In de Staatscourant van 18 mei 2016 nummer 25449 is door een omissie de toelichting bij de regeling niet gepubliceerd.
TOELICHTING
Algemeen
De Regeling tabaksreclame in of aan tabaksspeciaalzaken en tabaksverkooppunten gaf
invulling aan artikel 5, vierde lid, onder c, van de Tabakswet. Artikel 5 van de Tabakswet
geeft sinds 7 november 2002 een algemeen verbod op tabaksreclame en een aantal specifieke
uitzonderingen op dit verbod. Bij de wet van 26 april 2016 houdende wijziging van
de Tabakswet ter implementatie van Richtlijn 2014/40/EU, inzake de productie, de presentatie
en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten (Stb. 2016, 175) is de reikwijdte van het reclameverbod uitgebreid naar elektronische sigaretten
en navulverpakkingen. In verband hiermee is ook het begrip tabaksspeciaalzaak vervangen
door het begrip tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak. Voorts is de tekst
van artikel 5, vierde lid, van de Tabakswet nu opgenomen in artikel 5, vijfde lid,
van de Tabaks- en rookwarenwet.
De uitbreiding van de reikwijdte van het reclameverbod in artikel 5 van de Tabaks-
en rookwarenwet en de vervanging van het begrip tabaksspeciaalzaak door tabaks- of
elektronische sigarettenspeciaalzaak, maken het noodzakelijk om de Regeling tabaksreclame
in of aan tabaksspeciaalzaken en tabaksverkooppunten aan te passen. Voor de uitbreiding
van de reikwijdte van het reclameverbod in de Tabaks- en rookwarenwet is gekozen omdat
het gebruik van elektronische sigaretten kan leiden tot een nicotineverslaving en
het rookgedrag kan normaliseren. Bovendien bevatten elektronische sigaretten schadelijke
stoffen die leiden tot gezondheidsschade. Daarom is het aanprijzen van het gebruik
van elektronische sigaretten verboden. Dit geldt ook voor navulverpakkingen waarmee
navulbare elektronische sigaretten met nicotinehoudende vloeistof worden nagevuld.
Op dit verbod zijn echter enkele uitzonderingen vastgesteld, onder andere waar het
gaat om reclame in of aan speciaalzaken. Door deze regels ook van toepassing te verklaren
op elektronische sigaretten en navulverpakkingen worden de reclameregels geheel gelijk
getrokken met die voor tabaksproducten. Hierdoor wordt een consistent beleid gevoerd
voor tabaksproducten en elektronische sigaretten en navulverpakkingen.
De beperkingen van de reclamemogelijkheden voor elektronische sigaretten en navulverpakkingen
in of aan speciaalzaken kan worden beschouwd als een kwantitatieve invoerbeperking
of maatregel van gelijke werking in de zin van artikel 34 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Op grond van artikel 36 van het VWEU
is het lidstaten toegestaan een dergelijke beperking in te voeren indien aan een aantal
voorwaarden is voldaan, die in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese
Unie zijn uitgewerkt:
-
− de maatregel moet beantwoorden aan dwingende redenen van algemeen belang;
-
− de maatregel moet geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te
waarborgen;
-
− de maatregel mag niet verder gaan dan nodig is voor het bereiken van dat doel;
-
− de maatregel moet kenbaar en voorspelbaar zijn; en
-
− de maatregel moet zonder discriminatie worden toegepast.1
Naar mijn oordeel is deze maatregel, als die handelsbelemmerend zou zijn, gerechtvaardigd
met het oog op de bescherming van de volksgezondheid. Daarbij zijn deze reclameregels
een geschikt middel om het beoogde doel te bereiken. Reclame voor elektronische sigaretten
in of aan speciaalzaken is de afgelopen jaren toegenomen, wat er mede voor heeft gezorgd
dat het aantal dagelijkse gebruikers van de elektronische sigaret is toegenomen. In
2014 gebruikte 4,1% van de Nederlandse bevolking elektronische sigaretten, terwijl
dit in 2013 nog 2,5% van de Nederlandse bevolking was.2 Gelet op de ervaring met de reclameregels voor tabakspeciaalzaken is het toepassen
van deze regels op elektronische sigaretten en navulverpakkingen een passend middel
om de aantrekkelijkheid van de elektronische sigaret te verkleinen. Hierbij wordt
er op gewezen dat reclame in of aan speciaalzaken niet geheel wordt verboden, maar
slechts wordt gereguleerd. De maatregel gaat daarmee niet verder dan nodig is om het
doel te bereiken. Aan het vereiste van kenbaarheid en voorspelbaarheid wordt voldaan,
doordat deze regeling in concept openbaar werd op het moment dat deze werd voorgelegd
aan de Europese Commissie en de lidstaten in het kader van de notificatie van technische
voorschriften (zie hieronder). Ook publicatie van deze regeling in de Staatscourant
draagt hieraan bij. Voorts gelden de reclameregels voor alle elektronische sigaretten
en navulverpakkingen op de Nederlandse markt, ongeacht waar de producten zijn geproduceerd.
Verder gelden de regels voor alle tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaken
ongeacht de nationaliteit van de eigenaar van de speciaalzaak. Hiermee voldoet de
maatregel ook aan het vereiste dat deze zonder discriminatie moet worden toegepast.
Gelet op het feit dat lidstaten grote beleidvrijheid hebben op het gebied van de volksgezondheid
en het bepalen van het niveau van bescherming, acht ik deze maatregel in overeenstemming
met de Europese regels met betrekking tot het vrij verkeer van goederen.
Naast het vrij verkeer van goederen moet het reclameverbod ook worden getoetst aan
artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) waarin
de vrijheid van meningsuiting is neergelegd. De reclameregels voor tabaks- en elektronische
sigarettenspeciaalzaken kunnen worden beschouwd als een inbreuk op de vrijheid van
meningsuiting. Ik acht deze inbreuk gerechtvaardigd, gelet op het bepaalde in artikel
10, tweede lid, van het EVRM. In deze bepaling is opgenomen dat de vrijheid van meningsuiting
plichten en verantwoordelijkheden met zich mee brengt. Hieruit blijkt dat bepaalde
voorwaarden en beperkingen in verband met de vrijheid van meningsuiting mogen worden
opgelegd. Deze voorwaarden en beperkingen moeten aan de volgende vereisten voldoen:
-
− de maatregel moet bij wet zijn voorzien;
-
− de maatregel moet een belang dienen dat in artikel 10, tweede lid, van het EVRM is
genoemd;
-
− de maatregel moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.
Aan het vereiste dat de maatregel bij wet moet zijn voorzien, is met deze regeling
voldaan. Uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna:
EHRM) blijkt dat het niet nodig is dat het hierbij gaat om een wet in formele zin.
Het is van belang dat burgers toegang hebben tot de eisen en dat de eisen voldoende
precies zijn zodat burgers bij de handhaving niet voor verrassingen komen te staan.3 Aan deze eisen voldoet deze regeling. Voorts is de maatregel in het belang van de
volksgezondheid, welk belang is genoemd in artikel 10, tweede lid, van het EVRM. Ten
slotte is de maatregel noodzakelijk in een democratische samenleving. Het EHRM heeft
in dit kader bepaald dat staten hierbij een ruime beoordelingsvrijheid hebben als
het gaat om commerciële mededelingen.4 Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft deze overweging herhaald in een zaak
met betrekking tot tabaksreclame.5 Gelet op het zwaarwegende belang van de bescherming van de volksgezondheid, valt
deze maatregel binnen de beoordelingsvrijheid van nationale staten. Op grond van het
voorgaande acht ik deze regeling in overeenstemming met artikel 10 EVRM.
Notificatie
Het concept van deze regeling is op 4 november 2016 ingevolge artikel 5, eerste lid,
van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september
2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241)
voorgelegd aan de Commissie en de lidstaten van de Europese Commissie. Deze notificatie
heeft niet geleid tot opmerkingen.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
In artikel 1 is de reikwijdte van de regeling aangepast aan het nieuwe wettelijke
begrip tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak. Er wordt niet meer verwezen
naar een aan speciaalzaak gelijkgesteld tabaksverkooppunt, aangezien uit de definitie
van tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak in artikel 1 van de Tabaks- en
rookwarenwet voldoende blijkt wanneer iets een tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak
is.
Het tweede lid is vervallen. Hieruit volgde dat de regels uit artikel 4 niet van toepassing
waren op een met een afsluitbare eigen toegang duidelijk afgescheiden verkooppunt
van tabaksproducten in een levensmiddelenzaak of warenhuis. Een bepaling waaruit dat
blijkt, is nu toegevoegd aan artikel 4 (zie onderdeel D). Materieel gezien levert
dit geen verandering in de regelgeving op.
Onderdeel B
Reclame in of aan een tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak mag op geen
enkele wijze een positief verband leggen met gezondheid. Deze regel is opgenomen in
artikel 2, eerste lid. Dit artikel moet voorkomen dat de waarschuwingen die bij reclame-uitingen
in of aan tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaken verplicht zijn op grond
van artikel 3, worden ontkracht door gezondheidsclaims. Door de uitbreiding van de
reikwijdte van deze bepaling, mag ook bij het aanprijzen van het gebruik van elektronische
sigaretten geen positief verband worden gelegd met de gezondheid. Hieruit volgt dat
het ook niet is toegestaan om bij het aanprijzen van het gebruik van elektronische
sigaretten te stellen dat het gebruik hiervan minder schadelijk is dan het gebruik
van tabaksproducten. Dit verbod is noodzakelijk om te voorkomen dat niet-rokers beginnen
met het gebruik van e-sigaretten, hetgeen in het kader van de volksgezondheid onwenselijk
zou zijn. Het feit dat het gebruik van een elektronische sigaret minder schadelijk
is dan het roken van tabaksproducten, betekent namelijk niet dat het gebruik van een
elektronische sigaret niet schadelijk is. Bovendien zijn andere, bewezen effectieve
stopmethoden en -hulpmiddelen beschikbaar, welke een gezondere methoden zijn om te
stoppen met roken.
Onderdeel C
In onderdeel C wordt artikel 3 opnieuw vastgesteld. Dit is noodzakelijk doordat onderscheid
wordt gemaakt tussen de verschillende producten die worden aangeprezen en de daarbij
horende waarschuwing die ook bij de reclame moet worden weergegeven. Voor de vormgeving
van deze waarschuwingen wordt verwezen naar de Tabaksproductenrichtlijn6 waarin is voorgeschreven hoe deze waarschuwingen op de buitenverpakkingen en de verpakkingseenheden
van de producten moet worden vormgegeven.
Bij het aanprijzen van voor roken bestemde tabaksproducten moet de waarschuwing ‘Roken
is dodelijk’ worden gebruikt. Bij reclame voor rookloze tabaksproducten moet de waarschuwing
‘Tabaksproducten zijn dodelijk’ worden gebruikt. Bij elektronische sigaretten en navulverpakkingen
moet de waarschuwing ‘Nicotine is zeer verslavend’ worden gebruikt. Deze teksten komen
niet overeen met de (nieuwe) waarschuwingsteksten die op verpakkingseenheden en buitenverpakkingen
moeten worden gebruikt. Hiervoor is gekozen omdat deze teksten langer zijn en daardoor
minder goed leesbaar zouden zijn op reclame-uitingen.
Het vierde lid van artikel 3 bepaalt dat de waarschuwingstekst 15% moet beslaan van
de totale oppervlakte van de reclame. Het vijfde lid bepaalt dat voor het oppervlak
van de reclame alle feitelijke uitingen in aanmerking worden genomen, zoals woorden,
afbeeldingen, specifieke merkgerelateerde kleuren of kleurenschema’s, afbeeldingen
van het merk, het merklogo of de merknaam.
In het zesde lid wordt de relatie duidelijk gemaakt tussen de bepalingen uit dit artikel
en hetgeen bepaald is bij en krachtens artikel 2, vierde lid, van de Tabaks- en rookwarenwet.
Artikel 2, vierde lid, van de wet bepaalt dat afbeeldingen van buitenverpakkingen
of verpakkingseenheden van tabaks- en aanverwante producten die zich op consumenten
in de Europese Economische Ruimte richten, moeten voldoen aan de eisen die met betrekking
tot het uiterlijk van deze buitenverpakking en verpakkingseenheid zijn gesteld. In
artikel 6.1 van de Tabaks- en rookwarenregeling zijn hierover nog verdere eisen gesteld,
onder ander met betrekking tot het rouleren van gecombineerde gezondheidswaarschuwingen.
Deze eisen gelden ook als reclame in of aan een tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak
bestaat uit een afbeelding van een verpakkingseenheid of buitenverpakking. De regels
uit artikel 3 gelden slechts voor zover de reclame-uiting niet bestaat uit een afbeelding
van een verpakkingseenheid of een buitenverpakking.
Onderdeel D
In onderdeel D wordt artikel 4 aangepast aan de nieuwe reikwijdte van de regeling,
daarnaast wordt een verwijzing naar de Tabakswet aangepast aan de nieuwe citeertitel
(Tabaks- en rookwarenwet). Verder wordt er een lid toegevoegd in verband met het vervallen
van het tweede lid van artikel 1 van de regeling. In het toegevoegde zesde lid wordt
bepaald dat de regels van artikel 4 niet van toepassing zijn op met een afsluitbare
eigen toegang duidelijk afgescheiden verkooppunt van tabaksproducten, elektronische
sigaretten of navulverpakkingen in een levensmiddelenzaak of warenhuis. De regels
van artikel 4 richten zich op reclame aan de voorgevel of in de etalage van een tabaks-
of elektronische sigarettenspeciaalzaak. Indien een speciaalzaak zich in een afgesloten
ruimte in een levensmiddelenzaak of warenhuis bevindt, zouden reclames aan de buitenkant
daarvan in de levensmiddelenzaak of het warenhuis hangen. Dit past niet in het kader
van artikel 5, vijfde lid, onder c, onder 2, van de Tabaks- en rookwarenwet waar expliciet
wordt bepaald dat reclame in een afgescheiden verkooppunt in een levensmiddelenzaak
of warenhuis uisluitend bedoeld is voor personen die in het verkooppunt aanwezig zijn.
Hiermee wordt het algemene winkelend publiek in een levensmiddelenzaak of warenhuis
beschermd tegen de reclame voor tabaksproducten, elektronische sigaretten en navulverpakkingen.
Onderdeel E
In onderdeel E wordt de reikwijdte van artikel 5 aangepast aan de nieuwe reikwijdte
van het reclameverbod in de Tabaks- en rookwarenwet. Daarnaast wordt in artikel 5,
tweede lid, onder a, geregeld dat reclame niet wordt geplaatst in de directe omgeving
van productgroepen die met name aantrekkelijk zijn voor jongeren onder de 18 jaar.
Deze grens lag op 16 jaar en was abusievelijk niet gewijzigd toen de leeftijdsgrens
voor de verkoop van tabaksproducten van 16 jaar naar 18 jaar is gegaan. Dit wordt
hierbij hersteld.
Onderdeel F
In onderdeel F wordt een nieuw artikel 6 vastgesteld. Hierin is overgangsrecht opgenomen
voor reclames in of aan een tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak voor elektronische
sigaretten, navulverpakkingen en rookloze tabaksproducten. Voor elektronische sigaretten
en navulverpakkingen geldt dat zij voor inwerkingtreding van deze regeling slechts
moesten voldoen aan de regels uit het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret.
De toepasselijke regels zijn op drie punten gewijzigd. Ten eerste is de waarschuwingszin
anders. Op grond van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret moest de
zin ‘Dit product bevat de zeer verslavende stof nicotine. Het gebruik ervan wordt
afgeraden voor niet-rokers’ worden gebruikt. Deze zin wordt te lang geacht om effectief
te zijn bij reclame-uitingen. Daarom is deze vervangen door ‘Nicotine is zeer verslavend’.
De tweede verandering is dat op grond van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische
sigaret geen minimum grootte van de waarschuwing was voorgeschreven. In deze regeling
is deze minimum grootte 15% van het totale oppervlak van de reclame. Ten slotte was
er geen maximum grootte van de reclame aan de voorgevel voorgeschreven in het Tijdelijk
warenwetbesluit elektronische sigaret.
Voor de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, maakte de Regeling tabaksreclame
in of aan tabaksspeciaalzaken en tabaksverkooppunten geen onderscheid tussen voor
roken bestemde tabaksproducten en rookloze tabaksproducten. Dit leidde ertoe dat ook
bij reclame-uitingen in of aan speciaalzaken voor rookloze tabaksproducten de waarschuwing
‘Roken is dodelijk’ gebruikt moest worden. Aan deze situatie wordt met deze wijzigingsregeling
een einde gemaakt. Om detaillisten de tijd te geven hun reclamemateriaal aan te passen
aan deze nieuwe situatie ook rookloze tabaksproducten wordt een overgangstermijn gegeven
tot 1 januari 2017.
Onderdeel G
In onderdeel G wordt de citeertitel van de regeling aangepast naar Regeling reclame
in of aan een tabaks- of elektronische sigarettenspeciaalzaak.
Artikel II
Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt aangesloten bij de inwerkingtreding
van de wijzigingswet waarop deze regeling berust.