Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 juni 2016, 2016-0000149009, tot wijziging van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) en de Subsidieregeling ESF 2014–2020 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de Subsidieregeling ESF 2014–2020, aanpassing van de doelgroep actieve inclusie en enkele technische wijzigingen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2007–2013 (HERZIEN)

A

In de aanhef vervalt de tekst die begint met ‘Overwegende dat’ en eindigt met ‘verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale ontwikkeling (pbEU 2006, L 371);’.

B

In artikel A13 van bijlage 1 wordt ‘€ 36.000.000,–’ vervangen door: € 40.000.000,–.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2014-2020

De Subsidieregeling ESF 2014–2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de aanhef vervalt de tekst die begint met ‘Overwegende dat’ en eindigt met ‘Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van Europese Unie van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347);’.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van arbeidsbelemmerdewordt ‘en naar het oordeel van dat college’ vervangen door: en naar het oordeel van dat college of een arts,.

2. De definities van Uitvoeringsverordening en Verordeningvervallen.

3. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:

Verordening (EG) nr. 1081/2006:

Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1784/1999 (PbEU 2006, L 210);

Verordening (EG) nr. 1083/2006:

Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PbEU 2006, L 210);

Verordening (EU) nr. 1303/2013:

Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

Verordening (EU) nr. 1304/2013:

Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347);.

C

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt na ‘nader uitgewerkt in’ ingevoegd: de hoofdstukken I tot en met III in het kader van.

b. In onderdeel b wordt na ‘nader uitgewerkt in’ ingevoegd: hoofdstuk IV in het kader van.

c. In onderdeel c wordt na ‘nader uitgewerkt in’ ingevoegd: de hoofdstukken V en Va in het kader van.

d. In onderdeel d wordt na ‘nader uitgewerkt in’ ingevoegd: hoofdstuk VI in het kader van.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. De hoofdstukken, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c, voor zover dit hoofdstuk Va betreft, en d, bevatten nadere regels in het verlengde van en met inachtneming van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1304/2013.

  • 3. Hoofdstuk V als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, bevat nadere regels in het verlengde van en met inachtneming van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1304/2013, alsmede Verordening (EG) nr. 1083/2006 en Verordening (EG) nr. 1081/2006.

D

In bijlage 1 wordt in artikel A4, eerste lid, onderdeel b, na ‘Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten’ ingevoegd: , dan wel arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen.

E

In bijlage 1, hoofdstuk I, wordt na artikel A10 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel A10aa. Onderwijsnummer

In afwijking van de artikelen 17, eerste lid, en 18, eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger voor een persoon die behoort tot de doelgroep, genoemd in artikel A4, eerste lid, onderdeel f, in plaats van een burgerservicenummer een onderwijsnummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Les- en cursusgeldwet, indien deze persoon niet beschikt over een burgerservicenummer.

F

In bijlage 1 komt artikel B1 te luiden:

Artikel B1. Subsidieaanvrager

De subsidie met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk wordt aangevraagd door een arbeidsorganisatie.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:

  • a. artikel I, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 september 2009;

  • b. artikel II, onderdeel A, terugwerkt tot en met 9 april 2014;

  • c. artikel II, onderdelen B, onder 2 en 3, en C, onder 3, terugwerkt tot en met 10 juli 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 juni 2016

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2007–2013 (HERZIEN)

Onderdeel A (considerans)

In de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) is abusievelijk in de aanhef een considerans opgenomen. In een ministeriële regeling behoort geen considerans te worden opgenomen, maar behoort de reden voor de vaststelling te worden opgenomen in de toelichting (zie Aanwijzing voor de regelgeving 117, tweede lid, jo. Aanwijzingen voor de regelgeving 109 en 112). Om deze reden is er voor gekozen de considerans te laten vervallen. Omdat deze regeling vanaf de invoering geen considerans had behoren te bevatten, wordt aan dit onderdeel terugwerkende kracht verleend tot en met 1 september 2009, de datum van invoering van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien).

Voor de volledigheid wordt hieronder vermeld wat de reden voor de vaststelling van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) was. In deze regeling worden binnen de Europeesrechtelijke kaders voor de programmaperiode 2007–2013 nadere regels gesteld over de subsidieverstrekking door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit betreft een nadere uitwerking van de besteding van de gelden die voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 uit het Europees Sociaal Fonds aan Nederland zijn toegewezen ter verwezenlijking van de doelstelling Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PbEU 2006, L 210).

De nadere uitwerking is in het verlengde van en met inachtneming van:

  • Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PbEU 2006, L 210);

  • Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1784/1999 (PbEU 2006, L 210).

Onderdeel B (bijlage 1, artikel A13)

Met deze wijziging wordt het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidies voor het UWV in het kader van projecten in het kader van het laatste aanvraagtijdvak in dit hoofdstuk verhoogd. Hiermee wordt een optimale benutting van beschikbaar ESF-budget mogelijk gemaakt.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2014-2020

Onderdelen A (considerans), B, onder 2 en 3 (artikel 1) en C, onder 3 (artikel 4)

In de Subsidieregeling ESF 2014–2020 is abusievelijk in de aanhef een considerans opgenomen. In een ministeriële regeling behoort geen considerans te worden opgenomen, maar behoort de reden voor de vaststelling te worden opgenomen in de toelichting (zie Aanwijzing voor de regelgeving 117, tweede lid, jo. Aanwijzingen voor de regelgeving 109 en 112). Om deze reden is er voor gekozen in onderdeel A de considerans te laten vervallen. Omdat deze regeling vanaf de invoering geen considerans had behoren te bevatten, wordt aan artikel II, onderdeel A, terugwerkende kracht verleend tot en met 9 april 2014, de datum van invoering van de Subsidieregeling ESF 2014–2020.

Voor de volledigheid wordt hieronder vermeld wat de reden voor de vaststelling van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 was. In de Subsidieregeling ESF 2014–2020 worden binnen de Europeesrechtelijke kaders voor de programmaperiode 2014-2020 nadere regels gesteld over de subsidieverstrekking door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit betreft een nadere uitwerking van de besteding van de gelden die voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 uit het Europees Sociaal Fonds aan Nederland worden toegewezen ter verwezenlijking van de strategie van de Europese Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347).

Deze nadere uitwerking is in het verlengde van en met inachtneming van:

  • Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347).

Uitbreiding reikwijdte van de Subsidieregeling ESF 2014-2020

Met de wijzigingen in de onderdelen B, onder 2 en 3, en C, onder 2, wordt voorts in artikel 4, tweede en derde lid, ter verduidelijking gespecificeerd welke hoofdstukken betrekking hebben op de hierboven genoemde Europeesrechtelijke kaders. In het derde lid wordt de reikwijdte van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 verder uitgebreid. De Subsidieregeling ESF 2014–2020 heeft in de eerste plaats betrekking op de besteding van de gelden die voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 uit het Europees Sociaal Fonds aan Nederland worden toegewezen. In verband met het volledig kunnen benutten van het budget van het ESF-programma 2007–2013 is het wenselijk om de reikwijdte van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 te verbreden. Op basis van de onderhavige wijziging kunnen subsidies die worden verleend op grond van hoofdstuk V van bijlage 1 van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 ofwel ten laste komen van het budget ten behoeve van de programmaperiode 2014–2020 ofwel van het budget ten behoeve van de programmaperiode 2007–2013. Het gaat hier om activiteiten en kosten die betrekking hebben op het thema ‘duurzame inzetbaarheid’, dat eveneens onderdeel uitmaakt van de doelstellingen van het Operationeel Programma 2007–2013 (onderdeel sociale innovatie) en waarvoor in de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) een vrijwel identiek onderdeel (Actie E, hoofdstuk I) is opgenomen. Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat subsidies alleen ten laste kunnen komen van het budget van de programmaperiode 2007–2013, indien de genoemde kosten gemaakt en betaald zijn tussen 1 januari 2007 en 31 december 2015, zoals voorgeschreven in artikel 56, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1083/2006.

De bedoeling is dat deze wijzigingen specifiek betrekking hebben op subsidies die verleend zijn in het kader van bijlage 1, hoofdstuk V. Deze artikelonderdelen werken daarom terug tot en met 10 juli 2014, de datum van inwerkingtreding van de wijziging, waarmee dit hoofdstuk is opgenomen in de regeling (Stcrt. 2014, 19322).

Onderdeel B, onder 1 (artikel 1)

De definitie van arbeidsbelemmerde wordt vanuit het oogpunt van efficiëntie aangevuld met de mogelijkheid dat in voorkomende gevallen naast het college van burgemeester en wethouders, ook een arts een verklaring van een lichamelijke, verstandelijke, psychische of psychosociale beperking kan afgeven. Met een dergelijke verklaring wordt een persoon die een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand of de Participatiewet ontvangt, aangemerkt als arbeidsbelemmerde. Een arbeidsbelemmerde kan op grond van artikel A4, eerste lid, onderdeel f, deelnemen aan een door het ESF gesubsidieerd project.

Onderdelen C, onder 1 en 2, en F (artikel 4 en bijlage 1, artikel B1)

Dit betreft een technische wijziging. Met de wijziging van het eerste lid van artikel 4 worden de verschillende hoofdstukken in het kader van de investeringsprioriteiten in bijlage 1 ter verduidelijking genoemd. De wijziging van artikel B1 in bijlage 1 hangt hiermee samen.

Onderdeel D (bijlage 1, artikel A4)

Hoofdstuk I van bijlage 1 van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 is bedoeld om de arbeidstoeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te ondersteunen. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan mensen met een ziekte of handicap. Met deze wijziging worden arbeidsbeperkten in de zin van artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, personen die in het zogenoemde doelgroepregister zijn opgenomen, expliciet toegevoegd aan de ESF-doelgroep. Dit doelgroepregister is een uitvloeisel van het sociaal akkoord van 2013, waarin is afgesproken dat er extra banen komen voor mensen met een ziekte of handicap. Met de uitbreiding van de doelgroep met personen die zijn opgenomen in het doelgroepregister kan een bewijs van opname in het doelgroepregister dienen als bewijs van het behoren van de doelgroep van hoofdstuk I.

Onderdeel E (bijlage 1, artikel A10aa)

Het kan voorkomen dat een leerling uit het voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs als bedoeld in artikel A4, eerste lid, onderdeel f, niet beschikt over een burgerservicenummer. Als gevolg daarvan kan niet worden voldaan aan de administratieve verplichtingen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en artikel 18, eerste lid. Deze wijziging maakt mogelijk indien een leerling niet beschikt over een burgerservicenummer, te volstaan met het aanleveren van het onderwijsnummer.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

De artikelen van deze regeling treden in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Aan artikel I, onderdeel A, en artikel II, onderdeel A, wordt terugwerkende kracht verleend tot en met het moment van invoering van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) en de Subsidieregeling ESF 2014–2020. Artikel II, onderdeel B, onder 2 en 3, en C, onder 3, werkt terug tot en met 10 juli 2014. Zie voor een toelichting van de terugwerkende kracht de toelichting bij de desbetreffende artikelonderdelen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven