Besluit van het College van procureurs-generaal van 5 juli 2016, nr. PaG /17521, houdende verlening van ondermandaat en het doorgegeven van volmacht en machtiging ten aanzien van beheeraangelegenheden aan de hoofden van de arrondissementsparketten, het landelijk parket, het functioneel parket, het parket centrale verwerking openbaar ministerie en het ressortsparket, en aan de directeuren van het parket-generaal en de dienstverleningsorganisatie openbaar ministerie (Mandaatregeling College van procureurs-generaal, beheer OM 2016).

Het College van procureurs-generaal,

Gelet op artikel 3, tweede en derde lid, van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011, artikel 3 van de Mandaatregeling beheer openbaar ministerie 2012, artikel 4, eerste lid, onderdeel b en f., van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), artikel 133 van de Wet op de rechterlijke organisatie en artikel 22, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

het mandaat:

het ingevolge artikel 1 van de Mandaatregeling beheer openbaar ministerie 2012 aan het College van procureurs-generaal verleende ondermandaat.

Artikel 2

  • 1) Elke procureur-generaal is afzonderlijk gemachtigd invulling te geven aan het mandaat.

  • 2) Van het mandaat wordt ten aanzien van de beheeraangelegenheden die hun parket of dienstonderdeel betreffen, ondermandaat verleend aan:

    • a. de directeur van het parket-generaal;

    • b. de hoofden van de arrondissementsparketten;

    • c. het hoofd van het landelijk parket;

    • d. het hoofd van het functioneel parket;

    • e. het hoofd van het ressortsparket;

    • f. het hoofd van het parket centrale verwerking openbaar ministerie (CVOM);

    • g. de directeur van de dienstverleningsorganisatie openbaar ministerie (DVOM);

Artikel 3

Als hoofd van dienst respectievelijk als bevoegd gezag in de zin van het ARAR worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 1 van bijlage 1 bij dit besluit, voor zover het betreft de uitoefening van de bevoegdheden, vermeld in kolom 2 van die bijlage.

Artikel 4

Als bevoegd om te beschikken over bedragen voor het aangaan van verplichtingen en voor het verrichten van uitgaven, worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 1 van bijlage 2 bij deze regeling voor zover het betreft de bedragen, genoemd in kolom 2 van die bijlage.

Artikel 5

Aan het College van procureurs-generaal blijft voorbehouden:

  • a. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten die worden genomen op grond van artikel 69 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, en artikel 46 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voor zover de schadeloosstelling betrekking heeft op materiële schade boven een bedrag van € 5000;

  • b. de bevoegdheid tot het vaststellen van de organisatie en formatie van salarisschaal 14 en hoger van de Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en van salariscategorie 9 en hoger van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

  • c. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten met rechtspositionele gevolgen, waaronder aanstelling, bevordering en ontslag van alsmede het treffen van disciplinaire maatregelen jegens functionarissen op functies van schaal 14 en hoger van de Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en hoger;

  • d. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten met rechtspositionele gevolgen op grond van artikel 6 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, ten aanzien van rechterlijke ambtenaren ingedeeld in de categorieën 3 tot en met 9 als bedoeld in artikel 7 van die wet;

  • e. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten ten aanzien van rechterlijke ambtenaren inzake benoeming, plaatsing, schorsing en het treffen van disciplinaire maatregelen, voor zover die bevoegdheid niet is toegekend aan de functionele autoriteit in de zin van artikel 1, lid 2 aanhef onder e tot en met h van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

  • f. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 36b van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel 6

Aan de directeuren bedrijfsvoering wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend om besluiten te nemen, stukken af te doen en brieven te ondertekenen voor zover deze de bestedingen en de uitputting van de budgetten betreffen van het parket of dienstonderdeel waaraan de directeur bedrijfsvoering verbonden is. Daaronder wordt tevens verstaan het afsluiten van een dienstverleningsovereenkomst met DVOM en de bevoegdheid tot inhuur van interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies.

Artikel 7

De Mandaatregeling College van procureurs-generaal, beheer OM 2013, nr. PaG /16669, wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015. Artikel 4 treedt op een nader te bepalen tijdstip bij separaat besluit in werking.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit College van procureurs-generaal, beheer OM 2016.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Bijlage 1 ligt bij het Openbaar Ministerie ter inzage.

Het College van procureurs-generaal,

TOELICHTING

In dit besluit wordt door het College van procureurs-generaal aan de hoofden en directeuren van de onder het College ressorterende dienstonderdelen van het openbaar ministerie de bevoegdheid verleend om namens de Minister van Veiligheid en Justitie besluiten te nemen (ondermandaat).

Verder wordt expliciet gemaakt dat elke procureur-generaal afzonderlijk gemachtigd is om invulling te geven aan het mandaat dat ingevolge artikel 1 van de Mandaatregeling beheer openbaar ministerie 2012 is verleend aan het College van procureurs-generaal. De uitoefening van een bevoegdheid door een procureur-generaal overeenkomstig deze bepaling geschiedt onder verantwoordelijkheid van het voltallige College. Dit volgt ook uit artikel 133 van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO). Ingevolge artikel 133 lid 3 Wet RO kan het College ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheid door een van de procureurs-generaal algemene en bijzondere aanwijzingen geven.

Ingevolge artikel 7 van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 wordt met verlening en doorgifte van ondermandaat gelijkgesteld de verlening en de doorgifte van volmacht en machtiging.

Wat betreft de aanwijzing en mandaatverlening ten aanzien van het F-mandaat en P-mandaat wordt verwezen naar de toelichting bij de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 (Stcrt. 2011, nr. 22850).

Het College van procureurs-generaal kan op zijn beurt nadere instructies geven ten aanzien van de wijze waarop rechtspositionele besluiten worden genomen en ten aanzien van de besteding van de budgetten waaraan een gemandateerde zich moet houden in de uitoefening van bevoegdheden.

Artikel 4 treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking. De huidige mandaatstructuur volstaat totdat de financiële bedrijfsvoering opnieuw is ingericht.

Dit besluit vervangt de Mandaatregeling College van procureurs-generaal, beheer OM 2013, PaG /16669.

Het College van procureurs-generaal,

Naar boven