Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 8 april 2016, nr. IENM/BSK-2016/75666, houdende wijziging van de Smogregeling 2010 (wijziging nationale informatiedrempel en alarmdrempel voor fijn stof (zwevende deeltjes PM10)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op richtlijn nr. 2008/50/EG van 21 mei 2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEG L 152) en artikel 5.18, tweede lid, van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Smogregeling 2010 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van ernstige smog, onder c, wordt ‘200 microgram per kubieke meter’ vervangen door: 100 microgram per kubieke meter.

2. In de begripsomschrijving van geringe smog, onder c, wordt ‘50 microgram per kubieke meter’ vervangen door: 70 microgram per kubieke meter.

3. In de begripsomschrijving van matige smog, onder c, wordt ‘tussen 50 en 200 microgram per kubieke meter’ vervangen door: tussen 70 en 100 microgram per kubieke meter.

4. De begripsomschrijving behorend bij Minister komt te luiden: Minister van Infrastructuur en Milieu.

5. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

RIVM:

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

B

In artikel 6 wordt ‘het VROM Inspectie Meldpunt’ vervangen door: het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (DCC).

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘het VROM Inspectie Meldpunt’ vervangen door: het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (DCC).

2. In het derde lid wordt ‘De commissaris van de Koningin’ vervangen door: De commissaris van de Koning.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

1. Aanleiding en inleiding

Aanleiding tot de voorliggende wijziging van de Smogregeling 2010 is de wens tot een betere afstemming van de waarden voor zwevende deeltjes (PM10) (hierna: fijn stof), waarbij de bevolking wordt geïnformeerd of gewaarschuwd, op de door België en met name door Vlaanderen gehanteerde waarden. De voorheen bestaande verschillen met Vlaanderen van de waarden waarbij de bevolking werd geïnformeerd en gewaarschuwd leidden met name in de grensstreek tot onduidelijkheden. In de praktijk ging de provincie Limburg al eerder over tot het waarschuwen van de bevolking bij dezelfde waarde voor fijn stof die door Vlaanderen wordt gehanteerd, te weten 70 microgram/m3 (µg/m3).

In de motie Cegerek/Van Veldhoven (Kamerstukken II 34 000 XII, nr. 31 1) is gevraagd om de smogberichtgeving zodanig vorm te geven dat mensen met luchtwegaandoeningen tijdig gewaarschuwd worden en daarbij zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de ons omringende landen.

De wijziging van de Smogregeling 2010 strekt tot uitvoering van de genoemde motie. De wijziging leidt tot een betere afstemming met de in Vlaanderen gehanteerde waarden voor fijn stof. Deze is als volgt vormgegeven.

In de eerste plaats is de nationale informatiedrempel voor fijn stof waarbij sprake is van matige smog gelegd bij een waarde van 70 µg/m3 of hoger (dit was: 50 µg/m3).

In de tweede plaats is de nationale alarmdrempel voor fijn stof waarbij sprake is van ernstige smog gelegd bij een waarde hoger van 100 µg/m3 of hoger (dit was: 200 µg/m3).

Beide wijzigingen zijn opgenomen in artikel 1, in de onderdelen c van de begripsomschrijvingen van ernstige, geringe en matige smog. Dit heeft tot gevolg dat bij een waarde van 70 µg/m3 fijn stof of hoger de bevolking wordt geïnformeerd en bij een waarde van 100 µg/m3 fijn stof of hoger de bevolking wordt gewaarschuwd.

Hierna wordt verder ingegaan op de wijziging van de Smogregeling 2010, vervolgens op de systematiek in Vlaanderen, het advies van het RIVM dat in dit verband is uitgebracht en het proces van voorbereiding van de wijziging.

2. Wijziging van de Smogregeling 2010

Op grond van de Europese richtlijn luchtkwaliteit gelden met het oog op smog een Europese informatiedrempel voor ozon, waarbij de bevolking moet worden geïnformeerd, en Europese alarmdrempels voor ozon, stikstofdioxide en zwaveldioxide, waarbij de bevolking moet worden gewaarschuwd. Deze drempels zijn geïmplementeerd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer (Wm). De informatie- en waarschuwingsplichten zijn opgenomen in de Wm en Smogregeling 2010. Provincies en RIVM voeren deze verplichtingen uit.

Aanvullend op de richtlijn zijn in 2010 ook een nationale informatiedrempel en een nationale alarmdrempel voor fijn stof opgenomen in de Smogregeling 2010. Dit is nationaal beleid en volgt niet uit de richtlijn. De nationale informatiedrempel voor fijn stof is daarbij gekoppeld aan de Europese informatiedrempel voor ozon. Bijoverschrijding van die informatiedrempel is sprake van matige smog. De nationale alarmdrempel voor fijn stof is gekoppeld aan de Europese alarmdrempels voor stikstofdioxide, ozon en zwaveldioxide. Bij overschrijding van die alarmdrempel is sprake van ernstige smog.

Naar aanleiding van de eerdergenoemde motie is het RIVM over de uitvoering van de Smogregeling 2010 om advies gevraagd. Bij brief van 6 juli 2015 is de Tweede Kamer daarover geïnformeerd. Dit advies strekt tot verhoging van de nationale informatiedrempel voor fijn stof van 50 microgram per m3 naar 70 microgram per m3 en verlaging van de nationale alarmdrempel voor fijn stof van 200 microgram per m3 naar 100 microgram per m3. In par. 4 wordt verder ingegaan op het advies.

In de Smogregeling 2010 werd tot deze wijziging de onderstaande indeling gehanteerd. Deze blijft ongewijzigd, met uitzondering van de waarden voor fijn stof.

Verontreinigende stof:

Geringe smog:

Matige smog:

Ernstige smog:

SO2

concentratie lager dan grenswaarde 350 µg/ uurgemiddelde

concentratie hoger dan grenswaarde 350 µg/ uurgemiddelde maar gedurende drie opeenvolgende uren in gebied groter dan 100 km2 lager dan alarmdrempel 500 µg als uurgemiddelde

concentratie gedurende drie opeenvolgende uren in gebied groter dan 100 km2 hoger dan alarmdrempel 500 µg als uurgemiddelde

SO2

< 350 µg

> 350 µg < 500 µg

> 500 µg

NO2

Concentratie lager dan grenswaarde 200 µg/ uurgemiddelde

concentratie hoger dan grenswaarde 200 µg/ uurgemiddelde maar gedurende drie opeenvolgende uren in gebied groter dan 100 km2 lager dan alarmdrempel 400 µg als uurgemiddelde

concentratie gedurende drie opeenvolgende uren in gebied groter dan 100 km2 hoger dan alarmdrempel 400 µg als uurgemiddelde

NO2

< 200 µg

> 200 µg < 400 µg

> 400 µg

ozon

Concentratie lager dan informatiedrempel 180 µg uurgemiddelde

concentratie hoger dan informatiedrempel 180 µg/ uurgemiddelde maar gedurende drie opeenvolgende uren in gebied groter dan 100 km2 lager dan alarmdrempel 240 µg als uurgemiddelde

concentratie gedurende drie opeenvolgende uren in gebied groter dan 100 km2 hoger dan alarmdrempel 240 µg als uurgemiddelde

ozon

< 180 µg

> 180 µg < 240 µg

> 240 µg

PM10

Daggemiddelde concentratie lager dan grenswaarde 50 µg

Daggemiddelde concentratie tussen grenswaarde 50 µg en 200 µg

Daggemiddelde concentratie hoger dan 200 µg

PM10

< 50 µg (is geworden: < 70 µg)

> 50 µg < 200 µg (is geworden: > 70 µg < 100 µg)

> 200 µg (is geworden: < 100 µg).

De informatiedrempel ligt bij matige smog. De alarmdrempel ligt bij ernstige smog.

Voor fijn stof werd voorheen (als nationale informatiedrempel) een daggemiddelde waarde van 50 µg/m3 aangehouden. Deze komt overeen met de daggemiddelde grenswaarde. Als gevolg van de wijziging is dat geworden: 70 µg/m3 (de door Vlaanderen gehanteerde waarde). Boven deze waarde is sprake van matige smog.

Voor fijn stof werd daarnaast als nationale alarmdrempel een daggemiddelde waarde van 200 µg/m3 aangehouden. Als gevolg van de wijziging is dat geworden: 100 µg/m3. Boven deze waarde is sprake van ernstige smog. Hierbij werd en wordt er van uitgegaan dat overschrijding van een alarmdrempel voor smog zich naar verwachting enkele dagen per jaar kan voordoen.

De Europese informatiedrempel voor ozon en alarmdrempels voor ozon, stikstofdioxide en zwaveldioxide zijn vastgelegd in bijlage 2 bij de Wm:

Stof

informatiedrempel

alarmdrempel

Ozon

180 µg/m3 (uurgemiddeld)

240 µg/m3 (uurgemiddelde1)

zwaveldioxide

 

500 µg/m3 2

stikstofdioxide

 

400 µg/m3 3

1 gemeten of voorspeld gedurende drie opeenvolgende uren

2 gemeten gedurende drie opeenvolgende uren, in een gebied met oppervlakte van 100 km2 of een gehele zone of agglomeratie

3 gemeten gedurende drie opeenvolgende uren, in een gebied met oppervlakte van 100 km2 of een gehele zone of agglomeratie

Ingevolge deze regeling (artikel 1) zijn de waarden van de nationale informatiedrempel en nationale alarmdrempel voor fijn stof zoals gekoppeld aan matige of ernstige smog gewijzigd. De aan matige smog gekoppelde grenswaarden voor zwaveldioxide en stikstofdioxide blijven ongewijzigd.

Stof

informatiedrempel

alarmdrempel

ozon

180 µg/m3 (uurgemiddeld)

240 µg/m3 (uurgemiddelde1)

zwaveldioxide

350 µg/m3 (uurgemiddelde)

500 µg/m3 2

stikstofdioxide

200 µg/m3 (uurgemiddelde)

400 µg/m3 3

zwevende deeltjes (PM10)

70 µg/m3 (daggemiddelde)

100 µg/m3 (daggemiddelde)

Voor uitvoerige algemene uitleg over smog en de Richtlijn luchtkwaliteit wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting op de Smogregeling 2010 zoals deze op 31 mei 2010 is vastgesteld (Stcrt. 2010, 8386 d.d. 9 juni 2010).

3. Systematiek Vlaanderen

In België (Vlaanderen) wordt een waarde van 70 µg/m3 voor zwevende deeltjes gehanteerd als een nationale alarmdrempel. Indien twee dagen na elkaar daggemiddelde fijn stof concentraties worden voorspeld die gemiddeld voor Vlaanderen hoger zijn dan 70 ug/m3, wordt de bevolking geïnformeerd en worden snelheidsbeperkende maatregelen (90 km/u op bepaalde snelwegen en ringwegen) getroffen. Het informeren van de bevolking bij fijn stof concentraties hoger dan 70 μg/m3 in België heeft niet zo zeer als doel om de bevolking te waarschuwen teneinde de risico’s voor de gezondheid van de mens bij kortstondige overschrijding van dat kwaliteitsniveau te beperken. Met het hanteren van 70 μg/m3 als niveau waarbij de maximumsnelheid wordt beperkt, wordt beoogd de bevolking bewust te maken van de luchtverontreiniging door fijn stof. Het betreft nationaal beleid. Deze waarde en de karakterisering in Vlaanderen als alarmdrempel volgen niet uit de Richtlijn luchtkwaliteit.

In Nederland is, mede gezien het advies van het RIVM en de gezondheidseffecten bij deze waarde (zie hierna, onder par. 4), geen aanleiding om hier op dezelfde wijze bij aan te sluiten. maar wordt deze waarde toegepast als nationale informatiedrempel voor fijn stof. Bij overschrijding van de informatiedrempel is sprake van matige smog (bij waarden tussen 70 µg/m3 en 100 µg/m3) en wordt de bevolking geïnformeerd. Bij overschrijding van de alarmdrempel voor fijn stof (waarde hoger dan 100 µg/m3) is sprake van ernstige smog en wordt de bevolking gewaarschuwd.

4. Advies en Luchtkwaliteitsindex RIVM

Het Ministerie van lnfrastructuur en Milieu heeft in het voorjaar van 2014 het RIVM om advies gevraagd, mede naar aanleiding van Kamervragen over de smogberichtgeving en de eerdergenoemde motie. Het RIVM heeft aangegeven dat de inzichten in de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging de afgelopen jaren verder zijn ontwikkeld. Op basis daarvan heeft het RIVM geadviseerd om fijn stof bij de waarschuwing voor slechte luchtkwaliteit (smog) te (blijven) betrekken en een bericht uit te laten gaan bij een verwachte daggemiddelde concentratie van fijn stof van 70 µg/m3. Bij deze waarde treden volgens het RIVM vergelijkbare gezondheidseffecten op als bij een ozonconcentratie van 180 µg/m3 (informatiedrempel). Hiermee zou het Nederlandse informatie- en waarschuwingssysteem beter aansluiten op de smogregeling in België.

In de praktijk voeren provincies en het RIVM de informatie- en waarschuwingstaken uit overeenkomstig de Smogregeling 2010. In elk geval bij overschrijding van de wettelijke waarden wordt de bevolking geïnformeerd dan wel gewaarschuwd. De door het RIVM ontwikkelde luchtkwaliteitsindex en de luchtkwaliteits-app bieden daarnaast aanvullende informatie. Dat laatste volgt niet uit de wetgeving.

5. Voorbereiding en effecten

Een concept van deze regeling is voorgelegd aan IPO en VNG. Tevens is een concept besproken met de partijen die betrokken zijn geweest bij het opstellen van de luchtkwaliteitsindex: RIVM, GGD Amsterdam, DCMR Milieudienst Rijnmond en het Longfonds.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers of bedrijven noch voor de uitvoeringslasten van gemeenten en provincies. De wijziging van de waarden voor de nationale informatiedrempel en alarmdrempel voor fijn stof waarbij de informatieplichten en waarschuwingsplichten gaan gelden leiden naar verwachting niet tot een wezenlijke toe- of afname van de uitvoeringslasten. Er zijn voorts geen milieueffecten of bedrijfseffecten te verwachten.

Op grond van artikel 33, derde lid, van de Richtlijn luchtkwaliteit is na de vaststelling aan de Europese Commissie mededeling gedaan van deze wijzigingsregeling.

ARTIKELGEWIJS

Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1)

De wijzigingen ingevolge de onderdelen 1 tot en met 3 hangen samen met de in het algemeen deel van deze toelichting beschreven wijzigingen van de waarden voor de nationale informatiedrempel en alarmdrempel voor fijn stof waarbij sprake is van matige dan wel ernstige smog. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. De wijzigingen ingevolge de onderdelen 4 en 5 zijn van redactionele aard.

Artikel I, onderdelen B en C (wijziging artikelen 6 en 7)

Deze wijzigingen zijn van redactionele aard.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli. In geval van bekendmaking van de regeling na 1 mei 2016 wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, met name van de minimum invoeringstermijn van twee maanden. Reden is dat het van maatschappelijk belang is dat deze zomer de verschillen in waarden waarbij de bevolking wordt geïnformeerd, dan wel gewaarschuwd, tussen Nederland en Vlaanderen worden opgeheven. Daarmee kan verdere onduidelijkheid en verwarring worden voorkomen. Betrokken overheden en instanties zijn betrokken bij de voorbereiding van het eerdergenoemde RIVM advies en deze regeling.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

overwegende dat er ruim een miljoen Nederlanders zijn met luchtwegaandoeningen;

overwegende dat deze kwetsbare groepen snel hinder ondervinden wanneer de luchtverontreiniging toeneemt;

constaterende dat er daarom in onder andere België, het Verenigd Koninkrijk en in de provincie Limburg reeds een smogalarm wordt afgegeven bij meer dan 70 microgram fijn stof in de lucht;

constaterende dat in de overige provincies van Nederland pas een smogalarm wordt afgegeven als er meer dan 200 microgram fijn stof in de lucht zit;

verzoekt de regering, het smogalarm zodanig vorm te geven dat mensen met luchtwegaandoeningen echt tijdig gewaarschuwd worden en daarbij zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij de ons omringende landen.

Naar boven