De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Veiligheid
en Justitie,
Gelet op artikel 3.6.7, onderdeel e, van het Besluit langdurige zorg, artikel 8.1.8,
derde lid, van de Jeugdwet, en artikel 2.6.2, derde lid, van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015;
Besluiten:
ARTIKEL I
De Regeling Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
B
In artikel 8a, eerste lid, wordt ‘artikel 8, aanhef en tweede, onderdeel b’ vervangen
door: artikel 8, aanhef en tweede lid, onderdeel b.
C
Na artikel 8a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 8b
-
1. De persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt sluit een schriftelijke
overeenkomst met iedere derde als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de wet
die hij ten laste van zijn persoonsgebonden budget jeugdhulp wenst te laten verlenen,
met uitzondering van de derde waarvan reeds vervoer is betrokken.
-
2. De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van het college
en de Sociale verzekeringsbank.
-
3. De goedkeuring van de Sociale verzekeringsbank kan slechts worden onthouden wegens
strijd met het recht, het belang van de uitvoerbaarheid van het persoonsgebonden budget
of van het budgetbeheer, bedoeld in artikel 8.1.8, eerste lid, van de wet.
Artikel 8c
De persoon aan wie het persoonsgebonden budget is verstrekt doet aan de Sociale verzekeringsbank
op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van gegevens waarvan hem redelijkerwijs
duidelijk moet zijn dat zij noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het budgetbeheer,
bedoeld in artikel 8.1.8, eerste lid, van de wet, of het uitvoeren van betalingen
ten laste van het persoonsgebonden budget.
ARTIKEL II
De Regeling langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.23a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, vervalt: het verantwoordingsvrij bedrag, bedoeld in artikel 3.6.6,
eerste lid, onderdeel d, van het besluit, of.
2. In het tweede lid wordt ‘beschikking, bedoeld in het tweede lid, van de persoon aan
wie het persoonsgebonden budget is verstrekt’ vervangen door: beschikking tot verlening
van het persoonsgebonden budget.
B
Na artikel 5.23a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.23b
De verzekerde doet aan de Sociale verzekeringsbank op verzoek of onverwijld uit eigen
beweging mededeling van gegevens waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat
zij noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het budgetbeheer, bedoeld in artikel
3.3.3, zevende lid, van de wet, of het uitvoeren van betalingen ten laste van het
persoonsgebonden budget.
ARTIKEL III
De Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
B
In artikel 2a, eerste lid, wordt ‘artikel 2, tweede, onderdeel b,’ vervangen door
‘artikel 2, tweede lid, onderdeel b,’ en vervalt in onderdeel b ‘2015’.
C
Na artikel 2a worden twee artikelen ingevoegd, luidende
Artikel 2b
-
1. De cliënt sluit een schriftelijke overeenkomst met iedere derde als bedoeld in artikel
2.3.6, eerste lid, van de wet, die hij ten laste van zijn persoonsgebonden budget
maatschappelijke ondersteuning wenst te laten verlenen, met uitzondering van de derde
waarvan reeds vervoer is betrokken.
-
2. De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van het college
en de Sociale verzekeringsbank.
-
3. De goedkeuring van de Sociale verzekeringsbank kan slechts worden onthouden wegens
strijd met het recht, het belang van de uitvoerbaarheid van het persoonsgebonden budget
of van het budgetbeheer, bedoeld in artikel 2.6.2, eerste lid, van de wet.
Artikel 2c
De cliënt doet aan de Sociale verzekeringsbank op verzoek of onverwijld uit eigen
beweging mededeling van gegevens waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat
zij noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het budgetbeheer, bedoeld in artikel
2.6.2, eerste lid, van de wet, of het uitvoeren van betalingen ten laste van het persoonsgebonden
budget.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2016.
TOELICHTING
I Algemeen deel
In deze regeling zijn regels gesteld over de overeenkomst (arbeidsovereenkomst of
overeenkomst van opdracht) die de houder van een persoonsgebonden budget (pgb) als
bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) of de Jeugdwet met degene
die de jeughulp of de ondersteuning levert, sluit.
Tot 1 januari 2015 werd een pgb doorgaans op de rekening van de budgethouder gestort,
zodat hij de door hem gecontracteerde dienstverleners kon betalen. Sinds 1 januari
2015 wordt daarentegen gewerkt met ‘trekkingsrechten’: een op grond van de Wlz, de
Wmo 2015 of de Jeugdwet toegekend pgb wordt niet op de rekening van de budgethouder
gestort, maar het budget wordt bij de Sociale verzekeringsbank (SVB) aangehouden.
De SVB betaalt, op verzoek van de budgethouder en na een aantal checks, namens de
budgethouder de door hem gecontracteerde dienstverlener voor verleende diensten. De
budgethouder is verantwoordelijk voor het aangaan van een rechtsgeldige overeenkomst
met degene die de maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp levert. De budgethouder
dient deze overeenkomst te laten goedkeuren door het college. De overeenkomst heeft
ofwel het karakter van een overeenkomst van opdracht, zodat op de budgethouder tegenover
de derde de verplichtingen rusten die het Burgerlijk Wetboek een opdrachtgever oplegt,
ofwel die van een arbeidsovereenkomst, zodat op de budgethouder de in het Burgerlijk
Wetboek geregelde werkgeversverplichtingen rusten.
De SVB is verantwoordelijk voor het namens de budgethouder verrichten van betalingen
aan de gecontracteerde derde (mede) uit hoofde van de daartoe tussen de budgethouder
en de derde gesloten overeenkomst. Daarnaast is de SVB verantwoordelijk voor het budgetbeheer
en faciliteert de mogelijke werkgeverstaken die voor de budgethouder voortvloeien
uit diens overeenkomst met de derde. Tot de uitvoerende taken van de SVB behoren dus
ook het registreren, adviseren, afdragen van belasting, administreren, toetsen op
de door het college gestelde voorwaarden en het faciliteren van rond de verplichtingen
van het werkgeverschap van de budgethouder. In het Besluit langdurige zorg (Blz) is,
in verband met het kunnen uitvoeren van laatstbedoelde taken, geregeld dat de tussen
de budgethouder en zorgaanbieder gesloten (zorg)overeenkomst de goedkeuring van de
SVB behoeft.
Een soortgelijke bepaling ontbrak nog in de regelgeving op grond van de Wmo 2015 en
de Jeugdwet. Deze grondslag is inmiddels ten gevolge van de inwerkingtreding van de
Wet houdende Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet (Kamerstukken 34 279) in de Wmo 2015 en de Jeugdwet geïntroduceerd. Hierdoor is het mogelijk om bij ministeriële
regeling te bepalen dat ook in het kader van het pgb Wmo 2015 of het pgb Jeugdwet
gesloten contracten de goedkeuring van de SVB behoeven, wil de SVB op grond van die
overeenkomsten ingediende declaraties betalen. Hierdoor kan de SVB nagaan of de arbeidsrechtelijke
en fiscale aspecten goed zijn geregeld voordat het contract daadwerkelijk wordt geëffectueerd.
Deze werkwijze biedt grote voordelen, omdat nu niet achteraf op basis van een onjuiste
overeenkomst betalingen moeten worden geweigerd (bijvoorbeeld als niet is voldaan
aan het minimumloon of vakantiegeld e.d.).
Uitvoering
De SVB ontvangt de (zorg)overeenkomst van de budgethouder en na beoordeling op arbeidsrechtelijke
en fiscale juridische aspecten bericht de SVB de aanvrager over het feit dat de SVB
de overeenkomst ter verdere zorginhoudelijk beoordeling doorstuurt naar het college
dat het pgb verstrekt. Als er gebreken blijken aan de overeenkomst dan bericht de
SVB de aanvrager hierover ofwel met een verzoek tot herstel ofwel door de overeenkomst
af te wijzen met een uitnodiging om een nieuwe correcte overeenkomst toe te zenden.
Tot slot bericht de SVB de budgethouder dat hij kan beginnen met declareren als zowel
de SVB en het college een definitieve goedkeuring hebben afgegeven.
De SVB heeft de budgethouder geïnformeerd over deze regeling, daarbij gebruik makend
van uiteenlopende middelen die aansluiten bij de behoefte van de budgethouder. Tevens
zijn medewerkers van de SVB middels intensieve interne communicatie geïnstrueerd over
de nieuwe werkwijze teneinde ook in persoonlijke contacten de budgethouder juist en
volledig te informeren.
Toezicht en handhaving
De zorgkantoren en colleges van burgemeester en wethouders zijn belast met de controle
van de besteding van pgb’s. De (zorg)overeenkomsten die in strijd zijn met het geldende
recht worden op voorhand door de SVB geweigerd. De afgelopen jaren heeft voor de aanpak
van fraude met pgb’s reeds een intensivering plaats gevonden van de strafrechtelijke
aanpak door het Openbaar Ministerie (OM) en de Inspectie SZW (iSZW).
Administratieve lasten
Deze wijziging brengt voor budgethouder slechts een minimale administratieve lastenverzwaring
met zich mee. Deze lasten waren al voorzien. Mogelijkerwijs krijgen budgethouders
een overeenkomst retour met het verzoek tot aanpassing of een weigering. Dientengevolge
zal de budgethouder aanvullende informatie moeten aanleveren of een nieuwe overeenkomst.
Uiteindelijk levert de wijziging een administratieve lastenreductie op, omdat betalingen
op basis van onjuiste of op arbeidsrechtelijke en fiscale juridische aspecten gebrekkige
overeenkomsten dan niet geweigerd hoeven te worden (waarbij een nieuwe declaratie
nodig is).
II Artikelsgewijs
Artikelen I, onderdeel A, en III, onderdeel A
Nadat het pgb is toegekend en de hoogte is vastgesteld komt het pgb als trekkingsrecht
beschikbaar bij de SVB. De budgethouder kan bij de SVB facturen indienen om derden
te laten uitbetalen. Om te kunnen declareren moet sprake zijn van een goedgekeurde
overeenkomst. Het tweede lid van respectievelijk artikel 8 van de Regeling Jeugdwet
en artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 regelt dat deze overeenkomst zowel
door het college als door de SVB moet zijn goedgekeurd. In die regelingen werd melding
gemaakt van een door het college goedgekeurd document met de afspraken tussen de budgethouder
en de derde (verlener van maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp). Met de introductie
van het begrip ‘overeenkomst’ in de regelingen voor de Jeugdwet en de Wmo 2015 kan
de verwijzing naar het goedgekeurde document worden vervangen door een verwijzing
naar deze overeenkomst. De nieuwe redactie is in lijn met artikel 3.6.6 van het Besluit
langdurige zorg. De werkwijze onder de Wlz, de Jeugdwet en de Wlz is hiermee geüniformeerd.
Artikelen I, onderdeel C, II, onderdeel B, en III, onderdeel C
Het eerste en tweede lid van de artikelen 8b Regeling Jeugdwet en 2b Uitvoeringsregeling
Wmo 2015 regelen dat jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning pas betrokken kan
worden als daaraan een overeenkomst ten grondslag ligt met de leverancier.1 Hierop is een uitzondering, namelijk de kosten voor voorgeschoten vervoerskosten
waarop men op grond van de pgb-beschikking recht heeft. Deze regeling stemt overeen
met de goedkeuring die op grond van het Besluit langdurige zorg door de Sociale verzekeringsbank
dient plaats te vinden. Goedkeuring kan behalve wegens strijd met het recht worden
onthouden vanwege het belang va de uitvoerbaarheid van het pgb of van het door de
SVB te verrichten budgetbeheer. In de praktijk betekent dit dat de SVB de overeenkomst
afkeurt als die in strijd is met het fiscaal recht of het arbeidsrecht. De SVB hanteert
eigen beleidsregels als het gaat om het invullen van het belang van de hiergenoemde
uitvoerbaarheid of het budgetbeheer op grond van de wet. Volledigheidshalve kan nog
worden genoemd dat het college de overeenkomst beoordeelt op inhoudelijke gronden:
welke ondersteuning of jeugdhulp wordt ingekocht en is dit in lijn met het doel waarvoor
het pgb is toegekend.
Ten slotte bevatten de artikelen 8c van de Regeling Jeugdwet, 5.23b van de Regeling
langdurige zorg en 2c van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 een informatieplicht voor
de budgethouder om inlichtingen aan de Sociale verzekeringsbank te verstrekken als
die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het budgetbeheer. Concreet gaat het bijvoorbeeld
om het doorgeven van een gewijzigd rekeningnummer zodat betalingen niet stuiten of
naar de verkeerde hulpverlener gaan (denk aan het wisselen van hulpverlener) of het
niet doorgeven van een ontslag. Dit leidt tot onterechte betalingen en heeft gevolgen
voor de betalingen die de SVB doet ten laste van het pgb. Bij het ontbreken van deze
gegevens kan de SVB de juiste leverancier van zorg, ondersteuning of jeugdhulp niet
uitbetalen. Ook kan het zijn dat de SVB bepaalde wijzigingsverzoeken, die niet meteen
worden doorgegeven, later niet kan honoreren omdat deze niet met terugwerkende kracht
verwerkt kunnen worden. Dit heeft nadelige consequenties voor de budgethouder.
Artikelen I, onderdeel B, II, onderdeel A, en III, onderdeel B
Met deze wijzigingen zijn redactionele misslagen verbeterd.
Het eerste lid van artikel 5.23a ziet op de vervoerskosten. Het tweede lid van dat
artikel ziet op het verantwoordingsvrij bedrag. Dit verzoek moet niet worden gezien
als declaratie voor zorg (art. 5.23 van de Regeling langdurige zorg), maar als een
vraag om het reeds vastgestelde verantwoordingsvrije bedrag op rekening te krijgen
van de budgethouder (of een daarvoor aangemerkte derde). Hiermee wordt een doublure
weggenomen. Daarnaast wordt de terminologie binnen de regeling geüniformeerd.
Artikel IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2016. Deze invoeringsdatum
wijkt af van de vaste verandermomenten. Tussen SVB en het ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport is afgesproken met ingang van 1 augustus 2016 (zorg)overeenkomsten
te gaan controleren om te voorkomen dat achteraf betalingen moeten worden geweigerd
worden, omdat ze in strijd zijn met het recht. Betrokken uitvoerders willen graag
zo spoedig mogelijk door middel van controles de rechtmatigheid van de betalingen
uit het pgb borgen. Budgethouders en andere betrokkenen zijn in kennis gesteld van
deze invoeringsdatum.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. Van der Steur