Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 december 2011, nr. WJZ/345964 (10162), houdende wijziging van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 met betrekking tot mandaatverlening aan de inspecteur-generaal van het onderwijs

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 7 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Onverminderd het eerste lid heeft de inspecteur-generaal van het onderwijs mandaat om:

    • a. de bekostiging voor ten hoogste vijftien procent in te houden of geheel of gedeeltelijk op te schorten, op grond van artikel 164 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 146 van de Wet op de expertisecentra, artikel 104 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 11.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 15.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,

    • b. een subsidie lager vast te stellen, te wijzigen, of gedeeltelijk in te trekken of terug te vorderen op grond van de afdelingen 4.2.5 tot en met 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht,

    • c. bij of krachtens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek correcties aan te brengen of bedragen in mindering te brengen op de bekostiging,

    • d. voor zover het niet de enige opleiding in zijn soort betreft, een waarschuwing als bedoeld in de artikelen 6.1.5, 6.1.5b, 6.2.3, 6.2.3b en 6.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs te geven, of een besluit als bedoeld in de artikelen 6.1.4, 6.1.5b, 6.2.2, 6.2.3b en 6.3.2 van die wet te nemen,

    • e. de bestuurlijke boete op te leggen, bedoeld in artikel 27 van de Leerplichtwet 1969, of

    • f. te beslissen op een tegen een besluit als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingediend bezwaarschrift.

B

In artikel 13, derde lid, wordt na ‘onverminderd’ ingevoegd: artikel 7, vierde lid, onderdeel f, en.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2012. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2011, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2012.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Op 27 september 2011 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht en enige andere wetten in verband met de invoering van geïntegreerd toezicht en de gewijzigde rol van de Inspectie van het onderwijs bij het toezichtproces (Kamerstukken II 2009/10, 32 193, nr. 1–3). In dat wetsvoorstel is bij amendement een nieuw artikel 3, derde lid, opgenomen waarin staat welke sancties (maximaal) aan de inspectie kunnen worden gemandateerd.

Op grond van artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet. Een nadere, specifieke wettelijke grondslag om in mandaat namens de minister op te treden is dus niet nodig. Omdat ingevolge de systematiek van de Wet op het onderwijstoezicht (hierna: WOT) alle taken van de inspectie in die wet zijn opgenomen, wordt ook de bevoegdheid om in mandaat sancties op te leggen, in die wet opgenomen.

Met het aanpassen van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008 is vanuit oogpunt van transparantie en zorgvuldigheid gewacht tot het akkoord van de Tweede Kamer met het wetsvoorstel tot wijziging van de WOT. Omwille van slagvaardigheid wordt dit besluit, vooruitlopend op aanvaarding van het wetsvoorstel, aangepast om aan de inspecteur-generaal van het onderwijs met ingang van 1 januari 2012 dit mandaat te verlenen. Daarbij is volledig aangesloten bij de tekst van het nieuwe artikel 3, derde lid, van de WOT, met dien verstande dat het mandaat niet aan de inspectie (organisatie) wordt verleend, zoals in de systematiek van de WOT het geval is, maar aan de inspecteur-generaal van het onderwijs (functie). Het ligt in de rede dat de inspecteur-generaal de bevoegdheden, bedoeld in de onderdelen a tot en met e, zal ondermandateren aan de hoofdinspecteurs, zodat de inspecteur-generaal de bevoegdheid om te beslissen op een bezwaarschrift als bedoeld in onderdeel f kan uitoefenen. Het toekennen van deze bevoegdheid aan de inspecteur-generaal betekent een beperking van de algemene bevoegdheid van de directeur-generaal DUO met betrekking tot het beslissen op bezwaarschriften, vastgelegd in artikel 13, derde lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008. Door de aanpassing van dit artikellid wordt de verhouding tussen beide bevoegdheden tot uitdrukking gebracht (zie onderdeel B). Het toekennen van de bevoegdheid aan de inspecteur-generaal om te beslissen op bezwaarschriften brengt overigens geen verandering in de feitelijke afhandeling van bezwaarschriften; de feitelijke afhandeling daarvan blijft nog steeds door DUO plaatsvinden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

Naar boven