Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen | Staatscourant 2014, 3772 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen | Staatscourant 2014, 3772 | beleidsregel |
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hanteert bij het beoordelen van werkzoekenden voor het volgen van een scholing het protocol als weergegeven in de bijlage bij dit besluit.
De Beleidsregels Protocol Scholing 2012, gepubliceerd in de Staatscourant van 12 oktober 2012, nummer 20675 worden ingetrokken.
Dit besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant geplaatst.
Amsterdam, 7 januari 2014
B.J. Bruins, Voorzitter Raad van bestuur UWV.
Voor het Protocol wordt de volgende definitie van scholing gehanteerd:
‘Opleiding of scholing is het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis en/of vaardigheden voor de uitoefening, het behoud of het verkrijgen van een taak, functie of (zelfstandig) beroep onder begeleiding van daartoe aangestelde docenten. Het dient zowel voor het uitoefenen als het verkrijgen van één of meerdere (deel)kwalificatie(s) voor een taak, functie of beroep’.
In dit Protocol worden onder het begrip scholing alle kwalificerende instrumenten begrepen, die een werkzoekende dient te volgen om zijn (toekomstige) functie uit te kunnen oefenen.
UWV past het Protocol Scholing toe als de vraag zich voordoet of inzet van scholing voor een werkzoekende in het kader van zijn re-integratie – en daarmee werkhervatting – noodzakelijk is aangewezen. Dit geldt als algemeen uitgangspunt. Het Protocol Scholing is daarom altijd van toepassing op alle werkzoekenden met een AG-, ZW- of een WW-uitkering die scholing willen gaan volgen.
Op basis van het Protocol Scholing bepaalt UWV of de scholing noodzakelijk is. Deze noodzaak wordt getoetst aan de hand van een drietal indicatoren:
A. Het bepalen van de arbeidsmarktrelevantie van de scholing. De stappen die hierbij doorlopen worden, zijn opgenomen in paragraaf 4. De uitkomst van dit oordeel kent twee mogelijkheden: de scholing is arbeidsmarktrelevant of de scholing is niet arbeidsmarktrelevant.
B. Het toetsen van de scholing op basis van de regelgeving komt in paragraaf 5 aan de orde. Daarin wordt de scholing getoetst aan het wettelijk kader en het UWV-beleid.
C. Het beoordelen van de schoolbaarheid van de werkzoekende met een AG- of ZW-uitkering. Dit gebeurt in paragraaf 6. In deze paragraaf zijn de indicatoren opgenomen hoe wordt bepaald of de voorgenomen scholing haalbaar is voor de werkzoekende met een AG- of ZW-uitkering. UWV toetst de schoolbaarheid van een werkzoekende met een WW-uitkering niet. Ook niet in het geval het om een werkzoekende gaat met een WW-uitkering van 55 jaar en ouder.
Alleen als aan alle drie genoemde indicatoren is voldoen, kan gesteld worden dat de scholing noodzakelijk. De uitkomst van de beoordeling op de indicatoren kan zijn dat de scholing óf noodzakelijk is óf niet noodzakelijk. Is de scholing noodzakelijk dan kan een werkzoekende de scholing volgen en hoeft zich, gedurende de looptijd van de scholing, niet beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Is de scholing niet noodzakelijk, dan geldt deze vrijstelling niet.
UWV beoordeelt op welke wijze een WW-gerechtigde zo effectief mogelijk naar werk is te begeleiden. Hierbij sluit UWV aan op de al verworven competenties en vaardigheden van de WW-gerechtigden. Mocht inzet van scholing aangewezen zijn, dan dient de arbeidsrelevantie van de scholing als volgt te worden vastgesteld:
Voor WW-gerechtigden, die van een werkgever een baan in het vooruitzicht hebben gekregen, maar waar als voorwaarde aan is gekoppeld dat hij eerst een in de ogen van de werkgever relevante scholing moet volgen, wordt deze scholing arbeidsmarkt relevant geacht. De werkgever maakt zijn intentie duidelijk door middel van een arbeidsovereenkomst of een verklaring waaruit blijkt:
• dat hij de werkzoekende in dienst zal nemen;
• per de eerste van de maand volgend op de einddatum van de scholing;
• voor dezelfde duur als de scholing, met een ondergrens van zes maanden.
Scholingsvoucher voor werkzoekenden met WW-uitkering van 55 jaar en ouder
Binnen de doelgroep WW-gerechtigden nemen de werkzoekende van 55 jaar en ouder een aparte plaats in. Als UWV aan hen – of aan hun toekomstige werkgever – een scholingsvoucher heeft toegekend op basis van de Regeling scholing en plaatsing oudere werklozen – dan is de scholing arbeidsmarktrelevant.
WW-gerechtigden die niet aan de in paragraaf 4.1.1. genoemde criteria voldoen moeten zelf de arbeidsmarktrelevantie van hun voorgenomen scholing aan kunnen tonen. Hij maakt inzichtelijk tot welk beroep of functie de scholing opleidt en welke vacatures hij kan vervullen. Kan hij de arbeidsmarktrelevantie niet aantonen, dan staat deze niet vast, waarmee de noodzaak tot het volgen van een scholing evenmin is vastgesteld.
Alleen indien er scholing conform de voorgaande stappen arbeidsmarktrelevant is, volgt onderdeel B van het Protocol: de toets van de scholing.
Als een scholing op grond van voorafgaande stappen niet arbeidsmarktrelevant is, staat het de werkzoekende vrij om toch de scholing te volgen, alleen volgt er dan geen vrijstelling van de sollicitatieverplichtingen. De werkzoekende dient zich derhalve beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Er is geen sprake van de noodzaak tot het volgen van een scholing. Van de werkzoekende wordt verwacht dat hij voorrang geeft aan werkhervatting boven het kunnen blijven volgen van de scholing.
UWV beoordeelt op welke wijze een AG- of ZW-gerechtigde zo effectief mogelijk naar werk is te begeleiden. Hierbij sluit UWV aan op de al verworven competenties en vaardigheden van de WW-gerechtigden. Mocht inzet van scholing aangewezen zijn, dan dient de arbeidsrelevantie van de scholing als volgt te worden vastgesteld:
Arbeidsmarktrelevantie staat vast
– Voor AG- of ZW-gerechtigden, die van een werkgever een baan in het vooruitzicht hebben gekregen, maar waar als voorwaarde aan is gekoppeld dat de voorgedragen kandidaat eerst een in de ogen van de werkgever relevante scholing volgt, wordt deze scholing arbeidsmarktrelevant geacht. De werkgever maakt zijn intentie duidelijk door middel van een arbeidsovereenkomst of een verklaring waaruit blijkt:
• dat hij de werkzoekende in dienst zal nemen;
• per de eerste van de maand volgend op de einddatum van de scholing;
• voor dezelfde duur als de scholing met een ondergrens van zes maanden.
Arbeidsmarktrelevantie moet worden aangetoond
Indien er geen concrete vacature bij een werkgever in zicht is, kan scholing aan de orde komen bij aanwezigheid van vacatures op de regionale arbeidsmarkt in de beoogde functie of beroep. De werkzoekende met een ZW- of AG-uitkering en/of het re-integratiebedrijf dat de klant naar werk begeleidt, dient de arbeidsmarktrelevantie van de scholing aan te tonen. De werkzoekende of het re-integratiebedrijf maakt inzichtelijk tot welk beroep of functie de scholing opleidt en welke vacatures de werkzoekende kan vervullen. Kan hij de arbeidsmarktrelevantie niet aantonen, dan staat deze niet vast, waarmee de noodzaak tot het volgen van een scholing evenmin is vastgesteld.
Indien er twijfel bestaat over passende functies op de regionale arbeidsmarkt en heroriëntatie noodzakelijk is, kan het voorkomen dat UWV daarbij extern advies nodig heeft. In dat geval kan de dienst Assessment Noodzaak Scholing worden ingezet.
Uitkomst Alleen indien er scholing conform de voorgaande stappen arbeidsmarktrelevant is, volgt onderdeel B van het Protocol: de toets van de scholing. |
Als een scholing op grond van voorafgaande stappen niet arbeidsmarktrelevant is, staat het de werkzoekende vrij om toch de scholing te volgen, alleen dient de werkzoekende zich wel beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Er is geen sprake van de noodzaak tot het volgen van een scholing. Immers aan de indicator arbeidsmarktrelevantie is niet voldaan. |
In dit onderdeel van het Protocol wordt vastgesteld of de scholing voldoet aan de regelgeving.
De scholing die UWV inzet ten behoeve van haar werkzoekenden moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen1:
– De scholing moet bestaan uit het systematisch verwerven van kennis dan wel vaardigheden volgens een vooraf vastgesteld programma, waarbij de verworven kennis en vaardigheden worden getoetst;
– Een scholing als bedoeld in art 76 WW duurt maximaal één jaar voor de werkzoekenden met een WW-uitkering. UWV kan in individuele gevallen een scholing van een langere duur toestaan, doch niet meer dan twee jaar; Ook voor AG- of ZW- gerechtigden sluit UWV aan bij dit beleid. Uitzondering hierop zijn de scholingsactiviteiten die op basis van de Subsidieregeling jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen plaatsvinden. Voor deze scholingen is door het Ministerie van SZW een maximale duur van 2,5 jaar vastgesteld.
– De scholing bestaat in overwegende mate uit het verrichten van activiteiten, die niet productie als doel hebben.
Voldoet een scholing aan bovengenoemde voorwaarden, dan voldoet het aan de vereiste wet- en regelgeving.
Uitkomst Voor WW-gerechtigden: – De arbeidsmarktrelevantie staat op basis van het paragraaf 4 vermelde vast én – De scholing voldoet aan de vereisten in paragraaf 5 dan is er sprake van een noodzakelijke scholing. Paragraaf 6 is niet van toepassing. Voldoet de scholing niet aan de wettelijke vereisten, dan is er géén sprake van een noodzakelijke scholing. |
Voor ZW- en AG-gerechtigden: – De arbeidsmarktrelevantie staat op basis van het in paragraaf 4 vermelde vast én – De scholing voldoet aan de vereisten in paragraaf 5 dan moet conform paragraaf 6 de schoolbaarheid van de werkzoekende worden vastgesteld. Voldoet de scholing niet aan de wettelijke vereisten, dan is er géén sprake van een noodzakelijke scholing. |
Indien is vastgesteld dat de scholing arbeidsmarkt relevant is én voldoet aan het wettelijk kader, moet vervolgens worden beoordeeld of deze scholing ook haalbaar is voor de werkzoekende met een ZW- of AG-uitkering.
De toets op de schoolbaarheid wordt uitgevoerd door de instantie die de scholing financiert. UWV financiert in principe geen scholing voor werkzoekenden met een WW-uitkering, en toetst dus niet of de werkzoekende schoolbaar is. Dit uitgangspunt geldt eveneens voor een WW-gerechtigde van 55 jaar en ouder.
De beoordeling van de schoolbaarheid leidt tot de volgende mogelijke uitkomsten:
– De werkzoekende is schoolbaar; er kan scholing worden ingezet.
– De werkzoekende is alleen schoolbaar met de inzet van een aangepaste scholing.
– De werkzoekende is alleen met de inzet van een bijzondere scholingsinstelling schoolbaar.
– De werkzoekende is niet schoolbaar voor de specifieke scholing. Dan moet gekeken worden of er andere functies/beroepen mogelijk zijn, waarvoor geen scholing nodig is of scholing kan worden ingezet, die wel haalbaar is voor de betreffende werkzoekende.
– De werkzoekende is in het geheel niet schoolbaar. Scholing is voor de betreffende werkzoekende niet mogelijk c.q. haalbaar.
– UWV heeft extern advies (Assesment Noodzaak Scholing) nodig bij het vaststellen van de schoolbaarheid van de werkzoekende met een AG- of ZW-uitkering, wat vervolgens weer kan leiden tot de hierboven genoemde uitkomsten.
Bij het vaststellen van de schoolbaarheid worden drie indicatoren onderscheiden: de motivatie voor de scholing, de cognitieve vaardigheden van de werkzoekende, en persoonlijke belemmeringen. Hieronder worden deze indicatoren nader besproken.
Motivatie is erg belangrijk voor het welslagen van een scholing. Indien de werkzoekende niet gemotiveerd is voor het volgen van scholing, heeft scholing geen zin. Er zal dan eerst aandacht moeten zijn voor de motivatie. Overigens speelt dit aspect natuurlijk ook al aan het begin van de re-integratieactiviteiten.
Vastgesteld moet worden of de scholing aansluit bij de cognitieve vaardigheden van de werkzoekende. Hierbij moet ook gecheckt worden of voldaan wordt aan de formele instroomeisen van de scholing. Op basis van de capaciteiten van de werkzoekende kan gekozen worden voor theoretisch of meer praktijkgericht onderwijs. Indien er onzekerheid bestaat over de cognitieve vaardigheden, kan hiervoor extern advies (Assesment Noodzaak Scholing) worden ingezet.
Bij het vaststellen van de cognitieve vaardigheden wordt ook gekeken worden naar de scholingen, die de werkzoekende in het recente verleden heeft gevolgd. Het niet afronden van scholingen is mogelijk een signaal voor belemmeringen in de persoonlijke situatie, die het risico op uitval vergroten. Deze belemmeringen zijn nader uitgewerkt onder indicator 3.
De persoonlijke belemmeringen, die hieronder worden onderscheiden, zijn ontleend aan het Protocol Zeer Moeilijk Plaatsbaar (ZMP). De belemmeringen, die gelden voor ZMP, waardoor de werkzoekenden moeilijk plaatsbaar zijn op de arbeidsmarkt, vormen vaak ook belemmeringen om succesvol een scholing te volgen. Het benoemen van de belemmeringen in het kader van schoolbaarheid heeft echter een andere functie: wanneer een belemmering wordt geconstateerd, moet bekeken worden of door middel van aanpassingen in de inrichting van de scholing, scholing toch tot de mogelijkheden behoort. Het gaat hierbij o.a. onder meer om de volgende mogelijke aanpassingen:
– Aanpassingen in het aantal dagdelen of duur van het traject2.
– Aanpassingen in de wijze waarop onderwijs wordt gegeven.
– Extra begeleiding gedurende de scholing.
– Psychische begeleiding.
In complexe gevallen heeft UWV de optie om extern advies in te zetten, om de schoolbaarheid vast te stellen voor werkzoekenden met een AG- of ZW-uitkering.
– Aanwezigheid van objectief vaststelbare medische beperkingen, waardoor het volgen van een onderwijstraject lastig is (bijvoorbeeld auditief/visuele beperkingen). Bekeken moet worden of met aanpassingen tijdens de scholing (bijvoorbeeld een doventolk, aantal dagdelen) wel onderwijs gevolgd kan worden.
– Aanwezigheid van medische beperkingen, die in de beleving van de werkzoekende onderwijs volgen moeilijk maakt. Het gaat hierbij vooral om werkzoekenden, die zich door de jaren heen zo vereenzelvigd hebben met hun (op enig moment wel aanwezige) belemmeringen/beperkingen, dat zij het in de huidige situatie heel moeilijk vinden om oog te hebben voor wat zij nog wel kunnen.
– Aanwezigheid van een negatieve prognose voor de ontwikkeling van de medische aandoening, waarmee rekening dient te worden gehouden.
– Aanwezigheid van een ernstige verslavingsproblematiek. Met deze problematiek moet mogelijk voorafgaand of tijdens de scholing rekening worden gehouden.
Binnen de uitkeringssituatie heeft de werkzoekende zijn eigen zinvolle bezigheden/daginvulling opgebouwd:
– zorg voor gezinshuishouden;
– mantelzorg;
– vrijwilligerswerk.
Om succesvol deel te kunnen nemen aan scholing zal de werkzoekende bereid moeten zijn om tijd vrij te maken, zodat de scholing gevolgd kan worden en huiswerk gemaakt kan worden. Eventueel kan extra begeleiding worden ingezet.
Het gaat hier om werkzoekenden, die te maken hebben met een dusdanige schuldenproblematiek, dat zij moeilijkheden ondervinden om zich te concentreren op en/of te motiveren voor het volgen van een scholing. De werkzoekende zal eerst of gelijktijdig een schuldsaneringtraject moeten volgen, wil scholing succesvol kunnen zijn.
– Sociale druk vanuit de omgeving van de werkzoekende om geen activiteiten te ontplooien, die kunnen leiden tot werk. De omgeving kan betrekking hebben op de familie en vriendenkring, maar ook op de directe buurt waarin iemand woont.
– Een thuissituatie, die het succesvol volgen van een scholing belemmert. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van kleine kinderen of inwonende familieleden.
– De belemmeringen kunnen mogelijk verholpen worden door extra begeleiding tijdens de scholing.
– Problemen met sociale vaardigheden in werk- en scholingssituaties (gezagsverhoudingen, zelfstandig werken).
– Realiteitsprobleem in verwachtingenpatroon van eigen functioneren op het werk (te hoge of juist te lage ambities en verwachtingen).
Door het inzetten van kwalificerende interventies kunnen deze belemmeringen mogelijk worden opgeheven. UWV financiert uitsluitend kwalificerende interventies voor werkzoekenden voor wie het ook scholing inkoopt, dus met een AG- of ZW-uitkering.
Uitkomst Voor de AG- of ZW-uitkeringsgerechtigde: – De arbeidsmarktrelevantie staat op basis van het in paragraaf 4 vermelde vast én – De scholing voldoet aan de vereisten in paragraaf 5 én – de schoolbaarheid is vastgesteld dan is de scholing noodzakelijk. Is de AG- of ZW-uitkeringsgerechtigde niet schoolbaar, danis er géén sprake van een noodzakelijke scholing. Immers aan de indicator schoolbaarheid is niet voldaan. |
N.B. UWV toetst de schoolbaarheid niet voor een WW-uitkeringsgerechtigde |
(alleen voor een werkzoekende met een AG-ZW uitkering, voor werkzoekenden met een WW-uitkering wordt de schoolbaarheid vastgesteld door de instantie die de scholing inzet)
Voor de beoordeling van werkzoekenden voor het volgen van een noodzakelijke scholing heeft Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), in 2005 in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in nauwe samenwerking met OVAL (tot 1 juli 2012 Boaborea, een brancheorganisatie van re-integratiebedrijven), de Landelijk Cliëntenraad en de Rea-scholingsinstituten het Protocol Scholing ontwikkeld. Dit Protocol bevat een drietal indicatoren op basis waarvan de noodzaak tot het volgen van een scholing in relatie tot de werkhervatting van de werkzoekende wordt vastgesteld.
De beoordeling van een noodzakelijke scholing bestaat uit drie onderdelen:
A. Het bepalen van de arbeidsmarktrelevantie van de scholing.
B. Het toetsen van de scholing op basis van de regelgeving.
C. Het beoordelen van de schoolbaarheid van de werkzoekende met een ZW- of AG- (/WAO/Wet WIA/WAZ/Wajong) uitkering.
Op basis van deze 3 indicatoren stelt UWV vast of de scholing noodzakelijk is en of de werkzoekende met vrijstelling van een aantal wettelijke plichten kan worden gevolgd.
De reden om het Protocol Scholing nu aan te passen is om het beter aan te laten sluiten op de huidige praktijk. Werkgevers met vacatures hebben een steeds belangrijkere rol bij de inzet van scholing voor een werkzoekende. Deze rol wordt in dit Protocol zichtbaar gemaakt.
Met ingang van 1 januari 2012 beschikt UWV niet langer over re-integratiebudget om voor werkzoekenden met een WW-uitkering scholingen in te kopen. UWV betaalt daardoor niet langer de scholing voor werkzoekenden met een WW-uitkering. Wel kan de werkzoekende met een WW-uitkering op basis van de uitkomst van het Protocol Scholing nog steeds vrijstelling van de sollicitatieplicht (en enkele andere plichten, zoals de plicht om passende arbeid te aanvaarden) krijgen als scholing noodzakelijk wordt geacht. Hij hoeft zich gedurende de scholing niet beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt. Voor werkzoekenden met een AG- of ZW-uitkering beschikt UWV wel over re-integratiebudget om een scholing te kunnen bekostigen die voldoet aan de indicatoren zoals opgenomen in dit Protocol.
Sinds 1 oktober 2013 kan UWV de werkzoekende van 55-jaar en ouder met een WW-uitkering of zijn toekomstige werkgever – onder voorwaarden – tijdelijk een financiële bijdrage verlenen op basis van de Regeling scholing en plaatsing oudere werklozen. Het Protocol is hierop aangepast.
B.J. Bruins, Voorzitter Raad van bestuur UWV.
Sommige werkzoekenden hebben een medische duurbeperking ten aanzien van arbeid. Dit hoeft echter niet te betekenen, dat ook slechts voor een aantal dagen per week scholing gevolgd kan worden. In overleg tussen de arbeidsdeskundige, de verzekeringsarts van UWV en de werkzoekende kan een oplossing worden gezocht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-3772.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.