Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 april 2016, nr. VO/851808, tot wijziging van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017 in verband met een aantal wijzigingen inzake de subsidie voor het aantrekken van studenten in het lerarenberoep

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, eerste lid, juncto artikel 4, eerste lid, van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 19n komt te luiden:

Artikel 19n. Aanvullende begripsbepalingen

  • 1. Aanvullend op de begripsbepalingen van artikel 1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

    pabo:

    opleiding Pedagogische academie voor leraren in het basisonderwijs;

    student:

    degene die wetenschappelijk onderwijs of hoger beroepsonderwijs in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek volgt, niet zijnde een extraneus;

    studieduur:

    aan de studielast van een masteropleiding gekoppelde duur van de opleiding, zoals geregeld in de artikelen 7.4, 7.4a en 7.4b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en zoals met inachtneming artikel 7.13, tweede lid, onder i, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling van de opleiding;

    voltijdse masteropleiding:

    masteropleiding die op grond van artikel 7.7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek voltijds is ingericht.

  • 2. In afwijking van artikel 1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

    masteropleiding:

    opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

B

Artikel 19o komt te luiden:

Artikel 19o. Reikwijdte

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op studenten die:

de pabo met goed gevolg hebben afgerond en staan ingeschreven voor één van de volgende masteropleidingen:

  • a. special educational needs;

  • b. leren en innoveren;

  • c. pedagogiek;

  • d. pedagogische wetenschappen;

  • e. onderwijskunde; of

staan ingeschreven voor een eenjarige of tweejarige voltijdse masteropleiding aan een lerarenopleiding die een eerstegraads bevoegdheid oplevert in één van de volgende tekortvakken:

  • f. Nederlands;

  • g. Frans;

  • h. Duits;

  • i. Engels;

  • j. Grieks;

  • k. Latijn;

  • l. informatica;

  • m. natuurkunde;

  • n. wiskunde;

  • o. scheikunde.

C

Artikel 19p komt te luiden:

Artikel 19p. Te subsidiëren activiteiten

De minister kan voor de studiejaren 2015–2016 tot en met 2018–2019 eenmalig subsidie verstrekken ten behoeve van de tegemoetkoming in de studiekosten van een student die zich heeft ingeschreven voor een voltijdse masteropleiding als bedoeld in artikel 19o, onder a, d, e, f, g, h, i, j, k, l, m, n, of o, of een masteropleiding als bedoeld in artikel 19o, onder b of c.

D

Artikel 19q komt te luiden:

Artikel 19q. Criteria voor subsidieverstrekking

  • 1. Om voor subsidie op grond van dit hoofdstuk in aanmerking te komen, dient de aanvrager te staan ingeschreven voor een masteropleiding als bedoeld in artikel 19o:

    • a. onder a, b, c, d of e, en niet eerder dan ten hoogste twee jaar voor aanvang van het studiejaar het examen van de pabo met goed te hebben afgelegd; of

    • b. onder a, b, c, d of e, het examen van de pabo met goed gevolg te hebben afgelegd en niet eerder dan ten hoogste twee jaar voor aanvang van het studiejaar een deficiëntieopleiding, voorbereidend op de betreffende masteropleiding, met goed gevolg te hebben afgelegd; of

    • c. onder f, g, h, i, j, k, l, m, n, of o, en niet eerder dan ten hoogste twee jaar voor aanvang van het studiejaar een bacheloropleiding of masteropleiding met goed gevolg te hebben afgelegd; of

    • d. onder f, g, h, i, j, k, l, m, n, of o, en niet eerder dan ten hoogste twee jaar voor aanvang van het studiejaar een deficiëntieopleiding, voorbereidend op de betreffende masteropleiding, met goed gevolg te hebben afgelegd; of

    • e. onder f, g, h, i, j, k, l, m, n, of o, en niet eerder dan ten hoogste twee jaar voor aanvang van het studiejaar op grond van artikel 7.18 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de graad Doctor verleend te hebben gekregen.

  • 2. Om voor subsidie op grond van dit hoofdstuk in aanmerking te komen, dient de aanvrager tot één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000 te behoren.

  • 3. Om voor subsidie op grond van dit hoofdstuk in aanmerking te komen, dient de aanvrager die staat ingeschreven aan een masteropleiding als bedoeld in artikel 19o, onder a, b, c, d of e, in aanvulling op de aanvraag een stage- dan wel onderzoeksovereenkomst met een schoolbestuur voor primair onderwijs in te dienen. De overeenkomst wordt ingediend tijdens de studieduur.

  • 4. Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt aan studenten die hun masteropleiding, bedoeld in artikel 19o, aanvangen in de periode waarvoor zij de subsidie aanvragen.

E

Artikel 19r wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede ‘onderdelen a, b, c of d’ wordt vervangen door: onder a, b, c, d of e.

2. De zinsnede ‘op een po of vo school (bestuur)’ wordt vervangen door: op een school voor primair onderwijs of bij het bestuur van een school voor primair onderwijs.

3. De zinsnede ‘onderdelen e, f, g, h, i, j, k, l, of m’ wordt vervangen door: onder f, g, h, i, j, k, l, m, n, of o.

4. De zinsnede ‘een stage- of onderzoeksopdracht hebben op een vo-school’ wordt vervangen door: een stage- of onderzoeksopdracht uitvoeren op een school voor voortgezet onderwijs.

F

Artikel 19s wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘onderdelen a, b, c of d’ vervangen door: onder a, b, c, d of e.

2. In onderdeel b wordt ‘onderdelen e, f, g, h, i of j’ vervangen door: onder f, g, h, i, j of k.

3. In onderdeel c wordt ‘onderdelen k, l of m’ vervangen door: onder l, m, n of o.

G

Artikel 19u wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘1 april’ vervangen door: 1 augustus.

2. In het derde lid, wordt ‘in de periode van december tot en met februari’ vervangen door: van 1 december tot en met 31 maart.

3. In het derde lid wordt ‘onderdelen e tot en met m’ vervangen door: onder d tot en met o.

4. In het vierde lid wordt ‘onderdelen a tot en met b’ vervangen door: onder a tot en met e.

H

Artikel 19v komt te luiden:

Artikel 19v. Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, weigert de minister een subsidieaanvraag, indien de aanvrager reeds een tegemoetkoming van de minister ontvangt of heeft ontvangen voor het volgen van de masteropleiding.

  • 2. Onder tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid, wordt niet verstaan studiefinanciering in de zin van de Wet studiefinanciering 2000.

I

Artikel 19y komt te luiden:

Artikel 19y. Subsidieverplichting

De subsidieontvanger behaalt uiterlijk een jaar na afloop van de studieduur het diploma van de masteropleiding.

J

Artikel 19z komt te luiden:

Artikel 19z. Toepassing artikelen hoofdstuk 2

  • 1. De artikelen 15 tot en met 17 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 17 voor ‘22 weken na afloop van het studiejaar’ wordt gelezen: 22 weken na afloop van de studieduur.

  • 2. Indien in aanvulling op de aanvraag een stage- dan wel onderzoeksovereenkomst, bedoeld in artikel 19q, derde lid, moet worden ingediend, wordt het subsidiebedrag niet eerder uitbetaald dan nadat de stage- dan wel onderzoeksovereenkomst is ingediend.

  • 3. Indien de subsidieontvanger het diploma niet binnen de studieduur kan behalen, maakt hij daarvan onverwijld melding bij de minister. In dat geval wordt de ambtshalve beschikking tot subsidievaststelling binnen 22 weken na afloop van een jaar na afloop van de studieduur genomen, of, indien de subsidieontvanger al op de hoogte is op welke datum hij het diploma zal behalen, 22 weken na afloop van de dag waarop het diploma wordt behaald.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

ALGEMENE TOELICHTING

In het Sectorakkoord VO 2014–2017 (bijlage bij Kamerstukken II 2013/14, 31 289, nr. 187) is voorgesteld om een tegemoetkoming in de studiekosten in het leven te roepen voor studenten die direct na het behalen van hun diploma een masteropleiding volgen waarmee zij een bevoegdheid voor het geven van onderwijs in een tekortvak kunnen halen. Dit voorstel is uitgewerkt in het op 1 september 2015 in werking getreden hoofdstuk 2b van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017, waarin de subsidie voor het aantrekken van studenten in het lerarenberoep is geregeld. Met deze subsidie wordt beoogd de masterambitie (bijlage bij Kamerstukken II 2015/16, 31 293, nr. 272) te realiseren en zo de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs te verbeteren. De uitvoering van de regeling heeft tot een aantal vragen en nadere wensen vanuit de maatschappij geleid. De regeling wordt daarom ten aanzien van de volgende aspecten gewijzigd.

Verruiming doelgroep aanvragers

De mogelijkheden om subsidie op grond van dit hoofdstuk te verkrijgen, worden verruimd. Op grond van de oude regeling was het nodig om – afhankelijk van de te volgen masteropleiding – als vooropleiding de pedagogische academie voor het basisonderwijs (pabo), een universitaire masteropleiding (voor de tekortvakken) dan wel een deficiëntieopleiding op zak te hebben. Met deze wijziging wordt de vooropleidingseis ten aanzien van de tekortvakken versoepeld, waardoor het in veel gevallen ook mogelijk is om de subsidie met alleen een bacheloropleiding als vooropleiding aan te vragen. Daarnaast komen recent gepromoveerden eveneens in aanmerking.

Het blijft onverkort van belang dat de betreffende (met goed gevolg afgelegde) opleiding of doctorgraad niet langer dan twee jaar voorafgaand aan de inschrijving van de masteropleiding waarvoor subsidie wordt verstrekt, is behaald.

Verruiming openstelling tweede aanmeldmoment

Voor wat betreft het primair onderwijs (po) wordt het tweede aanmeldmoment (van 1 december tot en met 31 maart) ook opengesteld voor studenten pedagogische wetenschappen en onderwijskunde. Aangezien ook deze studies namelijk een tweede instroommoment kennen, is het logisch om ze gelijk te stellen aan andere studies in de regeling die dat ook hebben.

Toevoeging informatica

Uit ramingen van CentERdata, een instituut voor dataverzameling en onderzoek, is informatica naar voren gekomen als tekortvak in het voortgezet onderwijs (vo). Deze studie is toegevoegd aan de in artikel 19o opgenomen lijst van tekortvakken.

Beperking niet-ingezeten aanvragers

Ook aanvragers uit andere lidstaten van de Europese Unie kunnen een aanvraag indienen. In deze wijziging is de mogelijkheid tot het indienen van een aanvraag echter wel beperkt tot aanvragers die een zekere mate van integratie met de Nederlandse samenleving hebben. Door deze beperking wordt de kans dat een subsidieontvanger na afloop van de masteropleiding uit Nederland vertrekt, zo klein mogelijk gehouden.

Soepele uitlooptermijn

De uitlooptermijn voor het volgen van de masteropleiding wordt versoepeld. Het wordt de subsidieontvangers toegestaan om één jaar in plaats van een half jaar langer over hun studie te doen.

Terugbetaling

In de praktijk zijn vragen gesteld over de terugbetaling van de subsidie, indien een subsidieontvanger niet aan de subsidieverplichtingen voldoet (bijvoorbeeld omdat hij geen diploma behaalt). Zo kan het voorkomen dat een subsidieontvanger die niet is afgestudeerd, nog niet over voldoende middelen beschikt om het subsidiebedrag in eenmaal terug te betalen. De minister is (ingevolge titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht) bevoegd om de terugbetalingstermijn soepeler vast te stellen. Indien een subsidieontvanger in aanmerking meent te komen voor een soepelere terugbetalingstermijn, kan hij daartoe een verzoek indienen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Aangezien de bevoegdheid van de minister reeds voortvloeit uit de wet, is hiervoor geen aparte bepaling in de regeling opgenomen.

Administratieve lasten

De administratieve lasten zullen licht toenemen voor zowel DUO als voor de studenten. Dit heeft in de eerste plaats te maken met het verruimen van de doelgroep, waardoor meer studenten een aanvraag kunnen indienen. Het geraamde totaal aantal extra uren aan administratieve lasten voor studenten is tachtig. Deze stijging is het gevolg van de nieuwe doelgroep die van deze regeling gebruik kan maken.

In de tweede plaats vergt de wijziging een aanpassing in het systeem van de Dienst Uitvoering Onderwijs, waaronder het toevoegen van de nieuwe studies. In de derde plaats leidt de langere doorlooptijd van de regeling tot een langere afhandelingsperiode.

De structurele kosten voor communicatie en systeemonderhoud blijven naar verwachting gelijk.

Vaste verandermomenten en inwerkingtreding

De wijziging treedt conform de vaste verandermomenten op 1 juli 2016 in werking en is ten minste twee maanden van tevoren in de Staatscourant gepubliceerd. De wijziging zal voor het instroommoment van september 2016 effectief zijn.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 19n

In dit artikel zijn ‘master’ en ‘academische pabo’, die in de oorspronkelijke regeling voorkwamen, weggelaten. De academische pabo is immers een variant van de pabo en valt daarmee onder de reikwijdte van dat begrip. De term ‘master’ is vervangen door een afwijkende omschrijving van het begrip ‘masteropleiding’ in artikel 1. De definitie komt overeen met artikel 1, met dien verstande dat buiten Nederland gegeven opleidingen er niet in zijn meegenomen.

De definities van de begrippen ‘student’ en ‘voltijdse masteropleiding’ zijn redactioneel verbeterd, maar inhoudelijk gelijk gebleven. De ‘deeltijdse masteropleiding’ is niet in de begripsbepalingen opgenomen; waar ‘masteropleiding’ wordt gebruikt, wordt telkens deeltijd en voltijd bedoeld. Ten slotte is het begrip ‘studieduur’ aan dit artikel toegevoegd. Dit begrip is gekoppeld aan de studielast, bedoeld in de artikelen 7.4, 7.4a en 7.4b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Aangezien het voor de reikwijdte van dit hoofdstuk van belang is of een opleiding voltijds of deeltijds is ingericht, wordt bovendien verwezen naar artikel 7.13, tweede lid, onder i, van de WHW, waarin staat dat de voltijdse, deeltijdse of duale inrichting van de opleiding in de onderwijs- en examenregeling (OER) moet worden vastgelegd.

Artikel 19o

In dit artikel is informatica als tekortvak opgenomen. Daarnaast is het artikel redactioneel verbeterd.

Onder c (pedagogiek) en d (pedagogische wetenschappen) zijn de nadere aanduidingen ‘hbo’ (hoger beroepsonderwijs) en ‘wo’ (wetenschappelijk onderwijs) weggelaten. De masteropleidingen pedagogiek en pedagogische wetenschappen worden immers respectievelijk op hbo- en wo-niveau gegeven.

In de praktijk is gevraagd om ‘klassieke talen’ in dit hoofdstuk op te nemen. Er is voor gekozen om deze talen – net als de moderne – afzonderlijk (als Grieks en Latijn) op te nemen. Deze opleidingen zijn zowel als los vak als in combinatie te volgen. Een student kiest bij aanmelding voor een opleiding waar hij een eerstegraads bevoegdheid in wil behalen. Een student die voor de opleiding klassieke talen kiest, komt derhalve in aanmerking voor de subsidie, maar schrijft zich in op het vak Latijn dan wel Grieks dan wel beide.

Sinds kort bestaan op het niveau van het hbo voltijdse masteropleidingen voor de tekortvakken Engels, Nederlands en wiskunde. In overleg met de maatschappelijke partners is ervoor gekozen deze hbo-masteropleidingen onder de reikwijdte van artikel 19o te brengen. Die toevoeging draagt bij aan de masterambitie en een mix van hbo- en wo-masteropleidingen in het veld. De wijziging is in de regeling niet zichtbaar, omdat de hbo-masteropleidingen onder het begrip ‘masteropleiding’ vallen.

Artikel 19p

De formulering van dit artikel is redactioneel herzien en heeft geen gevolgen voor eerder verleende subsidies. De looptijd van de subsidie is in het artikel verduidelijkt. Daarnaast is aangegeven dat de subsidie is bedoeld als tegemoetkoming in de studiekosten. Deze toevoeging was mede wenselijk, omdat de subsidie in de praktijk breed bekend is komen te staan als de ‘tegemoetkoming (studiekosten) onderwijsmaster’, of zelfs kortweg als ‘tom’. De herziening bevat geen inhoudelijke veranderingen.

De in artikel 19o, onder b en c, genoemde masteropleidingen staan apart vermeld, omdat deze masteropleidingen in het kader van de regeling ook deeltijds kunnen worden gevolgd.

Artikel 19q

Voor de verruiming van de doelgroep, die is geregeld in het eerste lid, wordt verwezen naar de algemene toelichting.

In het tweede lid is bepaald dat alleen studenten die voldoen aan het nationaliteitsvereiste van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), in aanmerking komen voor subsidie op grond van hoofdstuk 2b. De beperking van de kring van in aanmerking komende studenten hangt samen met de doelstelling van de subsidie om meer gekwalificeerde docenten in het Nederlandse onderwijs te laten instromen. Zouden geen aanvullende beperkingen worden gesteld, dan zouden ook aanvragers uit het buitenland zonder band met Nederland het subsidieplafond kunnen uitputten, zonder dat aan de doelstelling wordt bijgedragen. In lijn met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, zie bijvoorbeeld ECLI:EU:C:2005:169 (Bidar), kunnen beperkingen worden gesteld die betrekking hebben op een zekere mate van integratie in de Nederlandse samenleving. Aangezien de Europese jurisprudentie in het kader van de (meeneembare) studiefinanciering een belangrijke rol heeft gespeeld en de werkingssfeer van hoofdstuk 2b indirect aan studiefinanciering is verwant, is gekozen om bij de Wsf 2000 aan te sluiten.

Het derde lid betreft het oude tweede lid. Aangezien het niet logisch is om studenten die een masteropleiding volgen ten behoeve van het po, stage te laten lopen in het vo, vervallen de woorden ‘of voortgezet’. Aan het lid is toegevoegd dat de stage- dan wel onderzoeksopdrachtovereenkomst moet worden ingediend tijdens de studieduur. Het blijft echter onverkort van belang dat de overeenkomst bij aanvang van het studiejaar zo spoedig mogelijk wordt ingediend. Om die reden is het indienen van de overeenkomst in artikel 19z gekoppeld aan het moment van uitbetaling van het subsidiebedrag.

Het vierde lid is nieuw. In alle gevallen geldt dat de subsidie uitsluitend kan worden aangevraagd voor een masteropleiding waarmee wordt aangevangen in de periode waarvoor deze wordt aangevraagd. Deze bepaling is toegevoegd, omdat de uitvoeringspraktijk van de regeling tot vragen leidde van studenten die een reguliere masteropleiding met een educatieve afstudeerrichting volgen. Indien de educatieve afstudeerrichting onder de reikwijdte van artikel 19o valt, kunnen deze studenten subsidie aanvragen. Voor hen was echter onduidelijk of zij de subsidie moesten aanvragen op het moment dat zij begonnen met de reguliere masteropleiding of met de educatieve afstudeerrichting. Het moment waarop met de educatieve afstudeerrichting wordt begonnen, is bepalend.

Artikel 19r

Dit artikel is redactioneel gewijzigd.

Artikel 19s

Deze wijziging hangt samen met de verlettering in artikel 19o.

Artikel 19u

Aangezien studenten pas in september een inschrijfbewijs voor hun masteropleiding ontvangen, is het onnodig om de aanvraagtermijn al in april te laten aanvangen. De aanvraagtermijn voor het tweede instroommoment wordt met een maand verruimd van eind februari naar eind maart. Studenten ontvangen immers pas in februari hun inschrijfbewijs, om welke reden ze nu een extra maand wordt gegeven om de subsidie aan te vragen.

Artikel 19v

Artikel 19v is inhoudelijk niet gewijzigd, maar redactioneel verbeterd. Het uitgangspunt blijft dat een subsidieaanvraag wordt geweigerd, indien de aanvrager van de minister al uit andere hoofde een tegemoetkoming ontvangt of heeft ontvangen voor de betreffende masteropleiding. Studiefinanciering wordt niet als zodanige tegemoetkoming aangemerkt.

De verwijzing naar artikel 11 is komen te vervallen. Dit artikel is niet van toepassing op dit hoofdstuk. Het is bovendien niet nodig om het artikel van overeenkomstige toepassing te verklaren, aangezien artikel 19v reeds voldoet.

Artikel 19y

In de oude regeling was een half jaar uitloop boven op het studiejaar toegestaan. Het begrip ‘studiejaar’ is in verscheidene andere regelingen gedefinieerd als de tijdsperiode van 1 september tot en met 31 augustus. Deze definitie bood geen inzicht in de termijn waar binnen de studie volgens de nominale duur moet zijn afgerond. Vandaar dat er een definitie ‘studieduur’ is opgenomen.

Artikel 19z

Op grond van de oude regeling werd de subsidie binnen 22 weken na afloop van het studiejaar, met inbegrip van een maximale studie-uitloop van een half jaar, ambtshalve vastgesteld. Artikel 19z is aangepast met het oog op de verruimde studie-uitloopmogelijkheid (zie artikel 19y) en het gebruik van het begrip studieduur.

In het tweede lid is een uitzondering vastgelegd op het betaalmoment, bedoeld in artikel 16, voor de onder a tot en met e genoemde masteropleidingen. In die gevallen wordt pas uitbetaald op het moment dat de stage- of onderzoeksovereenkomst, bedoeld in artikel 19q, derde lid, is ingediend.

Om de ambtshalve subsidiestelling duidelijker vorm te geven, is aan artikel 19z toegevoegd dat de subsidieontvanger ervoor verantwoordelijk is dat hij de minister informeert over zijn studie-uitloop. In dat geval wordt de ambtshalve vaststelling afgestemd op de nieuwe situatie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven