TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
In de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer
van 6 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/2014, 27 858, nr. 227) is aangekondigd dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen en
in overig groen buiten de landbouw zou worden verboden. In deze brief zijn ook uitzonderingen
van dit verbod beschreven die in deze wijziging van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Rgb) nader zijn uitgewerkt.
Voor verhardingen zou volgens de brief van 6 februari 2014 een uitzondering op het
verbod alleen gelden als veiligheidsvoorschriften aantoonbaar verplichten tot bestrijding,
en chemische bestrijding de enige mogelijkheid is. Dat is het geval op sommige niet-openbaar
toegankelijke industriële bedrijven (zoals BRZO-inrichtingen), delen van defensieterreinen
en luchthavens. Deze uitzondering is overgenomen uit het marktcertificaat duurzaam
terreinbeheer. Uit overleg met belanghebbende partijen is gebleken dat ook voor spoor,
metro en tramwegen en weg- en waterbouwkundige constructies het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
vanuit het oogpunt van veiligheid mogelijk moet blijven.
Wat betreft de overige terreinen buiten de landbouw is in de brief van 6 februari
2014 onderkend dat op die terreinen zich plagen voordoen, die alleen door inzet van
chemische bestrijding voldoende kunnen worden beheerst. Het gaat dan om plagen zoals
de eikenprocessierups, die schadelijk kan zijn voor de menselijke gezondheid, de Amerikaanse
vogelkers die ernstige schade kan toebrengen aan het ecosysteem ter plaatse of de
Japanse Duizendknoop die ernstige schade kan toebrengen aan constructies. Een uitzondering
voor dergelijke lastige situaties is noodzakelijk.
Daarnaast zijn er terreinen met een specifieke functie, waar onkruid veel minder wordt
getolereerd dan op andere terreinen. Het gaat dan om sportterreinen (inclusief golfbanen)
en om siertuinen, zoals een rosarium. Voor recreatiebedrijven zoals campings kan niet-chemische
bestrijding praktische problemen opleveren, omdat dit meer inspanning vergt en omdat
het vaak gaat om grote terreinen die worden beheerd door familiebedrijven met relatief
weinig personeel. Hoewel deze bedrijven zich de afgelopen jaren al hebben ingezet
voor een duurzame gewasbescherming, is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nog
onvermijdelijk.
In de brief van 6 februari 2014 is aangekondigd dat met de maatschappelijke organisaties
die terreinen beheren waarvoor uitzonderingen op het verbod gelden, initiatieven worden
ontwikkeld om binnen enkele jaren het aantal uitzonderingen tot een absoluut minimum
te reduceren. Dat zal gebeuren door het sluiten van Green Deals en het oprichten van
een Kennisplatform. Inmiddels zijn Green Deals ondertekend voor het terugdringen van
het gebruik op sportvelden en recreatieterreinen. Het Kennisplatform krijgt vorm door
de oprichting van een portal (onkruidvergaat.nl) waarmee zoveel mogelijk beschikbare
kennis over het beheer zonder gewasbeschermingsmiddelen wordt ontsloten.
Zoals hiervoor beschreven, is het de bedoeling het aantal uitzonderingen te reduceren.
Dit betekent dat de situaties waarin volgens deze regeling nog gewasbeschermingsmiddelen
mogen worden gebruikt, in beginsel een tijdelijk karakter hebben. Afhankelijk van
de ontwikkelingen zullen door wijziging van de Rbg uitzonderingen komen te vervallen.
Het is op voorhand niet mogelijk om specifiek aan te geven welke uitzonderingen wanneer
kunnen komen te vervallen. Dit zal op basis van ontwikkelingen en in overleg met betrokkenen
worden besloten.
Het verbod op het gebruik op onverharde oppervlakken treedt volgens het besluit later
in werking (1 november 2017) dan voor verharde oppervlakken. Op dit moment zullen
uitzonderingen die betrekking hebben op onverharde oppervlakten worden toegevoegd
aan de regeling.
Minimaliseren gebruik en bescherming oppervlaktewater
Het is van belang dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de beschreven uitzonderingssituaties
tot een minimum wordt beperkt. Het Nederlandse gewasbeschermingsbeleid hanteert een
voorkeursvolgorde voor de maatregelen die kunnen worden ingezet om ziekten, plagen
en onkruiden te beheersen. Die volgorde past in de algemene beginselen voor geïntegreerde
gewasbescherming. Een beheerder treft eerst preventieve maatregelen (voorzorgsmaatregelen).
Indien die maatregelen onvoldoende zijn, kan hij vervolgens gebruik maken van methoden
en technieken waarbij geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Indien tenslotte
ook deze maatregelen ontoereikend blijken, mogen gewasbeschermingsmiddelen worden
toegepast.
Voor gewasbeschermingsmiddelen op basis van de werkzame stof glyfosaat is voor het
gebruik op verharde oppervlakken in de wettelijke gebruiksvoorschriften de verplichting
opgenomen om te werken volgens de Richtlijnen DOB (Duurzaam OnkruidBeheer op verhardingen,
wageningenur.nl). Volgens DOB 2.0 Shortlist 1 (voor beheerders) en 2 (voor uitvoerders)
is in grondwaterbeschermingsgebieden het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen op
verhardingen niet toegestaan en mag geen onkruidbestrijdingsmiddel worden gespoten
op aangegeven afstanden ten opzichte van oppervlaktewater en innamepunten voor drinkwater.
Volgens het besluit gelden administratieve voorschriften voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen.
Het gaat bijvoorbeeld over de verplichting om te beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid
(artikel 17 van het besluit) en het bijhouden van een gewasbeschermingsmonitor (artikel
26 van het besluit). In de gewasbeschermingsmonitor houden professionele gebruikers
bij voor welke doeleinden zij welke middelen en hoeveelheden hebben gebruikt en wat
het resultaat daarvan was. Hiermee ontstaat een leereffect en wordt geïntegreerde
gewasbescherming bevorderd.
Daarnaast blijven voor de genoemde uitzonderingen de voorschriften die zijn opgenomen
in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit lozen buiten inrichtingen van
toepassing. Volgens beide besluiten mogen gewasbeschermingsmiddelen uitsluitend op
half-open en gesloten verhardingen worden gebruikt als de kans op neerslag voor een
periode van vierentwintig uur niet groter is dan 40%. De gewasbeschermingsmiddelen
moeten pleksgewijs, door middel van selectieve toepassingstechnieken worden toegepast.
Het gebruik in of nabij straatkolken of putten is niet toegestaan.
Selectieve toepassingstechnieken reduceren het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen,
zoals aanstrijken, injecteren en driftbeperkende en plaatsspecifieke spuittechnieken.
Door de directe toepassing van gewasbeschermingsmiddelen op onkruiden, in plaats van
het bespuiten van hele terreinen, wordt de milieubelasting gereduceerd. De werkwijze
voor houtachtige gewassen is dat het houtachtige gewas wordt afgezaagd en de stobbe
wordt ingesmeerd met een gewasbeschermingsmiddel als het noodzakelijk is om te voorkomen
dat de stobbe weer uitloopt. Een methode die bijvoorbeeld bij de Amerikaanse vogelkers
wordt gebruikt, is het ringen (weghalen van een strook bast rondom de stam) en de
ring insmeren met een gewasbeschermingsmiddel.
De beheerders passen de gewasbeschermingsmiddelen zoals toegestaan voor de uitzonderingen
uitsluitend toe op de gedeelten van het terrein waarop de uitzonderingscriteria van
toepassing zijn.
Gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico
Momenteel zijn nog geen gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico met die kwalificatie
op de markt. De verwachting is dat dit over enkele jaren wel het geval is. Het is
de bedoeling dat, afhankelijk van de ontwikkelingen in de markt, in de Rgb het gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico wordt opgenomen als voorwaarde bij
het gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen in een situatie waarvoor een uitzondering
geldt. Daarmee wordt bewerkstelligd dat het resterende noodzakelijke gebruik waar
mogelijk alleen nog wordt ingevuld met stoffen en middelen met een lagere impact op
mens en milieu dan reguliere gewasbeschermingsmiddelen.
Afstemming met belanghebbende partijen
De concepttekst van deze regeling is tot stand gekomen na overleg met de volgende
partijen: CLM Onderzoek en Advies, Cumela Nederland, Ministerie van Defensie, ProRail,
Eco Consult – Groen, Milieu & Management BV, Stichting Milieukeur, Unie van Waterschappen
(UvW), Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE), Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG), Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Bond van Nederlandse
Bestekdeskundigen RABC-Bestekkkenis.nl (BNB). Vanwege de samenhang met de Green Deals
voor sport en recreatie, is de tekst ook afgestemd met de partijen die deze Green
Deals hebben ondertekend.
Artikelsgewijs
Artikel I onderdeel A
Onder groepsaccommodaties kunnen onder andere worden verstaan: kampeerboerderijen,
vakantiehuizen, kindervakantiehuizen, scoutinghuizen, natuurvriendenhuizen en logiesaccommodaties
behorende tot watersportcentra en maneges.
De definitie van stobbe is grotendeels overgenomen uit de Definitielijst Termen Wettelijke
gebruiksvoorschriften (versie 2.0, Ctgb juni 2015) van het College voor de toelating
van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).
Artikel I onderdeel B
Artikel 8.2 (Noodzakelijk voor veilige exploitatie)
Het eerste lid beschrijft een viertal soorten terreinen waar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
blijft toegestaan.
Ten eerste gaat het om locaties waar het gebruik van open vuur of draaiende motoren
niet is toegestaan (onderdeel a). Daarbij gaat het veelal om de aanwezigheid van brandbare
vloeistoffen waardoor het wegbranden van onkruid uit het oogpunt van (brand)veiligheid
niet is toegestaan ingevolge de wet- en regelgeving die ter plaatste geldt. De plaatsen
waar deze omstandigheden van toepassing zijn, moeten blijken uit bijvoorbeeld de eisen
die zijn vastgelegd voor de betreffende locatie of bedrijfsactiviteit in de omgevingsvergunning
of in algemene regels.
Het toepassen van chemievrije methoden is vaak arbeidsintensiever en het daarvoor
langer of vaker moeten verblijven in gevaarlijke situaties kan dan bezwaarlijk zijn.
Deze situatie doet zich voor op vliegvelden en binnen het veiligheidsdwarsprofiel
van het spoor, metro en tram (onderdelen b en c).
Mechanische onkruidbestrijding (borstelen) van vliegvelden heeft voor vliegvelden
bovendien het risico dat steentjes uit de verharding worden losgemaakt die door straalmotoren
kunnen worden aangezogen. Het buiten gebruik stellen van deze objecten om de onderhoudswerkzaamheden
uit te kunnen voeren, zou een onevenredige verstoring opleveren.
De veiligheidszones voor trein, metro en tram zijn vastgelegd in het daarvoor geldende
Voorschrift Veilig Werken (VVW). De Stichting Railalert beheert het VVW-Trein, VVW-Metro en VVW-Tram, waarin voor het veilig werken wordt uitgegaan van een omschreven
gevarenzone die voor de trein daarnaast ook bestaat uit omschreven nabijheidszones.
Behalve de overwegingen vanuit arbeidsveiligheid kan bij spoorconstructies het mechanisch
of thermisch verwijderen van onkruid problematisch zijn door de aanwezigheid van daarvoor
kwetsbare bekabeling voor veiligheidsvoorzieningen. Onkruidbestrijding op ballastbedden
(grof gebroken natuursteen) met alternatieve methoden als hete lucht of heet water,
is problematisch. Deze plaatsen kunnen niet worden bereden met de huidige machines.
Daarnaast is gebleken dat de toepassing van heet water hier weinig effectief is waarschijnlijk
omdat het hete water of stoom snel wegloopt of zijn warmte verliest in de grote holle
ruimten tussen de stenen.
Het branden of mechanisch verwijderen van onkruid vormt een te groot risico op terreinen
waar scherpe munitie of explosieven in de bodem aanwezig zijn, zoals op schietterreinen
(onderdeel d).
In het tweede lid is een uitzondering beschreven voor de situatie dat het mechanisch
verwijderen van stobben uit een weg- en waterbouwkundige constructie deze constructie
zodanig kan beschadigen dat bijvoorbeeld de waterveiligheid wordt bedreigd of de stabiliteit
van een spoor- of wegtalud in gevaar komt. Een alternatief als het uitfrezen van de
stobbe is niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld als een steenzetting (zoals basalt) aanwezig
is of als de stobbe zich in een steile helling bevindt. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
kan in deze situaties grotendeels worden voorkomen door tijdig onderhoud uit te voeren.
Hierdoor hebben de te verwijderen gewassen nog een zodanig beperkte omvang dat geen
noemenswaardige schade optreedt. Met inachtneming van dit beginsel van ‘good housekeeping’,
wordt in deze regeling de mogelijkheid geboden gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken
in het geval dat de te verwijderen gewassen zijn uitgegroeid tot een omvang waardoor
ontoelaatbare schade door uittrekken wordt verwacht.
Artikel 8.3 (Noodzakelijk voor de bescherming van mens, dier of milieu)
Artikel 8.3 beschrijft de uitzonderingen op het verbod om gewasbeschermingsmiddelen
op verharde oppervlakken te gebruiken in de gevallen dat dit noodzakelijk is voor
de bescherming van mens, dier of milieu. Het betreft de bestrijding met gewasbeschermingsmiddelen
van hardnekkige plagen van uitheemse plantsoorten. De regeling heeft dus geen betrekking
op het gebruik van biociden, bijvoorbeeld ter bestrijding van invasieve muggensoorten.
Geïntroduceerde uitheemse plantensoorten (invasieve exoten) kunnen tot uiteenlopende
problemen leiden. Dit zijn soorten die oorspronkelijk niet in de Nederlandse natuur
voorkomen. Ze verspreiden zich soms snel en concurreren om voedsel en ruimte. Deze
soorten zijn zonder gewasbeschermingsmiddelen niet of nauwelijks onder controle te
krijgen. De overlast van de soorten is afhankelijk van de standplaats en omvang van
de desbetreffende populatie.
Momenteel is er geen eenduidige lijst of definitie van invasieve exoten. De soorten,
waar vooralsnog het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen blijft toegestaan voor de
bestrijding daarvan, is opgesteld in overleg met verschillende terreinbeheerders en
bevat soorten waarvan over het algemeen erkend wordt dat ze in Nederland grote overlast
veroorzaken in verharde oppervlakken. Op basis van bevindingen in de praktijk en argumentatie
zal de lijst in de toekomst uitgebreid of beperkt worden.
In bijzondere omstandigheden kan op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden vrijstelling worden verleend van het verbod om een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel
binnen Nederland te brengen, op de markt te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken.
Deze vrijstelling kan worden verleend als een maatregel nodig blijkt voor een gecontroleerd
en beperkt gebruik ter beheersing van een gevaar dat op geen enkele andere redelijke
manier te beheersen is. Ondanks de gemaakte afweging om een vrijstelling te verlenen,
zou het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet zijn toegestaan als het probleem
zich buiten de landbouw voordoet en niet onder de uitzonderingen in deze regeling
valt. Om dit te voorkomen, is op grond van het tweede lid van artikel 8.3 een uitzondering
van toepassing als een dergelijke ontheffing wordt verleend.
Artikel 8.4 (Specifieke terreinen voor sport en recreatie)
Artikel 8.4 beschrijft een aantal specifieke terreinen voor recreatie en sport waarop
het gebruiksverbod niet van toepassing is. Op de omschreven sportvelden (eerste lid,
onderdeel a) blijft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vooralsnog toegestaan
omdat chemievrije methoden in combinatie met de eisen die worden gesteld aan de bespeelbaarheid
nog niet voldoende zijn ontwikkeld. Het moet dus gaan om sportvelden waarvan het oppervlak
moet voldoen aan kwaliteitseisen die worden gesteld vanwege wedstrijden, trainingen
of opleidingen. Daarom vallen sportvelden in woonwijken, locaties voor boerengolf,
hindernisbanen en de sportvoorzieningen als onderdeel van een grotere inrichting zoals
een hotel, buiten de definitie van sportterreinen in deze regeling. Veelal zal het
gaan om sportvelden waar in verenigingsverband gebruik van wordt gemaakt. Behalve
het bespeelbare veld wordt ook de strook daar omheen bedoeld die een onlosmakelijk
deel vormt van het speelveld, zoals de strook tussen kantlijn en publieke tribune.
Voor golfterreinen bestaat het sportveld uit de baanelementen greens, foregreen, apron,
tees, fairways, semi-rough, rough, natuurlijke elementen, paden en oefenfaciliteiten
en is begrensd volgens De Golfregels ofwel Rules of Golf, zoals aangenomen door R&A
Rules Limited en The United States Golf Association.
Het begrip recreatieterrein (onderdeel b) kan breed worden uitgelegd. In de Green
Deal Recreatie is opgenomen dat in 2016 nader wordt gespecificeerd voor welke typen
recreatieterreinen een uitzondering nodig is, omdat voor deze bedrijven het chemievrij
beheer vooralsnog een onevenredig grote inspanning zou vergen. Zo mogelijk zal een
beperking van de reikwijdte worden doorgevoerd in de Rgb. In de thans omschreven recreatieterreinen
blijft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vooralsnog toegestaan op bungalowterreinen,
campingterreinen, groepsaccomodaties en jachthavens.
Onder de uitgezonderde recreatieterreinen worden geen terreinen bedoeld die gelegenheid
bieden voor bijvoorbeeld wandelen en fietsen (zoals natuurgebieden), zwemmen (zoals
zwembaden en natuurbaden) en watersport (zoals rivieren, plassen en meren). Terreinen
die gelegenheid bieden voor sportactiviteiten, zoals golfbanen, vallen buiten de definitie
aangezien deze reeds zijn inbegrepen onder sportterreinen. Sportfaciliteiten als onderdeel
van bungalow- of campingterreinen, groepsaccomodaties of jachthavens zijn inbegrepen
in de uitgezonderde terreinen.
Artikel I onder C
Door het vervallen van artikel 27C in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden,
komt ook het daarmee samenhangende artikel 8.10a in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen
en biociden te vervallen.
Artikel I onder D
In bijlage XIII is als overtreding toegevoegd het gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen
waar dit niet is toegestaan. Deze overtreding vervangt de bestaande overtreding ‘Gewasbeschermingsmiddelen
niet minimaal gebruiken op of langs verhardingen of nabij oppervlaktewater of grondwater
of waar kans op afspoeling bestaat’. De genoemde bedragen zijn de bestuurlijke boeten
die bij overtreding kunnen worden opgelegd.
In verband met het vervallen van artikel 8.10a komen ook de daarmee samenhangende
overtredingen in bijlage XIII te vervallen.
Artikel II
Het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen treedt in werking voor de
aanvang van het groeiseizoen in 2016. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten.
Uitstel van het verbod tot juli 2016 zou betekenen dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
al gaande is. Het is wenselijk om vanaf de aanvang van het seizoen direct dit kader
in werking te laten treden.
De uitzonderingen zijn noodzakelijk voor een goed functioneren van het verbod. Daarom
treedt deze regeling ook buiten de vaste verandermomenten in werking.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma