Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 september 2016, 1010487-154470-VGP, houdende wijziging van diverse ministeriële regelingen op het terrein van de Warenwet

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op:

  • Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (PbEU 2009, L 141);

  • Verordening (EU) nr. 2015/1933 van de Commissie van 27 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen in cacaovezels, bananenchips, voedingssupplementen, gedroogde kruiden en gedroogde specerijen (PbEU 2015, L 282);

  • artikel 25, derde lid, 25a, vierde lid, van de Warenwet;

  • artikel 6 en 13 van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Warenwetregeling Extractiemiddelen vervalt ‘, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen’.

ARTIKEL II

Artikel 1 van de Warenwetregeling taakverdeling toezichthouders Warenwet voor levensmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen f tot en met i worden geletterd e tot en met h.

2. In onderdeel h (nieuw) wordt ‘onder g, h of i bedoelde bedrijven’ vervangen door: onder e, f of g bedoelde bedrijven.

ARTIKEL III

De Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. verordening (EG) 733/2008:

Verordening (EG) nr. 733/2008 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende de voorwaarden voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit derde landen ingevolge het ongeluk in de kerncentrale van Tsjernobyl (PbEU 2008, L 201);

b. verordening (EG) 1881/2006:

Verordening (EG) nr. 1881/2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEU 2006, L 364);

c. kruidenpreparaat:

kruidenpreparaat, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Warenwetbesluit Kruidenpreparaten.

B

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. De hoeveelheid benzo(a)pyreen is ten hoogste:

    • a. 2 µg/kg in voedingssupplementen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Warenwetbesluit voedingssupplementen, zonder kruidenpreparaten;

    • b. 10 µg/kg in kruidenpreparaten.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover ter zake voorschriften zijn vastgesteld bij verordening (EG) 1881/2006.

C

In artikel 13 vervalt ‘, met uitzondering van artikel 10, tweede lid, dat in werking treedt met ingang van 30 december 2000’.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling wijzigt een aantal Warenwetregelingen. Voor een toelichting op alle wijzigingen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

Het ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)1. Deze consultatie heeft niet geleid tot commentaar op de ontwerpregeling.

Van het besluit van het kabinet inzake vaste verandermomenten van regelgeving wordt afgeweken, aangezien het reparatieregelgeving en implementatie van bindende EU-rechtshandelingen betreft.

Gevolgen voor regeldruk

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de burger en heeft ook verder geen bedrijfseffecten.

Artikelsgewijs

Artikel I

In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Warenwetregeling Extractiemiddelen werd voor de term ‘water’ verwezen naar artikel 5, eerste lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen (verder: BBL). Artikel 5, eerste lid, van het BBL bestaat niet meer en bovendien is voor een juiste implementatie van artikel 2, derde lid, van Richtlijn 2009/32/EG2 een verwijzing naar het BBL niet nodig en kan dan ook komen te vervallen.

Artikel II

Bij de laatste wijziging van de Warenwetregeling taakverdeling toezichthouders Warenwet voor levensmiddelen (Stcrt. 2012, 13022) zijn de onderdelen van artikel 1 niet juist geletterd en wordt in de definitie van ‘gemengde bedrijven’ niet naar de juiste onderdelen verwezen. Artikel II van deze regeling corrigeert dit.

Artikel III

Artikel 4 van de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen (verder: de warenwetregeling) bevat ter bescherming van de volksgezondheid eisen inzake de maximale hoeveelheid benzo(a)pyreen in voedingssupplementen en kruidenpreparaten. Verordening (EU) nr. 2015/19333 zorgt voor het opnemen van eisen inzake de maximale hoeveelheid polycyclische aromatische koolwaterstoffen (waaronder benzo(a)pyreen) in voedingssupplementen en gedroogde kruiden in verordening (EG) nr. 1881/2006.4

Het tweede lid van artikel 4 van de warenwetregeling bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is voor zover voorschriften zijn vastgesteld bij verordening 1881/2006. Het gaat dan om voorschriften voor:

  • voedingssupplementen die plantaardige stoffen en preparaten daarvan bevatten;

  • voedingssupplementen die propolis, koninginnengelei of preparaten daarvan bevatten; en

  • gedroogde kruiden.

In de bijlage bij verordening (EG) nr. 1881/2006, onderdeel 6.1.13, zijn voor deze voedingssupplementen en gedroogde kruiden in de onderdelen 6.1.13 en 6.1.14 de volgende maximale hoeveelheden opgenomen:

  • benzo(a)pyreen: 10 µg/kg; en

  • de som van benzo(a)pyreen, benz(a)antraceen, benzo(B)fluorantheen en chryseen: 50 µg/kg.

Voor deze voedingssupplementen en gedroogde kruiden zijn dan ook niet de maximale limieten uit het eerste lid van artikel 4 van toepassing, maar gelden de limieten opgenomen in de bijlage bij verordening (EG) nr. 1881/2006.

Voor voedingssupplementen die niet in onderdeel 6.1.13 van de bijlage bij verordening (EG) nr. 1881/2006 zijn opgenomen, blijft de maximale limiet in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de warenwetregeling van toepassing, te weten: 2 µg/kg.

Ook voor kruidenpreparaten blijft een nationale norm bestaan. Het gaat om de maximale limiet opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de warenwetregeling, te weten: 10 µg/kg. Deze limiet geldt voor kruidenpreparaten, niet zijnde gedroogde kruiden en niet zijnde voedingssupplementen, zoals opgenomen in onderdeel 6.1.13 van de bijlage bij verordening (EG) nr. 1881/2006.

Artikel 13 van de Warenwetregeling Verontreinigingen in levensmiddelen bevatte uitgewerkt overgangsrecht en is geschrapt.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en van Economische Zaken), en van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

X Noot
2

Richtlijn 2009/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan (PbEU 2009, L 141).

X Noot
3

Verordening (EU) nr. 2015/1933 van de Commissie van 27 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan polycyclische aromatische koolwaterstoffen in cacaovezels, bananenchips, voedingssupplementen, gedroogde kruiden en gedroogde specerijen (PbEU 2015, L 282).

X Noot
4

Verordening (EG) nr. 1881/2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PbEU 2006, L 364).

Naar boven