TOELICHTING
Algemeen
Met deze regeling wordt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) aangewezen
voor de uitvoering van verschillende taken met betrekking tot de opleiding van bemanningsleden
van binnenschepen die op vloeibaar aardgas (liquid natural gas, hierna: LNG) varen.
Deze taken zijn het erkennen van desbetreffende opleidingen, het erkennen van opleidingsinstituten,
het ontwikkelen en actueel houden van de examens op dit gebied en de verstrekking
hiervan aan de erkende opleidingsinstituten, het houden van toezicht op de erkende
opleidingsinstituten, de afgifte van de verklaring van deskundigheid aangaande het
gebruik van vloeibaar aardgas als brandstof en de vaststelling van de tarieven voor
deze handelingen. Deze taakoverdracht hangt samen met de invoeging van hoofdstuk 4a
in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (Rsp) (Stcrt. 2015, 38318). Daarin zijn aanvullende voorschriften opgenomen met betrekking tot de kennis van
bemanningsleden aan boord van schepen die op LNG varen.
Op dit moment worden er al opleidingen LNG verzorgd door de nautische colleges STC
en Transafe. Mogelijk dat zich in de toekomst nog andere opleidingsinstituten aanmelden.
De inhoud van de opleidingen is neergelegd in bijlage E2 bij het Rsp. In Nederland
zijn in de periode 2014 - 2015 ongeveer 80 bemanningsleden opgeleid voor LNG.
Deze regeling is, overeenkomstig artikel 11 van de Regeling sturing en toezicht op
het CBR, voorgelegd aan, en afgestemd met, het CBR. Het CBR heeft een uitvoeringstoets
uitgevoerd en de daarin gemaakte opmerkingen zijn verwerkt in deze regeling. Het CBR
is op de inwerkingtredingsdatum van deze regeling gereed voor de uitvoering van de
taken.
Vaste verandermomenten
Met betrekking tot het kabinetsbesluit tot instelling van Vaste Verandermomenten wordt
het volgende opgemerkt. Ingevolge dat besluit dient een regeling minimaal twee maanden
voor inwerkingtreding te worden gepubliceerd. Implementatie van Europese of internationale
regelgeving is één van de uitzonderingsgronden met betrekking tot het beleid ten aanzien
van de vaste verandermomenten van regelgeving. De onderhavige wijziging houdt verband
met de toevoeging van hoofdstuk 4a in het Rsp. Op grond van besluit 2015-I van de
Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 3 juni 2015 treedt dit hoofdstuk met ingang
van 1 juli 2016 in werking. Dat betekent ook dat vanaf die datum uitvoering moet worden
gegeven aan de in dat hoofdstuk opgenomen bepalingen. Die uitvoering wordt met de
onderhavige wijziging opgedragen aan het CBR. Gezien de nauwe samenhang met de inwerkingtreding
van hoofdstuk 4a van het Rsp, zal deze regeling eveneens met ingang van 1 juli 2016
in werking moeten treden. Daardoor kan niet worden voldaan aan de minimale invoeringstermijn
van twee maanden.
Administratieve lasten
De verplichting tot het volgen van de opleiding voor LNG bestaat reeds. De verplichting
is tot 1 juli 2016 gebaseerd op een aanwijzing van de CCR. Tengevolge van deze nieuwe
regelgeving nemen de administratieve lasten toe in verband met de afgifte respectievelijk
verlenging van de verklaring van deskundigheid aangaande het gebruik van vloeibaar
aardgas als brandstof en de met verlenging verband houdende afgifte van een vaartijdverklaring,
respectievelijk de erkenning van opleidingsinstituten. In onderstaande berekeningen
is uitgegaan van de ramingen van aantallen bemanningsleden uit het rapport “Impactanalyse
toevoeging opleidingseisen: LNG als brandstof in de binnenvaart” van Tien Organisatieadvies,
d.d. 15 oktober 2015, dat is opgesteld in opdracht van het ministerie van Infrastructuur
en Milieu.
De tarieven zijn door het CBR berekend en zijn kostendekkend.
Voor de betrokken cursisten bedragen de kostenverhogingen op basis van de (afgeronde)
tarieven 2016:
-
– Voor 1 juli 2016 opgeleide bemanningsleden; verlenging elke 5 jaar, te beginnen in
2016: 80 x (€ 20 + € 35) = € 4.400;
-
– Nieuw opgeleide bemanningsleden (60 per jaar; te beginnen in 2016):
Kosten afgifte: 60 x € 20 + 68 = € 5.280
Kosten verlenging: elke 5 jaar, te beginnen in 2021: 60 x (€ 20 + € 35) = € 3.500
De kosten voor de afgifte van een verklaring bedragen € 20. Het tarief voor een vaartijdverklaring
bedraagt € 35. Het tarief voor de registratie van deelname aan een theoriecursus,
praktijkcursus, theorie-examen en praktijkexamen bedraagt € 17 voor ieder afzonderlijk
onderdeel.
Voor de betrokken opleidingsinstituten bedragen de kostenverhogingen op basis van
de (afgeronde) tarieven 2016:
-
– bij het minimaal te verwachten aantal van 2 opleidingsinstituten:
Kosten erkenning; elke 5 jaar, te beginnen in 2016: 2 x € 75 = € 150.
Kosten administratieve afhandeling: jaarlijks 2 x € 30 = € 60;
-
– bij een maximaal verwacht aantal van 4 opleidingsinstituten:
Kosten erkenning; elke 5 jaar: € 300.
Kosten administratieve afhandeling; jaarlijks: € 120.
Internetconsultatie
In de verzamelbrief regeldruk (Kamerstukken 29 362, nr 224) van de ministers van EZ, BZK, VenJ en Wonen en Rijksdienst, is in het kader van
de modernisering van de overheid, aangekondigd dat internetconsultatie voor wetgeving
de norm zal worden. Indien geen internetconsultatie plaatsvindt, zal dit in de toelichting
moeten worden gemotiveerd. Eén van de gronden om van internetconsultatie af te zien
(in 2009 neergelegd in het kabinetsstandpunt internetconsultatie (Kamerstukken 29 279, nr 114), betreft een ministeriële regeling die geen ingrijpende verandering brengt in de
rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen hebben
voor de rechtspraktijk. Het CBR is al belast met de uitvoering van andere voorgeschreven
examens in de binnenvaart en voert daarvoor de taken op dezelfde wijze als nu in deze
regeling zijn opgenomen. Bemanningsleden van binnenvaartschepen moeten al opleidingen
volgen zoals de opleiding voor matroos, het vervoer van gevaarlijke stoffen enz. Bovendien
worden er ook nu al opleidingen op het gebied van LNG in de binnenvaart gegeven door
een tweetal instellingen. Naar verwachting zal dat aantal ook niet significant toenemen.
Kortom als gevolg van deze wijziging vindt er geen ingrijpende verandering plaats
in de rechten en plichten van burgers en bedrijven.
Bevoegde autoriteit voor het erkennen van opleidingsinstituten, cursussen en opfriscursussen
Het Rsp kent nu aanvullende voorschriften voor het voorgeschreven veiligheidspersoneel
aan boord van schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren (hoofdstuk 4 Rsp/ADN). Het
CBR is de aangewezen autoriteit voor dit voorschrift en draagt zorg voor de afgifte,
aantekening herhalingscursus, aantekening vervolgcursus Gas of Chemie, aantekening
verlenging Gas of Chemie, erkenning opleidingen en vaststellen verloop van de examens.
De opleiding LNG is als hoofdstuk 4a van het Rsp toegevoegd vanwege de overeenkomsten
met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Om dezelfde reden zal het CBR als aangewezen
autoriteit worden benoemd voor de bemanningsvoorschriften met betrekking tot LNG.
Dit betekent dat door het CBR processen voor de volgende werkzaamheden moeten worden
ingericht:
-
• opstellen afwegingskader voor erkenning van opleidingsinstituten, cursussen, opfriscursus
en examens;
-
• behandelen van erkenningverzoeken;
-
• toezicht houden op de erkende instanties.
Het afwegingskader voor de erkenning van opleidingsinstituten, cursussen en opfriscursussen
en de ontwikkeling van examens, alsook de wijze waarop toezicht wordt gehouden op
het verzorgen van (opfris) cursussen en het afnemen van examens door erkende opleidingsinstituten,
is opgenomen in het Raamwerk LNG. Het Raamwerk LNG bevat tevens een sanctiemodel waarin
de stappen zijn opgenomen die leiden tot een eventuele schorising of intrekking van
een verleende erkenning, mocht uit de uitvoering van het toezicht blijken dat de gemaakte
afspraken niet worden nageleefd.
Bevoegde autoriteit voor de afgifte van de verklaring
De regeling biedt voor de afgifte van de verklaring de volgende mogelijkheden:
Gekozen is voor de afgifte van de verklaring door de bevoegde autoriteit. Ook voor
deze taak is het CBR aangewezen. Het CBR zal op verzoek ook de geldigheidsduur van
deze verklaring verlengen.
Artikelsgewijs
Artikel I
Met de in dit artikel opgenomen wijziging worden de taken met betrekking tot de opleiding
voor de bemanning aan boord van binnenvaartschepen waar LNG als brandstof wordt gebruikt
toegevoegd aan de reeds in dat artikel genoemde taken van het CBR.
Artikel II
Door deze wijziging van de Regeling tarieven scheepvaart 2005 (hierna: Regeling tarieven)
wordt het CBR bevoegd om een tarief te heffen voor de handelingen zoals die worden
beschreven in genoemde regeling. Daartoe is een artikel 1.35 in de Regeling tarieven
opgenomen. De afzonderlijke handelingen die zijn opgenomen, betreffen:
-
• het erkennen van het opleidingsinstituut, de cursus en de opfriscursus;
-
• het registreren van door de opleidingsinstituten aangemelde cursisten;
-
• het afgeven van een verklaring van deskundigheid aangaande het gebruik van vloeibaar
aardgas als brandstof;
-
• het verlengen van de geldigheidsduur van een verstrekte verklaring van deskundigheid
aangaande het gebruik van vloeibaar aardgas als brandstof.
De algemene wettelijke grondslagen voor het heffen van tarieven door het CBR zijn
artikel 4am van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen.
Artikel III
De inwerkingtredingsdatum met ingang van 1 juli 2016 is afkomstig uit besluit 2015-I
van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 3 juni 2015. Met ingang van deze datum
treden de in protocol 2015-I-7 opgenomen wijzigingen van het Rsp die betrekking hebben
op LNG in werking.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus