TOELICHTING
ALGEMENE TOELICHTING
In het Sectorakkoord VO 2014–2017 (bijlage bij Kamerstukken II 2013/14, 31 289, nr. 187) is voorgesteld om een tegemoetkoming in de studiekosten in het leven te roepen voor
studenten die direct na het behalen van hun diploma een masteropleiding volgen waarmee
zij een bevoegdheid voor het geven van onderwijs in een tekortvak kunnen halen. Dit
voorstel is uitgewerkt in het op 1 september 2015 in werking getreden hoofdstuk 2b
van de Regeling lerarenbeurs voor scholing, zij-instroom en bewegingsonderwijs 2009–2017,
waarin de subsidie voor het aantrekken van studenten in het lerarenberoep is geregeld.
Met deze subsidie wordt beoogd de masterambitie (bijlage bij Kamerstukken II 2015/16, 31 293, nr. 272) te realiseren en zo de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs te verbeteren. De
uitvoering van de regeling heeft tot een aantal vragen en nadere wensen vanuit de
maatschappij geleid. De regeling wordt daarom ten aanzien van de volgende aspecten
gewijzigd.
Verruiming doelgroep aanvragers
De mogelijkheden om subsidie op grond van dit hoofdstuk te verkrijgen, worden verruimd.
Op grond van de oude regeling was het nodig om – afhankelijk van de te volgen masteropleiding
– als vooropleiding de pedagogische academie voor het basisonderwijs (pabo), een universitaire
masteropleiding (voor de tekortvakken) dan wel een deficiëntieopleiding op zak te
hebben. Met deze wijziging wordt de vooropleidingseis ten aanzien van de tekortvakken
versoepeld, waardoor het in veel gevallen ook mogelijk is om de subsidie met alleen
een bacheloropleiding als vooropleiding aan te vragen. Daarnaast komen recent gepromoveerden
eveneens in aanmerking.
Het blijft onverkort van belang dat de betreffende (met goed gevolg afgelegde) opleiding
of doctorgraad niet langer dan twee jaar voorafgaand aan de inschrijving van de masteropleiding
waarvoor subsidie wordt verstrekt, is behaald.
Verruiming openstelling tweede aanmeldmoment
Voor wat betreft het primair onderwijs (po) wordt het tweede aanmeldmoment (van 1 december
tot en met 31 maart) ook opengesteld voor studenten pedagogische wetenschappen en
onderwijskunde. Aangezien ook deze studies namelijk een tweede instroommoment kennen,
is het logisch om ze gelijk te stellen aan andere studies in de regeling die dat ook
hebben.
Toevoeging informatica
Uit ramingen van CentERdata, een instituut voor dataverzameling en onderzoek, is informatica
naar voren gekomen als tekortvak in het voortgezet onderwijs (vo). Deze studie is
toegevoegd aan de in artikel 19o opgenomen lijst van tekortvakken.
Beperking niet-ingezeten aanvragers
Ook aanvragers uit andere lidstaten van de Europese Unie kunnen een aanvraag indienen.
In deze wijziging is de mogelijkheid tot het indienen van een aanvraag echter wel
beperkt tot aanvragers die een zekere mate van integratie met de Nederlandse samenleving
hebben. Door deze beperking wordt de kans dat een subsidieontvanger na afloop van
de masteropleiding uit Nederland vertrekt, zo klein mogelijk gehouden.
Soepele uitlooptermijn
De uitlooptermijn voor het volgen van de masteropleiding wordt versoepeld. Het wordt
de subsidieontvangers toegestaan om één jaar in plaats van een half jaar langer over
hun studie te doen.
Terugbetaling
In de praktijk zijn vragen gesteld over de terugbetaling van de subsidie, indien een
subsidieontvanger niet aan de subsidieverplichtingen voldoet (bijvoorbeeld omdat hij
geen diploma behaalt). Zo kan het voorkomen dat een subsidieontvanger die niet is
afgestudeerd, nog niet over voldoende middelen beschikt om het subsidiebedrag in eenmaal
terug te betalen. De minister is (ingevolge titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht)
bevoegd om de terugbetalingstermijn soepeler vast te stellen. Indien een subsidieontvanger
in aanmerking meent te komen voor een soepelere terugbetalingstermijn, kan hij daartoe
een verzoek indienen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Aangezien de bevoegdheid
van de minister reeds voortvloeit uit de wet, is hiervoor geen aparte bepaling in
de regeling opgenomen.
Administratieve lasten
De administratieve lasten zullen licht toenemen voor zowel DUO als voor de studenten.
Dit heeft in de eerste plaats te maken met het verruimen van de doelgroep, waardoor
meer studenten een aanvraag kunnen indienen. Het geraamde totaal aantal extra uren
aan administratieve lasten voor studenten is tachtig. Deze stijging is het gevolg
van de nieuwe doelgroep die van deze regeling gebruik kan maken.
In de tweede plaats vergt de wijziging een aanpassing in het systeem van de Dienst
Uitvoering Onderwijs, waaronder het toevoegen van de nieuwe studies. In de derde plaats
leidt de langere doorlooptijd van de regeling tot een langere afhandelingsperiode.
De structurele kosten voor communicatie en systeemonderhoud blijven naar verwachting
gelijk.
Vaste verandermomenten en inwerkingtreding
De wijziging treedt conform de vaste verandermomenten op 1 juli 2016 in werking en
is ten minste twee maanden van tevoren in de Staatscourant gepubliceerd. De wijziging
zal voor het instroommoment van september 2016 effectief zijn.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 19n
In dit artikel zijn ‘master’ en ‘academische pabo’, die in de oorspronkelijke regeling
voorkwamen, weggelaten. De academische pabo is immers een variant van de pabo en valt
daarmee onder de reikwijdte van dat begrip. De term ‘master’ is vervangen door een
afwijkende omschrijving van het begrip ‘masteropleiding’ in artikel 1. De definitie
komt overeen met artikel 1, met dien verstande dat buiten Nederland gegeven opleidingen
er niet in zijn meegenomen.
De definities van de begrippen ‘student’ en ‘voltijdse masteropleiding’ zijn redactioneel
verbeterd, maar inhoudelijk gelijk gebleven. De ‘deeltijdse masteropleiding’ is niet
in de begripsbepalingen opgenomen; waar ‘masteropleiding’ wordt gebruikt, wordt telkens
deeltijd en voltijd bedoeld. Ten slotte is het begrip ‘studieduur’ aan dit artikel
toegevoegd. Dit begrip is gekoppeld aan de studielast, bedoeld in de artikelen 7.4,
7.4a en 7.4b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
Aangezien het voor de reikwijdte van dit hoofdstuk van belang is of een opleiding
voltijds of deeltijds is ingericht, wordt bovendien verwezen naar artikel 7.13, tweede
lid, onder i, van de WHW, waarin staat dat de voltijdse, deeltijdse of duale inrichting
van de opleiding in de onderwijs- en examenregeling (OER) moet worden vastgelegd.
Artikel 19o
In dit artikel is informatica als tekortvak opgenomen. Daarnaast is het artikel redactioneel
verbeterd.
Onder c (pedagogiek) en d (pedagogische wetenschappen) zijn de nadere aanduidingen
‘hbo’ (hoger beroepsonderwijs) en ‘wo’ (wetenschappelijk onderwijs) weggelaten. De
masteropleidingen pedagogiek en pedagogische wetenschappen worden immers respectievelijk
op hbo- en wo-niveau gegeven.
In de praktijk is gevraagd om ‘klassieke talen’ in dit hoofdstuk op te nemen. Er is
voor gekozen om deze talen – net als de moderne – afzonderlijk (als Grieks en Latijn)
op te nemen. Deze opleidingen zijn zowel als los vak als in combinatie te volgen.
Een student kiest bij aanmelding voor een opleiding waar hij een eerstegraads bevoegdheid
in wil behalen. Een student die voor de opleiding klassieke talen kiest, komt derhalve
in aanmerking voor de subsidie, maar schrijft zich in op het vak Latijn dan wel Grieks
dan wel beide.
Sinds kort bestaan op het niveau van het hbo voltijdse masteropleidingen voor de tekortvakken
Engels, Nederlands en wiskunde. In overleg met de maatschappelijke partners is ervoor
gekozen deze hbo-masteropleidingen onder de reikwijdte van artikel 19o te brengen.
Die toevoeging draagt bij aan de masterambitie en een mix van hbo- en wo-masteropleidingen
in het veld. De wijziging is in de regeling niet zichtbaar, omdat de hbo-masteropleidingen
onder het begrip ‘masteropleiding’ vallen.
Artikel 19p
De formulering van dit artikel is redactioneel herzien en heeft geen gevolgen voor
eerder verleende subsidies. De looptijd van de subsidie is in het artikel verduidelijkt.
Daarnaast is aangegeven dat de subsidie is bedoeld als tegemoetkoming in de studiekosten.
Deze toevoeging was mede wenselijk, omdat de subsidie in de praktijk breed bekend
is komen te staan als de ‘tegemoetkoming (studiekosten) onderwijsmaster’, of zelfs
kortweg als ‘tom’. De herziening bevat geen inhoudelijke veranderingen.
De in artikel 19o, onder b en c, genoemde masteropleidingen staan apart vermeld, omdat
deze masteropleidingen in het kader van de regeling ook deeltijds kunnen worden gevolgd.
Artikel 19q
Voor de verruiming van de doelgroep, die is geregeld in het eerste lid, wordt verwezen
naar de algemene toelichting.
In het tweede lid is bepaald dat alleen studenten die voldoen aan het nationaliteitsvereiste
van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), in aanmerking komen voor subsidie op
grond van hoofdstuk 2b. De beperking van de kring van in aanmerking komende studenten
hangt samen met de doelstelling van de subsidie om meer gekwalificeerde docenten in
het Nederlandse onderwijs te laten instromen. Zouden geen aanvullende beperkingen
worden gesteld, dan zouden ook aanvragers uit het buitenland zonder band met Nederland
het subsidieplafond kunnen uitputten, zonder dat aan de doelstelling wordt bijgedragen.
In lijn met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, zie bijvoorbeeld
ECLI:EU:C:2005:169 (Bidar), kunnen beperkingen worden gesteld die betrekking hebben op een zekere mate van
integratie in de Nederlandse samenleving. Aangezien de Europese jurisprudentie in
het kader van de (meeneembare) studiefinanciering een belangrijke rol heeft gespeeld
en de werkingssfeer van hoofdstuk 2b indirect aan studiefinanciering is verwant, is
gekozen om bij de Wsf 2000 aan te sluiten.
Het derde lid betreft het oude tweede lid. Aangezien het niet logisch is om studenten
die een masteropleiding volgen ten behoeve van het po, stage te laten lopen in het
vo, vervallen de woorden ‘of voortgezet’. Aan het lid is toegevoegd dat de stage-
dan wel onderzoeksopdrachtovereenkomst moet worden ingediend tijdens de studieduur.
Het blijft echter onverkort van belang dat de overeenkomst bij aanvang van het studiejaar
zo spoedig mogelijk wordt ingediend. Om die reden is het indienen van de overeenkomst
in artikel 19z gekoppeld aan het moment van uitbetaling van het subsidiebedrag.
Het vierde lid is nieuw. In alle gevallen geldt dat de subsidie uitsluitend kan worden
aangevraagd voor een masteropleiding waarmee wordt aangevangen in de periode waarvoor deze wordt aangevraagd. Deze bepaling is toegevoegd, omdat
de uitvoeringspraktijk van de regeling tot vragen leidde van studenten die een reguliere
masteropleiding met een educatieve afstudeerrichting volgen. Indien de educatieve
afstudeerrichting onder de reikwijdte van artikel 19o valt, kunnen deze studenten
subsidie aanvragen. Voor hen was echter onduidelijk of zij de subsidie moesten aanvragen
op het moment dat zij begonnen met de reguliere masteropleiding of met de educatieve
afstudeerrichting. Het moment waarop met de educatieve afstudeerrichting wordt begonnen,
is bepalend.
Artikel 19r
Dit artikel is redactioneel gewijzigd.
Artikel 19s
Deze wijziging hangt samen met de verlettering in artikel 19o.
Artikel 19u
Aangezien studenten pas in september een inschrijfbewijs voor hun masteropleiding
ontvangen, is het onnodig om de aanvraagtermijn al in april te laten aanvangen. De
aanvraagtermijn voor het tweede instroommoment wordt met een maand verruimd van eind
februari naar eind maart. Studenten ontvangen immers pas in februari hun inschrijfbewijs,
om welke reden ze nu een extra maand wordt gegeven om de subsidie aan te vragen.
Artikel 19v
Artikel 19v is inhoudelijk niet gewijzigd, maar redactioneel verbeterd. Het uitgangspunt
blijft dat een subsidieaanvraag wordt geweigerd, indien de aanvrager van de minister
al uit andere hoofde een tegemoetkoming ontvangt of heeft ontvangen voor de betreffende
masteropleiding. Studiefinanciering wordt niet als zodanige tegemoetkoming aangemerkt.
De verwijzing naar artikel 11 is komen te vervallen. Dit artikel is niet van toepassing
op dit hoofdstuk. Het is bovendien niet nodig om het artikel van overeenkomstige toepassing
te verklaren, aangezien artikel 19v reeds voldoet.
Artikel 19y
In de oude regeling was een half jaar uitloop boven op het studiejaar toegestaan.
Het begrip ‘studiejaar’ is in verscheidene andere regelingen gedefinieerd als de tijdsperiode
van 1 september tot en met 31 augustus. Deze definitie bood geen inzicht in de termijn
waar binnen de studie volgens de nominale duur moet zijn afgerond. Vandaar dat er
een definitie ‘studieduur’ is opgenomen.
Artikel 19z
Op grond van de oude regeling werd de subsidie binnen 22 weken na afloop van het studiejaar,
met inbegrip van een maximale studie-uitloop van een half jaar, ambtshalve vastgesteld.
Artikel 19z is aangepast met het oog op de verruimde studie-uitloopmogelijkheid (zie
artikel 19y) en het gebruik van het begrip studieduur.
In het tweede lid is een uitzondering vastgelegd op het betaalmoment, bedoeld in artikel
16, voor de onder a tot en met e genoemde masteropleidingen. In die gevallen wordt
pas uitbetaald op het moment dat de stage- of onderzoeksovereenkomst, bedoeld in artikel
19q, derde lid, is ingediend.
Om de ambtshalve subsidiestelling duidelijker vorm te geven, is aan artikel 19z toegevoegd
dat de subsidieontvanger ervoor verantwoordelijk is dat hij de minister informeert
over zijn studie-uitloop. In dat geval wordt de ambtshalve vaststelling afgestemd
op de nieuwe situatie.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker