Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 3 maart 2016, nr. IENM/BSK-2015/238900, tot wijziging van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter toevoeging van uitzonderingen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 27b, tweede lid, en 33a, eerste lid, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 worden in alfabetische rangschikking de volgende begrippen met bijbehorende begripsomschrijvingen toegevoegd:

groepsaccommodaties:

een accommodatie met ten minste twintig slaapplaatsen voor het verstrekken van logies aan personen in groepsverband;

onkruid:

een op een bepaalde bodem of ander oppervlak ongewenste plant, plantbegroeiing of houtachtig gewas;

richtlijn 2000/29/EG:

richtlijn nr. 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG 2000, L 169);

stobbe:

deel van een boom dat achterblijft in en boven de grond nadat de boom bovengronds is omgezaagd;

verordening (EU) 1143/2014:

Verordening (EU) Nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PbEU 2014, L 317);.

B

In paragraaf 2 van hoofdstuk 8 worden na artikel 8.1 de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 8.2. (Noodzakelijk voor veilige exploitatie)

  • 1. Het eerste lid van artikel 27b van het besluit is niet van toepassing op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor het bestrijden van onkruid of mos op de volgende terreinen:

    • a. locaties waar het gebruik van open vuur of draaiende motoren niet is toegestaan;

    • b. start-, landings- en taxibanen van vliegvelden;

    • c. spoor-, metro en trambanen, voor zover het betreft:

      • het ballastbed bestaande uit een laag steenslag waarin zich de railconstructie bevindt, of;

      • inspectie- of schouwpaden gelegen binnen de veiligheidszone;

    • d. locaties waar scherpe munitie of explosieven in de bodem aanwezig zijn of kunnen zijn.

  • 2. Het eerste lid van artikel 27b van het besluit is niet van toepassing op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor het behandelen van stobben in, op of langs weg- en waterbouwkundige constructies, indien door mechanisch verwijderen de stabiliteit van deze constructie in gevaar komt.

Artikel 8.3. (Noodzakelijk voor de bescherming van mens, dier of milieu)

  • 1. Het eerste lid van artikel 27b van het besluit is niet van toepassing op het op verharde oppervlakken gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter selectieve en pleksgewijze bestrijding van:

    • a. Duizendknoop: Japanse duizendknoop (Fallopia japonica), Sachalinse duizendknoop (Fallopia sachalinensis), Bastaard duizendknoop (Fallopia x bohemica), Afghaanse duizendknoop (Persicaria wallichii) en kruisingen;

    • b. Ambrosia (Ambrosia species).

  • 2. Het eerste lid van artikel 27b van het besluit is niet van toepassing op het gebruik waarvoor op grond van artikel 38 van de wet een vrijstelling is verleend.

Artikel 8.4. (Specifieke terreinen voor sport en recreatie)

Het eerste lid van artikel 27b van het besluit is niet van toepassing op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de volgende terreinen:

  • a. sportvelden voor het in georganiseerd verband beoefenen van sport in de open lucht, voor zover het het bespeelbare gedeelte van het terrein betreft inclusief een beperkte zone daar omheen die voor het beoefenen van de sport nodig is.

  • b. niet door de overheid beheerde recreatieterreinen, voor zover het betreft:

    • bungalowterreinen;

    • groepsaccommodaties;

    • campingterreinen;

    • jachthavens, niet zijnde de aanlegsteigers in of nabij het oppervlaktewater.

C

Artikel 8.10a. vervalt.

D

De tabel in deel B van bijlage XIII wordt als volgt gewijzigd:

1. Rij 36 komt te luiden:

36

78, 79, 80, 1e lid, 80a 1e lid wet en 27b Bgb

Gewasbeschermingsmiddelen gebruiken waar dit niet is toegestaan op grond van artikel 27b Bgb

nvt

1.000

nvt

2. Rij 43 en 44 vervallen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van het besluit van ..... tot wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met het niet toestaan van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw (Stb. .....) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

In de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer van 6 februari 2014 (Kamerstukken II 2013/2014, 27 858, nr. 227) is aangekondigd dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen en in overig groen buiten de landbouw zou worden verboden. In deze brief zijn ook uitzonderingen van dit verbod beschreven die in deze wijziging van de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb) nader zijn uitgewerkt.

Voor verhardingen zou volgens de brief van 6 februari 2014 een uitzondering op het verbod alleen gelden als veiligheidsvoorschriften aantoonbaar verplichten tot bestrijding, en chemische bestrijding de enige mogelijkheid is. Dat is het geval op sommige niet-openbaar toegankelijke industriële bedrijven (zoals BRZO-inrichtingen), delen van defensieterreinen en luchthavens. Deze uitzondering is overgenomen uit het marktcertificaat duurzaam terreinbeheer. Uit overleg met belanghebbende partijen is gebleken dat ook voor spoor, metro en tramwegen en weg- en waterbouwkundige constructies het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vanuit het oogpunt van veiligheid mogelijk moet blijven.

Wat betreft de overige terreinen buiten de landbouw is in de brief van 6 februari 2014 onderkend dat op die terreinen zich plagen voordoen, die alleen door inzet van chemische bestrijding voldoende kunnen worden beheerst. Het gaat dan om plagen zoals de eikenprocessierups, die schadelijk kan zijn voor de menselijke gezondheid, de Amerikaanse vogelkers die ernstige schade kan toebrengen aan het ecosysteem ter plaatse of de Japanse Duizendknoop die ernstige schade kan toebrengen aan constructies. Een uitzondering voor dergelijke lastige situaties is noodzakelijk.

Daarnaast zijn er terreinen met een specifieke functie, waar onkruid veel minder wordt getolereerd dan op andere terreinen. Het gaat dan om sportterreinen (inclusief golfbanen) en om siertuinen, zoals een rosarium. Voor recreatiebedrijven zoals campings kan niet-chemische bestrijding praktische problemen opleveren, omdat dit meer inspanning vergt en omdat het vaak gaat om grote terreinen die worden beheerd door familiebedrijven met relatief weinig personeel. Hoewel deze bedrijven zich de afgelopen jaren al hebben ingezet voor een duurzame gewasbescherming, is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nog onvermijdelijk.

In de brief van 6 februari 2014 is aangekondigd dat met de maatschappelijke organisaties die terreinen beheren waarvoor uitzonderingen op het verbod gelden, initiatieven worden ontwikkeld om binnen enkele jaren het aantal uitzonderingen tot een absoluut minimum te reduceren. Dat zal gebeuren door het sluiten van Green Deals en het oprichten van een Kennisplatform. Inmiddels zijn Green Deals ondertekend voor het terugdringen van het gebruik op sportvelden en recreatieterreinen. Het Kennisplatform krijgt vorm door de oprichting van een portal (onkruidvergaat.nl) waarmee zoveel mogelijk beschikbare kennis over het beheer zonder gewasbeschermingsmiddelen wordt ontsloten.

Zoals hiervoor beschreven, is het de bedoeling het aantal uitzonderingen te reduceren. Dit betekent dat de situaties waarin volgens deze regeling nog gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt, in beginsel een tijdelijk karakter hebben. Afhankelijk van de ontwikkelingen zullen door wijziging van de Rbg uitzonderingen komen te vervallen. Het is op voorhand niet mogelijk om specifiek aan te geven welke uitzonderingen wanneer kunnen komen te vervallen. Dit zal op basis van ontwikkelingen en in overleg met betrokkenen worden besloten.

Het verbod op het gebruik op onverharde oppervlakken treedt volgens het besluit later in werking (1 november 2017) dan voor verharde oppervlakken. Op dit moment zullen uitzonderingen die betrekking hebben op onverharde oppervlakten worden toegevoegd aan de regeling.

Minimaliseren gebruik en bescherming oppervlaktewater

Het is van belang dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de beschreven uitzonderingssituaties tot een minimum wordt beperkt. Het Nederlandse gewasbeschermingsbeleid hanteert een voorkeursvolgorde voor de maatregelen die kunnen worden ingezet om ziekten, plagen en onkruiden te beheersen. Die volgorde past in de algemene beginselen voor geïntegreerde gewasbescherming. Een beheerder treft eerst preventieve maatregelen (voorzorgsmaatregelen). Indien die maatregelen onvoldoende zijn, kan hij vervolgens gebruik maken van methoden en technieken waarbij geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast. Indien tenslotte ook deze maatregelen ontoereikend blijken, mogen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast.

Voor gewasbeschermingsmiddelen op basis van de werkzame stof glyfosaat is voor het gebruik op verharde oppervlakken in de wettelijke gebruiksvoorschriften de verplichting opgenomen om te werken volgens de Richtlijnen DOB (Duurzaam OnkruidBeheer op verhardingen, wageningenur.nl). Volgens DOB 2.0 Shortlist 1 (voor beheerders) en 2 (voor uitvoerders) is in grondwaterbeschermingsgebieden het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen op verhardingen niet toegestaan en mag geen onkruidbestrijdingsmiddel worden gespoten op aangegeven afstanden ten opzichte van oppervlaktewater en innamepunten voor drinkwater.

Volgens het besluit gelden administratieve voorschriften voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Het gaat bijvoorbeeld over de verplichting om te beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid (artikel 17 van het besluit) en het bijhouden van een gewasbeschermingsmonitor (artikel 26 van het besluit). In de gewasbeschermingsmonitor houden professionele gebruikers bij voor welke doeleinden zij welke middelen en hoeveelheden hebben gebruikt en wat het resultaat daarvan was. Hiermee ontstaat een leereffect en wordt geïntegreerde gewasbescherming bevorderd.

Daarnaast blijven voor de genoemde uitzonderingen de voorschriften die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit lozen buiten inrichtingen van toepassing. Volgens beide besluiten mogen gewasbeschermingsmiddelen uitsluitend op half-open en gesloten verhardingen worden gebruikt als de kans op neerslag voor een periode van vierentwintig uur niet groter is dan 40%. De gewasbeschermingsmiddelen moeten pleksgewijs, door middel van selectieve toepassingstechnieken worden toegepast. Het gebruik in of nabij straatkolken of putten is niet toegestaan.

Selectieve toepassingstechnieken reduceren het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, zoals aanstrijken, injecteren en driftbeperkende en plaatsspecifieke spuittechnieken. Door de directe toepassing van gewasbeschermingsmiddelen op onkruiden, in plaats van het bespuiten van hele terreinen, wordt de milieubelasting gereduceerd. De werkwijze voor houtachtige gewassen is dat het houtachtige gewas wordt afgezaagd en de stobbe wordt ingesmeerd met een gewasbeschermingsmiddel als het noodzakelijk is om te voorkomen dat de stobbe weer uitloopt. Een methode die bijvoorbeeld bij de Amerikaanse vogelkers wordt gebruikt, is het ringen (weghalen van een strook bast rondom de stam) en de ring insmeren met een gewasbeschermingsmiddel.

De beheerders passen de gewasbeschermingsmiddelen zoals toegestaan voor de uitzonderingen uitsluitend toe op de gedeelten van het terrein waarop de uitzonderingscriteria van toepassing zijn.

Gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico

Momenteel zijn nog geen gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico met die kwalificatie op de markt. De verwachting is dat dit over enkele jaren wel het geval is. Het is de bedoeling dat, afhankelijk van de ontwikkelingen in de markt, in de Rgb het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico wordt opgenomen als voorwaarde bij het gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen in een situatie waarvoor een uitzondering geldt. Daarmee wordt bewerkstelligd dat het resterende noodzakelijke gebruik waar mogelijk alleen nog wordt ingevuld met stoffen en middelen met een lagere impact op mens en milieu dan reguliere gewasbeschermingsmiddelen.

Afstemming met belanghebbende partijen

De concepttekst van deze regeling is tot stand gekomen na overleg met de volgende partijen: CLM Onderzoek en Advies, Cumela Nederland, Ministerie van Defensie, ProRail, Eco Consult – Groen, Milieu & Management BV, Stichting Milieukeur, Unie van Waterschappen (UvW), Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE), Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Bond van Nederlandse Bestekdeskundigen RABC-Bestekkkenis.nl (BNB). Vanwege de samenhang met de Green Deals voor sport en recreatie, is de tekst ook afgestemd met de partijen die deze Green Deals hebben ondertekend.

Artikelsgewijs

Artikel I onderdeel A

Onder groepsaccommodaties kunnen onder andere worden verstaan: kampeerboerderijen, vakantiehuizen, kindervakantiehuizen, scoutinghuizen, natuurvriendenhuizen en logiesaccommodaties behorende tot watersportcentra en maneges.

De definitie van stobbe is grotendeels overgenomen uit de Definitielijst Termen Wettelijke gebruiksvoorschriften (versie 2.0, Ctgb juni 2015) van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Artikel I onderdeel B

Artikel 8.2 (Noodzakelijk voor veilige exploitatie)

Het eerste lid beschrijft een viertal soorten terreinen waar het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen blijft toegestaan.

Ten eerste gaat het om locaties waar het gebruik van open vuur of draaiende motoren niet is toegestaan (onderdeel a). Daarbij gaat het veelal om de aanwezigheid van brandbare vloeistoffen waardoor het wegbranden van onkruid uit het oogpunt van (brand)veiligheid niet is toegestaan ingevolge de wet- en regelgeving die ter plaatste geldt. De plaatsen waar deze omstandigheden van toepassing zijn, moeten blijken uit bijvoorbeeld de eisen die zijn vastgelegd voor de betreffende locatie of bedrijfsactiviteit in de omgevingsvergunning of in algemene regels.

Het toepassen van chemievrije methoden is vaak arbeidsintensiever en het daarvoor langer of vaker moeten verblijven in gevaarlijke situaties kan dan bezwaarlijk zijn. Deze situatie doet zich voor op vliegvelden en binnen het veiligheidsdwarsprofiel van het spoor, metro en tram (onderdelen b en c).

Mechanische onkruidbestrijding (borstelen) van vliegvelden heeft voor vliegvelden bovendien het risico dat steentjes uit de verharding worden losgemaakt die door straalmotoren kunnen worden aangezogen. Het buiten gebruik stellen van deze objecten om de onderhoudswerkzaamheden uit te kunnen voeren, zou een onevenredige verstoring opleveren.

De veiligheidszones voor trein, metro en tram zijn vastgelegd in het daarvoor geldende Voorschrift Veilig Werken (VVW). De Stichting Railalert beheert het VVW-Trein, VVW-Metro en VVW-Tram, waarin voor het veilig werken wordt uitgegaan van een omschreven gevarenzone die voor de trein daarnaast ook bestaat uit omschreven nabijheidszones. Behalve de overwegingen vanuit arbeidsveiligheid kan bij spoorconstructies het mechanisch of thermisch verwijderen van onkruid problematisch zijn door de aanwezigheid van daarvoor kwetsbare bekabeling voor veiligheidsvoorzieningen. Onkruidbestrijding op ballastbedden (grof gebroken natuursteen) met alternatieve methoden als hete lucht of heet water, is problematisch. Deze plaatsen kunnen niet worden bereden met de huidige machines. Daarnaast is gebleken dat de toepassing van heet water hier weinig effectief is waarschijnlijk omdat het hete water of stoom snel wegloopt of zijn warmte verliest in de grote holle ruimten tussen de stenen.

Het branden of mechanisch verwijderen van onkruid vormt een te groot risico op terreinen waar scherpe munitie of explosieven in de bodem aanwezig zijn, zoals op schietterreinen (onderdeel d).

In het tweede lid is een uitzondering beschreven voor de situatie dat het mechanisch verwijderen van stobben uit een weg- en waterbouwkundige constructie deze constructie zodanig kan beschadigen dat bijvoorbeeld de waterveiligheid wordt bedreigd of de stabiliteit van een spoor- of wegtalud in gevaar komt. Een alternatief als het uitfrezen van de stobbe is niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld als een steenzetting (zoals basalt) aanwezig is of als de stobbe zich in een steile helling bevindt. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kan in deze situaties grotendeels worden voorkomen door tijdig onderhoud uit te voeren. Hierdoor hebben de te verwijderen gewassen nog een zodanig beperkte omvang dat geen noemenswaardige schade optreedt. Met inachtneming van dit beginsel van ‘good housekeeping’, wordt in deze regeling de mogelijkheid geboden gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken in het geval dat de te verwijderen gewassen zijn uitgegroeid tot een omvang waardoor ontoelaatbare schade door uittrekken wordt verwacht.

Artikel 8.3 (Noodzakelijk voor de bescherming van mens, dier of milieu)

Artikel 8.3 beschrijft de uitzonderingen op het verbod om gewasbeschermingsmiddelen op verharde oppervlakken te gebruiken in de gevallen dat dit noodzakelijk is voor de bescherming van mens, dier of milieu. Het betreft de bestrijding met gewasbeschermingsmiddelen van hardnekkige plagen van uitheemse plantsoorten. De regeling heeft dus geen betrekking op het gebruik van biociden, bijvoorbeeld ter bestrijding van invasieve muggensoorten. Geïntroduceerde uitheemse plantensoorten (invasieve exoten) kunnen tot uiteenlopende problemen leiden. Dit zijn soorten die oorspronkelijk niet in de Nederlandse natuur voorkomen. Ze verspreiden zich soms snel en concurreren om voedsel en ruimte. Deze soorten zijn zonder gewasbeschermingsmiddelen niet of nauwelijks onder controle te krijgen. De overlast van de soorten is afhankelijk van de standplaats en omvang van de desbetreffende populatie.

Momenteel is er geen eenduidige lijst of definitie van invasieve exoten. De soorten, waar vooralsnog het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen blijft toegestaan voor de bestrijding daarvan, is opgesteld in overleg met verschillende terreinbeheerders en bevat soorten waarvan over het algemeen erkend wordt dat ze in Nederland grote overlast veroorzaken in verharde oppervlakken. Op basis van bevindingen in de praktijk en argumentatie zal de lijst in de toekomst uitgebreid of beperkt worden.

In bijzondere omstandigheden kan op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vrijstelling worden verleend van het verbod om een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel binnen Nederland te brengen, op de markt te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken. Deze vrijstelling kan worden verleend als een maatregel nodig blijkt voor een gecontroleerd en beperkt gebruik ter beheersing van een gevaar dat op geen enkele andere redelijke manier te beheersen is. Ondanks de gemaakte afweging om een vrijstelling te verlenen, zou het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet zijn toegestaan als het probleem zich buiten de landbouw voordoet en niet onder de uitzonderingen in deze regeling valt. Om dit te voorkomen, is op grond van het tweede lid van artikel 8.3 een uitzondering van toepassing als een dergelijke ontheffing wordt verleend.

Artikel 8.4 (Specifieke terreinen voor sport en recreatie)

Artikel 8.4 beschrijft een aantal specifieke terreinen voor recreatie en sport waarop het gebruiksverbod niet van toepassing is. Op de omschreven sportvelden (eerste lid, onderdeel a) blijft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vooralsnog toegestaan omdat chemievrije methoden in combinatie met de eisen die worden gesteld aan de bespeelbaarheid nog niet voldoende zijn ontwikkeld. Het moet dus gaan om sportvelden waarvan het oppervlak moet voldoen aan kwaliteitseisen die worden gesteld vanwege wedstrijden, trainingen of opleidingen. Daarom vallen sportvelden in woonwijken, locaties voor boerengolf, hindernisbanen en de sportvoorzieningen als onderdeel van een grotere inrichting zoals een hotel, buiten de definitie van sportterreinen in deze regeling. Veelal zal het gaan om sportvelden waar in verenigingsverband gebruik van wordt gemaakt. Behalve het bespeelbare veld wordt ook de strook daar omheen bedoeld die een onlosmakelijk deel vormt van het speelveld, zoals de strook tussen kantlijn en publieke tribune.

Voor golfterreinen bestaat het sportveld uit de baanelementen greens, foregreen, apron, tees, fairways, semi-rough, rough, natuurlijke elementen, paden en oefenfaciliteiten en is begrensd volgens De Golfregels ofwel Rules of Golf, zoals aangenomen door R&A Rules Limited en The United States Golf Association.

Het begrip recreatieterrein (onderdeel b) kan breed worden uitgelegd. In de Green Deal Recreatie is opgenomen dat in 2016 nader wordt gespecificeerd voor welke typen recreatieterreinen een uitzondering nodig is, omdat voor deze bedrijven het chemievrij beheer vooralsnog een onevenredig grote inspanning zou vergen. Zo mogelijk zal een beperking van de reikwijdte worden doorgevoerd in de Rgb. In de thans omschreven recreatieterreinen blijft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vooralsnog toegestaan op bungalowterreinen, campingterreinen, groepsaccomodaties en jachthavens.

Onder de uitgezonderde recreatieterreinen worden geen terreinen bedoeld die gelegenheid bieden voor bijvoorbeeld wandelen en fietsen (zoals natuurgebieden), zwemmen (zoals zwembaden en natuurbaden) en watersport (zoals rivieren, plassen en meren). Terreinen die gelegenheid bieden voor sportactiviteiten, zoals golfbanen, vallen buiten de definitie aangezien deze reeds zijn inbegrepen onder sportterreinen. Sportfaciliteiten als onderdeel van bungalow- of campingterreinen, groepsaccomodaties of jachthavens zijn inbegrepen in de uitgezonderde terreinen.

Artikel I onder C

Door het vervallen van artikel 27C in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden, komt ook het daarmee samenhangende artikel 8.10a in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden te vervallen.

Artikel I onder D

In bijlage XIII is als overtreding toegevoegd het gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen waar dit niet is toegestaan. Deze overtreding vervangt de bestaande overtreding ‘Gewasbeschermingsmiddelen niet minimaal gebruiken op of langs verhardingen of nabij oppervlaktewater of grondwater of waar kans op afspoeling bestaat’. De genoemde bedragen zijn de bestuurlijke boeten die bij overtreding kunnen worden opgelegd.

In verband met het vervallen van artikel 8.10a komen ook de daarmee samenhangende overtredingen in bijlage XIII te vervallen.

Artikel II

Het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen treedt in werking voor de aanvang van het groeiseizoen in 2016. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Uitstel van het verbod tot juli 2016 zou betekenen dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen al gaande is. Het is wenselijk om vanaf de aanvang van het seizoen direct dit kader in werking te laten treden.

De uitzonderingen zijn noodzakelijk voor een goed functioneren van het verbod. Daarom treedt deze regeling ook buiten de vaste verandermomenten in werking.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven