Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 7 december 2011, kenmerk nr. DDS 5719271, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging (Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011)

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 22, vierde lid, en 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 3, tweede lid, tweede volzin, van de Organisatieregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. bewindspersoon:

de Minister van Veiligheid en Justitie of de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie;

b. mandaat:

de bevoegdheid om in naam van de bewindspersoon besluiten te nemen;

c. ministerie:

het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

d. Organisatieregeling:

de Organisatieregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011;

e. clusters:

de dienstonderdelen, genoemd in artikel 2 van de Organisatieregeling.

Artikel 2

Aan de secretaris-generaal wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon behorende aangelegenheden, met uitzondering van de bevoegdheid tot het nemen van besluiten die zijn neergelegd in een document, gericht tot:

  • a. de Koningin;

  • b. de raad van ministers van het Koninkrijk, de ministerraad of een daaruit gevormde onderraad of commissie;

  • c. de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of van een uit die Kamer gevormde commissie;

  • d. de vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk of de vice-president van de Raad van State;

  • e. de president van de Algemene Rekenkamer; of

  • f. de Nationale ombudsman, indien de strekking daarvan is dat aan een aanbeveling van de Nationale ombudsman geen gevolg wordt gegeven.

Artikel 3

  • 1. De secretaris-generaal wordt toegestaan ondermandaat te verlenen aan:

    • a. de hoofden van de clusters;

    • b. andere bij het ministerie werkzame ambtenaren, voor zover zij niet ressorteren onder een hoofd van een cluster.

  • 2. Het ondermandaat kan steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kunnen de hoofden van de clusters of door hen aan te wijzen hoofden van andere dienstonderdelen hun ondermandaat inzake het nemen van besluiten inzake financieel beheer en het nemen van rechtspositionele besluiten verder dan één hiërarchisch niveau doorgeven.

Artikel 4

De secretaris-generaal wordt aangewezen als hoofd van dienst in de zin van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 5

De directeur Wetgeving wordt aangewezen als loco-secretaris-generaal.

Artikel 6

  • 1. De hoofden van de clusters dragen er zorg voor dat openbare registers worden bijgehouden, betreffende de ondermandaten die zijn verleend aan ambtenaren, werkzaam bij de onder hen ressorterende dienstonderdelen.

  • 2. De directeur Personeel en Organisatie draagt zorg voor een openbaar register betreffende mandaten die zijn verleend aan ambtenaren, werkzaam bij de in artikel 4, tweede lid, van de Organisatieregeling genoemde dienstonderdelen.

  • 3. In de registers worden de functies vermeld van de desbetreffende ambtenaren.

Artikel 7

  • 1. Voor de toepassing van deze regeling en de op grond daarvan verleende en doorgegeven ondermandaten worden met mandaat en ondermandaat gelijkgesteld de verlening en het doorgeven van:

    • a. volmacht om in naam van de bewindspersoon privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

    • b. machtiging om in naam van de bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 3 geldt dat het doorgeven van een volmacht om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten slechts is toegestaan voor zover het regelmatig voorkomende rechtshandelingen betreft.

Artikel 8

Vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling van kracht zijnde mandaten, ondermandaten, volmachten en machtigingen op het terrein van het Ministerie van Veiligheid en Justitie waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling niet is voorzien, blijven van kracht totdat op grond van deze regeling is voorzien in mandaat, ondermandaat, volmacht of machtiging dan wel is voorzien in intrekking daarvan.

Artikel 9

Door of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleende mandaten en ondermandaten op het terrein van veiligheid behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, die op 13 oktober 2010 van kracht waren, worden aangemerkt als mandaten die met ingang van 14 oktober 2010 zijn verleend door of namens de Minister van Veiligheid en Justitie, met dien verstande dat:

  • a. mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden aangemerkt als mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

  • b. mandaten die rechtstreeks zijn verleend aan functionarissen die ressorteren onder het directoraat-generaal Veiligheid of de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid worden aangemerkt als ondermandaten die overeenkomstig deze regeling zijn verleend.

Artikel 10

De Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt ingetrokken.

Artikel 11

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2011.

  • 2. Besluiten of handelingen die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling zijn genomen of verricht namens de bewindspersoon door een functionaris van een dienstonderdeel zoals dat dienstonderdeel tot 1 juli 2011 werd aangeduid, behouden hun rechtskracht.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

TOELICHTING

In verband met de nieuwe organisatorische vormgeving van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, die zijn beslag heeft gekregen in de Organisatieregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011, is deze nieuwe mandaatregeling vastgesteld. In deze regeling wordt aan de secretaris-generaal van het ministerie de bevoegdheid verleend om namens de minister of de staatssecretaris besluiten te nemen (mandaat), privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten (volmacht) en andere handelingen te verrichten (machtiging). Daarnaast geeft deze regeling aan de secretaris-generaal de mogelijkheid om deze bevoegdheden door te geven aan hiërarchisch ondergeschikte ambtenaren.

De Mandaatregeling brengt geen wijzigingen in de binnen het ministerie bestaande mandaatstructuur, op één uitzondering na. Dit betreft de in artikel 3, derde lid, opgenomen mogelijkheid om voor zogeheten ‘F-mandaat’ en ‘P-mandaat’ af te wijken van de regel dat ondermandaat steeds slechts één hiërarchisch niveau kan worden doorgegeven. De hoofden van de clusters, waaronder de directeuren-generaal, kunnen hierop betrekking hebbende bevoegdheden ook rechtstreeks aan andere onder hun dienstonderdeel ressorterende ambtenaren, dus verder dan één hiërarchisch niveau, doormandateren. Ook is het mogelijk dat zij een of meer hoofden van onder het cluster ressorterende dienstonderdelen aanwijzen, zoals bijvoorbeeld het hoofd van een baten-lastendienst, die aan dat hoofd verleend ondermandaat rechtstreeks verder dan één hiërarchisch niveau doormandateert. Deze voorziening is met name wenselijk in verband met de komst van geautomatiseerde financiële systemen en de invoering van het P-portaal van P-Direkt voor de personele besluitvorming. De gekozen werkwijze bevordert de transparantie en beperking van de hoeveelheid ondermandaten.

Evenals de Organisatieregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 werkt deze regeling terug tot en met 1 juli 2011. Uit artikel 11, tweede lid, volgt dat deze terugwerkende kracht niet de rechtsgeldigheid aantast van besluiten die nadien zijn ondertekend door functionarissen onder de voorheen geldende benaming (bijvoorbeeld de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en het directoraat-generaal Preventie, Jeugd en Sancties).

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

Naar boven