Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 13 juli 2016, nr. DGP/ARBVW 2016-777417, tot wijziging van de Regeling ontslaguitkering vliegers landelijke eenheid

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 88a, vijfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling ontslaguitkering vliegers landelijke eenheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt na ‘rechtspositie’ ingevoegd: politie.

2. De onderdelen g tot en met l komen te luiden:

  • g. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 of artikel 5 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

  • h. bezoldiging: de bezoldiging, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bezoldiging politie;

  • i. eindejaarsuitkering: de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 25b van het Besluit bezoldiging politie;

  • j. uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 88a, vijfde lid, Besluit algemene rechtspositie politie;

  • k. vakantie-uitkering: de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 23 van het Besluit bezoldiging politie;

  • l. WIA-uitkering: een uitkering op grond van artikel 47 of artikel 54 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

3. De onderdelen m en n vervallen.

B

Artikel 1, onderdeel f, komt te luiden:

  • f. ABP arbeidsongeschiktheidspensioen: een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in hoofdstuk 11 van het pensioenreglement;.

C

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 1, onderdeel l, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd luidende:

m. AOW-gerechtigde leeftijd:

de leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene ouderdomswet waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat.

D

Na artikel 1 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 1a

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder berekeningsgrondslag: de bezoldiging berekend over een kalendermaand, waarop betrokkene op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak had of bij uitoefening van zijn functie zou hebben gehad, vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.

  • 2. Van de berekeningsgrondslag zijn uitgezonderd de toelagen die niet gedurende een jaar of langer periodiek zijn ontvangen en betalingen die het karakter hebben van een onkostenvergoeding.

  • 3. Indien de toelagen die deel uitmaken van de berekeningsgrondslag in hoogte variëren, wordt tot de berekeningsgrondslag gerekend de som van die toelagen over het jaar dat onmiddellijk voorafgaat aan de in het eerste lid genoemde datum, indien van toepassing vermeerderd met de vakantie-uitkering over die toelagen, gedeeld door twaalf.

  • 4. De bezoldiging, omschreven in het eerste lid, wordt aangepast overeenkomstig een algemene salarismaatregel in de sector Politie.

E

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

De hoogte van de uitkering is gedurende de eerste zestig maanden 80% van de berekeningsgrondslag en vervolgens 70% van de berekeningsgrondslag.

F

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de aanvulling’ vervangen door: ‘de uitkering’ en wordt ‘de deelnemer’ vervangen door: de betrokkene.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Vermindering van de uitkering vindt plaats voor zover het totale bedrag van de inkomsten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, en de onverminderde uitkering, bedoeld in artikel 3, tezamen de berekeningsgrondslag waarnaar de uitkering wordt berekend te boven gaat.

3. Het derde lid vervalt.

G

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘de aanvulling volgens het gestelde in artikel 4, derde lid’ vervangen door: de uitkering.

2. In het derde lid wordt ‘de aanvulling’ vervangen door: de uitkering.

H

In artikel 6, derde lid, wordt ‘de aanvulling’ vervangen door: ‘de uitkering’ en vervalt de zinsnede: ‘met inachtneming van artikel 4, derde lid’.

I

Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien de betrokkene ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte binnen vier weken na het ontslag, is hij verplicht daarvan terstond mededeling te doen aan het bevoegd gezag. De betrokkene is eveneens verplicht zijn herstel terstond te melden indien de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte is ontstaan voorafgaand aan zijn ontslag dan wel binnen vier weken na zijn ontslag.

J

In de artikelen 7, tweede lid, 9 en 11, eerste en tweede lid, wordt ‘de aanvulling’ telkens vervangen door: de uitkering.

K

In artikel 8 wordt ‘een maand’ vervangen door: vier weken.

L

In artikel 11, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder b en artikel 12 wordt ‘WAO-uitkering’ telkens vervangen door: WIA-uitkering.

M

In artikel 11, eerste lid, onder c, wordt ‘met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt’ vervangen door: met ingang van de dag waarop betrokkene de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt.

N

In artikel 12, tweede lid, wordt ‘52 weken, bedoeld in artikel 19 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering’ vervangen door: 104 weken, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

O

In artikel 12, eerste lid, wordt ‘invaliditeitspensioen’ vervangen door: ABP arbeidsongeschiktheidspensioen.

P

In artikel 13 vervalt ‘over een maand berekend,’

Q

Na artikel 13 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 13a

  • 1. In afwijking van artikel 11 heeft de betrokkene, die op enig tijdstip in de periode van 1 januari 2013 tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel recht heeft op een uitkering op grond van deze regeling, recht op een compensatie als bedoeld in het tweede lid.

  • 2. De compensatie wordt berekend door het aantal maanden dat de AOW-gerechtigde leeftijd van de betrokkene later ligt dan de datum waarop deze de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt te vermenigvuldigen met 70% van het bedrag van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

  • 2. In afwijking van het eerste lid werkt artikel I, onderdelen B en O, terug tot en met 1 januari 2007.

  • 3. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdelen C, M en Q, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie a.i., J.A. Hennis-Plasschaert

TOELICHTING

Algemeen

De Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) heeft per 1 januari 2006 een einde gemaakt aan de Aanvullende Flexibele Uittredingsregeling Politie (AFUP) en het flexibel pensioen en uittreden (FPU). De AFUP en FPU zijn per 1 januari 2006 vervangen door een vroegpensioenregeling die een combinatie is van pensioen- en levensloopsparen. De afspraken hierover zijn onderdeel van het arbeidsvoorwaardenakkoord 2005-2007 sector Politie en zijn nadien formeel uitgewerkt in het Besluit van 15 juli 2013 houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband met vroegpensioen, prepensioen en levensloop (Stb. 2013, 300) en in het ABP-pensioenreglement.

Het vervallen van de AFUP en het FPU noodzaakt tot aanpassing van de Regeling ontslaguitkering vliegers van de landelijke eenheid die van toepassing is op de in artikel 88a, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie genoemde categorie vliegers, namelijk degenen die op 31 december 2006 en vanaf 1 januari 2007 de functie van vlieger bij het voormalige Korps landelijke politiediensten, thans landelijke eenheid, hebben. De onderhavige regeling voorziet in deze aanpassing. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om de bepalingen die betrekking hebben op de wijze waarop de ontslaguitkering voor vliegers wordt samengesteld en niet om een wijziging van de hoogte van de aanspraken. Hierdoor kent deze wijziging van de regeling geen negatieve gevolgen voor de vliegers en bestaat er geen bezwaar tegen de terugwerkende kracht van deze wijziging.

In de periode van 1 januari 2006 tot de datum van inwerkingtreding van deze regeling is in de praktijk al gehandeld naar de gemaakte afspraken. Door de terugwerkende kracht worden de besluiten die in de tussentijd genomen zijn, nu alsnog van een juiste rechtsbasis voorzien.

In deze regeling zijn ook de wijzigingen meegenomen die voortvloeien uit de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015 met de politievakorganisaties over onder meer de wijziging van ‘de leeftijd van 65 jaar’ in ‘de AOW-gerechtigde leeftijd’ in enkele rechtspositionele regelingen.

Met de politievakorganisaties is overeenstemming bereikt over deze regeling.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De regelingen over het FPU-reglement, het AFUP-opbouwreglement en AFUP zijn door de afspraken uit het Akkoord arbeidsvoorwaarden Politie 2005-2007 komen te vervallen en worden daarom ook uit de in artikel 1 opgenomen definitielijst gehaald. Verder zijn de definities van WAO-uitkering en van aanvulling uit definitielijst geschrapt. Voor WAO-uitkering komt de definitie van WIA-uitkering in de plaats in verband met inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna WIA) op 1 januari 2006. De definitie over het gemiddeld inkomen is uit de definitielijst geschrapt en houdt verband met de wijziging van de in artikel 3 opgenomen berekeningsbasis voor de ontslaguitkering. Met het oog op deze berekeningsbasis zijn in de definitielijst de definities opgenomen over bezoldiging, eindejaarsuitkering en vakantie-uitkering.

Onderdeel B

De definitie van het invaliditeitspensioen wordt vervangen door de definitie van het ABP-arbeidsongeschiktheidspensioen dat per 1 januari 2007 in het ABP-pensioenreglement is opgenomen.

Onderdeel C

De Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015 vormt de aanleiding om in de definitielijst de definitie op te nemen over de AOW-gerechtigde leeftijd en is conform de in het Besluit bezoldiging politie opgenomen definitie.

Onderdeel D

Toevoeging van artikel 1a komt voort uit de aanpassing van artikel 3, waarin de hoogte van de ontslaguitkering wordt bepaald. In artikel 1a, eerste lid, wordt de berekeningsgrondslag gedefinieerd die als basis dient voor berekening van de ontslaguitkering. De berekeningsgrondslag wordt gevormd door de bezoldiging op kalenderbasis te vermeerderen met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering waarop betrokkene de dag voor zijn ontslag aanspraak heeft of bij de uitoefening van de functie zou hebben gehad. Met dat laatste wordt gedoeld op situaties waarin betrokkene door ziekte, verlof, militaire dienst of andere hem persoonlijk betreffende omstandigheden niet of niet volledig in het genot is van zijn bezoldiging.

Op basis van het tweede lid worden tot de berekeningsgrondslag niet de toelagen gerekend die niet een vast karakter hebben. Onder vaste toelage wordt in dit verband verstaan een aan de functie gerelateerde toelage die ten minste gedurende één jaar periodiek is verstrekt. Te denken valt hierbij aan de operationele toelage en de consignatietoelage op basis van artikel 14 respectievelijk artikel 18 van het Besluit bezoldiging politie (Bbp). Betalingen die het karakter hebben van een onkostenvergoeding worden eveneens niet tot de berekeningsgrondslag gerekend. Voorbeelden hiervan zijn de representatiekostentoelage en de maaltijdvergoeding bij overwerk op basis van artikel 20 resp. artikel 28 van het Bbp.

In het vierde lid is bepaald dat de gedefinieerde bezoldiging wordt aangepast overeenkomstig algemene salarismaatregelen in de sector Politie. Dit houdt in dat algemene loonsverhogingen en algemene eenmalige uitkeringen ook ten goede komen aan de ambtenaren die de in deze regeling beschreven uitkering genieten. Deze bepaling vloeit eveneens voort uit de aanpassing van artikel 3 waarin deze loonindexatie was begrepen in de FPU- en AFUP-onderdelen, die toen de uitkering mede vormden.

Onderdeel E

Het aansprakenniveau blijft ongewijzigd. Vanaf 2004 was de berekening van de hoogte van de ontslaguitkering gebaseerd op drie verschillende uitkeringspercentages, afhankelijk van leeftijdscohorten. Deze verschillende percentages hangen samen met de regelingen over het FPU-reglement, het AFUP-opbouwreglement en het AFUP-garantiereglement, waarvan de uitkeringen sinds 1 januari 2004 zijn gebaseerd op de zogenoemde middelloonsystematiek. Met het vervallen van deze regelingen per 1 januari 2006 is de noodzaak van een gedifferentieerde en een administratief bewerkelijke berekeningswijze niet meer aanwezig. Teruggekeerd wordt daarom naar de meer eenvoudige berekeningswijze die voor de invoering van de middelloonsystematiek van toepassing was en die gebaseerd is op artikel 3.1 van het ABP-pensioenreglement zoals dat luidde op 1 januari 2000.

Het vervallen van voornoemde regelingen betekent verder dat de ontslaguitkering niet meer wordt samengesteld uit de drie eerder vermelde pensioenonderdelen en een eventuele aanvullende uitkering van werkgeverszijde. Er is nu sprake van een ongedeelde ontslaguitkering die volledig voor rekening van de werkgever komt. Dat betekent derhalve dat de leden twee tot en met acht waarin wordt verwezen naar het FPU- en AFUP-opbouwreglement, de AFUP en naar de aanvulling die hierop mogelijk is, indien deze regelingen ontoereikend zijn, komen te vervallen.

Onderdelen F, G, H, I, J, K, L, N en O

De wijzigingen in de artikelen 4 tot en met 9 en 11 houden voor een deel verband met de wijziging van artikel 3. In artikel 4 is het woord ‘deelnemer’ om redactionele redenen vervangen door ‘betrokkene’. In de artikelen 7 en 8 wordt daarnaast de termijn van een maand in lijn gebracht met wat hierover is bepaald betreffende ziekte in artikel 10, van de WIA. Deze termijn wordt gewijzigd in vier weken. Verder wordt de laatste volzin in artikel 7, eerste lid, om redactionele redenen gewijzigd. De invoering van de WIA per 1 januari 2006 vormt de reden voor de overige wijzigingen van artikel 11 en van artikel 12. De invoering van het ABP arbeidsongeschiktheidspensioen per 1 januari 2007 vormt de reden voor vervanging van invaliditeitspensioen door ABP arbeidsongeschiktheidspensioen in artikel 12.

Onderdeel M

Met ingang van 1 januari 2013 wordt de AOW-gerechtigde leeftijd op basis van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Stb. 2012, 328) stapsgewijs verhoogd. Met de politievakorganisaties is in de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015, overeengekomen dat deze stapsgewijze verhoging ook met ingang van de eerste dag na publicatie van de regeling waarin deze wijziging is opgenomen wordt doorgevoerd in de onderhavige regeling. De wijziging in dit artikel ziet op deze afspraak.

Onderdeel Q

Ingevolge de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015 zijn twee groepen uitgezonderd van verlenging van de uitkeringsperiode tot de verhoogde AOW leeftijd:

  • 1. degenen die per datum van de inwerkingtreding van de uitvoeringsafspraak in regelgeving gebruik maken van deze regeling;

  • 2. degenen die in de periode op of na 1 januari 2013 tot de datum van de inwerkingtreding van deze Uitvoeringsafspraak in regelgeving gebruik maakten van deze regeling

Voor het AOW-gat waarmee zij als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd worden geconfronteerd, ontvangen zij compensatie. Artikel 13a voorziet hierin. De compensatie bedraagt het voor betrokkene geldende aantal maanden verhoging van de AOW-leeftijd vermenigvuldigd met 70% van het bedrag van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel II

De terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2006 houdt verband met de inwerkingtreding op die datum van het Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband met vroegpensioen, prepensioen en levensloop (Stb. 2013, 300) en de WIA. Op basis van de Uitvoeringsafspraak sector Politie van 5 juni 2015 geldt de terugwerkende kracht evenwel niet voor artikel I, onderdelen C, M en Q.

De terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2007 voor artikel I onderdelen B en O, houdt verband met de invoering op die datum van het ABP arbeidsongeschiktheidspensioen in het ABP-pensioenreglement ter vervanging van het invaliditeitspensioen.

De Minister van Veiligheid en Justitie a.i., J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven