
– de eigenaar een zodanige behandeling, met inbegrip van menging, van het water kon
toepassen dat het bereide drinkwater zou voldoen aan de kwaliteitseisen voor drinkwater,
-
– de eigenaar was aangewezen op dit oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater,
en
-
– het gebruik van dit oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater geen onaanvaardbaar
risico voor de volksgezondheid meebracht.
3. Knelpunten met correcties
De regeling van artikel 16 Dwr zoals dat artikel luidde voor deze wijziging bevatte
diverse juridische onvolkomenheden die tot knelpunten in de uitvoering en handhaving
leidden. Deze kwamen met name naar voren bij een langdurige periode van verontreiniging
door pyrazool van de Maas, sinds de zomer van 2015.
Daarbij betrof het een opkomende, nieuwe en nog niet specifiek gereguleerde stof waarvoor
alleen een signaleringswaarde gold. Het betrof de signaleringswaarde voor ‘overige
antropogene stoffen’ in zowel bijlage 5 Dwr (voor het in te nemen oppervlaktewater
voor de bereiding van drinkwater) als voor bijlage A, tabel IIIc Dwb (voor het geleverde
drinkwater).
De knelpunten (en correcties) worden hierna beschreven:
-
• Eisen voor inname in plaats van voor bereiding (artikel 16, eerste lid, Dwr (oud))
In het eerste lid werd bepaald dat de eigenaar van een drinkwaterbedrijf bij de inname van oppervlaktewater voor de productie van drinkwater de kwaliteitseisen van bijlage 5 in acht moest nemen.
Die formulering week af van het wettelijke verbod en grondslag van artikel 22, tweede
lid, Dww jo. artikel 30, tweede lid, Dwb, dat niet uitgaat van een innameverbod maar van een bereidingsverbod uit oppervlaktewater dat niet aan bepaalde eisen voldoet.
Tevens was in de formulering van artikel 16, eerste lid, Dwr onduidelijk welke regels
van toepassing waren in situaties waarin niet aan de eisen voor het in te nemen water
kon worden voldaan en (nog) geen ontheffing was verleend.
Dit betrof de volgende situaties:
-
– tweede lid (oud), afwijking van maximaal 30 dagen, geen ontheffing mogelijk, en
-
– derde lid (oud), afwijking langer dan 30 dagen, wel ontheffing mogelijk.
Dit leidde tot onduidelijkheden. Weliswaar bevatte artikel 16, zesde lid, (oud) eisen
met betrekking tot de wijze van behandeling van het oppervlaktewater in deze situaties,
alleen was niet duidelijk in hoeverre daarmee ook het bereidingsverbod van artikel
22, tweede lid, Dww buiten toepassing was gesteld.
Bij de gewijzigde formulering van het eerste lid is nauwer aangesloten bij de formulering
van de genoemde artikelen van Dww en Dwb (bereidingsverbod). Dat betekent dat in dat lid alleen de eisen worden genoemd die gelden voor het oppervlaktewater
waaruit drinkwater wordt bereid (met verwijzing naar bijlage 5).
In het andere knelpunt (onduidelijkheid zolang geen ontheffing is verleend) is voorzien
met het nieuwe vierde lid (verbod artikel 22, tweede lid, van de wet niet van toepassing
in deze gevallen).
-
• Afwijking van maximaal 30 dagen (artikel 16, tweede lid, Dwr (oud))
Bij een afwijking van maximaal 30 dagen gold alleen een meldingsplicht. De juridische
grondslag en status van deze afwijkingsmogelijkheid was onduidelijk, in relatie tot
de verplichting van het eerste lid om bij de inname de kwaliteitseisen in acht te
nemen en het eerdergenoemde bereidingsverbod van artikel 22, tweede lid, Dww. Er was
geen ontheffing mogelijk in deze gevallen en onduidelijk was in hoeverre het verbod
van artikel 22, tweede lid, Dww op grond van datzelfde lid buiten toepassing was gesteld
bij een voorafgaande behandeling van het oppervlaktewater, gebruikt voor de bereiding
van drinkwater, waardoor het drinkwater alsnog aan de eisen zou voldoen.
De genoemde onduidelijkheden en onvolkomenheden zijn opgeheven door wijziging van
het eerste lid en door in het nieuwe vierde lid te bepalen dat in deze situatie het
verbod van artikel 22, tweede lid, Dww niet van toepassing is. Voorwaarde is dat aan
de eis met betrekking tot de behandeling van het oppervlaktewater gebruikt voor de
bereiding van drinkwater van het achtste lid (zesde lid oud) wordt voldaan. Deze eis
houdt samengevat in dat ook bij een afwijking van een eis voor het in te nemen water
de zuivering zodanig robuust moet zijn dat aan de kwaliteitseisen voor het drinkwater
wordt voldaan, met inachtneming van een eventuele ontheffing ex artikel 28 Dwb of
een toegestane normoverschrijding als bedoeld in artikel 25, derde lid, Dwb (negende
lid (nieuw)).
Voorts geldt de meldingsplicht voortaan in alle gevallen van een afwijking. Deze was
voorheen beperkt tot een afwijking die naar verwachting maximaal 30 dagen duurde,
maar is net zozeer van belang bij een afwijking die langer gaat duren. In de praktijk
werd ook bij langer durende afwijkingen reeds gemeld. Van een verhoging van administratieve
of uitvoeringslasten is daardoor geen sprake. Daarnaast geldt de meldingsplicht nu
ook voor de situatie waarbij het drinkwaterbedrijf besluit om de inname te stoppen
wegens overschrijding van een of meer van de in bijlage 5 opgenomen waterkwaliteitseisen
voor het oppervlaktewater. Indien het drinkwaterbedrijf achtereenvolgens meerdere
innamestops uitvoert ten aanzien van een en dezelfde parameter, hoeft het bedrijf
dat niet iedere keer aan de ILT te melden, maar volstaat het om de ILT na de eerste
melding op de hoogte te houden van de situatie.
-
• Afwijking langer dan 30 dagen, ontheffingverlening (artikel 16, derde en vijfde lid,
Dwr (oud))
Bij een afwijking langer dan 30 dagen diende op grond van artikel 16, derde lid, Dwr
een ontheffing te worden aangevraagd. Bij de toepassing van het derde lid en, in samenhang
daarmee, de ontheffingverlening op grond van het vierde lid (oud), kwamen in de praktijk
de grootste problemen naar voren.
Bij verontreinigingen langer dan 30 dagen, zoals de pyrazool verontreiniging van de
Maas sinds de zomer van 2015, kon geen ontheffing worden verleend van de signaleringswaarde
in het in te nemen ruwwater. Op grond van artikel 16, vierde lid, Dwr (oud) kon alleen
ontheffing worden verleend indien een zodanige behandeling, inclusief menging, kon
worden toegepast dat het drinkwater aan de kwaliteitseisen zou voldoen, inclusief
de signaleringswaarden van tabel IIIc van bijlage A Dwb. In de pyrazool-case kon niet
aan die laatste eis worden voldaan en was daarom geen ontheffing mogelijk, ook al
zou er voor het drinkwater zelf wel een ontheffing mogelijk zijn (artikel 28 Dwb)
of een normoverschrijding als bedoeld in artikel 25 Dwb worden toegestaan.
Dit leidde tot de situatie dat geen drinkwater meer uit dit oppervlaktewater zou mogen
worden bereid (artikel 22, tweede lid, Dww), met een dreigende stagnatie van de openbare
drinkwatervoorziening als gevolg. Dit terwijl er vanuit gezondheidskundig oogpunt
nog geen sprake hoefde te zijn van risico’s en bij een eventuele overschrijding van
de signaleringswaarde in het drinkwater toepassing zou kunnen worden gegeven aan artikel
25 Dwb (dat artikel verplicht bij overschrijding van een parameter van tabel IIIa,
IIIb of IIIc van bijlage A Dwb tot het nemen van herstelmaatregelen, tenzij de toezichthouder
van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid).
In casu kon dus geen ontheffing op grond van artikel 16 Dwr worden verleend van de
signaleringswaarde voor pyrazool onder de noemer van ‘overige antropogene stoffen’
(bijlage 5 Dwr) en is daarom een tijdelijke norm bepaald waarbij geen gebruik zou
worden gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 52 Dww.
Eenzelfde knelpunt kan zich overigens voordoen bij overschrijding van andere waarden
dan signaleringswaarden, zoals de in bijlage 5 genoemde chemische parameters in het
in te nemen water, indien deze niet door maatregelen als zuivering of menging zou
kunnen worden opgeheven en voor overschrijding van diezelfde parameter in het drinkwater
een ontheffing zou worden verleend (artikel 28 Dwb). Of, indien het om een overschrijding
van een parameter uit tabel IIIa of IIIb van bijlage A zou gaan, geen toepassing zou
worden gegeven aan de verplichting tot herstelmaatregelen van artikel 25 Dwb.
In al deze situaties liep de ontheffingverlening van artikel 16, vierde lid, Dwr (oud),
niet synchroon met de kwaliteitseisen voor het drinkwater, rekening houdend met afwijkingen
op grond van artikel 28 Dwb (ontheffing chemische parameter tabel II) of artikel 25
Dwb (toegestane afwijking tabel III), terwijl er nog geen gevaar voor de volksgezondheid
hoefde te zijn.
Deze gevolgen waren niet beoogd en dienden te worden gerepareerd, om onnodige juridische
belemmeringen voor de continuïteit van de openbare drinkwatervoorziening te voorkomen,
ook in situaties dat nog geen sprake is van een gevaar voor de volksgezondheid.
De wijzigingen zoals verwerkt in het nieuwe derde, vijfde en zesde lid voorzien daarin.
Deze houden deze in:
-
− bij de ontheffingverlening van de kwaliteitseisen voor oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater (vijfde lid) wordt bij de koppeling met de kwaliteitseisen voor drinkwater een link gelegd met een eventueel verleende ontheffing ex artikel 28 Dwb van een
chemische kwaliteitseis voor drinkwater (tabel II bijlage A). Daarnaast wordt een
link gelegd met een eventuele toepassing van artikel 25, derde lid, Dwb (bij overschrijding
van een tabel III-parameter voor drinkwater, waaronder de signaleringswaarden van
tabel IIIc van bijlage A Dwb). Dit is geregeld in het nieuwe zesde lid.
Deze bepaling houdt in dat ontheffing wordt verleend als er geen alternatief voorhanden
is (bijvoorbeeld oppervlaktewater uit een spaarbekken of rivier). Hierin ligt besloten
dat het desbetreffende oppervlaktewater waarop de eigenaar is aangewezen dan ook daadwerkelijk
wordt ingenomen ter bereiding van drinkwater.
Als voor de drinkwaterkwaliteit een ontheffing is verleend op grond van artikel 21,
vijfde lid, Dww jo. artikel 28 Dwb, dan wel de toezichthouder op grond van artikel
25, tweede en derde lid, Dwb van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige
gevolgen heeft voor de gezondheid van de consumenten en voor de aan hen toebehorende
goederen, wordt daar met andere woorden bij de ontheffingverlening op grond van artikel
16, vijfde en zesde lid, Dwr voortaan bij aangesloten. Dit betreft zowel chemische
kwaliteitseisen als signaleringswaarden.
Dit laatste is met name van belang in geval van lozingen van antropogene stoffen waarvoor
nog geen specifieke norm is vastgesteld en die nog niet in alle gevallen met zuiveringstechnieken
of andere maatregelen tot onder de signaleringswaarde kunnen worden verwijderd, zoals
in het geval van pyrazool.
-
– Verder is in het vijfde lid, onder c, van artikel 16 Dwr het criterium ‘en het gebruik
van dit oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater geen onaanvaardbaar risico
voor de volksgezondheid meebrengt’ vervangen door het in artikel 22, derde lid, Dww
voor de ontheffingverlening gestelde criterium: en het belang van de bescherming van
de volksgezondheid zich daar niet tegen verzet.
-
• Buiten toepassing stellen verbod artikel 22, tweede lid, Dww (artikel 16, vierde lid,
Dwr (nieuw))
In situaties van een kortdurende overschrijding (maximaal 30 dagen, tweede lid) en
een langduriger overschrijding (langer dan 30 dagen), als wel een aanvraag om ontheffing
is gedaan maar deze nog niet is verleend, was niet duidelijk in hoeverre het verbod
van artikel 22, tweede lid, Dww buiten toepassing bleef (zesde lid oud). In het nieuwe
vierde lid is dit expliciet bepaald. Voorwaarde is dat het oppervlaktewater zodanig
wordt behandeld overeenkomstig het achtste lid, dat het drinkwater aan de kwaliteitseisen
voldoet.
Aan dat laatste vereiste hoeft ingevolge het negende lid niet worden voldaan:
-
− voor zover een ontheffing van een chemische kwaliteitseis voor drinkwater op grond van artikel 28 Dwb van toepassing is of
-
− in geval sprake is van toepassing van artikel 25, tweede en derde lid, Dwb, waarbij
niet aan een signaleringswaarde voor drinkwater wordt voldaan maar geen herstelmaatregelen hoeven te worden genomen omdat de toezichthouder
van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid
van de consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen.
Behandelmethode (artikel 16, negende lid, Dwr (zesde lid, Dwr (oud))
Het zesde lid van artikel 16 Dwr vereiste dat de methode van behandeling zodanig was
dat ook in de situatie van het tweede of derde lid (oud) (afwijking tot maximaal 30
dagen; en bij langer durende afwijking, zolang de aanvraag om ontheffing liep) het
bereide drinkwater voldeed aan de kwaliteitseisen. Niet duidelijk werd uit dit lid
dat daarmee beoogd was het algemene bereidingsverbod van artikel 22, tweede lid, Dww,
buiten toepassing te laten. Ook bevatte dit lid geen koppeling van het kwaliteitsvereiste
voor drinkwater met een eventueel verleende ontheffing ex artikel 28 Dwb van een chemische
kwaliteitseis voor drinkwater of toepassing van artikel 25, tweede en derde lid, Dwb.
Dit leidde tot onduidelijkheid bij de toepassing van artikel 16, tweede en derde lid
(oud), met name: de verhouding tot het bereidingsverbod van artikel 22 tweede lid,
Dww, zolang geen ontheffing was verleend, en de verhouding met het kwaliteitsniveau
ingevolge de artikelen 25 en 28 Dwb.
Blijkens de toelichting bij dit lid (Stcrt. 2011, 10842, pag. 32) werd met deze bepaling bedoeld dat ‘de toegepaste zuiveringstechniek zo
robuust moet zijn dat ook in een situatie waarin wordt afgeweken van de waarden die
voor het ingenomen oppervlaktewater zijn gesteld, het geleverde drinkwater blijft
voldoen aan de in het Drinkwaterbesluit gestelde kwaliteitseisen’.
Het voorgaande heeft geleid tot verduidelijking in de vorm van het vierde lid (nieuw,
zie de toelichting hiervoor) en in het achtste en negende lid (zesde lid oud).
Redactionele wijziging (artikel 16, zesde lid, Dwr (vijfde lid oud)
Aangesloten is bij de gangbare formulering voor waterkwaliteitsbeheer in artikel 3.1
van de Waterregeling.
Effecten
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers.
Voor drinkwaterbedrijven houdt deze regeling in dat ze thans ook een innamestop van
oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater moeten melden aan de ILT, voor zover
deze samenhangt met in bijlage 5 opgenomen kwaliteitseisen voor het oppervlaktewater.
Als aangegeven in de toelichting hoeft het drinkwaterbedrijf bij achtereenvolgende
meerdere innamestops ten aanzien van een en dezelfde parameter dit slechts eenmaal
aan ILT te melden en daarna de ILT op de hoogte te houden van de situatie. Innamestops
om andere redenen hoeven niet gemeld te worden.
Aangezien hierboven gedefinieerde innamestops slechts enkele keren per jaar voorkomen
en de drinkwaterbedrijven dergelijke innamestops bovendien vaak al vrijwillig aan
de ILT melden, zijn de administratieve lasten verwaarloosbaar.
Er zijn geen bedrijfseffecten of milieueffecten noch is sprake van effecten op de
uitvoeringslasten voor overheden.
Consultatie
Een ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de VEWIN. Daarnaast is deze voor een
handhaafbaarheids- en uitvoerbaarheidstoets voorgelegd aan de ILT. Dit heeft tot enkele
verduidelijkingen in de artikelen geleid, met name het begrip: oppervlaktewater gebruikt
voor de bereiding van drinkwater.
VEWIN heeft ingestemd met de wijziging en in breder verband aandacht gevraagd voor
de aanpak van verontreinigingen aan de bron, resultaatsverplichtingen voor waterkwaliteitsbeheerders
en het opnemen van een milieukwaliteitseis in het Besluit kwaliteiteisen en monitoring
water 2009 (verder: Bkmw 2009). Dit gaat het juridische kader van de Drinkwaterwetgeving
en deze wijziging – die is gericht tot de drinkwaterbedrijven – evenwel te buiten,
want betreft de regelgeving die geldt voor de waterkwaliteitsbeheerders. Hiervoor
wordt verwezen naar het vigerende Bkmw 2009 met het bijhorend Protocol en het desbetreffende
in ontwikkeling zijnde beleidskader (de structurele aanpak van drinkwaterrelevante
opkomende stoffen) en het bijbehorend wetgevingstraject (Besluit kwaliteit Leefomgeving,
op basis van de Omgevingswet).
Daarnaast stelde de VEWIN voor om artikel 16, vijfde lid, van het ontwerp in die zin
aan te vullen dat daarin duidelijk word dat de ontheffing geldt voor een bepaalde
periode en onder bepaalde voorwaarden. Een dergelijke aanvulling is echter onnodig,
omdat deze aspecten van de ontheffing al gereguleerd zijn in artikel 22, derde lid,
van de Drinkwaterwet.
Inwerkingtreding
Vanwege het belang van een spoedige inwerkingtreding van deze regeling met het oog
op de continuïteit van de drinkwatervoorziening, het reparatoire karakter en het voorkomen
van aanmerkelijke publieke en private nadelen wordt afgeweken van de systematiek van
der vaste verandermomenten. Dit betreft zowel het vaste invoeringsmoment als de minimale
invoeringstermijn.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen