De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 2:29, eerste lid, en 3:49, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten en 32c, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen;
Besluit:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING VOOR SCHOLING EN RE-INTEGRATIE VAN PERSONEN
MET ARBEIDSBEPERKINGEN EN ERNSTIGE SCHOLINGSBELEMMERINGEN
De Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen
en ernstige scholingsbelemmeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
B
In artikel 7, aanhef, vervalt ‘, werkelijk gemaakte’ en wordt ‘gebleken kosten’ vervangen
door ‘begrote kosten’.
C
In artikel 11, derde lid, wordt ‘vijf jaren’ vervangen door: zeven jaren.
D
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘een declaratie van de gemaakte subsidiabele kosten, bedoeld
in artikel 7, die is ingericht overeenkomstig een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
vast te stellen model’ vervangen door: een opgave van werkelijk opgeleide en geplaatste
personen met ernstige scholingsbelemmeringen.
2. In het derde lid wordt ‘declaratie’ vervangen door: opgave van werkelijk opgeleide
en geplaatste personen met ernstige scholingsbelemmeringen.
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Deze wijzigingsregeling behelst twee inhoudelijke wijzigingen van de Subsidieregeling
voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen
(hierna: de Subsidieregeling). Deze wijzigingen worden hierna afzonderlijk behandeld.
Eenmalige uitzondering op de periode van subsidieverlening
In artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling is geregeld dat het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen (hierna: UWV) eenmaal in de drie jaar op aanvraag, telkens
voor de duur van vijf kalenderjaren en zeven maanden subsidie kan verstrekken. Deze
subsidie wordt gegeven ten behoeve van scholingsinstellingen die beroepsonderwijs
voor personen met ernstige scholingsbelemmeringen verzorgen, waarbij dat onderwijs
gericht is op het verwerven van arbeidsmarktgerichte diploma’s of deelcertificaten.
De huidige periode van drie jaar heeft betrekking op de periode tussen 1 januari 2014
tot en met 31 december 2016. In artikel 15, tweede lid, is een zogenoemde horizonbepaling
opgenomen. Hierdoor vervalt de Subsidieregeling met ingang van 1 januari 2018.1
Het doel van de wijziging is dat, in afwijking van artikel 2, eerste lid, van de Subsidieregeling,
subsidie wordt gegeven voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017.
Dit gebeurt voor de duur van drie kalenderjaren en zeven maanden.2 Hiermee wordt een (eenmalige) afwijking van de hoofdregel van artikel 2, eerste lid,
bewerkstelligd, waardoor de termijn voor subsidieverlening in overeenstemming wordt
gebracht met de horizonbepaling.
Ten overvloede: de subsidieverstrekking door het UWV loopt daardoor van 1 januari
2014 tot en met 31 december 2016 en daarna van 1 januari 2017 tot en met 31 december
2017.
Overigens leidt deze wijziging niet tot aanpassing van de Regeling subsidieplafond
scholingsinstellingen 2014–2020, aangezien deze hier al op ingesteld is (zie het cohort,
bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel d, van die regeling).
Wijziging van de wijze van verantwoording
De wijze van verantwoording is aangepast. Voor de vaststelling van de subsidie is
het niet noodzakelijk om – zoals voorheen – een declaratie van de gemaakte subsidiabele
kosten bij het UWV in te dienen. Wel komt daarvoor in de plaats een opgave van de
werkelijk opgeleide en geplaatste personen met ernstige scholingsbelemmeringen, die
een scholingsinstelling voor de vaststelling van de subsidie bij het UWV behoort in
te dienen. Deze wijze van verantwoording is afdoende, aangezien bij de subsidieverlening
reeds de subsidiabele kosten zijn beoordeeld en bepaald. De nieuwe wijze van verantwoording
geldt voor alle (aanvragen tot) subsidievaststellingen die nog niet hebben plaatsgevonden.
Ten slotte is de verplichting tot bewaring van de noodzakelijke bescheiden voor de
subsidieverlening en -vaststelling van vijf jaar verlengd naar zeven jaar. Hiermee
wordt de duur van deze verplichting geharmoniseerd met de duur van de verplichting
zoals deze is opgenomen in artikel 52, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Regeldruk, financiële gevolgen en oneigenlijk gebruik & misbruik
De gevolgen voor de regeldruk zijn verwaarloosbaar.
Scholingsinstellingen die in aanmerking willen komen voor subsidie voor het jaar 2017
zullen een aanvraag moeten indien bij UWV. De accountantsverklaring die de scholingsinstellingen
moeten bijvoegen bij het aanvragen van de subsidievaststelling, zal normaliter eenvoudiger
(en dus goedkoper voor de scholingsinstellingen) zijn, omdat enkel nog wordt gekeken
naar de hoeveelheid opgeleide en geplaatste personen met ernstige scholingsbelemmeringen.
De extra uitvoeringskosten voor het UWV ten gevolge van deze wijzigingsregeling zijn
verwaarloosbaar.
Bij de definitieve subsidievaststelling wordt niet meer gekeken naar een declaratie
van gemaakte subsidiabele kosten. Doordat de begrote kosten reeds bij de subsidieverlening
worden beoordeeld, zal enkel bij de beoordeling van de aanvraag tot subsidievaststelling
nog worden gekeken naar het criterium of en hoeveel personen met ernstige scholingsbelemmeringen
zijn opgeleid en geplaatst. Het risico dat subsidiegelden niet rechtmatig worden besteed
is daarmee verwaarloosbaar.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hierdoor wordt al vroeg duidelijkheid
gecreëerd omtrent de (veranderde) wijze van subsidieverlening over 2017.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma