Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 27 mei 2016, nr. 2016-0000289261, tot wijziging van de Regeling substantieel bezwarende functies in verband met de compensatie voor de verhoging van de AOW-leeftijd

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op de artikelen 94b, achtste lid en 94c, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling substantieel bezwarende functies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, eerste lid, wordt na ‘eindejaarsuitkering’ ingevoegd: , bedoeld in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, en de salarisgarantie en salarissuppletie, bedoeld in artikel 49gg van het Algemeen Rijksambtenarenreglement,.

B

In artikel 13 wordt de zinsnede ‘op grond van artikel 130d van het Algemeen Rijksambtenarenreglement’ vervangen door: op grond van artikel 130d van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, zoals dat luidde op 31 maart 2015,.

C

Na artikel 13 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

  • 1. De betrokkene aan wie op grond van artikel 130d van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, zoals dat luidde op 31 maart 2015, in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2015 buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging is verleend, heeft recht op een compensatie.

  • 2. De compensatie wordt berekend door het aantal maanden dat de pensioengerechtigde leeftijd voor betrokkene ligt na de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, zoals dat luidde op 31 mei 2015, te vermenigvuldigen met 70% van het bedrag van het minimumloon,bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

  • 3. Aan de betrokkene van wie de uitkering na 31 maart 2016 wordt beëindigd, wordt de compensatie uitbetaald bij ontslag.

  • 4. Aan de betrokkene van wie de uitkering voor 1 april 2016 is beëindigd, wordt de compensatie op aanvraag verstrekt, indien de aanvraag voor 1 januari 2017 is ingediend.

Artikel 13b

  • 1. De betrokkene aan wie op grond van artikel 94b, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 30 juni 2015 ontslag is verleend, heeft recht op een compensatie.

  • 2. De compensatie wordt berekend door het aantal maanden dat de pensioengerechtigde leeftijd voor betrokkene ligt na de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet, zoals dat luidde op 31 mei 2015, te vermenigvuldigen met 70% van het bedrag van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

  • 3. Het aantal maanden, bedoeld in het tweede lid, bedraagt niet meer dan het aantal maanden dat de pensioengerechtigde leeftijd voor betrokkene later ligt dan de dag waarop het recht op uitkering eindigt.

  • 4. De betrokkene aan wie op grond van artikel 94b, vierde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement voor een gedeelte van de voor hem geldende arbeidsduur ontslag is verleend, heeft recht op compensatie naar rato van het gedeelte van de arbeidsduur waarvoor hem ontslag is verleend.

  • 5. Aan de betrokkene van wie de uitkering na 1 juni 2016 wordt beëindigd, wordt de compensatie uitbetaald bij de uitbetaling van de laatste uitkering.

  • 6. Aan de betrokkene van wie de uitkering voor 1 juni 2016 is beëindigd, wordt de compensatie op aanvraag verstrekt, indien de aanvraag voor 1 januari 2017 is ingediend.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met dien verstande dat:

  • a. artikel I, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 oktober 2014,

  • b. artikel I, onderdeel B, terugwerkt tot en met 1 april 2015, en

  • c. artikel I, onderdeel C, terugwerkt tot en met 28 januari 2016.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

Algemeen

In het Sectoroverleg Rijk (SOR) is op 28 januari 2016 een afspraak gemaakt over compensatie voor de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd voor werknemers die zijn uitgetreden uit een substantieel bezwarende functie (SBF) met SBF-verlof of SBF-ontslag in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2015. De versnelde verhoging van de AOW-leeftijd is geregeld in de Wet van 4 juni 2015 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en Overige fiscale maatregelen 2013 in verband met de versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd.1

In de onderhavige regeling is bepaald dat de betrokkenen aan wie vóór 1 januari 2013 SBF-verlof is verleend, recht hebben op compensatie voor de verhoging van de AOW-leeftijd. De reden hiervoor is dat deze werknemers toentertijd bij hun beslissing om uit te treden niet konden voorzien dat de AOW-leeftijd zou worden verhoogd.

De reden dat nu ook aan de werknemers die zijn uitgetreden met SBF-verlof of SBF-ontslag in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2015 compensatie wordt verstrekt, is gelegen in het feit dat zij evenmin rekening hebben kunnen houden met de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd. Zij konden bij hun beslissing om uit te treden wel rekening houden met de oorspronkelijke verhoging van de AOW-leeftijd, maar niet met de versnelde verhoging. Daarom is afgesproken om deze werknemers te compenseren voor die versnelde verhoging van de AOW-leeftijd. De onderhavige regeling strekt ertoe deze afspraak te formaliseren door middel van aanpassing van de Regeling substantieel bezwarende functies. De SOR is op 26 mei 2016 akkoord gegaan met deze concept-regeling.

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten, omdat de regeling alleen betrekking heeft op ambtenaren.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 2, eerste lid, wordt met het toevoegen van de salarisgarantie en salarissuppletie aan de berekeningsgrondslag een omissie bij de invoering van het VWNW-beleid in april 2013 hersteld.

Onderdeel B

In artikel 13 wordt aan de verwijzing naar artikel 130d van het Algemeen Rijksambtenarenreglement de zinsnede ‘zoals dat luidde op 31 maart 2015’ toegevoegd, omdat dit artikel met ingang van 1 april 2015 is vervallen.

Onderdeel C

In de nieuwe artikelen 13a en 13b is geregeld dat aan de betrokkenen aan wie in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2015 SBF-verlof of SBF-ontslag is verleend, een financiële compensatie wordt verstrekt.

In artikel 13a is de compensatie geregeld voor betrokkenen die in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2015 zijn uitgetreden met SBF-verlof.

In het eerste lid is de doelgroep beschreven. In het tweede lid is aangegeven hoe de compensatie berekend moet worden. In het derde en vierde lid is geregeld wanneer de compensatie wordt uitbetaald.

In artikel 13b is de compensatie geregeld voor de betrokkenen die in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 30 juni 2015 zijn uitgetreden met SBF-ontslag. In het eerste lid is de doelgroep beschreven. In het tweede tot en met vierde lid is aangegeven hoe de compensatie berekend moet worden. Het derde lid geeft een begrenzing aan van het aantal maanden waarover de compensatie berekend wordt. De betrokkenen die met SBF-ontslag zijn gegaan kunnen op een moment zijn uitgetreden, dat hun uitkering niet toegekend kon worden voor de volledige duur, doordat de AOW-leeftijd bereikt zou worden voor de volledige duur zou zijn verstreken. Voor deze betrokkenen is door de verhoging van de AOW-leeftijd de duur van de SBF-uitkering verlengd tot de volledige duur, maar maximaal tot de nieuwe AOW-leeftijd. Daarmee wordt voor deze betrokkenen alleen voor het resterende aantal maanden tot aan de nieuwe AOW-leeftijd compensatie verstrekt.

In het vierde lid is geregeld dat de betrokkene die voor een gedeelte van de voor hem geldende arbeidsduur ontslag is verleend, recht heeft op een compensatie naar rato van het gedeelte van de arbeidsduur waarvoor hem ontslag is verleend.

In het vijfde en zesde lid is geregeld wanneer de compensatie wordt uitbetaald.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de regeling. Er is afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten. De reden hiervoor is dat de regeling enerzijds wetstechnische verbeteringen betreft en anderzijds bepalingen die met terugwerkende kracht in werking moeten treden.

Onderdeel A werkt terug tot en met 1 oktober 2014. Hoewel de salarisgarantie en salarissuppletie is ingevoerd bij het VWNW-beleid dat op 15 april 2013 in werking is getreden, werkt artikel A terug tot en met 1 oktober 2014: dat is dezelfde datum tot welke de Regeling substantieel bezwarende functies terugwerkte.

Artikel 130d van het Algemeen Rijksambtenarenreglement is per 1 april 2015 vervallen. Onderdeel B werkt daarom terug tot en met 1 april 2015.

Onderdeel C werkt terug tot en met 28 januari 2016, omdat op die datum in het SOR de afspraak over de compensatie is gemaakt. Tegen de terugwerkende kracht voor de onderdelen A tot en met C is geen bezwaar, omdat zij zonder meer een begunstigend karakter hebben.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven