Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van19 maart 2015, nr. IENM/BSK-2015/49186, tot wijziging van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens (verkeersbord bij verbod wegen voor vervoer gevaarlijke stoffen)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 14 van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In hoofdstuk II, paragraaf 4, van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens komt na het opschrift ‘Bord C22 (gesloten voor voertuigen met bepaalde gevaarlijke stoffen)’ het onderdeel ‘Toepassing en plaatsing’ te luiden:

Toepassing en plaatsing

  • 1. Het bord wordt geplaatst bij of voor de ingang van tunnels, genoemd in de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, dan wel op wegen die zijn aangewezen op grond van artikel 20, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

  • 2. Het bord wordt bij toepassing voor de onder 1. bedoelde tunnels voorzien van een onderbord, overeenkomstig bijlage 2, hoofdstuk 2, artikel 3, van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, en bij toepassing op de onder 1. bedoelde aangewezen wegen voorzien van een onderbord waarin dezelfde systematiek als voor tunnels wordt gebruikt dan wel een andere aanduiding van stoffen overeenkomstig internationale regelgeving.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

1. Inleiding en inhoud wijziging

Deze wijziging van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens (hierna: de Uitvoeringsvoorschriften) komt voort uit de wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en enige andere wetten in verband met de totstandkoming van een basisnet (wet van 10 juli 2013, Stb. 307). De Minister van Infrastructuur en Milieu kan op grond van het gewijzigde artikel 20 van genoemde wet in het belang van de openbare veiligheid wegen aanwijzen waarover het vervoer van bij de aanwijzing te noemen gevaarlijke stoffen verboden is. De kenbaarheid van de verboden wegen zal voor de weggebruiker, geredeneerd vanuit de verkeersregels, duidelijk moeten worden uit de plaatsing van het verkeersbord dat een specifiek inrijverbod aangeeft voor voertuigen met bepaalde gevaarlijke stoffen. Het gewijzigde artikel 25 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen eist deze methode van duidelijkheid voor de weggebruiker ook. Dat verkeersbord is het bestaande bord C22 uit bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Tot nu toe waren de toepassingsregels voor dit bord zo, dat het gebruik beperkt was tot bepaalde tunnels. Door de wijziging kan het bord nu ook worden gebruikt op andere wegen. Het bord is uit de internationale regelgeving bekend als routeringsbord voor gevaarlijke stoffen, zodat het ook bij buitenlandse chauffeurs geen vragen oproept.

2. Verdere gevolgen van de verruimde toepassingsmogelijkheid van verkeersbord C22

Met de algemenere toepassingsmogelijkheid zijn voor de toegevoegde categorie wegen ook de standaardregels van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) toepasbaar geworden. Daaronder valt met name de mogelijkheid van het per geval door het bevoegd gezag bepalen van de tekst van een onderbord, dat het op het verkeersbord aangegeven verbod beperkt. Beperkingen op het verbod zijn hier in het bijzonder denkbaar voor de categorieën stoffen en voor bepaalde dagen en tijden. Bij de vermelding op het onderbord van categorieën stoffen zal bij een breed verbod net als bij tunnels aansluiting worden gezocht bij het ADR-Verdrag (het verdrag voor het internationale vervoer van stoffen over de weg, totstandgekomen onder auspiciën van de Verenigde Naties). Bij een verbod van een klein aantal stoffen zal een andere internationale aanduiding behulpzaam zijn, namelijk de VN-nummers uit de internationale regelgeving. De aanduiding op het onderbord sluit vanzelfsprekend aan op de reikwijdte qua stoffen van het routeringsbesluit. Een specifieke vorm van beperking in tijd van een verbod is als wegwerkzaamheden een route tijdelijk ongeschikt maken voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Een routeringsbesluit is daarvoor niet nodig. De meer algemene toepassing van beperkingen op het inrijverbod in tijd en dagen via de regels voor het toepassen van onderborden bij verkeersborden sluit aan op het gewijzigde artikel 20, tweede lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen: dat artikellid regelt dat de minister een verbod in het kader van een routeringsbesluit kan beperken tot een periode van het jaar of van de dag.

Het BABW, dat belangrijke uitgangspunten bevat voor de Uitvoeringsvoorschriften, regelt overigens in artikel 12, onder a, dat voor de toepassing van verkeersbord C22 geen verkeersbesluit nodig is.

3. Administratieve lasten en nalevingskosten

De wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers of bedrijfsleven. De nalevingskosten vloeien niet voort uit deze regeling, maar uit besluiten van de minister op grond van het gewijzigde artikel 20 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

4. Inwerkingtreding

Omdat de onderhavige regeling onlosmakelijk verbonden is met de wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in het kader van het basisnet, zal het ook gelijktijdig met die wet in werking moeten treden. Omdat deze regeling niet voor 1 februari 2015 is gepubliceerd, zal wat betreft de vereiste publicatiedatum worden afgeweken van het daarvoor geldende zogenaamde vaste verandermoment.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven