TOELICHTING
Algemeen
1. Aanleiding voor de pilot
Het beleid van het kabinet is erop gericht om de dienstverlening door de overheid
en het bedrijfsleven digitaal, veilig en toegankelijk te maken voor burgers en bedrijven.
Om het vertrouwen in digitale dienstverlening te waarborgen, is het op betrouwbare
wijze geven van toegang tot digitale diensten, nu en in de toekomst, van primair belang.
In dat verband heeft de overheid in 2012 het initiatief genomen om de mogelijkheden
van een stelsel van afspraken te onderzoeken en te ontwikkelen, met daarbinnen ruimte
voor zowel publieke als private elektronische authenticatiemiddelen (eID-middelen).
Hierdoor kunnen er meerdere middelen op alle betrouwbaarheidsniveaus beschikbaar komen
voor burgers en bedrijven.1
Bij brief van 20 juni 2014 is aan de Tweede Kamer gemeld dat onderzocht zou worden
of het mogelijk en wenselijk is om binnen het afsprakenstelsel een publiek eID-middel
te ontwikkelen op het hoogste betrouwbaarheidsniveau en dat bij een positieve uitkomst
van dit onderzoek een viertal wettelijke identiteitsdocumenten – te weten de Nederlandse
identiteitskaart, het rijbewijs, het vreemdelingendocument en de geprivilegieerdenpas
– geschikt gemaakt zullen worden voor online authenticatie bij de overheid.2
De Tweede Kamer werd bij brief van 9 februari 2015 nader geïnformeerd over de uitkomsten
van dit onderzoek en enkele nadere verkenningen.3 De vraag of het in het kader van het afsprakenstelsel wenselijk is in een publiek
middel te voorzien wordt in de brief positief beantwoord, gelet op het grote belang
van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van veilige en betrouwbare mogelijkheden
voor burgers om digitaal zaken te doen met de overheid. Het kabinet gaf daarbij aan
van mening te zijn dat er, ook omwille van de keuzevrijheid van de burger, naast eventuele
private middelen altijd een publiek middel beschikbaar moet zijn voor transacties
in het BSN-domein. Met het BSN-domein (ook wel aangeduid als publiek domein) wordt
bedoeld het domein waarbinnen het gebruik van het burgerservicenummer wettelijk is
toegestaan. Daarbij gaat het om publieke taken, uitgevoerd door overheidsinstanties,
zorgverzekeraars en -aanbieders, alsmede pensioenfondsen en onderwijsinstellingen.
In de brief meldde het kabinet, gezien het voorgaande, voorts dat de nodige voorbereidingen
worden getroffen voor de aanpassing van de wetgeving die nodig is voor het plaatsen
van een eID-middel op de wettelijke identiteitsdocumenten en dat daarnaast kleinschalige
pilots met een publiek middel zullen worden uitgevoerd. Deze pilots omvatten de uitgifte
van een beperkt aantal Nederlandse identiteitskaarten en van een beperkt aantal specimenkaarten
van het rijbewijs, waarbij een extra functionaliteit wordt toegevoegd aan de bestaande
chip met elektronica die op deze documenten is aangebracht. Deze authenticatiefunctionaliteit
stelt de houder van een dergelijk document in staat zich in het elektronische verkeer
met de overheid c.q. instanties in het publieke domein die aangesloten zijn op DigiD,
te identificeren op een hoger betrouwbaarheidsniveau dan met het huidige DigiD mogelijk
is.
2. Doel en opzet van de pilot
Het doel van de pilot waarbij de Nederlandse identiteitskaart geschikt gemaakt wordt
om als digitaal authenticatiemiddel te fungeren, is enerzijds het opdoen van ervaring
met de aanvraag, de productie, de uitreiking en de mate van gebruik van de nieuwe
functionaliteit van de identiteitsdocumenten. Anderzijds zal in de evaluatie van de
pilots ook de functionele werking en de betrouwbaarheid worden meegenomen, het gebruiksgemak
voor de burger, evenals de effectiviteit van de waarborgen voor veiligheid en privacy.
De pilot zal in in de tweede helft van januari 2016 starten. Het aantal pilotdeelnemers
is beperkt tot ongeveer 500 personen, die met behulp van dit nieuwe publieke authenticatiemiddel
diensten kunnen afnemen van instellingen die zijn aangesloten op DigiD. Wat er in
feite gebeurt, is dat er tijdens de pilot een inlogmogelijkheid aan DigiD wordt toegevoegd
in de vorm van een authenticatiemiddel met een hoger betrouwbaarheidsniveau, namelijk
de elektronische Nederlandse identiteitskaart. Door in de pilot gebruik te maken van
de bestaande infrastructuur van DigiD, hoeven de dienstaanbieders geen aanpassingen
te doen en kunnen de huidige DigiD inlogmogelijkheden als terugvalvoorziening worden
gebruikt indien zich problemen zouden voordoen met het nieuwe authenticatiemiddel.
3. Juridische grondslagen van de pilot
In tegenstelling tot de pilot met specimenkaarten van het rijbewijs wordt in de pilot
met de Nederlandse identiteitskaart gebruik gemaakt van reguliere documenten, die
na uitreiking ook geldig zijn als reis- en identiteitsdocument. De elektronische Nederlandse
identiteitskaart is dan ook geen nieuw model van de Nederlandse identiteitskaart als
bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Paspoortwet, maar het bestaande document waarop
in het kader van de pilot een extra functionaliteit in de chip is aangebracht. Dit
betekent ook dat de huidige regelgeving zoals deze is opgenomen in de Paspoortuitvoeringsregeling
Nederland 2001 (hierna: paspoortuitvoeringsregeling) in beginsel volledig van toepassing
blijft. In verband met de pilot worden echter onder andere enkele bijkomende eisen
gesteld aan de pilotdeelnemers bij de aanvraag en de uitreiking van de elektronische
Nederlandse identiteitskaart en is geen versnelde uitreiking van het aangevraagde
document of herzending van de aanvraag mogelijk. Een en ander is in deze tijdelijke
regeling vastgelegd, waarbij telkens wordt aangegeven van welke bepalingen in de paspoortuitvoeringsregeling
wordt afgeweken. Ten behoeve van de authenticatiefunctionaliteit op het document dienen
de met de uitvoering van deze regeling belaste autoriteiten (de burgemeester van s’-Gravenhage
en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) additionele handelingen
te verrichten en extra gegevens te verwerken teneinde de deelnemers aan de pilot in
staat te stellen deze functionaliteit te activeren en vervolgens te gebruiken. Ook
dit is in de regeling vastgelegd.
De onderhavige regeling biedt daarmee de juridische grondslag voor het aanvragen,
verstrekken en uitreiken van Nederlandse identiteitskaarten met authenticatiefunctionaliteit,
voor de verwerking van de gegevens die in verband met die extra functionaliteit in
de chip worden opgenomen en voor de verwerking van de gegevens die noodzakelijk zijn
om de houder van de Nederlandse identiteitskaart gebruik te kunnen laten maken van
die functionaliteit. Tevens schrijft de regeling voor dat er een administratie met
betrekking tot de pilot wordt bijgehouden, welke gegevens daarin moeten worden opgenomen,
hoe lang deze moeten worden bewaard en aan wie desgevraagd toegang tot deze administratie
kan worden verleend.
De deelname aan de pilot is vrijwillig. De pilotdeelnemers worden geselecteerd uit
een groep inwoners van de gemeente Den Haag die zijn aangeschreven op grond van het
feit dat de geldigheid van hun huidige Nederlandse identiteitskaart binnenkort verloopt.
De burgemeester van ’s-Gravenhage bepaalt wie uiteindelijk in aanmerking komen om
als pilotdeelnemer een aanvraag voor een elektronische Nederlandse identiteitskaart
in te dienen. Daarbij gelden een aantal in de regeling genoemde criteria waaraan de
aanvrager van een elektronische Nederlandse identiteitskaart moet voldoen. Bij de
aanvraag zal betrokkene worden verzocht een instemmingsverklaring te ondertekenen.
Door de ondertekening stemt deze in met de in de verklaring opgenomen voorwaarden
voor deelname aan de pilot. De verklaring is als bijlage bij deze regeling opgenomen.
In de pilot zal de authenticatiefunctionaliteit van de Nederlandse identiteitskaart
onderdeel uitmaken van de bestaande DigiD infrastructuur. DigiD is de publieke voorziening
voor uitgifte van elektronische authenticatiemiddelen en voor elektronische authenticatie
in het verkeer met de overheid en andere instanties in het publieke domein. DigiD
kent op dit moment twee betrouwbaarheidsniveaus: via identificatie met gebruikersnaam
en wachtwoord en via identificatie met gebruikersnaam, wachtwoord en sms-code. De
pilot met de authenticatiefunctionaliteit op de Nederlandse identiteitskaart moet
gezien worden in het licht van het voornemen van het kabinet om een voorziening met
een nog hoger betrouwbaarheidsniveau te realiseren. Daarmee oriënteert het kabinet
zich op de mogelijkheid om het bestaande DigiD te combineren met een controle langs
digitale weg op gegevens van bestaande wettelijke identiteitsdocumenten. DigiD valt
onder de werking van artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst4 en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving.
4. Beveiliging
In de pilot dienen de pilotdeelnemers de beschikking te krijgen over een elektronische
Nederlandse identiteitskaart die zij zonder problemen en op een veilige manier kunnen
gebruiken in het elektronische verkeer met instanties in het publieke domein om daarmee
diensten te kunnen afnemen. Hierbij is sprake van een keten van betrokkenen die handelingen
verrichten en gegevens verwerken. Met het oog daarop zijn maatregelen getroffen om
de beveiliging van de verschillende gegevensverwerkingen te waarborgen.
Waar het gaat om de aanvraag en uitreiking van de elektronische Nederlandse identiteitskaart
door de burgemeester van ’s-Gravenhage gelden de bestaande voorschriften over de beveiliging
van de processen en de gegevensverwerkingen die zijn opgenomen in de paspoortuitvoeringsregeling.
Daarnaast is er in het kader van de pilot een bewerkersovereenkomst gesloten tussen
de minister en de burgemeester van ’s-Gravenhage in verband met de verwerking door
laatstgenoemde van persoonsgegevens, waaronder het burgerservicenummer, van de pilotdeelnemers.
Het gaat hierbij overigens niet om andere gegevens dan de gegevens die de burgemeester
al mag verwerken op grond van zijn taak met betrekking tot de verstrekking van Nederlandse
identiteitskaarten. In de bewerkersovereenkomst wordt de burgemeester verplicht om
passende technische en organisatorische maatregelen te treffen, waaronder in ieder
geval de Baseline Informatiebeveiliging Gemeenten, om de persoonsgegevens te beveiligen
tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. Voorts is bepaald
dat de minister de gegevensverwerkingen en de naleving van de overeengekomen technische
en organisatorische beveiligingsmaatregelen door de burgemeester of van door hem ingeschakelde
derden, op elk gewenst moment kan controleren of doen controleren.
Voor de productie van de Nederlandse identiteitskaarten en het daarop aanbrengen van
de authenticatiefunctionaliteit is de minister zelf rechtstreeks verantwoordelijk.
De feitelijke werkzaamheden worden ten behoeve van de minister verricht door de leverancier
van de reisdocumenten (Morpho). Dat gebeurt op grond van het bestaande contract. Daarnaast
is er tussen de minister en de leverancier een aparte bewerkersovereenkomst gesloten
met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de pilot, waarin
aan de leverancier verplichtingen zijn opgelegd ter waarborging van de beveiliging
van de gegevens. Het betreft, naast de gegevens die al mogen worden verwerkt in het
kader van de productie van de Nederlandse identiteitskaart, het (informatieloos) nummer
dat uniek verbonden is aan de authenticatiefunctionaliteit in de chip en de technische
gegevens van het daarbij behorende certificaat. Ook in deze bewerkersovereenkomst
is voorzien in de mogelijkheid dat de minister de naleving van de overeengekomen technische
en organisatorische beveiligingsmaatregelen kan controleren of doen controleren.
Met betrekking tot de elektronische identificatie van de pilotdeelnemer bij dienstaanbieders
in het publieke domein, geldt de op de elektronische Nederlandse identiteitskaart
aangebrachte authenticatiefunctionaliteit als een hoger betrouwbaarheidsniveau van
DigiD. De daaraan verbonden werkzaamheden worden uitgevoerd door Logius, de dienst
digitale overheid die onderdeel is van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In hoofdstuk 5 van de Regeling voorzieningen GDI zijn specifieke bepalingen opgenomen
teneinde de veiligheid, betrouwbaarheid, beschikbaarheid en continuïteit van DigiD
te waarborgen en maatregelen te treffen indien sprake is van een storing of aantasting
van de betrouwbaarheid van de voorziening of van een beveiligingsincident. Om aantasting
van de beveiliging of misbruik of oneigenlijk gebruik van DigiD te signaleren en adequaat
te beëindigen kan de minister controles uitvoeren op de gegevens die beschikbaar zijn
in DigiD en bij vermoeden c.q. constatering van misbruik of oneigenlijk gebruik de
toegang tot DigiD onderbreken c.q. beëindigen.
5. Privacybescherming
Privacykader algemeen
Op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de pilot is de Wet bescherming
persoonsgegevens van toepassing. Het doel en de noodzaak van deze gegevensverwerking
hebben betrekking op de uitgifte en het gebruik van de elektronische Nederlandse identiteitskaart
als onderdeel van DigiD. Het privacykader zoals dat geldt voor DigiD als voorziening
voor elektronische authenticatie is ook van toepassing op de gegevensverwerking in
de pilot, voor zover het de verwerking van persoonsgegevens betreft op het moment
dat DigiD door de pilotdeelnemer wordt gebruikt met de authenticatiefunctionaliteit
op de elektronische Nederlandse identiteitskaart.
Aan de pilotdeelnemers zal expliciet toestemming worden gevraagd voor het gebruik
van hun gegevens met het oog op de verwerking ervan in het kader van de pilot. De
gegevensverwerking is voorts op grond van artikel 27 Wbp aangemeld bij de functionaris
voor de gegevensbescherming bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Bij het inrichten van de pilot is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van
de daarbij betrokken deelnemers als uitgangspunt en randvoorwaarde opgevat. Er is
een privacy impact analyse (PIA) uitgevoerd.5 De aanbevelingen uit de PIA zijn gevolgd. De verwerking van persoonsgegevens is in
de pilot zoveel mogelijk beperkt, onder andere door gebruik te maken van een informatieloos
nummer. Voor zover er wel persoonsgegevens worden verwerkt, waaronder het burgerservicenummer,
is daar een adequate juridische grondslag voor aanwezig. Gezien het feit dat er bij
aanvraag, productie, uitreiking, registratie en gebruik van de authenticatiefunctionaliteit
sprake is van een keten van gegevensverwerkingen, is de juridische basis daarvoor
verschillend, al naar gelang de fase in de keten waarin de gegevensverwerking zich
voordoet. Hieronder zal per fase uiteen worden gezet welke verwerkingen het betreft
en hoe de juridische grondslag daarvoor is geregeld.
Aanvraag, productie en uitreiking
Voor zover het gaat om de aanvraag, de productie en de uitreiking van de elektronische
Nederlandse identiteitskaart is er, zoals in hoofdstuk 4 is opgemerkt, geen sprake
van verwerking van nieuwe gegevens ten opzichte van de gegevens die nu al verwerkt
worden ten behoeve van de uitgifte van een reguliere Nederlandse identiteitskaart.
Ook zijn er in de pilot geen nieuwe verwerkers van die gegevens dan bij de uitgifte
van reguliere Nederlandse identiteitskaarten. Deze verwerkers zijn de burgemeester
van ’s-Gravenhage die als enige autoriteit bevoegd is tot het in ontvangst nemen van
de aanvraag, de verstrekking en de uitreiking van de elektronische Nederlandse identiteitskaart,
de minister van BZK die verantwoordelijk is voor de productie en de levering van het
document en de reeds genoemde leverancier Morpho die, namens de minister de productie
en de levering, verzorgt. Wel worden in het productieproces met het oog op het toevoegen
van de authenticatiefunctionaliteit aan de Nederlandse identiteitskaart enkele gegevens,
waaronder het burgerservicenummer,voor een ander doel verwerkt dan uitsluitend voor
de verstrekking van het fysieke document. Die verwerking heeft betrekking op de uitgifte
van een publiek authenticatiemiddel (in de vorm van een authenticatiefunctionaliteit
op de Nederlandse identiteitskaart). Het betreft hier een taak die valt onder het
hiervoor genoemde artikel X, eerste lid, van de Wet elektronisch berichtenverkeer
Belastingdienst. In deze bepaling wordt aan de minister van BZK de zorg opgedragen
voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid
van voorzieningen voor elektronische authenticatie. Het toevoegen van de authenticatiefunctionaliteit
op de Nederlandse identiteitskaart in het kader van deze pilot, die immers gericht
is op het tot stand brengen van een voorziening voor elektronische authenticatie met
een publiek authenticatiemiddel, behoort tot deze taak. In verband daarmee bepaalt
artikel X, derde lid, dat de minister van BZK persoonsgegevens verwerkt, waaronder
het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, voor zover dit noodzakelijk is voor de goede vervulling van de taak, bedoeld in
het eerste lid. Met het oog op de verwerking van deze gegevens tijdens het productieproces
door de leverancier van de reisdocumenten, is met de leverancier een bewerkersovereenkomst
gesloten. Hierin is opgenomen welke gegevens de leverancier mag verwerken, welke waarborgen
daarbij gelden en hoe lang de gegevens mogen worden bewaard. In het licht van het
voorgaande is er voorzien in een juridische grondslag voor het gebruik van de persoonsgegevens,
waaronder het burgerservicenummer, van de deelnemers in het kader van deze pilot.
Registratie en gebruik bij DigiD
De registratie van de elektronische Nederlandse identiteitskaart als publiek authenticatiemiddel
gebeurt in twee fasen. Eerst worden vanuit de productieomgeving van de elektronische
Nederlandse identiteitskaart door de minister van BZK als verantwoordelijke voor de
vervaardiging van de Nederlandse identiteitskaarten (in de praktijk door Morpho als
leverancier van de reisdocumenten) met betrekking tot alle geproduceerde elektronische
Nederlandse identiteitskaarten het burgerservicenummer van de pilotdeelnemer en het
voor elektronische authenticatie in (een applet op) de chip opgenomen informatieloos
nummer verstrekt aan de minister van BZK in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke
voor DigiD (in de praktijk aan de Dienst Digitale Overheid, Logius). In de tweede
fase verstrekt de burgemeester van ’s-Gravenhage aan de minister van BZK in zijn hoedanigheid
van verantwoordelijke voor DigiD de burgerservicenummers van de pilotdeelnemers aan
wie, binnen de daarvoor gestelde termijn, geen uitreiking van de elektronische identiteitskaart
heeft plaatsgevonden. Daarmee is duidelijk aan welke pilotdeelnemers wel een publiek
authenticatiemiddel is verstrekt.
Beide verstrekkingen vinden plaats onder de verantwoordelijkheid van de minister van
BZK als onderdeel van zijn eerder genoemde taak met betrekking tot de voorziening
voor elektronische authenticatie. In verband daarmee is door de minister van BZK,
naast de genoemde bewerkersovereenkomst met de leverancier van de reisdocumenten,
ook een bewerkersovereenkomst gesloten met de burgemeester van ‘s-Gravenhage, waardoor
deze in het kader van de pilot het burgerservicenummer mag verwerken.
De waarborgen met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van
de pilotdeelnemers bij het gebruik van de gegevens in DigiD zijn vastgelegd in de
regelgeving die is gebaseerd op artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer
Belastingdienst.
6. Administratieve lasten, financiële gevolgen
Deelname aan de pilots vindt plaats op vrijwillige basis. Er is aldus geen sprake
van administratieve lasten voor de burger als gevolg van een verplichting op grond
van een wettelijke bepaling. Wel zullen de pilotdeelnemers enkele additionele handelingen
moeten verrichten in verband met het activeren en het gebruiken van de authenticatiefunctionaliteit
op het document. Pas uit de pilot zelf zal evenwel blijken hoeveel extra tijd de deelnemers
daarmee kwijt zullen zijn. Dat is ook één van de doelstellingen van de pilot. Op termijn
zal het gebruik van de publieke eID-middelen naar verwachting evenwel leiden tot een
vermindering van administratieve lasten voor de burger, aangezien meer diensten digitaal
zullen kunnen worden afgehandeld dan thans het geval is.
Het plaatsen van de authenticatiefunctionaliteit op de Nederlandse identiteitskaart
en de aanpassingen aan DigiD om deze geschikt te maken voor het gebruik van die nieuwe
functionaliteit worden bekostigd uit de rijksbegroting in het kader van de ontwikkeling
van de publieke elektronische identificatiemiddelen. Voor de pilotdeelnemers zijn
er geen kosten verbonden aan de aanschaf van de elektronische Nederlandse identiteitskaart,
indien zij deze na afloop van de pilot omwisselen voor een reguliere Nederlandse identiteitskaart.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Dit artikel bevat de definitiebepalingen van deze regeling.
Artikel 2
In dit artikel wordt bepaald dat de onderhavige regeling van toepassing is op verstrekking
van de elektronische Nederlandse identiteitskaarten in het kader van de pilot zoals
deze is beschreven in paragraaf 1 van het algemeen deel van deze toelichting. In het
tweede lid is geregeld dat de bepalingen uit de paspoortuitvoeringsregeling, waaronder
de procedures met betrekking tot de aanvraag, de productie en de uitreiking van Nederlandse
identiteitskaarten van toepassing blijven, tenzij de onderhavige regeling dat anders
bepaalt.
Artikel 3
Dit artikel regelt de elektronische authenticatiefunctionaliteit die in het kader
van de pilot wordt opgenomen in de (bestaande) chip op de Nederlandse identiteitskaarten
die worden uitgereikt aan de deelnemers aan de pilot. Het tweede lid beschrijft welke
extra gegevens dit zijn. Met een informatieloos nummer (onderdeel a) wordt in dit
verband gedoeld op een uniek nummer dat geen informatie verschaft over de persoon
waarop het betrekking heeft. Het bevat bijvoorbeeld geen (deel van de) geboortedatum.
Het nummer is opgenomen in een applet die is aangebracht in de bestaande chip en is
voorzien van een elektronisch certificaat, dat versleutelde informatie verstuurt aan
DigiD. Het certificaat bevat zowel een geheime sleutel als een publieke sleutel. Onderdeel
b slaat op de geheime sleutel van het certificaat, waarmee DigiD kan verifiëren dat
het certificaat door een daartoe bevoegde instantie is uitgegeven en nog geldig is.
Daarmee kan worden vastgesteld dat de elektronische Nederlandse identiteitskaart die
als publiek authenticatiemiddel wordt aangeboden, vertrouwd kan worden. De toegangscodes
bedoeld in onderdeel c vormen de publieke sleutel. Het betreft de PIN- en PUK-codes
waarmee de pilotdeelnemers kunnen inloggen en de authenticatiefunctionaliteit kunnen
activeren of (de)blokkeren. Daarmee kan DigiD verifiëren dat (de authenticatiefunctionaliteit
op) de elektronische Nederlandse identiteitskaart door de daartoe gerechtigde pilotdeelnemer
wordt gebruikt. De technische geldigheidsduur van het certificaat is hooguit één jaar.
Artikel 4
Dit artikel maakt duidelijk dat de burgemeester van s’-Gravenhage bepaalt wie er aan
de pilot deelnemen (eerste lid). Hij maakt daarbij een keuze uit een vooraf geselecteerde
groep houders van een bijna verlopen Nederlandse identiteitskaart, die met het oog
op de vervanging van hun reguliere Nederlandse identiteitskaart door de gemeente zijn
aangeschreven. Bij die aanschrijving zijn zij opmerkzaam gemaakt op de mogelijkheid
deel te nemen aan de pilot, waarbij tevens is aangegeven op welke doelgroepen de pilot
zich richt. Tevens zijn zij gewezen op een aantal criteria voor het in behandeling
nemen van een aanvraag voor een elektronische Nederlandse identiteitskaart, die afwijken
van artikel 39, eerste lid, van de paspoortuitvoeringsregeling. Deze voorwaarden,
die in het tweede lid van artikel 4 zijn opgenomen, houden in dat de pilotdeelnemer
op het moment van de aanvraag als ingezetene ingeschreven dient te zijn in de basisregistratie
personen met een woonadres in de gemeente Den Haag, de leeftijd van achttien jaar
moet hebben bereikt, te allen tijde persoonlijk dient te verschijnen en zijn huidige
Nederlandse identiteitskaart moet kunnen overleggen.
Artikel 5
Om aan de pilot deel te nemen, moeten de deelnemers een instemmingsverklaring ondertekenen,
waarmee zij aangeven akkoord te gaan met de daarin opgenomen voorwaarden voor deelname
aan de pilot. Deze voorwaarden houden onder andere in dat de pilotdeelnemer het door
hem aangevraagde document uiterlijk op de in de instemmingsverklaring genoemde datum
in ontvangst zal nemen, de instructies zal volgen die betrekking hebben op het installeren
en gebruiken van de aan hem beschikbaar gestelde apparatuur en programmatuur voor
het gebruik van de elektronische Nederlandse identiteitskaart als publiek authenticatiemiddel
en het document na afloop van de pilot of bij zijn eerder vertrek uit de gemeente
Den Haag, weer zal inleveren. Voorts stemt hij er mee in dat hij tenminste een bepaald
aantal keren gebruik zal maken van de authenticatiefunctionaliteit in het kader van
elektronische dienstverlening en een aantal vragen zal beantwoorden over zijn gebruikservaringen
met de elektronische Nederlandse identiteitskaart. Deze gegevens zijn van belang voor
de evaluatie van de pilot. In de instemmingsverklaring is ook de financiële vergoeding
voor deelname aan de pilot geregeld. Door ondertekening van de instemmingsverklaring
verklaart de pilotdeelnemer zich tevens akkoord met de verwerking van hem betreffende
persoonsgegevens voor zover die verwerking noodzakelijk is voor het doel van de pilot.
De verklaring is als bijlage bij deze regeling opgenomen. De deelnemers krijgen een
kopie van de ondertekende verklaring uitgereikt.
Artikel 6
Dit artikel regelt in het eerste lid enkele zaken die samenhangen met de aanvraag,
productie en uitreiking van de elektronische Nederlandse identiteitskaarten. In onderdeel
a wordt geregeld dat alleen gebruik wordt gemaakt van de door de leverancier (kaartproducent)
daartoe aangewezen aanvraagnummers. Ten behoeve van de pilot is een reeks aanvraagnummers
gereserveerd. Door gebruik te maken van de formulieren met deze aanvraagnummers kan
de kaartproducent (Morpho) herkennen dat het om een aanvraag voor een elektronische
Nederlandse identiteitskaart gaat en in dat geval de authenticatiefunctionaliteit
toevoegen.
In onderdeel b is geregeld dat in afwijking van artikel 37 van de paspoortuitvoeringsregeling
er door de deelnemers geen gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheid om versneld
een elektronische Nederlandse identiteitskaart aan te vragen (de zogenoemde spoeduitgifte).
Dit hangt samen met het speciale procedé dat voor deze documenten in de productie
moet worden doorlopen. Tot slot regelt onderdeel c dat in afwijking van artikel 48
van de paspoortuitvoeringsregeling herzending van de aanvraag niet mogelijk is. Van
herzending is sprake indien bij levering blijkt dat het aangevraagde document is beschadigd,
onjuist is geproduceerd of gepersonaliseerd, dan wel het document niet op het verwachte
tijdstip is ontvangen en niet alsnog (tijdig) kan worden bezorgd. In dat geval wordt
het op het document betrekking hebbende aanvraagbestand opnieuw verzonden aan de leverancier.
Indien een heraanvraag zou worden gedaan voor een elektronische Nederlandse identiteitskaart
is het mogelijk dat als gevolg van het afwijkende productieproces er niet genoeg tijd
is om binnen de afgesproken tijdsplanning tot uitreiking van het document over te
gaan.
In het tweede lid is bepaald dat per deelnemer slechts eenmalig een aanvraag voor
een elektronische Nederlandse identiteitskaart in ontvangst kan worden genomen. De
reden hiervoor is dat ten behoeve van het aanvraagproces bij de gemeente Den Haag
een speciaal loket wordt geopend, zodat bij de aanvraag en uitreiking meer tijd kan
worden uitgetrokken voor uitleg. Het is niet wenselijk deze maatregelen gedurende
de hele looptijd van de pilot in stand te houden voor de gevallen waarin een elektronische
Nederlandse identiteitskaart wordt verloren of beschadigd raakt en de deelnemer een
nieuwe zou willen aanvragen. Er is daarom voor gekozen om geen aanvraag voor een nieuwe
elektronische Nederlandse identiteitskaart mogelijk te maken. Uiteraard kan in dat
geval wel een nieuwe gewone Nederlandse identiteitskaart worden aangevraagd.
Artikel 7
In afwijking van artikel 50 van de paspoortuitvoeringsregeling dient de pilotdeelnemer
te allen tijde persoonlijk te verschijnen bij de uitreiking van de elektronische Nederlandse
identiteitskaart. De aanwezigheid van de pilotdeelnemer is in dit geval noodzakelijk,
omdat hij bij de uitreiking wordt voorzien van de cardreader die nodig is om de authenticatiefunctionaliteit
op het document te kunnen gebruiken en nader wordt geïnformeerd over de pilot.
Artikel 8
Artikel 8 regelt de verwerkingen door de minister van BZK van enkele gegevens ten
behoeve van de pilot. Deze verwerkingen vinden hun grondslag in de taak van de minister
om zorg te dragen voor de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking,
beveiliging en betrouwbaarheid van voorzieningen voor elektronische authenticatie
als bedoeld in artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst,
waaronder ook de pilot valt. Hierop is in het algemeen deel van deze toelichting al
ingegaan. Zowel het verzenden van de brief met toegangscodes en instructies aan de
pilotdeelnemer als de verstrekking van gegevens voor de registratie van de authenticatiefunctionaliteit
van de in de pilot geproduceerde documenten bij DigiD vindt, in opdracht van de minister
van BZK, plaats door de leverancier (kaartproducent) die de productie en levering
van de elektronische Nederlandse identiteitskaart verzorgt (Morpho).
Artikel 9
In dit artikel wordt de gegevensverwerking genoemd die ten behoeve van de pilot plaatsvindt
door de burgemeester van ’s-Gravenhage. Evenals de gegevensverwerkingen, genoemd in
artikel 8, vloeit deze gegevensverwerking voort uit de taak van de minister van BZK
met betrekking tot de voorziening voor elektronische authenticatie. Het betreft de
mededeling aan de minister van BZK in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke voor
DigiD van de burgerservicenummers van de pilotdeelnemers aan wie geen uitreiking van
de elektronische Nederlandse identiteitskaart heeft plaatsgevonden. Met deze informatie
kan in combinatie met de eerder door de minister van BZK als verantwoordelijke voor
de vervaardiging van de Nederlandse identiteitskaarten (in de praktijk door Morpho
als leverancier van de reisdocumenten) aan de minister van BZK in zijn hoedanigheid
van verantwoordelijke voor DigiD (in de praktijk aan de Dienst Digitale Overheid,
Logius) verstrekte gegevens worden vastgesteld aan welke pilotdeelnemers welke elektronische
Nederlandse identiteitskaarten als publiek authenticatiemiddel zijn uitgereikt. Op
deze wijze wordt bij het doen van de mededeling de verstrekking van burgerservicenummers
door de burgemeester zoveel mogelijk beperkt. Daarbij treedt de burgemeester op als
bewerker voor de minister van BZK, waartoe tussen de betrokken partijen een bewerkersovereenkomst
is gesloten.
Het tijdstip van de mededeling wordt in onderling overleg tussen de minister van BZK
en de burgemeester vastgesteld. Dit tijdstip bepaalt tevens het einde van de periode
waarbinnen uitreiking van de elektronische Nederlandse identiteitskaart in het kader
van de pilot moet hebben plaatsgevonden. Vanwege de beperkte looptijd van de pilot
is die periode aanzienlijk korter dan de termijn van drie maanden, waarbinnen volgens
de Paspoortwet een aangevraagde Nederlandse identiteitskaart kan worden uitgereikt.
Indien een pilotdeelnemer niet binnen de in het kader van de pilot afgesproken periode
zijn document ophaalt, maar nog geen drie maanden zijn verstreken nadat het document
voor uitreiking beschikbaar is gesteld, wordt hem op zijn verzoek het document alsnog
verstrekt als reguliere Nederlandse identiteitskaart. De daarin opgenomen authenticatiefunctionaliteit
is dan echter niet geregistreerd bij DigiD, zodat daarvan geen gebruik kan worden
gemaakt.
Artikel 10
In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat er, naast de bestaande reisdocumentenadministratie
die wordt bijgehouden voor alle uitgegeven Nederlandse identiteitskaarten en paspoorten,
een aparte administratie zal worden bijgehouden van de in het kader van de pilots
uitgegeven elektronische Nederlandse identiteitskaarten. Hierin worden de volgende
gegevens opgenomen: diverse persoonsgegevens van de pilotdeelnemers (onderdeel a),
de ondertekende instemmingsverklaringen (onderdeel b), de gebruikte aanvraagnummers
(onderdeel c), het documentnummer en de datum van uitreiking van de uitgereikte documenten
(onderdeel d) en de documentnummers van de documenten die niet zijn uitgereikt, bijvoorbeeld
omdat de aanvrager die niet komt ophalen (onderdeel e).
Het tweede lid bepaalt dat deze administratie gedurende 18 maanden wordt bewaard.
Deze termijn begint te lopen vanaf het moment dat de in artikel 9, eerste lid, bedoelde
mededeling omtrent de uitreiking van de documenten aan de pilotdeelnemers is gedaan.
De administratie is zowel op naam van de pilotdeelnemer als op documentnummer toegankelijk.
Het derde lid regelt aan wie voor welke werkzaamheden gegevens uit deze additionele
registratie mogen worden verstrekt. Dit zijn de autoriteiten aan wie gegevens uit
de reisdocumentenadministratie kunnen worden verstrekt ingevolge artikel 73 van de
paspoortuitvoeringsregeling in het kader van de daar genoemde werkzaamheden. Daarnaast
kunnen uit de administratie gegevens worden verstrekt aan degenen die werkzaamheden
verrichten in het kader van de pilots, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor
die werkzaamheden.
Artikel 11
Deze tijdelijke regeling treedt in werking met ingang van 25 januari 2016 en vervalt
met ingang van 31 december 2016. De looptijd van de regeling is daarmee langer dan
de voorziene looptijd van de pilot van drie maanden. Hiervoor is gekozen om een eventuele
verlenging van de pilot niet bij voorbaat onmogelijk te maken. Om dezelfde reden zal
het certificaat op de chip van de elektronische Nederlandse identiteitskaart (zie
ook de uitleg bij artikel 3) één jaar geldig zijn.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk