Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 maart 2015, nr. WJZ/731780, houdende wijziging van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren in verband met het mogelijk maken van ondermandaat door de inspecteur-generaal van het onderwijs en het afdoen van bezwaarschriften

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, alsmede de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Mede namens de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 10.3, eerste lid, en 10.9 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE REGELING BEZOLDIGING TOPFUNCTIONARISSEN OCW-SECTOREN

Aan artikel 6 van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De inspecteur-generaal van het onderwijs kan ten aanzien van de aan hem toekomende bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid, ondermandaat verlenen.

  • 4. De inspecteur-generaal van het onderwijs is bevoegd te beslissen op een bezwaarschrift dat is ingediend tegen een in ondermandaat genomen besluit ter aanwending van de bevoegdheden, bedoeld in het tweede lid.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Op grond van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren zijn de inspecteur-generaal van het onderwijs en de ambtenaren van de Inspectie van het onderwijs belast met het toezicht op de naleving van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). Het gaat daarbij, kort gezegd, om het toezicht ten aanzien van de topfunctionarissen in het onderwijs. De inspecteur-generaal van het onderwijs is tevens gemandateerd om in het kader van de handhaving van de WNT de bevoegdheden aan te wenden, bedoeld in de artikelen 5.4, eerste lid, 5.5, eerste tot en met vierde lid, en 5.6, eerste en derde lid, van die wet (o.a. opleggen last onder dwangsom en opeisen onverschuldigde betalingen).

Anders dan in het kader van de WNT is de inspecteur-generaal van het onderwijs op grond van de onderwijswetgeving en de Algemene wet bestuursrecht bevoegd om namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor zover het groen bekostigd onderwijs betreft namens de Minister van Economische Zaken, bepaalde handhavingsbesluiten te nemen (zie Stcrt 2011, nr. 22751). Het betreft onder meer sanctiebesluiten in het kader van de bekostiging en subsidiëring van (groene) onderwijsinstellingen. De bevoegdheid van de inspecteur-generaal van het onderwijs om namens de minister dergelijke besluiten te nemen is doorgemandateerd aan de hoofdinspecteurs van het onderwijs. In de praktijk nemen dus de hoofdinspecteurs van het onderwijs de primaire sanctiebesluiten op grond van de onderwijswetgeving en de Algemene wet bestuursrecht. De inspecteur-generaal van het onderwijs is vervolgens bevoegd om in mandaat de beslissing op een eventueel bezwaar te nemen. Het ligt in de rede om deze aanpak ook mogelijk te maken bij de handhaving in het kader van de WNT. Deze wijzigingsregeling voorziet daarin.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven