Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 12 september 2016, nr. IENM/BSK-2016/81933 tot wijziging van de Drinkwaterregeling in verband met reparatie van de ontheffingverlening voor in te nemen oppervlaktewater, gebruikt voor de bereiding van drinkwater

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 22, derde en vierde lid, van de Drinkwaterwet jo. artikel 30, eerste, vierde en vijfde lid, van het Drinkwaterbesluit;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 16 van de Drinkwaterregeling komt te luiden:

Artikel 16 (ontheffing in te nemen oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater)

  • 1. De eisen gesteld aan het oppervlaktewater waaruit drinkwater kan worden bereid, bedoeld in artikel 30, eerste lid, aanhef en onder b, van het besluit, zijn opgenomen in bijlage 5.

  • 2. Indien niet wordt voldaan aan een in bijlage 5 opgenomen kwaliteitseis meldt het drinkwaterbedrijf deze afwijking onverwijld aan de inspecteur.

  • 3. Indien naar verwachting gedurende een periode, langer dan 30 dagen, niet wordt voldaan aan een in bijlage 5 opgenomen kwaliteitseis, verzoekt het drinkwaterbedrijf de Minister om een ontheffing van de desbetreffende kwaliteitseis. In afwachting van het besluit van de Minister kan de inname worden voortgezet.

  • 4. Het verbod, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, is niet van toepassing op een situatie als bedoeld in het tweede of derde lid, voor zover het oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater wordt behandeld op een wijze als bedoeld in het achtste lid.

  • 5. De Minister kan een ontheffing als bedoeld in het derde lid verlenen indien:

    • a. de eigenaar een zodanige behandeling, met inbegrip van menging, van het water kan toepassen dat het bereide drinkwater voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 21, eerste lid, van de wet en artikel 13 van het besluit;

    • b. de eigenaar is aangewezen op het gebruik van het desbetreffende oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater, en

    • c. het belang van de bescherming van de volksgezondheid zich niet verzet tegen het gebruik van dit oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater.

  • 6. De in het vijfde lid, onderdeel a, opgenomen voorwaarde voor een ontheffing is niet van toepassing:

    • 1°. voor zover van een kwaliteitseis ontheffing is verleend op grond van artikel 28 van het besluit, in welk geval voldaan moet worden aan de bij de ontheffing vastgestelde waarde, of

    • 2°. in geval van een normoverschrijding als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van dat besluit, en de toezichthouder overeenkomstig het tweede en derde lid van dat artikel van oordeel is dat deze geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen.

  • 7. De Minister doet van een ontheffing op grond van het vijfde lid mededeling aan het openbaar lichaam dat belast is met het waterkwaliteitsbeheer van het betrokken oppervlaktewater, bedoeld in artikel 3.1 van de Waterregeling.

  • 8. De wijze van behandeling van het oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater is zodanig dat ook in een situatie als bedoeld in het tweede of derde lid, het daarmee bereide drinkwater voldoet aan de kwaliteitseisen, gesteld in artikel 21, eerste lid, van de wet, en artikel 13 van het besluit.

  • 9. Het achtste lid is niet van toepassing:

    • a. voor zover van een kwaliteitseis ontheffing is verleend op grond van artikel 28 van het besluit, in welk geval moet worden voldaan aan de bij de ontheffing vastgestelde waarde, of

    • b. in geval van het niet voldoen aan een eis als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van het besluit, en de toezichthouder overeenkomstig het tweede en derde lid van dat artikel van oordeel is dat deze geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling voorziet in een aantal wijzigingen van artikel 16 van de Drinkwaterregeling (hierna: Dwr). Deze zijn wenselijk gebleken in verband met een aantal onvolkomenheden in dat artikel, die tot onduidelijkheden en complicaties in de uitvoering leidden. Dit betreft samengevat:

  • de ontheffingverlening op basis van artikel 16 Dwr voor kwaliteitseisen voor in te nemen oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater, in relatie tot:

  • het bereidingsverbod van artikel 22, tweede lid, van de Drinkwaterwet (hierna: Dww) voor oppervlaktewater dat niet aan die eisen voldoet, en

  • de kwaliteitseisen voor drinkwater van artikel 21 Dww en artikel 13 Drinkwaterbesluit (hierna: Dwb).

Om praktische redenen is gekozen voor wijziging in de vorm van een nieuw artikel. In de toelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • de verschillende voor de drinkwatervoorziening relevante kwaliteitseisen;

  • het systeem van ontheffingverlening vóór deze wijziging;

  • de juridische knelpunten in de uitvoering en handhaving, met de reparaties ingevolge deze wijziging;

  • de effecten en voorbereiding van de wijziging.

2. Kwaliteitseisen

2.1 Algemeen

Voor zowel drinkwater als voor oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater gelden kwaliteitseisen.

Voor drinkwater zijn deze opgenomen in artikel 21 van de Dww in samenhang met artikel 13 van het Dwb en de tabellen I, II, IIIa, IIIb en IIIc van bijlage A van dat besluit.

Voor het te gebruiken oppervlaktewater zijn dat de eisen, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Dww in samenhang met artikel 30, eerste lid, van het Dwb en artikel 16 en bijlage 5 van de Dwr. Met ‘het te gebruiken oppervlaktewater’ wordt bedoeld het water zoals dat uit het waterlichaam (zoals een rivier of meer) wordt onttrokken. Het gaat niet om het water in bijvoorbeeld een spaarbekken.

2.2 Kwaliteitseisen voor in te nemen oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater

Op grond van artikel 22, tweede lid, Dww geldt een verbod om drinkwater te bereiden uit oppervlaktewater, dat niet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (amvb) gestelde eisen voldoet. Bij of krachtens die maatregel kan worden bepaald dat het verbod niet geldt indien het water tevoren op een daarbij vastgestelde wijze is behandeld.

Op grond van het derde lid van dat artikel kan de minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: minister) voorts in bij of krachtens de maatregel aan te wijzen categorieën van gevallen ontheffing verlenen van het verbod of van een gestelde eis indien het belang van de bescherming van de volksgezondheid zich daartegen niet verzet.

Op basis van artikel 22, tweede lid, Dww zijn (krachtens artikel 30, eerste lid, aanhef en onder b, van het Dwb) in artikel 16 en bijlage 5 van de Dwr eisen gesteld aan het oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater.

In het tweede lid van artikel 30 Dwb is bepaald dat het verbod van artikel 22, tweede lid, Dww betrekking heeft op de bereiding van drinkwater uit oppervlaktewater dat niet voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, onder b.

In het derde lid van artikel 30 Dwb is bepaald dat het verbod van artikel 22, tweede lid, Dww niet van toepassing is op water dat tevoren op een bij ministeriële regeling vastgestelde wijze is behandeld. Hieraan was voorheen uitwerking gegeven in artikel 16, zesde lid, Dwr.

Op grond van het vierde lid van artikel 30 Dwb zijn bij ministeriële regeling de categorieën van gevallen aangewezen waarin de minister een ontheffing kan verlenen als bedoeld in artikel 22, derde lid, Dww. Dit was uitgewerkt in artikel 16, vierde lid, Dwr.

De ontheffingverlening op grond van artikel 16, derde lid, Dwr vond in de praktijk weinig toepassing. In het algemeen was sprake van kortdurende verontreinigingen van het oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater waarbij een innamestop met melding plaatsvond en de inname werd hersteld na het passeren van de verontreiniging. Dit gebeurde en gebeurt enkele tientallen keren per jaar volgens gegevens van VEWIN.

Met het oog op afwijkingen korter dan 30 dagen dan wel bij een langere afwijking, als een ontheffing is aangevraagd maar nog niet is verleend, werd in het zesde lid van artikel 16 Dwr bepaald dat de wijze van behandeling van het oppervlaktewater zodanig is dat ook in die situaties het daarmee bereide drinkwater voldoet aan de kwaliteitseisen. Hiermee is bedoeld dat het niveau van zuivering zodanig robuust moet zijn dat ook bij een tijdelijke afwijking van de eisen voor het in te nemen oppervlaktewater, het drinkwater wel aan de eisen voldoet.

2.3 Kwaliteitseisen voor drinkwater

In artikel 21, eerste lid, Dww wordt bepaald dat de eigenaar van een drinkwaterbedrijf er zorg voor draagt dat het drinkwater dat hij aan consumenten of andere afnemers ter beschikking stelt, geen organismen, parasieten of stoffen bevat, in aantallen per volume-eenheid of concentraties, die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben.

Op grond van het derde lid van dat artikel wordt bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (amvb) in het belang van de volksgezondheid eisen worden gesteld met betrekking tot onder meer de hoedanigheid van het drinkwater.

In artikel 13 Dwb is bepaald dat het drinkwater voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de tabellen I, II, IIIa, IIIb en IIIc van bijlage A van dat besluit. Met betrekking tot de chemische parameters van bijlage II kan op grond van artikel 28 of 29 Dwb ontheffing worden verleend. Met betrekking tot de parameters van tabel I (microbiologisch) of de tabellen III (indicatoren - bedrijfstechnische parameters, organoleptische/ethetische en signaleringsparameters) kan geen ontheffing worden verleend.

In geval van een overschrijding van een tabel III parameter (waaronder signaleringswaarden, zie hierna onder 2.4) dient de eigenaar op grond van artikel 25 Dwb de toezichthouder te informeren, onderzoek te doen en herstelmaatregelen te nemen, tenzij de toezichthouder van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen.

2.4 Signaleringswaarden

Naast toxicologisch onderbouwde kwaliteitseisen voor specifieke parameters omvatten de eisen voor zowel het in te nemen oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater als voor drinkwater ook om eisen met de functie van signaleringswaarde. Dit zijn niet-toxicologisch onderbouwde, algemene waarden (van 1 microgram (µg) per liter) met een voorzorgskarakter.

Blijkens de voetnoten nr. 1 bij de tabellen IIIc van bijlage A bij het Dwb en bijlage 5 bij het Dwr gaat het hierbij om ‘kwaliteitseisen die zijn bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreinigingen. Wanneer de aangegeven waarde (1 µg/l) wordt gemeten is er geen risico voor de volksgezondheid, maar zal er nader onderzoek plaatsvinden. Deze parameters (als groep) zijn bedoeld om de kwaliteit van de bron te bewaken.’

Voor deze signaleringswaarden gelden deels regels die afwijken van die voor de specifieke kwaliteitseisen. Weliswaar geldt in alle gevallen de eis dat deze eisen dienen te worden in achtgenomen door de drinkwaterbedrijven maar er zijn ook verschillen. Zo bevat artikel 28 Dwb geen mogelijkheid tot ontheffing van deze eisen voor het drinkwater maar is er een afwijkende regeling in artikel 25 Dwb opgenomen.

Indien een in tabel III (waaronder IIIc, signaleringswaarden) van bijlage A Dwb opgenomen waarde wordt overschreden is artikel 25 Dwb van toepassing. Dat bepaalt dat in zo’n geval de toezichthouder moet worden geïnformeerd en dat onderzoek moet worden gedaan naar oorzaak en mogelijke nadelige gevolgen (eerste lid). Op grond van het tweede lid van dat artikel geldt voor het drinkwaterbedrijf de verplichting tot het nemen van herstelmaatregelen waardoor het drinkwater weer aan de eisen voldoet, tenzij de toezichthouder van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen. In dit laatste geval geldt ook de informatieverplichting van het derde lid niet. Artikel 25 Dwb is dus ook van toepassing in geval van overschrijding van een signaleringswaarde in het drinkwater, opgenomen in tabel IIIc van bijlage A Dwb.

In tegenstelling tot drinkwater is er voor in te nemen oppervlaktewater voor de productie van drinkwater (ruw water) wel een mogelijkheid tot ontheffing van de signaleringswaarden. Ten aanzien van de eisen van bijlage 5 Dwr, waaronder de signaleringswaarden, is op grond van artikel 16 Dwr ontheffing mogelijk.

Bij afwijkingen korter dan 30 dagen geldt alleen een meldingsplicht aan de inspecteur. Bij een langere afwijking wordt een ontheffing aangevraagd. In afwachting van de ontheffing kon de inname worden voortgezet (artikel 16, eerste tot en met derde lid, Dwr (oud).

Op grond van artikel 16, vierde lid, Dwr (oud) kon de ontheffing worden verleend indien:

  • de eigenaar een zodanige behandeling, met inbegrip van menging, van het water kon toepassen dat het bereide drinkwater zou voldoen aan de kwaliteitseisen voor drinkwater,

  • de eigenaar was aangewezen op dit oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater, en

  • het gebruik van dit oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater geen onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid meebracht.

3. Knelpunten met correcties

De regeling van artikel 16 Dwr zoals dat artikel luidde voor deze wijziging bevatte diverse juridische onvolkomenheden die tot knelpunten in de uitvoering en handhaving leidden. Deze kwamen met name naar voren bij een langdurige periode van verontreiniging door pyrazool van de Maas, sinds de zomer van 2015.

Daarbij betrof het een opkomende, nieuwe en nog niet specifiek gereguleerde stof waarvoor alleen een signaleringswaarde gold. Het betrof de signaleringswaarde voor ‘overige antropogene stoffen’ in zowel bijlage 5 Dwr (voor het in te nemen oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater) als voor bijlage A, tabel IIIc Dwb (voor het geleverde drinkwater).

De knelpunten (en correcties) worden hierna beschreven:

  • Eisen voor inname in plaats van voor bereiding (artikel 16, eerste lid, Dwr (oud))

    In het eerste lid werd bepaald dat de eigenaar van een drinkwaterbedrijf bij de inname van oppervlaktewater voor de productie van drinkwater de kwaliteitseisen van bijlage 5 in acht moest nemen. Die formulering week af van het wettelijke verbod en grondslag van artikel 22, tweede lid, Dww jo. artikel 30, tweede lid, Dwb, dat niet uitgaat van een innameverbod maar van een bereidingsverbod uit oppervlaktewater dat niet aan bepaalde eisen voldoet.

    Tevens was in de formulering van artikel 16, eerste lid, Dwr onduidelijk welke regels van toepassing waren in situaties waarin niet aan de eisen voor het in te nemen water kon worden voldaan en (nog) geen ontheffing was verleend.

    Dit betrof de volgende situaties:

    • tweede lid (oud), afwijking van maximaal 30 dagen, geen ontheffing mogelijk, en

    • derde lid (oud), afwijking langer dan 30 dagen, wel ontheffing mogelijk.

    Dit leidde tot onduidelijkheden. Weliswaar bevatte artikel 16, zesde lid, (oud) eisen met betrekking tot de wijze van behandeling van het oppervlaktewater in deze situaties, alleen was niet duidelijk in hoeverre daarmee ook het bereidingsverbod van artikel 22, tweede lid, Dww buiten toepassing was gesteld.

    Bij de gewijzigde formulering van het eerste lid is nauwer aangesloten bij de formulering van de genoemde artikelen van Dww en Dwb (bereidingsverbod). Dat betekent dat in dat lid alleen de eisen worden genoemd die gelden voor het oppervlaktewater waaruit drinkwater wordt bereid (met verwijzing naar bijlage 5).

    In het andere knelpunt (onduidelijkheid zolang geen ontheffing is verleend) is voorzien met het nieuwe vierde lid (verbod artikel 22, tweede lid, van de wet niet van toepassing in deze gevallen).

  • Afwijking van maximaal 30 dagen (artikel 16, tweede lid, Dwr (oud))

    Bij een afwijking van maximaal 30 dagen gold alleen een meldingsplicht. De juridische grondslag en status van deze afwijkingsmogelijkheid was onduidelijk, in relatie tot de verplichting van het eerste lid om bij de inname de kwaliteitseisen in acht te nemen en het eerdergenoemde bereidingsverbod van artikel 22, tweede lid, Dww. Er was geen ontheffing mogelijk in deze gevallen en onduidelijk was in hoeverre het verbod van artikel 22, tweede lid, Dww op grond van datzelfde lid buiten toepassing was gesteld bij een voorafgaande behandeling van het oppervlaktewater, gebruikt voor de bereiding van drinkwater, waardoor het drinkwater alsnog aan de eisen zou voldoen.

    De genoemde onduidelijkheden en onvolkomenheden zijn opgeheven door wijziging van het eerste lid en door in het nieuwe vierde lid te bepalen dat in deze situatie het verbod van artikel 22, tweede lid, Dww niet van toepassing is. Voorwaarde is dat aan de eis met betrekking tot de behandeling van het oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater van het achtste lid (zesde lid oud) wordt voldaan. Deze eis houdt samengevat in dat ook bij een afwijking van een eis voor het in te nemen water de zuivering zodanig robuust moet zijn dat aan de kwaliteitseisen voor het drinkwater wordt voldaan, met inachtneming van een eventuele ontheffing ex artikel 28 Dwb of een toegestane normoverschrijding als bedoeld in artikel 25, derde lid, Dwb (negende lid (nieuw)).

    Voorts geldt de meldingsplicht voortaan in alle gevallen van een afwijking. Deze was voorheen beperkt tot een afwijking die naar verwachting maximaal 30 dagen duurde, maar is net zozeer van belang bij een afwijking die langer gaat duren. In de praktijk werd ook bij langer durende afwijkingen reeds gemeld. Van een verhoging van administratieve of uitvoeringslasten is daardoor geen sprake. Daarnaast geldt de meldingsplicht nu ook voor de situatie waarbij het drinkwaterbedrijf besluit om de inname te stoppen wegens overschrijding van een of meer van de in bijlage 5 opgenomen waterkwaliteitseisen voor het oppervlaktewater. Indien het drinkwaterbedrijf achtereenvolgens meerdere innamestops uitvoert ten aanzien van een en dezelfde parameter, hoeft het bedrijf dat niet iedere keer aan de ILT te melden, maar volstaat het om de ILT na de eerste melding op de hoogte te houden van de situatie.

  • Afwijking langer dan 30 dagen, ontheffingverlening (artikel 16, derde en vijfde lid, Dwr (oud))

    Bij een afwijking langer dan 30 dagen diende op grond van artikel 16, derde lid, Dwr een ontheffing te worden aangevraagd. Bij de toepassing van het derde lid en, in samenhang daarmee, de ontheffingverlening op grond van het vierde lid (oud), kwamen in de praktijk de grootste problemen naar voren.

    Bij verontreinigingen langer dan 30 dagen, zoals de pyrazool verontreiniging van de Maas sinds de zomer van 2015, kon geen ontheffing worden verleend van de signaleringswaarde in het in te nemen ruwwater. Op grond van artikel 16, vierde lid, Dwr (oud) kon alleen ontheffing worden verleend indien een zodanige behandeling, inclusief menging, kon worden toegepast dat het drinkwater aan de kwaliteitseisen zou voldoen, inclusief de signaleringswaarden van tabel IIIc van bijlage A Dwb. In de pyrazool-case kon niet aan die laatste eis worden voldaan en was daarom geen ontheffing mogelijk, ook al zou er voor het drinkwater zelf wel een ontheffing mogelijk zijn (artikel 28 Dwb) of een normoverschrijding als bedoeld in artikel 25 Dwb worden toegestaan.

    Dit leidde tot de situatie dat geen drinkwater meer uit dit oppervlaktewater zou mogen worden bereid (artikel 22, tweede lid, Dww), met een dreigende stagnatie van de openbare drinkwatervoorziening als gevolg. Dit terwijl er vanuit gezondheidskundig oogpunt nog geen sprake hoefde te zijn van risico’s en bij een eventuele overschrijding van de signaleringswaarde in het drinkwater toepassing zou kunnen worden gegeven aan artikel 25 Dwb (dat artikel verplicht bij overschrijding van een parameter van tabel IIIa, IIIb of IIIc van bijlage A Dwb tot het nemen van herstelmaatregelen, tenzij de toezichthouder van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid).

    In casu kon dus geen ontheffing op grond van artikel 16 Dwr worden verleend van de signaleringswaarde voor pyrazool onder de noemer van ‘overige antropogene stoffen’ (bijlage 5 Dwr) en is daarom een tijdelijke norm bepaald waarbij geen gebruik zou worden gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 52 Dww.

    Eenzelfde knelpunt kan zich overigens voordoen bij overschrijding van andere waarden dan signaleringswaarden, zoals de in bijlage 5 genoemde chemische parameters in het in te nemen water, indien deze niet door maatregelen als zuivering of menging zou kunnen worden opgeheven en voor overschrijding van diezelfde parameter in het drinkwater een ontheffing zou worden verleend (artikel 28 Dwb). Of, indien het om een overschrijding van een parameter uit tabel IIIa of IIIb van bijlage A zou gaan, geen toepassing zou worden gegeven aan de verplichting tot herstelmaatregelen van artikel 25 Dwb.

    In al deze situaties liep de ontheffingverlening van artikel 16, vierde lid, Dwr (oud), niet synchroon met de kwaliteitseisen voor het drinkwater, rekening houdend met afwijkingen op grond van artikel 28 Dwb (ontheffing chemische parameter tabel II) of artikel 25 Dwb (toegestane afwijking tabel III), terwijl er nog geen gevaar voor de volksgezondheid hoefde te zijn.

    Deze gevolgen waren niet beoogd en dienden te worden gerepareerd, om onnodige juridische belemmeringen voor de continuïteit van de openbare drinkwatervoorziening te voorkomen, ook in situaties dat nog geen sprake is van een gevaar voor de volksgezondheid.

    De wijzigingen zoals verwerkt in het nieuwe derde, vijfde en zesde lid voorzien daarin. Deze houden deze in:

    • bij de ontheffingverlening van de kwaliteitseisen voor oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater (vijfde lid) wordt bij de koppeling met de kwaliteitseisen voor drinkwater een link gelegd met een eventueel verleende ontheffing ex artikel 28 Dwb van een chemische kwaliteitseis voor drinkwater (tabel II bijlage A). Daarnaast wordt een link gelegd met een eventuele toepassing van artikel 25, derde lid, Dwb (bij overschrijding van een tabel III-parameter voor drinkwater, waaronder de signaleringswaarden van tabel IIIc van bijlage A Dwb). Dit is geregeld in het nieuwe zesde lid.

      Deze bepaling houdt in dat ontheffing wordt verleend als er geen alternatief voorhanden is (bijvoorbeeld oppervlaktewater uit een spaarbekken of rivier). Hierin ligt besloten dat het desbetreffende oppervlaktewater waarop de eigenaar is aangewezen dan ook daadwerkelijk wordt ingenomen ter bereiding van drinkwater.

      Als voor de drinkwaterkwaliteit een ontheffing is verleend op grond van artikel 21, vijfde lid, Dww jo. artikel 28 Dwb, dan wel de toezichthouder op grond van artikel 25, tweede en derde lid, Dwb van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen, wordt daar met andere woorden bij de ontheffingverlening op grond van artikel 16, vijfde en zesde lid, Dwr voortaan bij aangesloten. Dit betreft zowel chemische kwaliteitseisen als signaleringswaarden.

      Dit laatste is met name van belang in geval van lozingen van antropogene stoffen waarvoor nog geen specifieke norm is vastgesteld en die nog niet in alle gevallen met zuiveringstechnieken of andere maatregelen tot onder de signaleringswaarde kunnen worden verwijderd, zoals in het geval van pyrazool.

    • Verder is in het vijfde lid, onder c, van artikel 16 Dwr het criterium ‘en het gebruik van dit oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater geen onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid meebrengt’ vervangen door het in artikel 22, derde lid, Dww voor de ontheffingverlening gestelde criterium: en het belang van de bescherming van de volksgezondheid zich daar niet tegen verzet.

  • Buiten toepassing stellen verbod artikel 22, tweede lid, Dww (artikel 16, vierde lid, Dwr (nieuw))

    In situaties van een kortdurende overschrijding (maximaal 30 dagen, tweede lid) en een langduriger overschrijding (langer dan 30 dagen), als wel een aanvraag om ontheffing is gedaan maar deze nog niet is verleend, was niet duidelijk in hoeverre het verbod van artikel 22, tweede lid, Dww buiten toepassing bleef (zesde lid oud). In het nieuwe vierde lid is dit expliciet bepaald. Voorwaarde is dat het oppervlaktewater zodanig wordt behandeld overeenkomstig het achtste lid, dat het drinkwater aan de kwaliteitseisen voldoet.

    Aan dat laatste vereiste hoeft ingevolge het negende lid niet worden voldaan:

    • voor zover een ontheffing van een chemische kwaliteitseis voor drinkwater op grond van artikel 28 Dwb van toepassing is of

    • in geval sprake is van toepassing van artikel 25, tweede en derde lid, Dwb, waarbij niet aan een signaleringswaarde voor drinkwater wordt voldaan maar geen herstelmaatregelen hoeven te worden genomen omdat de toezichthouder van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van de consumenten en voor de aan hen toebehorende goederen.

    Behandelmethode (artikel 16, negende lid, Dwr (zesde lid, Dwr (oud))

    Het zesde lid van artikel 16 Dwr vereiste dat de methode van behandeling zodanig was dat ook in de situatie van het tweede of derde lid (oud) (afwijking tot maximaal 30 dagen; en bij langer durende afwijking, zolang de aanvraag om ontheffing liep) het bereide drinkwater voldeed aan de kwaliteitseisen. Niet duidelijk werd uit dit lid dat daarmee beoogd was het algemene bereidingsverbod van artikel 22, tweede lid, Dww, buiten toepassing te laten. Ook bevatte dit lid geen koppeling van het kwaliteitsvereiste voor drinkwater met een eventueel verleende ontheffing ex artikel 28 Dwb van een chemische kwaliteitseis voor drinkwater of toepassing van artikel 25, tweede en derde lid, Dwb.

    Dit leidde tot onduidelijkheid bij de toepassing van artikel 16, tweede en derde lid (oud), met name: de verhouding tot het bereidingsverbod van artikel 22 tweede lid, Dww, zolang geen ontheffing was verleend, en de verhouding met het kwaliteitsniveau ingevolge de artikelen 25 en 28 Dwb.

    Blijkens de toelichting bij dit lid (Stcrt. 2011, 10842, pag. 32) werd met deze bepaling bedoeld dat ‘de toegepaste zuiveringstechniek zo robuust moet zijn dat ook in een situatie waarin wordt afgeweken van de waarden die voor het ingenomen oppervlaktewater zijn gesteld, het geleverde drinkwater blijft voldoen aan de in het Drinkwaterbesluit gestelde kwaliteitseisen’.

    Het voorgaande heeft geleid tot verduidelijking in de vorm van het vierde lid (nieuw, zie de toelichting hiervoor) en in het achtste en negende lid (zesde lid oud).

    Redactionele wijziging (artikel 16, zesde lid, Dwr (vijfde lid oud)

    Aangesloten is bij de gangbare formulering voor waterkwaliteitsbeheer in artikel 3.1 van de Waterregeling.

Effecten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers. Voor drinkwaterbedrijven houdt deze regeling in dat ze thans ook een innamestop van oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater moeten melden aan de ILT, voor zover deze samenhangt met in bijlage 5 opgenomen kwaliteitseisen voor het oppervlaktewater. Als aangegeven in de toelichting hoeft het drinkwaterbedrijf bij achtereenvolgende meerdere innamestops ten aanzien van een en dezelfde parameter dit slechts eenmaal aan ILT te melden en daarna de ILT op de hoogte te houden van de situatie. Innamestops om andere redenen hoeven niet gemeld te worden.

Aangezien hierboven gedefinieerde innamestops slechts enkele keren per jaar voorkomen en de drinkwaterbedrijven dergelijke innamestops bovendien vaak al vrijwillig aan de ILT melden, zijn de administratieve lasten verwaarloosbaar.

Er zijn geen bedrijfseffecten of milieueffecten noch is sprake van effecten op de uitvoeringslasten voor overheden.

Consultatie

Een ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de VEWIN. Daarnaast is deze voor een handhaafbaarheids- en uitvoerbaarheidstoets voorgelegd aan de ILT. Dit heeft tot enkele verduidelijkingen in de artikelen geleid, met name het begrip: oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater.

VEWIN heeft ingestemd met de wijziging en in breder verband aandacht gevraagd voor de aanpak van verontreinigingen aan de bron, resultaatsverplichtingen voor waterkwaliteitsbeheerders en het opnemen van een milieukwaliteitseis in het Besluit kwaliteiteisen en monitoring water 2009 (verder: Bkmw 2009). Dit gaat het juridische kader van de Drinkwaterwetgeving en deze wijziging – die is gericht tot de drinkwaterbedrijven – evenwel te buiten, want betreft de regelgeving die geldt voor de waterkwaliteitsbeheerders. Hiervoor wordt verwezen naar het vigerende Bkmw 2009 met het bijhorend Protocol en het desbetreffende in ontwikkeling zijnde beleidskader (de structurele aanpak van drinkwaterrelevante opkomende stoffen) en het bijbehorend wetgevingstraject (Besluit kwaliteit Leefomgeving, op basis van de Omgevingswet).

Daarnaast stelde de VEWIN voor om artikel 16, vijfde lid, van het ontwerp in die zin aan te vullen dat daarin duidelijk word dat de ontheffing geldt voor een bepaalde periode en onder bepaalde voorwaarden. Een dergelijke aanvulling is echter onnodig, omdat deze aspecten van de ontheffing al gereguleerd zijn in artikel 22, derde lid, van de Drinkwaterwet.

Inwerkingtreding

Vanwege het belang van een spoedige inwerkingtreding van deze regeling met het oog op de continuïteit van de drinkwatervoorziening, het reparatoire karakter en het voorkomen van aanmerkelijke publieke en private nadelen wordt afgeweken van de systematiek van der vaste verandermomenten. Dit betreft zowel het vaste invoeringsmoment als de minimale invoeringstermijn.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen

Naar boven