Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 13 juni 2016, nr. IENM/BSK-2016/110681, tot wijziging van de Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen en de Regeling tarieven scheepvaart 2005

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 4aa, vierde lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 22, tweede lid, onder c, en artikel 51, tweede lid, van de Binnenvaartwet;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Aan artikel 1 van de Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. het met betrekking tot de opbouw en de beoordeling van de deskundigheid, bedoeld in hoofdstuk 4a van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn, van bemanningsleden van binnenvaartschepen die vloeibaar aardgas als brandstof gebruiken:

    • 1°. erkennen van opleidingsinstituten, cursussen en opfriscursussen;

    • 2°. ontwikkelen en actueel houden van examens zoals bedoeld in artikel 4a.03 Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn, en de verstrekking van deze examens aan erkende opleidingsinstituten;

    • 3°. uitoefenen van toezicht op de verleende erkenningen, de uitvoering van cursussen en de afname van examens;

    • 4°. opschorten of intrekken van erkenningen indien de aan de erkenning verbonden verplichtingen niet worden nageleefd;

    • 5°. afgeven en verlengen van de verklaring van deskundigheid aangaande het gebruik van vloeibaar aardgas als brandstof.

ARTIKEL II

In de Regeling tarieven scheepvaart 2005 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.35 Tarieven kennis van de bemanningsleden van schepen die vloeibaar aardgas (LNG) als brandstof gebruiken

  • 1. Voor het erkennen van een opleidingsinstituut als bevoegd tot het geven van cursussen en opfriscursussen en het afnemen van examens, als bedoeld in artikel 4a.05 van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn, is aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen een door haar, overeenkomstig artikel 4am van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, vastgesteld tarief verschuldigd.

  • 2. Voor het registreren van een door een erkend opleidingsinstituut aangemelde cursist is aan het CBR een tarief verschuldigd dat is vastgesteld door het CBR overeenkomstig artikel 4am van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

  • 3. Voor het afgeven van een verklaring van deskundigheid aangaande het gebruik van vloeibaar aardgas als brandstof als bedoeld in artikel 4a.02 van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn is een tarief verschuldigd dat is vastgesteld door het CBR overeenkomstig artikel 4am van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

  • 4. Voor het verlengen van de geldigheidsduur van een verklaring van deskundigheid aangaande het gebruik van vloeibaar aardgas als brandstof, als bedoeld in artikel 4a.04 van het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn, is een tarief verschuldigd dat is vastgesteld door het CBR overeenkomstig artikel 4am van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Algemeen

Met deze regeling wordt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) aangewezen voor de uitvoering van verschillende taken met betrekking tot de opleiding van bemanningsleden van binnenschepen die op vloeibaar aardgas (liquid natural gas, hierna: LNG) varen. Deze taken zijn het erkennen van desbetreffende opleidingen, het erkennen van opleidingsinstituten, het ontwikkelen en actueel houden van de examens op dit gebied en de verstrekking hiervan aan de erkende opleidingsinstituten, het houden van toezicht op de erkende opleidingsinstituten, de afgifte van de verklaring van deskundigheid aangaande het gebruik van vloeibaar aardgas als brandstof en de vaststelling van de tarieven voor deze handelingen. Deze taakoverdracht hangt samen met de invoeging van hoofdstuk 4a in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn (Rsp) (Stcrt. 2015, 38318). Daarin zijn aanvullende voorschriften opgenomen met betrekking tot de kennis van bemanningsleden aan boord van schepen die op LNG varen.

Op dit moment worden er al opleidingen LNG verzorgd door de nautische colleges STC en Transafe. Mogelijk dat zich in de toekomst nog andere opleidingsinstituten aanmelden. De inhoud van de opleidingen is neergelegd in bijlage E2 bij het Rsp. In Nederland zijn in de periode 2014 - 2015 ongeveer 80 bemanningsleden opgeleid voor LNG.

Deze regeling is, overeenkomstig artikel 11 van de Regeling sturing en toezicht op het CBR, voorgelegd aan, en afgestemd met, het CBR. Het CBR heeft een uitvoeringstoets uitgevoerd en de daarin gemaakte opmerkingen zijn verwerkt in deze regeling. Het CBR is op de inwerkingtredingsdatum van deze regeling gereed voor de uitvoering van de taken.

Vaste verandermomenten

Met betrekking tot het kabinetsbesluit tot instelling van Vaste Verandermomenten wordt het volgende opgemerkt. Ingevolge dat besluit dient een regeling minimaal twee maanden voor inwerkingtreding te worden gepubliceerd. Implementatie van Europese of internationale regelgeving is één van de uitzonderingsgronden met betrekking tot het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten van regelgeving. De onderhavige wijziging houdt verband met de toevoeging van hoofdstuk 4a in het Rsp. Op grond van besluit 2015-I van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 3 juni 2015 treedt dit hoofdstuk met ingang van 1 juli 2016 in werking. Dat betekent ook dat vanaf die datum uitvoering moet worden gegeven aan de in dat hoofdstuk opgenomen bepalingen. Die uitvoering wordt met de onderhavige wijziging opgedragen aan het CBR. Gezien de nauwe samenhang met de inwerkingtreding van hoofdstuk 4a van het Rsp, zal deze regeling eveneens met ingang van 1 juli 2016 in werking moeten treden. Daardoor kan niet worden voldaan aan de minimale invoeringstermijn van twee maanden.

Administratieve lasten

De verplichting tot het volgen van de opleiding voor LNG bestaat reeds. De verplichting is tot 1 juli 2016 gebaseerd op een aanwijzing van de CCR. Tengevolge van deze nieuwe regelgeving nemen de administratieve lasten toe in verband met de afgifte respectievelijk verlenging van de verklaring van deskundigheid aangaande het gebruik van vloeibaar aardgas als brandstof en de met verlenging verband houdende afgifte van een vaartijdverklaring, respectievelijk de erkenning van opleidingsinstituten. In onderstaande berekeningen is uitgegaan van de ramingen van aantallen bemanningsleden uit het rapport “Impactanalyse toevoeging opleidingseisen: LNG als brandstof in de binnenvaart” van Tien Organisatieadvies, d.d. 15 oktober 2015, dat is opgesteld in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

De tarieven zijn door het CBR berekend en zijn kostendekkend.

Voor de betrokken cursisten bedragen de kostenverhogingen op basis van de (afgeronde) tarieven 2016:

  • Voor 1 juli 2016 opgeleide bemanningsleden; verlenging elke 5 jaar, te beginnen in 2016: 80 x (€ 20 + € 35) = € 4.400;

  • Nieuw opgeleide bemanningsleden (60 per jaar; te beginnen in 2016):

    Kosten afgifte: 60 x € 20 + 68 = € 5.280

    Kosten verlenging: elke 5 jaar, te beginnen in 2021: 60 x (€ 20 + € 35) = € 3.500

De kosten voor de afgifte van een verklaring bedragen € 20. Het tarief voor een vaartijdverklaring bedraagt € 35. Het tarief voor de registratie van deelname aan een theoriecursus, praktijkcursus, theorie-examen en praktijkexamen bedraagt € 17 voor ieder afzonderlijk onderdeel.

Voor de betrokken opleidingsinstituten bedragen de kostenverhogingen op basis van de (afgeronde) tarieven 2016:

  • bij het minimaal te verwachten aantal van 2 opleidingsinstituten:

    Kosten erkenning; elke 5 jaar, te beginnen in 2016: 2 x € 75 = € 150.

    Kosten administratieve afhandeling: jaarlijks 2 x € 30 = € 60;

  • bij een maximaal verwacht aantal van 4 opleidingsinstituten:

    Kosten erkenning; elke 5 jaar: € 300.

    Kosten administratieve afhandeling; jaarlijks: € 120.

Internetconsultatie

In de verzamelbrief regeldruk (Kamerstukken 29 362, nr 224) van de ministers van EZ, BZK, VenJ en Wonen en Rijksdienst, is in het kader van de modernisering van de overheid, aangekondigd dat internetconsultatie voor wetgeving de norm zal worden. Indien geen internetconsultatie plaatsvindt, zal dit in de toelichting moeten worden gemotiveerd. Eén van de gronden om van internetconsultatie af te zien (in 2009 neergelegd in het kabinetsstandpunt internetconsultatie (Kamerstukken 29 279, nr 114), betreft een ministeriële regeling die geen ingrijpende verandering brengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen hebben voor de rechtspraktijk. Het CBR is al belast met de uitvoering van andere voorgeschreven examens in de binnenvaart en voert daarvoor de taken op dezelfde wijze als nu in deze regeling zijn opgenomen. Bemanningsleden van binnenvaartschepen moeten al opleidingen volgen zoals de opleiding voor matroos, het vervoer van gevaarlijke stoffen enz. Bovendien worden er ook nu al opleidingen op het gebied van LNG in de binnenvaart gegeven door een tweetal instellingen. Naar verwachting zal dat aantal ook niet significant toenemen. Kortom als gevolg van deze wijziging vindt er geen ingrijpende verandering plaats in de rechten en plichten van burgers en bedrijven.

Bevoegde autoriteit voor het erkennen van opleidingsinstituten, cursussen en opfriscursussen

Het Rsp kent nu aanvullende voorschriften voor het voorgeschreven veiligheidspersoneel aan boord van schepen die gevaarlijke stoffen vervoeren (hoofdstuk 4 Rsp/ADN). Het CBR is de aangewezen autoriteit voor dit voorschrift en draagt zorg voor de afgifte, aantekening herhalingscursus, aantekening vervolgcursus Gas of Chemie, aantekening verlenging Gas of Chemie, erkenning opleidingen en vaststellen verloop van de examens.

De opleiding LNG is als hoofdstuk 4a van het Rsp toegevoegd vanwege de overeenkomsten met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Om dezelfde reden zal het CBR als aangewezen autoriteit worden benoemd voor de bemanningsvoorschriften met betrekking tot LNG. Dit betekent dat door het CBR processen voor de volgende werkzaamheden moeten worden ingericht:

  • opstellen afwegingskader voor erkenning van opleidingsinstituten, cursussen, opfriscursus en examens;

  • behandelen van erkenningverzoeken;

  • toezicht houden op de erkende instanties.

Het afwegingskader voor de erkenning van opleidingsinstituten, cursussen en opfriscursussen en de ontwikkeling van examens, alsook de wijze waarop toezicht wordt gehouden op het verzorgen van (opfris) cursussen en het afnemen van examens door erkende opleidingsinstituten, is opgenomen in het Raamwerk LNG. Het Raamwerk LNG bevat tevens een sanctiemodel waarin de stappen zijn opgenomen die leiden tot een eventuele schorising of intrekking van een verleende erkenning, mocht uit de uitvoering van het toezicht blijken dat de gemaakte afspraken niet worden nageleefd.

Bevoegde autoriteit voor de afgifte van de verklaring

De regeling biedt voor de afgifte van de verklaring de volgende mogelijkheden:

  • de opleidingsinstituten kunnen de verklaring afgeven;

  • de bevoegde autoriteit kan de verklaring afgeven.

Gekozen is voor de afgifte van de verklaring door de bevoegde autoriteit. Ook voor deze taak is het CBR aangewezen. Het CBR zal op verzoek ook de geldigheidsduur van deze verklaring verlengen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Met de in dit artikel opgenomen wijziging worden de taken met betrekking tot de opleiding voor de bemanning aan boord van binnenvaartschepen waar LNG als brandstof wordt gebruikt toegevoegd aan de reeds in dat artikel genoemde taken van het CBR.

Artikel II

Door deze wijziging van de Regeling tarieven scheepvaart 2005 (hierna: Regeling tarieven) wordt het CBR bevoegd om een tarief te heffen voor de handelingen zoals die worden beschreven in genoemde regeling. Daartoe is een artikel 1.35 in de Regeling tarieven opgenomen. De afzonderlijke handelingen die zijn opgenomen, betreffen:

  • het erkennen van het opleidingsinstituut, de cursus en de opfriscursus;

  • het registreren van door de opleidingsinstituten aangemelde cursisten;

  • het afgeven van een verklaring van deskundigheid aangaande het gebruik van vloeibaar aardgas als brandstof;

  • het verlengen van de geldigheidsduur van een verstrekte verklaring van deskundigheid aangaande het gebruik van vloeibaar aardgas als brandstof.

De algemene wettelijke grondslagen voor het heffen van tarieven door het CBR zijn artikel 4am van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 17 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

Artikel III

De inwerkingtredingsdatum met ingang van 1 juli 2016 is afkomstig uit besluit 2015-I van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 3 juni 2015. Met ingang van deze datum treden de in protocol 2015-I-7 opgenomen wijzigingen van het Rsp die betrekking hebben op LNG in werking.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven