De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 34, zesde en zevende lid, van de Monumentenwet 1988;
Besluit:
ARTIKEL I
De Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:
B
Artikel 19, eerste lid, komt te luiden:
C
In artikel 33a wordt ‘1 oktober 2016’ vervangen door: 1 oktober 2021.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2016.
TOELICHTING
Inleiding
In de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (Kamerstukken II 2009–10, 32 156, nr. 1) werd aangekondigd dat een aantal maatregelen genomen zou worden waardoor eigenaren
van beschermde monumenten beter in staat zouden zijn om tot tijdige en duurzame herbestemming
van cultureel erfgoed te komen. In 2011 heeft de Staatssecretaris van OCW daar invulling
aan gegeven door de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten (hierna:
herbestemmingsregeling) in het leven te roepen (Stcrt. 2011, nr. 19007, 21 oktober 2011). De herbestemmingsregeling ondersteunt eigenaren en andere belanghebbenden
bij het verrichten van haalbaarheidsonderzoeken naar herbestemming van monumenten.
De fase van planvorming is gezien de complexiteit van de onderneming cruciaal voor
het doen slagen van herbestemmingen. De regeling is daarnaast bestemd voor het treffen
van tijdelijke maatregelen gedurende deze beginnende fase, ter voorkoming van verval
van het monument.
Uit de evaluatie in 2014 (Kamerstukken II 2015–16, 32 156, nr. 68) blijkt dat de regeling een belangrijke rol speelt in het succes van een herbestemming.
In 30% van de gevallen waarvoor in 2012 en 2013 een onderzoek is gesubsidieerd, is
inmiddels een herbestemming gerealiseerd of is de stap gezet naar planuitwerking.
Daarnaast wijst de evaluatie uit dat in nog eens 30% van de gevallen de verwachting
is dat de stap tot herbestemming op korte termijn gezet zal worden. Bijna driekwart
van de respondenten op de enquête geeft aan dat het haalbaarheidsonderzoek niet zou
zijn uitgevoerd zonder subsidie. Ook waarderen initiatiefnemers het laagdrempelige
karakter van de regeling.
De herbestemmingsregeling heeft een einddatum van 1 oktober 2016. Daarmee zou er vanaf
dat moment vanuit het Rijk geen financiële stimulans meer zijn voor herbestemming
van cultureel erfgoed. Het belang van herbestemming van monumenten (en vastgoed in
het algemeen) is maatschappelijk steeds meer aan de orde en herbestemming is een complexe
opgave voor een eigenaar. De herbestemmingsregeling is een belangrijk instrument om
herbestemmingen te bewerkstelligen. In de Erfgoedwet is daarom ook een grondslag opgenomen
voor een subsidieregeling voor herbestemming.
Met deze regeling wordt de geldigheidsduur van de herbestemmingsregeling met vijf
jaar verlengd, tot 1 oktober 2021. Daarnaast bevat de regeling enige technische wijzigingen
in de bestaande regeling, waarmee geen inhoudelijke wijziging is beoogd.
Verlenging en vervaldatum
Op grond van artikel 24a, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 dient elke subsidieregeling
een tijdstip te bevatten waarop de regeling vervalt. Dit tijdstip mag niet later gelegen
zijn dan vijf jaren na de inwerkingtreding van de desbetreffende regeling.
Hoewel deze regeling een vervaldatum bevat die meer dan vijf jaren na het moment van
inwerkingtreding is gelegen, is in dit geval geen sprake van strijd met artikel 24a,
tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001. In de herbestemmingsregeling is voorzien
in de vervaldatum 1 oktober 2016. Het wijzigen van deze vervaldatum leidt er toe dat
de subsidieregeling met vijf jaar wordt verlengd, waarbij het vroege moment van inwerkingtreding
er met name op is gericht dat degenen die op de regeling een beroep willen doen zich
tijdig van de regeling op de hoogte stellen en voldoende tijd hebben om hun eventuele
subsidieaanvraag voor te bereiden.
Schrappen uitgewerkte bepalingen
Met artikel I, onderdelen A, B en D, wordt een aantal uitgewerkte bepalingen uit de
herbestemmingsregeling geschrapt. Uit de artikelen 7 en 19 van de herbestemmingsregeling
wordt de eenmalige plafondverhoging voor het tijdvak 2012/2013 geschrapt. Artikel
33b, dat voor datzelfde tijdvak voor organisaties voor monumentenbehoud een overgangsregeling
bevatte, vervalt.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker