ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2007–2013 (HERZIEN)
A
In de aanhef vervalt de tekst die begint met ‘Overwegende dat’ en eindigt met ‘verordening
(EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees
Fonds voor Regionale ontwikkeling (pbEU 2006, L 371);’.
B
In artikel A13 van bijlage 1 wordt ‘€ 36.000.000,–’ vervangen door: € 40.000.000,–.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2014-2020
De Subsidieregeling ESF 2014–2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de aanhef vervalt de tekst die begint met ‘Overwegende dat’ en eindigt met ‘Verordening
(EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van Europese Unie van 17 december
2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van de Verordening (EG)
nr. 1081/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347);’.
B
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de definitie van arbeidsbelemmerdewordt ‘en naar het oordeel van dat college’ vervangen door: en naar het oordeel van
dat college of een arts,.
2. De definities van Uitvoeringsverordening en Verordeningvervallen.
3. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
- Verordening (EG) nr. 1081/2006:
-
Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006
betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr.
1784/1999 (PbEU 2006, L 210);
- Verordening (EG) nr. 1083/2006:
-
Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen
inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds
en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PbEU 2006,
L 210);
- Verordening (EU) nr. 1303/2013:
-
Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale
ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds
voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het
Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken
en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU
2013, L 347);
- Verordening (EU) nr. 1304/2013:
-
Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG)
nr. 1081/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347);.
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt na ‘nader uitgewerkt in’ ingevoegd: de hoofdstukken I tot en
met III in het kader van.
b. In onderdeel b wordt na ‘nader uitgewerkt in’ ingevoegd: hoofdstuk IV in het kader
van.
c. In onderdeel c wordt na ‘nader uitgewerkt in’ ingevoegd: de hoofdstukken V en Va
in het kader van.
d. In onderdeel d wordt na ‘nader uitgewerkt in’ ingevoegd: hoofdstuk VI in het kader
van.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
2. De hoofdstukken, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c, voor zover dit hoofdstuk
Va betreft, en d, bevatten nadere regels in het verlengde van en met inachtneming
van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1304/2013.
-
3. Hoofdstuk V als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, bevat nadere regels in het
verlengde van en met inachtneming van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening
(EU) nr. 1304/2013, alsmede Verordening (EG) nr. 1083/2006 en Verordening (EG) nr.
1081/2006.
D
In bijlage 1 wordt in artikel A4, eerste lid, onderdeel b, na ‘Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten’ ingevoegd: , dan wel arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 38b
van de Wet financiering sociale verzekeringen.
E
In bijlage 1, hoofdstuk I, wordt na artikel A10 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel A10aa. Onderwijsnummer
In afwijking van de artikelen 17, eerste lid, en 18, eerste lid, verstrekt de subsidieontvanger
voor een persoon die behoort tot de doelgroep, genoemd in artikel A4, eerste lid,
onderdeel f, in plaats van een burgerservicenummer een onderwijsnummer als bedoeld
in artikel 1, onderdeel g, van de Les- en cursusgeldwet, indien deze persoon niet
beschikt over een burgerservicenummer.
F
In bijlage 1 komt artikel B1 te luiden:
Artikel B1. Subsidieaanvrager
De subsidie met betrekking tot een project in het kader van dit hoofdstuk wordt aangevraagd
door een arbeidsorganisatie.
ARTIKEL III. INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat:
-
a. artikel I, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 september 2009;
-
b. artikel II, onderdeel A, terugwerkt tot en met 9 april 2014;
-
c. artikel II, onderdelen B, onder 2 en 3, en C, onder 3, terugwerkt tot en met 10 juli
2014.
TOELICHTING
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2007–2013 (HERZIEN)
Onderdeel A (considerans)
In de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) is abusievelijk in de aanhef een considerans
opgenomen. In een ministeriële regeling behoort geen considerans te worden opgenomen,
maar behoort de reden voor de vaststelling te worden opgenomen in de toelichting (zie
Aanwijzing voor de regelgeving 117, tweede lid, jo. Aanwijzingen voor de regelgeving
109 en 112). Om deze reden is er voor gekozen de considerans te laten vervallen. Omdat
deze regeling vanaf de invoering geen considerans had behoren te bevatten, wordt aan
dit onderdeel terugwerkende kracht verleend tot en met 1 september 2009, de datum
van invoering van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien).
Voor de volledigheid wordt hieronder vermeld wat de reden voor de vaststelling van
de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) was. In deze regeling worden binnen de
Europeesrechtelijke kaders voor de programmaperiode 2007–2013 nadere regels gesteld
over de subsidieverstrekking door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Dit betreft een nadere uitwerking van de besteding van de gelden die voor de periode
van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 uit het Europees Sociaal Fonds aan
Nederland zijn toegewezen ter verwezenlijking van de doelstelling Regionaal concurrentievermogen
en werkgelegenheid, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van Verordening
(EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006 houdende algemene
bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal
Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PbEU
2006, L 210).
De nadere uitwerking is in het verlengde van en met inachtneming van:
-
– Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen
inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds
en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PbEU 2006,
L 210);
-
– Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006
betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr.
1784/1999 (PbEU 2006, L 210).
Onderdeel B (bijlage 1, artikel A13)
Met deze wijziging wordt het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidies
voor het UWV in het kader van projecten in het kader van het laatste aanvraagtijdvak
in dit hoofdstuk verhoogd. Hiermee wordt een optimale benutting van beschikbaar ESF-budget
mogelijk gemaakt.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2014-2020
Onderdelen A (considerans), B, onder 2 en 3 (artikel 1) en C, onder 3 (artikel 4)
In de Subsidieregeling ESF 2014–2020 is abusievelijk in de aanhef een considerans
opgenomen. In een ministeriële regeling behoort geen considerans te worden opgenomen,
maar behoort de reden voor de vaststelling te worden opgenomen in de toelichting (zie
Aanwijzing voor de regelgeving 117, tweede lid, jo. Aanwijzingen voor de regelgeving
109 en 112). Om deze reden is er voor gekozen in onderdeel A de considerans te laten
vervallen. Omdat deze regeling vanaf de invoering geen considerans had behoren te
bevatten, wordt aan artikel II, onderdeel A, terugwerkende kracht verleend tot en
met 9 april 2014, de datum van invoering van de Subsidieregeling ESF 2014–2020.
Voor de volledigheid wordt hieronder vermeld wat de reden voor de vaststelling van
de Subsidieregeling ESF 2014–2020 was. In de Subsidieregeling ESF 2014–2020 worden
binnen de Europeesrechtelijke kaders voor de programmaperiode 2014-2020 nadere regels
gesteld over de subsidieverstrekking door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Dit betreft een nadere uitwerking van de besteding van de gelden die voor de periode
van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 uit het Europees Sociaal Fonds aan
Nederland worden toegewezen ter verwezenlijking van de strategie van de Europese Unie
voor slimme, duurzame en inclusieve groei, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening
(EU) Nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds
voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees
Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken
en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling,
het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme
zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad
(PbEU 2013, L 347).
Deze nadere uitwerking is in het verlengde van en met inachtneming van:
-
– Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale
ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds
voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het
Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken
en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU
2013, L 347);
-
– Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december
2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG)
nr. 1081/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347).
Uitbreiding reikwijdte van de Subsidieregeling ESF 2014-2020
Met de wijzigingen in de onderdelen B, onder 2 en 3, en C, onder 2, wordt voorts in
artikel 4, tweede en derde lid, ter verduidelijking gespecificeerd welke hoofdstukken
betrekking hebben op de hierboven genoemde Europeesrechtelijke kaders. In het derde
lid wordt de reikwijdte van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 verder uitgebreid. De
Subsidieregeling ESF 2014–2020 heeft in de eerste plaats betrekking op de besteding
van de gelden die voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 uit
het Europees Sociaal Fonds aan Nederland worden toegewezen. In verband met het volledig
kunnen benutten van het budget van het ESF-programma 2007–2013 is het wenselijk om
de reikwijdte van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 te verbreden. Op basis van de
onderhavige wijziging kunnen subsidies die worden verleend op grond van hoofdstuk
V van bijlage 1 van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 ofwel ten laste komen van het
budget ten behoeve van de programmaperiode 2014–2020 ofwel van het budget ten behoeve
van de programmaperiode 2007–2013. Het gaat hier om activiteiten en kosten die betrekking
hebben op het thema ‘duurzame inzetbaarheid’, dat eveneens onderdeel uitmaakt van
de doelstellingen van het Operationeel Programma 2007–2013 (onderdeel sociale innovatie)
en waarvoor in de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) een vrijwel identiek onderdeel
(Actie E, hoofdstuk I) is opgenomen. Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt
dat subsidies alleen ten laste kunnen komen van het budget van de programmaperiode
2007–2013, indien de genoemde kosten gemaakt en betaald zijn tussen 1 januari 2007
en 31 december 2015, zoals voorgeschreven in artikel 56, eerste lid, van Verordening
(EG) nr. 1083/2006.
De bedoeling is dat deze wijzigingen specifiek betrekking hebben op subsidies die
verleend zijn in het kader van bijlage 1, hoofdstuk V. Deze artikelonderdelen werken
daarom terug tot en met 10 juli 2014, de datum van inwerkingtreding van de wijziging,
waarmee dit hoofdstuk is opgenomen in de regeling (Stcrt. 2014, 19322).
Onderdeel B, onder 1 (artikel 1)
De definitie van arbeidsbelemmerde wordt vanuit het oogpunt van efficiëntie aangevuld met de mogelijkheid dat in voorkomende
gevallen naast het college van burgemeester en wethouders, ook een arts een verklaring
van een lichamelijke, verstandelijke, psychische of psychosociale beperking kan afgeven.
Met een dergelijke verklaring wordt een persoon die een uitkering op grond van de
Wet werk en bijstand of de Participatiewet ontvangt, aangemerkt als arbeidsbelemmerde.
Een arbeidsbelemmerde kan op grond van artikel A4, eerste lid, onderdeel f, deelnemen
aan een door het ESF gesubsidieerd project.
Onderdelen C, onder 1 en 2, en F (artikel 4 en bijlage 1, artikel B1)
Dit betreft een technische wijziging. Met de wijziging van het eerste lid van artikel
4 worden de verschillende hoofdstukken in het kader van de investeringsprioriteiten
in bijlage 1 ter verduidelijking genoemd. De wijziging van artikel B1 in bijlage 1
hangt hiermee samen.
Onderdeel D (bijlage 1, artikel A4)
Hoofdstuk I van bijlage 1 van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 is bedoeld om de arbeidstoeleiding
van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te ondersteunen. Hierbij moet bijvoorbeeld
gedacht worden aan mensen met een ziekte of handicap. Met deze wijziging worden arbeidsbeperkten
in de zin van artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, personen
die in het zogenoemde doelgroepregister zijn opgenomen, expliciet toegevoegd aan de
ESF-doelgroep. Dit doelgroepregister is een uitvloeisel van het sociaal akkoord van
2013, waarin is afgesproken dat er extra banen komen voor mensen met een ziekte of
handicap. Met de uitbreiding van de doelgroep met personen die zijn opgenomen in het
doelgroepregister kan een bewijs van opname in het doelgroepregister dienen als bewijs
van het behoren van de doelgroep van hoofdstuk I.
Onderdeel E (bijlage 1, artikel A10aa)
Het kan voorkomen dat een leerling uit het voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs
als bedoeld in artikel A4, eerste lid, onderdeel f, niet beschikt over een burgerservicenummer.
Als gevolg daarvan kan niet worden voldaan aan de administratieve verplichtingen,
bedoeld in artikel 17, eerste lid, en artikel 18, eerste lid. Deze wijziging maakt
mogelijk indien een leerling niet beschikt over een burgerservicenummer, te volstaan
met het aanleveren van het onderwijsnummer.
ARTIKEL III. INWERKINGTREDING
De artikelen van deze regeling treden in werking met ingang van de dag na publicatie
in de Staatscourant. Aan artikel I, onderdeel A, en artikel II, onderdeel A, wordt
terugwerkende kracht verleend tot en met het moment van invoering van de Subsidieregeling
ESF 2007–2013 (herzien) en de Subsidieregeling ESF 2014–2020. Artikel II, onderdeel
B, onder 2 en 3, en C, onder 3, werkt terug tot en met 10 juli 2014. Zie voor een
toelichting van de terugwerkende kracht de toelichting bij de desbetreffende artikelonderdelen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma