TOELICHTING
ALGEMEEN DEEL
1. Aanleiding en inleiding
Aanleiding tot de voorliggende wijziging van de Smogregeling 2010 is de wens tot een
betere afstemming van de waarden voor zwevende deeltjes (PM10) (hierna: fijn stof), waarbij de bevolking wordt geïnformeerd of gewaarschuwd, op
de door België en met name door Vlaanderen gehanteerde waarden. De voorheen bestaande
verschillen met Vlaanderen van de waarden waarbij de bevolking werd geïnformeerd en
gewaarschuwd leidden met name in de grensstreek tot onduidelijkheden. In de praktijk
ging de provincie Limburg al eerder over tot het waarschuwen van de bevolking bij
dezelfde waarde voor fijn stof die door Vlaanderen wordt gehanteerd, te weten 70 microgram/m3 (µg/m3).
In de motie Cegerek/Van Veldhoven (Kamerstukken II 34 000 XII, nr. 31
1) is gevraagd om de smogberichtgeving zodanig vorm te geven dat mensen met luchtwegaandoeningen
tijdig gewaarschuwd worden en daarbij zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de
ons omringende landen.
De wijziging van de Smogregeling 2010 strekt tot uitvoering van de genoemde motie.
De wijziging leidt tot een betere afstemming met de in Vlaanderen gehanteerde waarden
voor fijn stof. Deze is als volgt vormgegeven.
In de eerste plaats is de nationale informatiedrempel voor fijn stof waarbij sprake
is van matige smog gelegd bij een waarde van 70 µg/m3 of hoger (dit was: 50 µg/m3).
In de tweede plaats is de nationale alarmdrempel voor fijn stof waarbij sprake is
van ernstige smog gelegd bij een waarde hoger van 100 µg/m3 of hoger (dit was: 200 µg/m3).
Beide wijzigingen zijn opgenomen in artikel 1, in de onderdelen c van de begripsomschrijvingen
van ernstige, geringe en matige smog. Dit heeft tot gevolg dat bij een waarde van
70 µg/m3 fijn stof of hoger de bevolking wordt geïnformeerd en bij een waarde van 100 µg/m3 fijn stof of hoger de bevolking wordt gewaarschuwd.
Hierna wordt verder ingegaan op de wijziging van de Smogregeling 2010, vervolgens
op de systematiek in Vlaanderen, het advies van het RIVM dat in dit verband is uitgebracht
en het proces van voorbereiding van de wijziging.
2. Wijziging van de Smogregeling 2010
Op grond van de Europese richtlijn luchtkwaliteit gelden met het oog op smog een Europese informatiedrempel voor ozon, waarbij de bevolking moet worden geïnformeerd, en Europese alarmdrempels voor ozon, stikstofdioxide en zwaveldioxide, waarbij de bevolking moet worden gewaarschuwd.
Deze drempels zijn geïmplementeerd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer (Wm). De informatie-
en waarschuwingsplichten zijn opgenomen in de Wm en Smogregeling 2010. Provincies
en RIVM voeren deze verplichtingen uit.
Aanvullend op de richtlijn zijn in 2010 ook een nationale informatiedrempel en een
nationale alarmdrempel voor fijn stof opgenomen in de Smogregeling 2010. Dit is nationaal
beleid en volgt niet uit de richtlijn. De nationale informatiedrempel voor fijn stof
is daarbij gekoppeld aan de Europese informatiedrempel voor ozon. Bijoverschrijding
van die informatiedrempel is sprake van matige smog. De nationale alarmdrempel voor
fijn stof is gekoppeld aan de Europese alarmdrempels voor stikstofdioxide, ozon en zwaveldioxide. Bij overschrijding van die alarmdrempel is sprake
van ernstige smog.
Naar aanleiding van de eerdergenoemde motie is het RIVM over de uitvoering van de
Smogregeling 2010 om advies gevraagd. Bij brief van 6 juli 2015 is de Tweede Kamer
daarover geïnformeerd. Dit advies strekt tot verhoging van de nationale informatiedrempel
voor fijn stof van 50 microgram per m3 naar 70 microgram per m3 en verlaging van de nationale alarmdrempel voor fijn stof van 200 microgram per m3 naar 100 microgram per m3. In par. 4 wordt verder ingegaan op het advies.
In de Smogregeling 2010 werd tot deze wijziging de onderstaande indeling gehanteerd.
Deze blijft ongewijzigd, met uitzondering van de waarden voor fijn stof.
Verontreinigende stof:
|
Geringe smog:
|
Matige smog:
|
Ernstige smog:
|
SO2
|
concentratie lager dan grenswaarde 350 µg/ uurgemiddelde
|
concentratie hoger dan grenswaarde 350 µg/ uurgemiddelde maar gedurende drie opeenvolgende
uren in gebied groter dan 100 km2 lager dan alarmdrempel 500 µg als uurgemiddelde
|
concentratie gedurende drie opeenvolgende uren in gebied groter dan 100 km2 hoger dan alarmdrempel 500 µg als uurgemiddelde
|
SO2
|
< 350 µg
|
> 350 µg < 500 µg
|
> 500 µg
|
NO2
|
Concentratie lager dan grenswaarde 200 µg/ uurgemiddelde
|
concentratie hoger dan grenswaarde 200 µg/ uurgemiddelde maar gedurende drie opeenvolgende
uren in gebied groter dan 100 km2 lager dan alarmdrempel 400 µg als uurgemiddelde
|
concentratie gedurende drie opeenvolgende uren in gebied groter dan 100 km2 hoger dan alarmdrempel 400 µg als uurgemiddelde
|
NO2
|
< 200 µg
|
> 200 µg < 400 µg
|
> 400 µg
|
ozon
|
Concentratie lager dan informatiedrempel 180 µg uurgemiddelde
|
concentratie hoger dan informatiedrempel 180 µg/ uurgemiddelde maar gedurende drie
opeenvolgende uren in gebied groter dan 100 km2 lager dan alarmdrempel 240 µg als uurgemiddelde
|
concentratie gedurende drie opeenvolgende uren in gebied groter dan 100 km2 hoger dan alarmdrempel 240 µg als uurgemiddelde
|
ozon
|
< 180 µg
|
> 180 µg < 240 µg
|
> 240 µg
|
PM10
|
Daggemiddelde concentratie lager dan grenswaarde 50 µg
|
Daggemiddelde concentratie tussen grenswaarde 50 µg en 200 µg
|
Daggemiddelde concentratie hoger dan 200 µg
|
PM10
|
< 50 µg (is geworden: < 70 µg)
|
> 50 µg < 200 µg (is geworden: > 70 µg < 100 µg)
|
> 200 µg (is geworden: < 100 µg).
|
De informatiedrempel ligt bij matige smog. De alarmdrempel ligt bij ernstige smog.
Voor fijn stof werd voorheen (als nationale informatiedrempel) een daggemiddelde waarde
van 50 µg/m3 aangehouden. Deze komt overeen met de daggemiddelde grenswaarde. Als gevolg van de
wijziging is dat geworden: 70 µg/m3 (de door Vlaanderen gehanteerde waarde). Boven deze waarde is sprake van matige smog.
Voor fijn stof werd daarnaast als nationale alarmdrempel een daggemiddelde waarde
van 200 µg/m3 aangehouden. Als gevolg van de wijziging is dat geworden: 100 µg/m3. Boven deze waarde is sprake van ernstige smog. Hierbij werd en wordt er van uitgegaan
dat overschrijding van een alarmdrempel voor smog zich naar verwachting enkele dagen
per jaar kan voordoen.
De Europese informatiedrempel voor ozon en alarmdrempels voor ozon, stikstofdioxide
en zwaveldioxide zijn vastgelegd in bijlage 2 bij de Wm:
Stof
|
informatiedrempel
|
alarmdrempel
|
Ozon
|
180 µg/m3 (uurgemiddeld)
|
240 µg/m3 (uurgemiddelde1)
|
zwaveldioxide
|
|
500 µg/m3 2
|
stikstofdioxide
|
|
400 µg/m3 3
|
1 gemeten of voorspeld gedurende drie opeenvolgende uren
2 gemeten gedurende drie opeenvolgende uren, in een gebied met oppervlakte van 100
km2 of een gehele zone of agglomeratie
3 gemeten gedurende drie opeenvolgende uren, in een gebied met oppervlakte van 100
km2 of een gehele zone of agglomeratie
Ingevolge deze regeling (artikel 1) zijn de waarden van de nationale informatiedrempel
en nationale alarmdrempel voor fijn stof zoals gekoppeld aan matige of ernstige smog
gewijzigd. De aan matige smog gekoppelde grenswaarden voor zwaveldioxide en stikstofdioxide
blijven ongewijzigd.
Stof
|
informatiedrempel
|
alarmdrempel
|
ozon
|
180 µg/m3 (uurgemiddeld)
|
240 µg/m3 (uurgemiddelde1)
|
zwaveldioxide
|
350 µg/m3 (uurgemiddelde)
|
500 µg/m3 2
|
stikstofdioxide
|
200 µg/m3 (uurgemiddelde)
|
400 µg/m3 3
|
zwevende deeltjes (PM10)
|
70 µg/m3 (daggemiddelde)
|
100 µg/m3 (daggemiddelde)
|
Voor uitvoerige algemene uitleg over smog en de Richtlijn luchtkwaliteit wordt kortheidshalve
verwezen naar de toelichting op de Smogregeling 2010 zoals deze op 31 mei 2010 is
vastgesteld (Stcrt. 2010, 8386 d.d. 9 juni 2010).
3. Systematiek Vlaanderen
In België (Vlaanderen) wordt een waarde van 70 µg/m3 voor zwevende deeltjes gehanteerd als een nationale alarmdrempel. Indien twee dagen
na elkaar daggemiddelde fijn stof concentraties worden voorspeld die gemiddeld voor
Vlaanderen hoger zijn dan 70 ug/m3, wordt de bevolking geïnformeerd en worden snelheidsbeperkende maatregelen (90 km/u
op bepaalde snelwegen en ringwegen) getroffen. Het informeren van de bevolking bij
fijn stof concentraties hoger dan 70 μg/m3 in België heeft niet zo zeer als doel om de bevolking te waarschuwen teneinde de
risico’s voor de gezondheid van de mens bij kortstondige overschrijding van dat kwaliteitsniveau
te beperken. Met het hanteren van 70 μg/m3 als niveau waarbij de maximumsnelheid wordt beperkt, wordt beoogd de bevolking bewust
te maken van de luchtverontreiniging door fijn stof. Het betreft nationaal beleid.
Deze waarde en de karakterisering in Vlaanderen als alarmdrempel volgen niet uit de
Richtlijn luchtkwaliteit.
In Nederland is, mede gezien het advies van het RIVM en de gezondheidseffecten bij
deze waarde (zie hierna, onder par. 4), geen aanleiding om hier op dezelfde wijze
bij aan te sluiten. maar wordt deze waarde toegepast als nationale informatiedrempel
voor fijn stof. Bij overschrijding van de informatiedrempel is sprake van matige smog
(bij waarden tussen 70 µg/m3 en 100 µg/m3) en wordt de bevolking geïnformeerd. Bij overschrijding van de alarmdrempel voor
fijn stof (waarde hoger dan 100 µg/m3) is sprake van ernstige smog en wordt de bevolking gewaarschuwd.
4. Advies en Luchtkwaliteitsindex RIVM
Het Ministerie van lnfrastructuur en Milieu heeft in het voorjaar van 2014 het RIVM
om advies gevraagd, mede naar aanleiding van Kamervragen over de smogberichtgeving
en de eerdergenoemde motie. Het RIVM heeft aangegeven dat de inzichten in de gezondheidseffecten
van luchtverontreiniging de afgelopen jaren verder zijn ontwikkeld. Op basis daarvan
heeft het RIVM geadviseerd om fijn stof bij de waarschuwing voor slechte luchtkwaliteit
(smog) te (blijven) betrekken en een bericht uit te laten gaan bij een verwachte daggemiddelde
concentratie van fijn stof van 70 µg/m3. Bij deze waarde treden volgens het RIVM vergelijkbare gezondheidseffecten op als
bij een ozonconcentratie van 180 µg/m3 (informatiedrempel). Hiermee zou het Nederlandse informatie- en waarschuwingssysteem
beter aansluiten op de smogregeling in België.
In de praktijk voeren provincies en het RIVM de informatie- en waarschuwingstaken
uit overeenkomstig de Smogregeling 2010. In elk geval bij overschrijding van de wettelijke
waarden wordt de bevolking geïnformeerd dan wel gewaarschuwd. De door het RIVM ontwikkelde
luchtkwaliteitsindex en de luchtkwaliteits-app bieden daarnaast aanvullende informatie.
Dat laatste volgt niet uit de wetgeving.
5. Voorbereiding en effecten
Een concept van deze regeling is voorgelegd aan IPO en VNG. Tevens is een concept
besproken met de partijen die betrokken zijn geweest bij het opstellen van de luchtkwaliteitsindex:
RIVM, GGD Amsterdam, DCMR Milieudienst Rijnmond en het Longfonds.
Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers
of bedrijven noch voor de uitvoeringslasten van gemeenten en provincies. De wijziging
van de waarden voor de nationale informatiedrempel en alarmdrempel voor fijn stof
waarbij de informatieplichten en waarschuwingsplichten gaan gelden leiden naar verwachting
niet tot een wezenlijke toe- of afname van de uitvoeringslasten. Er zijn voorts geen
milieueffecten of bedrijfseffecten te verwachten.
Op grond van artikel 33, derde lid, van de Richtlijn luchtkwaliteit is na de vaststelling
aan de Europese Commissie mededeling gedaan van deze wijzigingsregeling.
ARTIKELGEWIJS
Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1)
De wijzigingen ingevolge de onderdelen 1 tot en met 3 hangen samen met de in het algemeen
deel van deze toelichting beschreven wijzigingen van de waarden voor de nationale
informatiedrempel en alarmdrempel voor fijn stof waarbij sprake is van matige dan
wel ernstige smog. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. De wijzigingen ingevolge
de onderdelen 4 en 5 zijn van redactionele aard.
Artikel I, onderdelen B en C (wijziging artikelen 6 en 7)
Deze wijzigingen zijn van redactionele aard.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli. In geval van bekendmaking van
de regeling na 1 mei 2016 wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten,
met name van de minimum invoeringstermijn van twee maanden. Reden is dat het van maatschappelijk
belang is dat deze zomer de verschillen in waarden waarbij de bevolking wordt geïnformeerd,
dan wel gewaarschuwd, tussen Nederland en Vlaanderen worden opgeheven. Daarmee kan
verdere onduidelijkheid en verwarring worden voorkomen. Betrokken overheden en instanties
zijn betrokken bij de voorbereiding van het eerdergenoemde RIVM advies en deze regeling.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma