ARTIKEL I
De Regeling ontslaguitkering vliegers landelijke eenheid wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt na ‘rechtspositie’ ingevoegd: politie.
2. De onderdelen g tot en met l komen te luiden:
-
g. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 of artikel 5
van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
-
h. bezoldiging: de bezoldiging, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bezoldiging politie;
-
i. eindejaarsuitkering: de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 25b van het Besluit
bezoldiging politie;
-
j. uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 88a, vijfde lid, Besluit algemene rechtspositie
politie;
-
k. vakantie-uitkering: de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 23 van het Besluit bezoldiging
politie;
-
l. WIA-uitkering: een uitkering op grond van artikel 47 of artikel 54 van de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen.
3. De onderdelen m en n vervallen.
B
Artikel 1, onderdeel f, komt te luiden:
C
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel l, door een puntkomma,
wordt een onderdeel toegevoegd luidende:
- m. AOW-gerechtigde leeftijd:
-
de leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene ouderdomswet waarop recht op ouderdomspensioen
ontstaat.
D
Na artikel 1 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 1a
-
1. In deze regeling wordt verstaan onder berekeningsgrondslag: de bezoldiging berekend
over een kalendermaand, waarop betrokkene op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak
had of bij uitoefening van zijn functie zou hebben gehad, vermeerderd met de vakantie-uitkering
en de eindejaarsuitkering.
-
2. Van de berekeningsgrondslag zijn uitgezonderd de toelagen die niet gedurende een
jaar of langer periodiek zijn ontvangen en betalingen die het karakter hebben van
een onkostenvergoeding.
-
3. Indien de toelagen die deel uitmaken van de berekeningsgrondslag in hoogte variëren,
wordt tot de berekeningsgrondslag gerekend de som van die toelagen over het jaar dat
onmiddellijk voorafgaat aan de in het eerste lid genoemde datum, indien van toepassing
vermeerderd met de vakantie-uitkering over die toelagen, gedeeld door twaalf.
-
4. De bezoldiging, omschreven in het eerste lid, wordt aangepast overeenkomstig een
algemene salarismaatregel in de sector Politie.
E
Artikel 3 komt te luiden:
Artikel 3
De hoogte van de uitkering is gedurende de eerste zestig maanden 80% van de berekeningsgrondslag
en vervolgens 70% van de berekeningsgrondslag.
F
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de aanvulling’ vervangen door: ‘de uitkering’ en wordt ‘de
deelnemer’ vervangen door: de betrokkene.
2. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. Vermindering van de uitkering vindt plaats voor zover het totale bedrag van de inkomsten,
bedoeld in artikel 5, eerste lid, en de onverminderde uitkering, bedoeld in artikel
3, tezamen de berekeningsgrondslag waarnaar de uitkering wordt berekend te boven gaat.
3. Het derde lid vervalt.
G
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘de aanvulling volgens het gestelde in artikel
4, derde lid’ vervangen door: de uitkering.
2. In het derde lid wordt ‘de aanvulling’ vervangen door: de uitkering.
H
In artikel 6, derde lid, wordt ‘de aanvulling’ vervangen door: ‘de uitkering’ en vervalt
de zinsnede: ‘met inachtneming van artikel 4, derde lid’.
I
Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:
-
1. Indien de betrokkene ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte binnen
vier weken na het ontslag, is hij verplicht daarvan terstond mededeling te doen aan
het bevoegd gezag. De betrokkene is eveneens verplicht zijn herstel terstond te melden
indien de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte is ontstaan voorafgaand
aan zijn ontslag dan wel binnen vier weken na zijn ontslag.
J
In de artikelen 7, tweede lid, 9 en 11, eerste en tweede lid, wordt ‘de aanvulling’
telkens vervangen door: de uitkering.
K
In artikel 8 wordt ‘een maand’ vervangen door: vier weken.
L
In artikel 11, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder b en artikel 12 wordt ‘WAO-uitkering’
telkens vervangen door: WIA-uitkering.
M
In artikel 11, eerste lid, onder c, wordt ‘met ingang van de eerste dag van de maand
volgende op die waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt’ vervangen
door: met ingang van de dag waarop betrokkene de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
N
In artikel 12, tweede lid, wordt ‘52 weken, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering’ vervangen door: 104 weken, bedoeld in artikel 23
van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
O
In artikel 12, eerste lid, wordt ‘invaliditeitspensioen’ vervangen door: ABP arbeidsongeschiktheidspensioen.
P
In artikel 13 vervalt ‘over een maand berekend,’
Q
Na artikel 13 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 13a
-
1. In afwijking van artikel 11 heeft de betrokkene, die op enig tijdstip in de periode
van 1 januari 2013 tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel recht heeft op
een uitkering op grond van deze regeling, recht op een compensatie als bedoeld in
het tweede lid.
-
2. De compensatie wordt berekend door het aantal maanden dat de AOW-gerechtigde leeftijd
van de betrokkene later ligt dan de datum waarop deze de leeftijd van 65 jaar heeft
bereikt te vermenigvuldigen met 70% van het bedrag van het minimumloon, bedoeld in
artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
ARTIKEL II
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.
-
2. In afwijking van het eerste lid werkt artikel I, onderdelen B en O, terug tot en
met 1 januari 2007.
-
3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdelen C, M en Q, in werking
met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling
wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
De Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling
(Wet VPL) heeft per 1 januari 2006 een einde gemaakt aan de Aanvullende Flexibele
Uittredingsregeling Politie (AFUP) en het flexibel pensioen en uittreden (FPU). De
AFUP en FPU zijn per 1 januari 2006 vervangen door een vroegpensioenregeling die een
combinatie is van pensioen- en levensloopsparen. De afspraken hierover zijn onderdeel
van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2005-2007 sector Politie en zijn nadien formeel
uitgewerkt in het Besluit van 15 juli 2013 houdende wijziging van het Besluit algemene
rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten
in verband met vroegpensioen, prepensioen en levensloop (Stb. 2013, 300) en in het ABP-pensioenreglement.
Het vervallen van de AFUP en het FPU noodzaakt tot aanpassing van de Regeling ontslaguitkering
vliegers van de landelijke eenheid die van toepassing is op de in artikel 88a, eerste
lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie genoemde categorie vliegers, namelijk
degenen die op 31 december 2006 en vanaf 1 januari 2007 de functie van vlieger bij
het voormalige Korps landelijke politiediensten, thans landelijke eenheid, hebben.
De onderhavige regeling voorziet in deze aanpassing. Het gaat daarbij hoofdzakelijk
om de bepalingen die betrekking hebben op de wijze waarop de ontslaguitkering voor
vliegers wordt samengesteld en niet om een wijziging van de hoogte van de aanspraken.
Hierdoor kent deze wijziging van de regeling geen negatieve gevolgen voor de vliegers
en bestaat er geen bezwaar tegen de terugwerkende kracht van deze wijziging.
In de periode van 1 januari 2006 tot de datum van inwerkingtreding van deze regeling
is in de praktijk al gehandeld naar de gemaakte afspraken. Door de terugwerkende kracht
worden de besluiten die in de tussentijd genomen zijn, nu alsnog van een juiste rechtsbasis
voorzien.
In deze regeling zijn ook de wijzigingen meegenomen die voortvloeien uit de Uitvoeringsafspraak
sector Politie van 5 juni 2015 met de politievakorganisaties over onder meer de wijziging
van ‘de leeftijd van 65 jaar’ in ‘de AOW-gerechtigde leeftijd’ in enkele rechtspositionele
regelingen.
Met de politievakorganisaties is overeenstemming bereikt over deze regeling.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
De regelingen over het FPU-reglement, het AFUP-opbouwreglement en AFUP zijn door de
afspraken uit het Akkoord arbeidsvoorwaarden Politie 2005-2007 komen te vervallen
en worden daarom ook uit de in artikel 1 opgenomen definitielijst gehaald. Verder
zijn de definities van WAO-uitkering en van aanvulling uit definitielijst geschrapt.
Voor WAO-uitkering komt de definitie van WIA-uitkering in de plaats in verband met
inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna WIA) op 1 januari
2006. De definitie over het gemiddeld inkomen is uit de definitielijst geschrapt en
houdt verband met de wijziging van de in artikel 3 opgenomen berekeningsbasis voor
de ontslaguitkering. Met het oog op deze berekeningsbasis zijn in de definitielijst
de definities opgenomen over bezoldiging, eindejaarsuitkering en vakantie-uitkering.
Onderdeel B
De definitie van het invaliditeitspensioen wordt vervangen door de definitie van het
ABP-arbeidsongeschiktheidspensioen dat per 1 januari 2007 in het ABP-pensioenreglement
is opgenomen.
Onderdeel C
De Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015 vormt de aanleiding om in de
definitielijst de definitie op te nemen over de AOW-gerechtigde leeftijd en is conform
de in het Besluit bezoldiging politie opgenomen definitie.
Onderdeel D
Toevoeging van artikel 1a komt voort uit de aanpassing van artikel 3, waarin de hoogte
van de ontslaguitkering wordt bepaald. In artikel 1a, eerste lid, wordt de berekeningsgrondslag
gedefinieerd die als basis dient voor berekening van de ontslaguitkering. De berekeningsgrondslag
wordt gevormd door de bezoldiging op kalenderbasis te vermeerderen met de vakantie-uitkering
en de eindejaarsuitkering waarop betrokkene de dag voor zijn ontslag aanspraak heeft
of bij de uitoefening van de functie zou hebben gehad. Met dat laatste wordt gedoeld
op situaties waarin betrokkene door ziekte, verlof, militaire dienst of andere hem
persoonlijk betreffende omstandigheden niet of niet volledig in het genot is van zijn
bezoldiging.
Op basis van het tweede lid worden tot de berekeningsgrondslag niet de toelagen gerekend
die niet een vast karakter hebben. Onder vaste toelage wordt in dit verband verstaan
een aan de functie gerelateerde toelage die ten minste gedurende één jaar periodiek
is verstrekt. Te denken valt hierbij aan de operationele toelage en de consignatietoelage
op basis van artikel 14 respectievelijk artikel 18 van het Besluit bezoldiging politie
(Bbp). Betalingen die het karakter hebben van een onkostenvergoeding worden eveneens
niet tot de berekeningsgrondslag gerekend. Voorbeelden hiervan zijn de representatiekostentoelage
en de maaltijdvergoeding bij overwerk op basis van artikel 20 resp. artikel 28 van
het Bbp.
In het vierde lid is bepaald dat de gedefinieerde bezoldiging wordt aangepast overeenkomstig
algemene salarismaatregelen in de sector Politie. Dit houdt in dat algemene loonsverhogingen
en algemene eenmalige uitkeringen ook ten goede komen aan de ambtenaren die de in
deze regeling beschreven uitkering genieten. Deze bepaling vloeit eveneens voort uit
de aanpassing van artikel 3 waarin deze loonindexatie was begrepen in de FPU- en AFUP-onderdelen,
die toen de uitkering mede vormden.
Onderdeel E
Het aansprakenniveau blijft ongewijzigd. Vanaf 2004 was de berekening van de hoogte
van de ontslaguitkering gebaseerd op drie verschillende uitkeringspercentages, afhankelijk
van leeftijdscohorten. Deze verschillende percentages hangen samen met de regelingen
over het FPU-reglement, het AFUP-opbouwreglement en het AFUP-garantiereglement, waarvan
de uitkeringen sinds 1 januari 2004 zijn gebaseerd op de zogenoemde middelloonsystematiek.
Met het vervallen van deze regelingen per 1 januari 2006 is de noodzaak van een gedifferentieerde
en een administratief bewerkelijke berekeningswijze niet meer aanwezig. Teruggekeerd
wordt daarom naar de meer eenvoudige berekeningswijze die voor de invoering van de
middelloonsystematiek van toepassing was en die gebaseerd is op artikel 3.1 van het
ABP-pensioenreglement zoals dat luidde op 1 januari 2000.
Het vervallen van voornoemde regelingen betekent verder dat de ontslaguitkering niet
meer wordt samengesteld uit de drie eerder vermelde pensioenonderdelen en een eventuele
aanvullende uitkering van werkgeverszijde. Er is nu sprake van een ongedeelde ontslaguitkering
die volledig voor rekening van de werkgever komt. Dat betekent derhalve dat de leden
twee tot en met acht waarin wordt verwezen naar het FPU- en AFUP-opbouwreglement,
de AFUP en naar de aanvulling die hierop mogelijk is, indien deze regelingen ontoereikend
zijn, komen te vervallen.
Onderdelen F, G, H, I, J, K, L, N en O
De wijzigingen in de artikelen 4 tot en met 9 en 11 houden voor een deel verband met
de wijziging van artikel 3. In artikel 4 is het woord ‘deelnemer’ om redactionele
redenen vervangen door ‘betrokkene’. In de artikelen 7 en 8 wordt daarnaast de termijn
van een maand in lijn gebracht met wat hierover is bepaald betreffende ziekte in artikel
10, van de WIA. Deze termijn wordt gewijzigd in vier weken. Verder wordt de laatste
volzin in artikel 7, eerste lid, om redactionele redenen gewijzigd. De invoering van
de WIA per 1 januari 2006 vormt de reden voor de overige wijzigingen van artikel 11
en van artikel 12. De invoering van het ABP arbeidsongeschiktheidspensioen per 1 januari
2007 vormt de reden voor vervanging van invaliditeitspensioen door ABP arbeidsongeschiktheidspensioen
in artikel 12.
Onderdeel M
Met ingang van 1 januari 2013 wordt de AOW-gerechtigde leeftijd op basis van de Wet
verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Stb. 2012, 328) stapsgewijs verhoogd. Met de politievakorganisaties is in de Uitvoeringsafspraak
sector Politie van 5 juni 2015, overeengekomen dat deze stapsgewijze verhoging ook
met ingang van de eerste dag na publicatie van de regeling waarin deze wijziging is
opgenomen wordt doorgevoerd in de onderhavige regeling. De wijziging in dit artikel
ziet op deze afspraak.
Onderdeel Q
Ingevolge de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015 zijn twee groepen
uitgezonderd van verlenging van de uitkeringsperiode tot de verhoogde AOW leeftijd:
-
1. degenen die per datum van de inwerkingtreding van de uitvoeringsafspraak in regelgeving
gebruik maken van deze regeling;
-
2. degenen die in de periode op of na 1 januari 2013 tot de datum van de inwerkingtreding
van deze Uitvoeringsafspraak in regelgeving gebruik maakten van deze regeling
Voor het AOW-gat waarmee zij als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd worden
geconfronteerd, ontvangen zij compensatie. Artikel 13a voorziet hierin. De compensatie
bedraagt het voor betrokkene geldende aantal maanden verhoging van de AOW-leeftijd
vermenigvuldigd met 70% van het bedrag van het minimumloon, bedoeld in artikel 8,
eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
Artikel II
De terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2006 houdt verband met de inwerkingtreding
op die datum van het Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband
met vroegpensioen, prepensioen en levensloop (Stb. 2013, 300) en de WIA. Op basis van de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015 geldt
de terugwerkende kracht evenwel niet voor artikel I, onderdelen C, M en Q.
De terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2007 voor artikel I onderdelen B en O,
houdt verband met de invoering op die datum van het ABP arbeidsongeschiktheidspensioen
in het ABP-pensioenreglement ter vervanging van het invaliditeitspensioen.
De Minister van Veiligheid en Justitie a.i., J.A. Hennis-Plasschaert