Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 26 maart 2015, houdende regels voor het verstrekken en dragen van dienstkleding van ambtenaren van de Dienst Justitiële Inrichtingen (Regeling dienstkleding Dienst Justitiële Inrichtingen)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 65 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder dienstkleding: de ingevolge deze regeling door de Dienst Justitiële Inrichtingen aan de ambtenaar verstrekte, gedurende de voor deze geldende werktijden te dragen kleding en schoeisel.

Artikel 2

  • 1. Het bevoegd gezag draagt zorg voor de verstrekking van:

    • a. uniforme dienstkleding aan:

      • ambtenaren, die in een rijksinrichting of dienst beveiligingswerkzaamheden verrichten ten behoeve van personen en gebouwen;

      • ambtenaren, die in een penitentiaire inrichting zorg dragen voor beveiliging, observatie en voorbereiding op resocialisatie van volwassen gedetineerden;

      • ambtenaren, die in een penitentiaire inrichting uitvoering geven aan de begeleiding en beveiliging van volwassen gedetineerden met psychosociale of somatische problematiek in een beveiligde omgeving;

      • de operationeel manager van de ambtenaren, bedoeld onder 1° en 2°.

    • b. sportkleding en sportschoenen aan executieve ambtenaren, die door de Dienst Justitiële Inrichtingen zijn verplicht om aan de wekelijkse dienstsport en de jaarlijkse afname van de fitheidstoets en weerbaarheidstoets deel te nemen.

    • c. sportkleding en sportschoenen voor lichamelijke opvoeding aan ambtenaren die in een rijksinrichting of dienst kennis, vaardigheden en houdingsaspecten overdragen door middel van lichamelijke opvoeding.

  • 2. Naast de in het eerste lid bedoelde ambtenaren kan door het bevoegd gezag aan andere ambtenaren toestemming worden verleend tot het dragen van dienstkleding indien:

    • a. de ambtenaar regelmatig direct contact heeft met ingeslotenen of externen;

    • b. de dienstkleding als identificatiemiddel dient waaraan ingeslotenen of externen een ambtenaar kunnen herkennen;

    • c. dit in het belang is van de bescherming van de ambtenaar tegen een bepaald risico.

  • 3. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2° en 3°, zijn niet van toepassing op ambtenaren die werkzaamheden verrichten in het Pieter Baan Centrum.

Artikel 3

  • 1. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de aan de functie van de ambtenaar gebonden dienstkleding kosteloos ter beschikking wordt gesteld overeenkomstig de voor die functie in de bijlage aangegeven kledingstukken.

  • 2. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het aan de functie van de ambtenaar voorgeschreven onderscheidingsteken ter beschikking wordt gesteld.

  • 3. Aan de ambtenaar worden de volgende in het eerste lid bedoelde verstrekkingen gedaan:

    • a. een eenmalige initiële verstrekking van een startpakket dienstkleding;

    • b. een jaarlijkse operationele verstrekking;

    • c. verstrekking uit operationele voorraad;

    • d. calamiteitenverstrekking indien de dienstkleding bij de uitoefening van de functie ongeschikt is geworden.

  • 4. Toepassing van het derde lid laat het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet 1998 onverlet.

  • 5. De overeenkomstig dit artikel beschikbaar gestelde dienstkleding wordt in bruikleen gegeven aan de ambtenaar en blijft te allen tijde in eigendom van de Dienst Justitiële Inrichtingen.

  • 6. De ambtenaar is verantwoordelijk voor de aan deze verstrekte dienstkleding en voor de reiniging daarvan.

Artikel 4

De ambtenaar draagt de dienstkleding:

  • a. gedurende de dienstuitoefening;

  • b. indien het bevoegd gezag dit de ambtenaar opdraagt of hiervoor toestemming verleent. Op verzoek van het bevoegd gezag draagt de ambtenaar bij officiële of plechtige gelegenheden een ceremonieel tenue volgens de daarvoor geldende richtlijnen.

Artikel 5

  • 1. Het bevoegd gezag kan de ambtenaar toestemming verlenen af te wijken van het bepaalde in artikel 4 indien:

    • a. de ambtenaar gedurende een bepaalde periode werkzaamheden verricht uit hoofde van een andere functie;

    • b. sprake is van zwangerschap;

    • c. om medische redenen het dragen van de dienstkleding niet mogelijk is. Daartoe overlegt de ambtenaar een schriftelijke medische verklaring van een arts.

  • 2. Toepassing van het eerste lid laat het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet 1998 onverlet.

Artikel 6

  • 1. De ambtenaar is verantwoordelijk voor het op de juiste wijze dragen van de dienstkleding, waarbij niet is toegestaan:

    • a. artikelen van het dienstkledingpakket te combineren met eigen kleding;

    • b. artikelen van het dienstkledingpakket te dragen buiten werktijd behalve tijdens het reizen naar en van het werk via de meest gebruikelijke route;

    • c. artikelen van het dienstkledingpakket te gebruiken voor persoonlijke doeleinden;

    • d. het uiterlijk of de snit van de dienstkleding te wijzigen of de op de dienstkleding aangebrachte emblemen of logo’s te verwijderen, onbruikbaar of onleesbaar te maken of daar iets aan toe te voegen. De kosten voor het in oorspronkelijke staat herstellen van de dienstkleding, betaalt de ambtenaar aan Dienst Justitiële Inrichtingen;

    • e. de dienstkleding te ontvreemden of aan niet-dienstkleding dragende ambtenaren van Dienst Justitiële Inrichtingen in gebruik te geven;

    • f. kleding uit een andere dan de eigen functiegroep te dragen;

    • g. werkzaamheden te verrichten in een combinatie van dienstkledingartikelen die niet voldoen aan de voorgeschreven combinatie voor de taak;

    • h. de dienst aan te vangen met artikelen van het dienstkledingpakket die kapot of versleten zijn of waarvan het logo niet meer herkenbaar is.

  • 2. Het is de ambtenaar ten tijde van het dragen van de dienstkleding zonder specifieke toestemming van het bevoegd gezag niet toegestaan:

    • a. in het openbaar alcoholische dranken te nuttigen;

    • b. deel te nemen aan demonstraties, protestmarsen en politieke bijeenkomsten of soortgelijke publieke bijeenkomsten.

Artikel 7

  • 1. Het is de ambtenaar die dienstkleding draagt niet toegestaan daarbij kledingstukken en sieraden te dragen die mogelijk uitdrukking geven aan een religieuze overtuiging.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar, zijnde de directeur als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d, van de Penitentiaire beginselenwet, het hoofd van een rijksinrichting als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder g, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de directeur van een rijksinrichting als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder i, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.

Artikel 8

De ambtenaar is verplicht de aan deze verstrekte dienstkleding te doen inleveren indien:

  • a. nieuwe dienstkleding wordt geïntroduceerd;

  • b. de dienstkleding versleten is, behoudens voor zover dit betreft, schoeisel, sokken en T-shirts;

  • c. sprake is van beëindiging van het dienstverband;

  • d. deze niet langer verplicht is de dienstkleding te dragen bij benoeming in een andere functie.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2015 en vervalt met ingang van 1 april 2016.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling dienstkleding Dienst Justitiële Inrichtingen.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, VAN DE REGELING DIENSTKLEDING DIENST JUSTITIËLE INRICHTINGEN

1. Uniform dienstkledingpakket

  • a. Het standaardpakket bestaat uit:

    • broek of pantalon

    • koppel of riem

    • (polo)shirt

    • sokken

    • werkschoenen

  • b. Daarnaast kunnen de volgende aanvullingen worden verstrekt:

    • bermuda

    • binnenjas

    • bodywarmer

    • clipdas of clipsjaal

    • col

    • colbert

    • handschoenen

    • hoofddeksel

    • jack

    • medische jas

    • parka

    • pet (Dienst Justitiële Inrichtingen)

    • regenbroek

    • sweater

    • thermo onderbroek

    • thermoshirt

    • trui

    • vest

    • wintermuts

    • wintersjaal

2. Sportkleding en sportschoenen

  • a. Het standaardpakket voor executieve medewerkers bestaat uit:

    • sportbroek

    • sportschoenen

    • sportregenjas

    • sportshirt

    • sportsokken

    • trainingsbroek

    • trainingsjas

  • b. Daarnaast kunnen aan medewerkers van de specialistische eenheden van de Dienst Vervoer & Ondersteuning de volgende aanvullingen worden verstrekt:

    • runningbroek

    • runningjas

    • thermo ondergoed

  • c. Het standaardpakket voor sport- en spelbegeleiders bestaat uit:

    • badslippers

    • coachjas

    • sportregenbroek

    • sportregenjas

    • sportbh

    • sportbroek

    • sportschoenen

    • sportshirt

    • sportsokken

    • sporttas

    • trainingsbroek

    • trainingsjas

3. Sportkleding en sportschoenen voor lichamelijke opvoeding

Het standaardpakket voor instructeurs lichamelijke opvoeding bestaat uit:

  • badslippers

  • coachjas

  • fleecemuts

  • handschoenen

  • polo

  • polosweater

  • shirt

  • sportbh

  • sportbroek

  • sportregenbroek

  • sportregenjas

  • sportschoenen

  • sportsokken

  • sporttas

  • trainingsbroek

  • trainingsjas

TOELICHTING

Artikel 65 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement voorziet in een uitdrukkelijke wettelijke basis om het dragen van dienstkleding door een ambtenaar verplicht te stellen. De onderhavige regeling voor dienstkleding Dienst Justitiële Inrichtingen stelt ambtenaren die binnen de inrichtingen die rechtstreeks onder de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) ressorteren een bepaalde functie bekleden, en in dat kader specifieke werkzaamheden verrichten, verplicht dienstkleding te dragen gedurende de dienstuitoefening. Het doel hiervan betreft de bescherming van de ambtenaren tegen bepaalde risico’s, de herkenbaarheid van de ambtenaren en hun rol en de eenheid in uitstraling van de ambtenaren.

Binnen DJI wordt gewerkt met het ‘Handboek dienst- en bedrijfs kleding DJI’. In de praktijk zal gewerkt worden volgens de in dit handboek beschreven voorschriften, procedures en beleidskaders ten aanzien van het verstrekken en dragen van de dienstkleding. Dit handboek sluit aan op hetgeen in deze regeling is neergelegd.

Deze regeling laat uiteraard het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet 1998 onverlet. Het bevoegd gezag is op grond van die wet reeds verplicht persoonlijke beschermingsmiddelen en beschermende kleding te verstrekken.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel bevat de begripsbepalingen van deze regeling.

Artikel 2

In dit artikel wordt beschreven aan welke ambtenaren het bevoegd gezag de dienstkleding verstrekt. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de aan de verschillende functies en werkzaamheden gebonden dienstkledingpakketten, te weten uniforme dienstkleding, sportkleding en sportkleding voor lichamelijke opvoeding.

Artikel 3

De dienstkleding wordt kosteloos aan de ambtenaar ter beschikking gesteld. In de bijlage bij deze regeling staan de kledingstukken opgesomd die per dienstkledingpakket worden verstrekt.

Daarnaast wordt in dit artikel beschreven op welke vier momenten de dienstkleding aan de ambtenaar kan worden verstrekt. Volgens het bepaalde in het derde lid van dit artikel zijn er vier momenten waarop de dienstkleding aan de ambtenaar kan worden verstrekt. Tijdens de eenmalig initiële verstrekking ontvangt iedere ambtenaar, bedoeld in artikel 2, een nieuw dienstkledingpakket. Daarnaast vindt ieder jaar een operationele verstrekking plaats, waarbij ambtenaren artikelen uit het uniforme dienstkledingpakket en sportkledingpakket ontvangen. Bij verstrekking uit operationele voorraad kan het bevoegd gezag enerzijds aan één medewerker extra exemplaren van artikelen uit het door de ambtenaar gedragen dienstkledingpakket verstrekken. Anderzijds kan het bevoegd gezag aan een aantal ambtenaren exemplaren van artikelen verstrekken uit een ander dan bij de functie behorend dienstkledingpakket. Tot slot kan de ambtenaar via de calamiteitenverstrekking dienstkleding behorend bij zijn functie verstrekt krijgen.

De dienstkleding wordt in bruikleen aan de ambtenaar gegeven. De dienstkleding blijft in eigendom van de DJI. Zie in dit verband ook hetgeen in artikel 8 van de regeling is neergelegd.

Artikel 4

In dit artikel is opgenomen in welke gevallen de ambtenaar de voorgeschreven dienstkleding draagt. Eén daarvan betreft het verplicht dragen van dienstkleding bij officiële of plechtige gelegenheden indien het bevoegd gezag dit opdraagt. Op verzoek van het bevoegd gezag kan dit een ceremonieel tenue betreffen.

Artikel 5

Het dragen van dienstkleding is niet vereist in geval de ambtenaar gedurende een bepaalde periode een andere functie bekleedt, sprake is van zwangerschap of het dragen van dienstkleding om medische redenen niet mogelijk is. In deze gevallen verleent het bevoegd gezag, al dan niet op verzoek van de ambtenaar, toestemming af te wijken van het dragen van de dienstkleding. In geval op grond van medische redenen het dragen van dienstkleding niet mogelijk is, kan het bevoegd gezag enkel toestemming verlenen indien de ambtenaar een schriftelijke medische verklaring inclusief diagnose van een (bedrijfs)arts overlegt. In overleg met het bevoegd gezag kan worden gekeken of er alternatieven voorhanden zijn of geleverd kunnen worden.

Artikel 6

In dit artikel staat beschreven op welke wijze de dienstkleding wordt gebruikt en welke voorschriften aan het dragen van de dienstkleding zijn verbonden. De leidinggevende ziet erop toe dat de ambtenaar op de juiste wijze met de dienstkleding omgaat en dat deze zich houdt aan de kledingvoorschriften. In het tweede lid staat beschreven welke handelingen verboden zijn te verrichten ten tijde van het dragen van de dienstkleding. Uit artikel 6, eerste lid, onder a en onder d volgt dat het de ambtenaar niet is toegestaan om veranderingen aan de dienstkleding aan te brengen. Op het uniform mag hij alleen voorgeschreven of toegestane onderscheidingstekenen dragen.

Artikel 7

In aanvulling op artikel 6 bevat artikel 7 een expliciete bepaling waarin is opgenomen dat het dragen van kledingstukken en/of sieraden die mogelijk uitdrukking geven aan een religieuze overtuiging niet is toegestaan. De nota 'Grondrechten in een pluriforme samenleving’1 bevat het regeringsstandpunt omtrent de beperking van grondrechten voor ambtenaren. In deze nota wordt opgemerkt dat het dragen van kledingstukken en/of sieraden die mogelijk uitdrukking geven aan een religieuze overtuiging in beginsel aan het goed ambtenaarschap niet in de weg staat, maar dat er omstandigheden zijn waaronder dit toch het geval kan zijn. In het bijzonder wordt erop gewezen dat er ambtenarenfuncties zijn waarvoor een onpersoonlijke of geüniformeerde gezagsuitoefening ervan in het bijzonder van belang is. Dit doet zich bij uitstek voor in het geval van de rechterlijke macht en functies waardoor de overheid zich in de samenleving manifesteert met behulp van de sterke arm, zoals het openbaar ministerie en de politie. Ten aanzien van de rechterlijke macht geldt ook de onpartijdigheid die is verankerd in artikel 6 van het EVRM, dat het recht op een eerlijk proces garandeert en dat zo wordt uitgelegd dat zelfs de schijn van partijdigheid dient te worden vermeden. Aldus kunnen er in verband met de aard van de functie redenen zijn met betrekking tot veiligheid, functionaliteit of onpersoonlijke gezagsuitoefening die kunnen leiden tot de dringende noodzaak voor het stellen van kledingvoorschriften.

Het dragen van kledingstukken en/of sieraden die uiting geven aan een bepaalde religie of levensbeschouwing is een manifestatie van godsdienst die door de Grondwet wordt beschermd. Een regeling die het dragen van dergelijke kledingstukken verbiedt moet voldoen aan de grondrechtelijke beperking-systematiek. Dat betekent dat de beperking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, een legitiem doel moet dienen, en met het oog daarop noodzakelijk en proportioneel moet zijn. In algemene zin staat het dragen van bijvoorbeeld een tulband, keppel of hoofddoek niet in de weg aan goed ambtenaarschap. Het functioneren van de openbare dienst brengt echter specifieke eisen met zich mee op het gebied van openheid en toegankelijkheid. Ik acht het belang van een onpersoonlijke of geüniformeerde gezagsuitoefening in het bijzonder aanwezig bij de ambtenaren die bij DJI voorzien zijn van dienstkleding. Het gaat daarbij om ambtenaren die in contact staan met ingeslotenen, ambtenaren die beveiligingswerkzaamheden verrichten of waarbij het van belang is dat externen deze ambtenaar als zodanig (moeten) kunnen herkennen. De dringende noodzaak tot het stellen van kledingvoorschriften is erin gelegen dat deze ambtenaren zich met de sterke arm manifesteren. Zij kunnen in de praktijk geweld of vrijheidsbeperkende middelen toepassen in een situatie waarin bovendien sprake is van gedwongen vrijheidsbeneming. Ingeslotenen zijn in deze situaties in grote mate afhankelijk van de overheid onder wier gezag zij zijn geplaatst. Toepassing kan geschieden binnen de muren van een inrichting, maar ook in de publieke ruimte tijdens bijvoorbeeld verlof- of vervoerssituaties. De betreffende ambtenaren kunnen voorts betrokken zijn bij rapportages die de directeur van een inrichting aanleiding kunnen geven tot het opleggen van disciplinaire straffen aan ingeslotenen.

Hoewel de nieuwe uniforme dienstkleding van DJI slechts ondersteunend is aan het vakmanschap dat de drager in houding en gezag laat zien, moet de kleding uitstralen dat de drager geloofwaardig is ten opzichte van de ander in zowel gezags- als vertrouwensrelatie. Het komt vaak voor dat de ambtenaren werkzaam bij DJI zij aan zij met de politie werkzaamheden verrichten, bijvoorbeeld bij de ambtenaren van de Dienst Vervoer & Ondersteuning van DJI. In al deze gevallen acht ik een onpersoonlijke of geüniformeerde gezagsuitoefening van bijzonder belang.

Het tweede lid van artikel 7 ziet op de positie van de directeur van de inrichting. Tijdens de consultatie van het concept kwam naar voren dat deze terecht geen drager van dienstkleding is, maar wel het bevoegd gezag waar het gaat om het toepassen van de sterke arm in situaties van gedwongen vrijheidsbeneming, zoals bijvoorbeeld het toepassen van geweld, het opleggen van disciplinaire straffen en het nemen van ordemaatregelen. In die context is derhalve een onpersoonlijke gezagsuitoefening evenzeer van belang. Daarom is het verbod om kledingstukken en sieraden te dragen die mogelijk uitdrukking geven aan een religieuze overtuiging eveneens van toepassing op de directeuren van de onder mij ressorterende rijksinrichtingen. Door de aansluiting bij de definitiebepalingen terzake de directeur danwel het hoofd van de inrichting in de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen geldt het verbod eveneens voor de plaatsvervanger(s) van de directeur of het hoofd van de rijksinrichting.

Artikel 8

In welke gevallen de (gedragen) dienstkleding moet worden ingeleverd, staan in dit artikel gemeld. Onderdeel a dient er onder meer toe dat bij inwerkingtreding van deze regeling de voormalige dienstkleding wordt ingeleverd op het moment dat de nieuwe dienstkleding wordt verstrekt. Aangezien de dienstkleding is voorzien van een rijkslogo, mag deze kleding niet in de reguliere afvalstroom terecht komen. Om die reden voorziet onderdeel b in het inleveren van versleten en gedragen dienstkleding.

Artikel 9

In het Georganiseerd Overleg DJI van 17 december 2014 is overeengekomen dat deze regeling een werkingsduur van één jaar heeft, en voor het einde van die termijn – met het oog op inwerkingtreding van de regeling voor onbepaalde duur – zal worden geëvalueerd.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 614, nr. 2.

Naar boven