Samenwerkingsprotocol tussen de Autoriteit Consument en Markt en de Nederlandse Zorgautoriteit

Partijen,

Autoriteit Consument en Markt en de Nederlandse Zorgautoriteit,

Overwegen het volgende:

  • dat een goede samenwerking tussen de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een efficiënte en doelgerichte vervulling van de aan hen opgedragen taken bevordert;

  • dat op 1 april 2013 de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (Iw) in werking is getreden. Vanaf die datum is ACM rechtsopvolger van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit en de Consumentenautoriteit;

  • dat op grond van artikel 2, tweede lid, van de Iw ACM is belast met taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen;

  • dat deze taken betrekking hebben op het mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming;

  • dat de NZa is belast met taken die haar bij of krachtens de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) zijn opgedragen;

  • dat deze taken onder meer betrekking hebben op het markttoezicht ten aanzien van de zorgverlenings-, zorgverzekerings- en zorginkoopmarkten, het nalevingstoezicht, het uitvoeringstoezicht en op bijvoorbeeld het opstellen van marktscans en monitors. Dit betreft zowel het maken, bewaken als reguleren van markten;

  • dat op basis van artikel 17, eerste lid, onder a, van de Wmg afspraken kunnen worden gemaakt tussen de NZa en ACM over aangelegenheden van wederzijds belang;

  • dat op basis van artikel 5.1, tweede lid, onder c, van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) afspraken kunnen worden gemaakt tussen ACM en NZa over de wijze van samenwerking;

  • dat zowel de NZa als ACM taken hebben op het gebied van mededinging en de bescherming van consumentenbelangen in de gezondheidszorg;

  • dat de bevoegdheden die de NZa heeft op grond van de Wmg en ACM op grond van de Mw en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Publicatieblad C 83 van 30 maart 2010) elkaar kunnen beïnvloeden dan wel kunnen overlappen.

Spreken het volgende af:

HOOFDSTUK 1: DEFINITIES EN REIKWIJDTE VAN HET SAMENWERKINGSPROTOCOL

Artikel 1 Definities

In dit Samenwerkingsprotocol wordt verstaan onder:

a. ACM:

Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

b. NZa:

Nederlandse Zorgautoriteit, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg;

c. Wmg:

Wet marktordening gezondheidszorg;

d. Mw:

Mededingingswet;

e. Iw:

Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

f. Whc:

Wet handhaving consumentenbescherming;

g. Regeling:

Regeling gegevensverstrekking ACM;

h. Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

i. Wob:

Wet openbaarheid van bestuur;

j. AMM:

aanmerkelijke marktmacht;

k. EMP:

economische machtspositie;

l. Concentratie:

een concentratie in de zin van artikel 27 van de Mw;

m. Zorgconcentratietoets:

de beoordeling van de NZa in de zin van artikel 49a van de Wmg.

Artikel 2 Doel

  • 1. Het doel van dit samenwerkingsprotocol is om algemene uitgangspunten voor samenwerking en afspraken vast te leggen tussen ACM en de NZa ten behoeve van de uitvoering van hun taken. Dit om overlap van toezichtinspanningen te voorkomen en de belasting voor onder toezicht staande marktpartijen te beperken.

  • 2. Voorts heeft dit samenwerkingsprotocol tot doel om afspraken vast te leggen over de wijze van samenwerking in verband met de uitvoering van taken genoemd in artikel 2.2 van de Whc en van Verordening 2006/2004 door ACM in de hoedanigheid van bevoegde autoriteit en de NZa in de hoedanigheid van andere overheidsinstantie.

HOOFDSTUK 2: ALGEMENE UITGANGSPUNTEN SAMENWERKING

Artikel 3 Algemene uitgangspunten

  • 1. ACM en de NZa streven naar een effectieve en efficiënte samenwerking. Zij dragen zorg voor een snelle en zorgvuldige uitwisseling van informatie. ACM en NZa spannen zich in elkaar zoveel mogelijk te ondersteunen en te versterken door samen en complementair op te treden.

  • 2. ACM en de NZa informeren elkaar over zaken en ontwikkelingen die voor elkaars functioneren van belang (kunnen) zijn.

Artikel 4 Bestuurlijk overleg

Het bestuur van ACM en de Raad van Bestuur van de NZa hebben in beginsel twee keer per jaar, of zoveel vaker als nodig is, een bestuurlijk overleg.

Artikel 5 Ambtelijk overleg

  • 1. ACM en de NZa hebben regulier overleg.

  • 2. ACM en de NZa zullen daarnaast wanneer de situatie dat naar het oordeel van partijen vereist ad-hoc overleg voeren, bijvoorbeeld in het kader van concentraties waarvoor door de NZa een zorgfusietoets moet worden uitgevoerd.

Artikel 6 Contactpersonen

ACM en NZa benoemen ieder vanuit hun organisatie een contactpersoon die het aanspreekpunt is voor verdere uitwerking van hetgeen is afgesproken in dit samenwerkingsprotocol.

Artikel 7 Nadere werkafspraken

ACM en de NZa kunnen nadere werkafspraken maken ter uitvoering van dit samenwerkingsprotocol.

Artikel 8 Consultatie in andere gevallen

  • 1. Indien ACM of NZa voor een aangelegenheid waarop dit samenwerkingsprotocol ziet, voornemens is een spoedmaatregel te treffen, consulteren zij elkaar.

  • 2. In situaties waarin dit protocol niet voorziet, treden ACM en NZa in overleg en beslissen zij gezamenlijk over de toepassing van dit protocol.

HOOFDSTUK 3: SAMENWERKING EN INFORMATIE-UITWISSELING

Artikel 9 Informeren

  • 1. ACM en de NZa informeren elkaar over zaken en ontwikkelingen die voor het uitvoeren van hun wettelijke taken van belang (kunnen) zijn.

  • 2. Indien ACM of de NZa constateert dat beide autoriteiten tegen een bepaalde gedraging kunnen optreden en/of dat gezamenlijk optreden gewenst is, neemt ACM respectievelijk de NZa hierover contact op met de ander om nadere werkafspraken te maken over de wijze van optreden in het desbetreffende geval.

  • 3. ACM en de NZa stellen elkaar op de hoogte voordat zij informatie die voor de andere autoriteit van belang kan zijn of die zij van de ander hebben verkregen, naar buiten brengen.

Artikel 10 Uitwisseling van informatie

  • 1. ACM is op grond van artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de Iw jo. artikel 2, eerste lid, onderdeel m, van de Regeling bevoegd gegevens en inlichtingen te verstrekken aan de NZa ten behoeve van de in artikel 16 van de Wmg aan de NZa opgedragen taken.

  • 2. De NZa is op grond van artikel 70, tweede lid, van de Wmg jo. artikel 65, onder b, van de Wmg, bevoegd gegevens en inlichtingen te verstrekken aan ACM die voor ACM van belang zijn voor uitvoering van haar wettelijke taken.

  • 3. Als geschriften niet bij de bevoegde of meest aangewezen toezichthouder zijn ingediend, zendt deze toezichthouder de geschriften, onder mededeling daarvan aan de afzender, direct door naar de bevoegde of meest aangewezen toezichthouder.

  • 4. ACM en de NZa vragen geen informatie op bij derden indien de benodigde informatie al bij een van beide partijen aanwezig is en kan worden uitgewisseld.

  • 5. ACM en de NZa waarborgen de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen die zij van elkaar ontvangen en zien er op toe dat de ontvangen gegevens en inlichtingen niet worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze zijn verstrekt.

  • 6. Bij het verstrekken van informatie nemen ACM en de NZa de beperkingen in acht die voortvloeien uit Verordening 2006/2004. ACM neemt de beperkingen in acht die voortvloeien uit artikel 28 van Verordening 1/2003. De NZa neemt de beperkingen in acht die voortvloeien uit artikel 65, onder b, van de Wmg en de Regeling categorieën persoonsgegevens Wmg.

HOOFDSTUK 4 SAMENWERKING IN HET KADER VAN MEDEDINGING EN DE GEZONDHEIDSZORG

4.1 Consultatie en afgeven van een zienswijze

Artikel 11 Zienswijzen
  • 1. De NZa en ACM kunnen elkaar, gevraagd en ongevraagd, een zienswijze geven.

  • 2. In geval van een verzoek om een zienswijze geeft de verstrekkende toezichthouder de zienswijze in beginsel binnen vier weken na ontvangst van het verzoek af aan de ontvangende toezichthouder. Bij concentratiezaken (hoofdstuk 5 Mw) en in spoedeisende AMM-zaken (artikel 49 van de Wmg) wordt de termijn waarbinnen de zienswijze moet worden gegeven in overleg afgesproken.

  • 3. Een zienswijze vormt na verstrekking onderdeel van het dossier van de verzoekende toezichthouder.

Artikel 12 Afgeven van zienswijzen
  • 1. Voordat de verstrekkende toezichthouder mondeling of schriftelijk een zienswijze uitbrengt, informeert hij de ontvangende toezichthouder over de voorgenomen zienswijze. Indien gewenst, vindt nader overleg plaats voordat de definitieve zienswijze wordt gegeven.

  • 2. Indien de ontvangende toezichthouder van de definitieve zienswijze afwijkt, zal hij dit motiveren in zijn besluit.

Artikel 13 Openbaar maken van zienswijzen
  • 1. De verstrekkende toezichthouder verstrekt binnen vijf werkdagen, nadat hij een schriftelijke zienswijze heeft gegeven, de vragende toezichthouder een openbare versie daarvan. De verstrekkende toezichthouder krijgt de gelegenheid om in de zienswijze aan te geven welke passages hij als vertrouwelijk beschouwt.

  • 2. ACM en de NZa stemmen de publicatie van het besluit en de zienswijze onderling af. Daarbij geldt dat de verstrekkende toezichthouder de openbare versie van zijn zienswijze niet eerder bekend maakt dan dat de vragende toezichthouder zijn besluit publiceert. De vragende toezichthouder zal de openbare versie van de zienswijze niet eerder dan de verstrekkende toezichthouder publiceren, dit behoudens de overwegingen van de zienswijze die in het besluit zijn opgenomen.

  • 3. Van het tweede lid kan om zwaarwegende redenen en na voorafgaand overleg tussen beide toezichthouders worden afgeweken.

4.2 Consultatie en afgeven van een zienswijze in concentratiezaken in de zin van de Mw

Artikel 14 Concentratiezaken algemeen
  • 1. Bij meldingen van concentraties of vergunningaanvragen voor concentraties in de zorgsector zal ACM aan de NZa vragen of zij een zienswijze wil geven. In een concentratiezaak kunnen ondernemingen remedies aanbieden om (mogelijke) mededingingsproblemen op te lossen. Als ACM overweegt om remedies te accepteren zal zij de NZa hierover voorafgaand consulteren.

  • 2. Wanneer ondernemingen voorafgaand aan een melding of een vergunningaanvraag van een voorgenomen concentratie contact opnemen met ACM, zal zij de NZa hierover informeren.

  • 3. In concentratiezaken waarin de NZa een zienswijze geeft, bespreken NZa en ACM hun standpunten onderling voordat een zienswijze of een besluit wordt vastgesteld. De NZa informeert ACM over de inhoud en de strekking van een voorgenomen zienswijze. Als een voorgenomen zienswijze van de NZa afwijkt van de inhoud en de strekking van het door ACM voorgenomen besluit, hebben zij nader overleg voordat een zienswijze wordt vastgesteld. Als ACM in haar besluit afwijkt van een door de NZa vastgestelde zienswijze, dan streeft zij er naar dit binnen twee werkdagen na ontvangst van de zienswijze aan de NZa kenbaar te maken.

Artikel 15 Meldingsfase
  • 1. ACM stelt de NZa binnen twee werkdagen op de hoogte van een melding van een concentratie op (deel)markten van de zorg. Hierbij wordt aangegeven welke ondernemingen bij de concentratie zijn betrokken en welke markten volgens een eerste analyse door de concentratie worden geraakt.

  • 2. De NZa laat ACM vervolgens binnen vijf werkdagen weten of zij in de gemelde zaak een zienswijze zal afgeven.

  • 3. De NZa geeft binnen twaalf werkdagen nadat zij door ACM over de melding is geïnformeerd een zienswijze. In onderling overleg kan een langere termijn worden afgesproken.

  • 4. ACM werkt bij de beoordeling van concentraties binnen een wettelijke termijn die in bepaalde gevallen kan worden opgeschort. Wordt de termijn opgeschort dan wordt de in het derde lid bedoelde termijn eveneens opgeschort. Indien ACM de termijn voor beoordeling van een concentratie tijdelijk opschort voordat de NZa een zienswijze heeft uitgebracht, stelt zij de NZa hiervan direct op de hoogte. In dat geval zal in gezamenlijk overleg worden beslist wanneer de zienswijze van de NZa zal worden verstrekt. ACM stelt de NZa ook direct in kennis als de termijn weer loopt.

Artikel 16 Vergunningsfase
  • 1. ACM informeert de NZa, binnen twee werkdagen na ontvangst, over een vergunningaanvraag voor een concentratie op (deel)markten van de zorg.

  • 2. Binnen tien werkdagen, nadat de NZa over een aanvraag is geïnformeerd, bericht zij ACM of zij in de betreffende zaak een zienswijze wil afgeven.

  • 3. Indien de NZa een zienswijze wil afgeven, stuurt ACM haar de Punten van Overweging, of, indien deze niet worden uitgebracht, het conceptbesluit. De NZa en ACM spreken voor het afgeven van de zienswijze een redelijke termijn af.

4.3. Consultatie in zorgconcentratie-zaken in de zin van de Wmg

Artikel 17 Zorgconcentratietoets
  • 1. Wanneer de NZa een aanvraag ontvangt voor een goedkeuring in de zin van artikel 49a, tweede lid, van de Wmg, stelt de NZa binnen twee werkdagen na het ontvangen daarvan ACM op de hoogte van deze aanvraag.

  • 2. Binnen vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag informeert de NZa ACM over haar standpunt of de voorgenomen transactie al dan niet als een concentratie kwalificeert in de zin van artikel 27 van de Mw. Dit standpunt gaat vergezeld van:

    • a) een onderbouwde analyse van het standpunt of de voorgenomen transactie al dan niet als een concentratie kwalificeert in de zin van artikel 27 Mw en zo ja, welke vorm van concentratie;

    • b) alle door partijen overgelegde documenten die door ACM noodzakelijk worden geacht voor het eerder genoemde standpunt.

  • 3. Binnen 5 werkdagen na ontvangst van het standpunt van de NZa in de zin van het tweede lid van dit artikel deelt ACM aan de NZa mede of zij het standpunt van de NZa al dan niet kan onderschrijven. In het geval dat ACM het standpunt van de NZa niet onderschrijft, onderbouwt ACM haar standpunt. De NZa en ACM treden dan in overleg om tot een gezamenlijk gedragen oordeel te komen. Indien na dit overleg de standpunten van ACM en de NZa van elkaar blijven afwijken, volgt de NZa, conform artikel 18, vierde lid, van de Wmg, het oordeel van ACM.

  • 4. De toepassing van het tweede lid van dit artikel kan achterwege blijven in gevallen waarin het antwoord op de in het tweede lid, onder a, van dit artikel genoemde vraag niet voor discussie vatbaar is. De NZa en ACM bepalen nader in welke gevallen de toepassing van het tweede lid van dit artikel achterwege kan blijven en leggen dit schriftelijk vast. Onverminderd het eerste lid van dit artikel, deelt de NZa in een dergelijk geval aan ACM mede dat de toepassing van artikel 15, tweede lid, achterwege kan blijven. Deze mededeling is voorzien van een korte toelichting.

  • 5. In het geval dat de NZa het nodig acht om een gesprek aan te gaan met partijen die een aanvraag hebben ingediend in de zin van artikel 49a, tweede lid, van de Wmg, waarbij de vraag of de voorgenomen transactie kwalificeert als een concentratie in de zin van de Mw, onderdeel uitmaakt van dit gesprek, nodigt de NZa ACM uit om aan dit gesprek deel te nemen.

  • 6. Het eerste tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing op prenotificatieaanvragen en aanvragen voor een informele zienswijze die bij de NZa worden ingediend.

  • 7. Wanneer ACM een melding ontvangt in de zin van artikel 34, eerste lid, van de Mw, van een voorgenomen concentratie, die tevens onder de reikwijdte van het verbod in artikel 49a van de Wmg valt, gaat zij op grond van artikel 34, tweede lid, van de Mw, na of voor de voorgenomen concentratie door de NZa een goedkeuring in de zin van artikel 49a, eerste lid, van de Wmg dan wel een ontheffing in de zin van artikel 49d van de Wmg is verleend. In geval van twijfel of de voorgenomen concentratie onder de reikwijdte van het verbod in artikel 49a van de Wmg valt, treden ACM en de NZa in overleg. De werkwijze beschreven in het tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing.

4.4. Consultatie en samenloop van bevoegdheden

Artikel 18 AMM – EMP/toezeggingsbesluit
  • 1. Samenloop doet zich voor als de toepassing van de bevoegdheden van de NZa bij aanmerkelijke marktmacht (artikel 48 van de Wmg) en de bevoegdheden van ACM bij een economische machtspositie (misbruik als bedoeld in artikel 24 van de Mw of een toezeggingsbesluit als bedoeld in artikel 12h van de Iw ACM) in een concrete zaak (kunnen) samenvallen of complementair (kunnen) zijn.

  • 2. Bij samenloop als bedoeld in het eerste lid past de NZa, conform artikel 18, derde lid, van de Wmg, eerst haar sectorspecifieke bevoegdheden toe, alvorens ACM haar bevoegdheden uit de Mw toepast.

  • 3. Van het tweede lid kan worden afgeweken als de NZa en ACM in een concreet geval gezamenlijk tot de conclusie komen dat in eerste instantie de inzet van de bevoegdheden van ACM of een gezamenlijke inzet van bevoegdheden effectiever en/of efficiënter is.

  • 4. Bij samenloop als bedoeld in het eerste lid stelt de NZa ACM zo spoedig mogelijk op de hoogte indien zij op verzoek of ambtshalve haar bevoegdheden bij aanmerkelijke marktmacht wil toepassen. Bij optreden op verzoek zal de NZa in beginsel de verzoeker en eventuele (andere) belanghebbenden laten weten dat ACM op de hoogte is gesteld.

  • 5. Als ACM op verzoek of ambtshalve wil optreden tegen (mogelijk) misbruik van een economische machtspositie in de zorgsector, stelt ACM de NZa daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte. Bij optreden op verzoek zal ACM in beginsel de verzoeker en eventuele (andere) belanghebbenden laten weten dat de NZa op de hoogte is gesteld.

  • 6. In gevallen als bedoeld in het vijfde lid verzoekt ACM zo spoedig mogelijk de NZa om binnen een redelijke termijn aan te geven of zij bevoegd is en of zij voornemens is zelf op te treden.

  • 7. ACM en de NZa consulteren elkaar over de toepassing van hun bevoegdheden bij respectievelijk misbruik van een economische machtspositie en aanmerkelijke marktmacht in concrete zaken. Zij bieden elkaar daarbij een redelijke termijn om een zienswijze te geven.

  • 8. Indien de NZa in een concrete zaak haar bevoegdheden bij aanmerkelijke marktmacht niet of niet verder wil inzetten, stelt zij ACM van dit voornemen op de hoogte. ACM laat binnen een redelijke termijn weten of zij de zaak in behandeling wil nemen. De NZa maakt haar voornemen niet openbaar voordat deze termijn is verstreken.

Artikel 19 Overige samenloop

Indien een van de toezichthouders constateert dat beide toezichthouders tegen een bepaalde gedraging handhavend kunnen optreden en/of dat gezamenlijk optreden gewenst is, neemt zij hierover contact op met de ander om nadere werkafspraken te maken over de wijze van optreden.

HOOFDSTUK 5 SAMENWERKING IN HET KADER VAN VERORDENING 2006/2004

5.1. Algemeen

Artikel 20 Algemene verantwoordelijkheden

ACM als verbindingsbureau en de NZa in haar hoedanigheid van andere overheidsinstantie werken samen en treffen alle maatregelen die nodig zijn om Verordening 2006/2004 en de Whc effectief uit te voeren.

Artikel 21 Afstemming uitleg begrippen

ACM zal binnen drie weken, of indien spoed dit vereist binnen de kortere termijn die tussen ACM en de NZa is afgesproken, haar oordeel geven over de wijze van uitleg van begrippen, indien een daartoe strekkend verzoek – gelet op artikel 4.3 van de Whc – is gedaan door de NZa.

5.2. Samenwerking inzake wederzijdse bijstand bij intracommunautaire inbreuken

Artikel 22 Verzoeken wederzijdse bijstand afkomstig van een instantie in een andere lidstaat
  • 1. ACM zendt als verbindingsbureau verzoeken om wederzijdse bijstand als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van Verordening 2006/2004 onverwijld elektronisch door aan de NZa. Dit betreft verzoeken met betrekking tot de onder punt 6 van de considerans van die verordening genoemde taken.

  • 2. Indien ACM als verbindingsbureau een verzoek om wederzijdse bijstand heeft doorgestuurd, terwijl de NZa geen bevoegdheden heeft ten aanzien van de wettelijke bepalingen waarop het verzoek ziet, stelt de NZa ACM als verbindingsbureau hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 23 Verzoeken om wederzijdse bijstand, gericht aan een instantie in een andere lidstaat
  • 1. Indien de NZa een verzoek om wederzijdse bijstand wil doen aan een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat, zendt zij een ingevuld standaardformulier als bedoeld in artikel 12, derde lid, van Verordening 2006/2004, elektronisch toe aan ACM als verbindingsbureau.

  • 2. ACM als verbindingsbureau zendt een verzoek om wederzijdse bijstand, afkomstig van de NZa en bestemd voor een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat, onverwijld door aan het verbindingsbureau van die lidstaat.

Artikel 24 Onverwijld in kennis stellen

Wanneer de NZa op grond van artikel 7 van Verordening 2006/2004 de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten onverwijld in kennis stelt van een intracommunautaire inbreuk of een redelijk vermoeden heeft dat een intracommunautaire inbreuk kan plaatshebben, stelt zij krachtens artikel 3.13 van de Whc eveneens ACM daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 25 Coördinatie van markttoezicht- en handhavingsactiviteiten

Indien een situatie als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van Verordening 2006/2004 zich voordoet, stelt de NZa ACM als verbindingsbureau hiervan in kennis en vindt hieromtrent overleg plaats.

5.3 De gemeenschappelijke activiteiten en verslaglegging (artikelen 16, 17 en 21 van Verordening 2006/2004)

Artikel 26 Gemeenschappelijke activiteiten
  • 1. Ter uitvoering van de artikelen 16 en 17 van Verordening 2006/2004 stelt de NZa jaarlijks, voor zover dit nodig is voor het bereiken van de doelstellingen van Verordening 2006/2004, ACM in kennis van alle relevante informatie met betrekking tot haar activiteiten van communautair belang op onder meer de gebieden als genoemd in artikel 16, eerste lid, en artikel 17, eerste lid, onderdelen a en e, van Verordening 2006/2004.

  • 2. De NZa verstrekt de in dit artikel genoemde informatie uiterlijk een maand nadat ACM hiertoe een verzoek heeft gedaan, zodat ACM tijdig verslag uit kan brengen aan de Europese Commissie.

Artikel 27 Verslaglegging
  • 1. Ten behoeve van de verslaglegging over de toepassing van Verordening 2006/2004 bedoeld in artikel 21 van die verordening aan de Europese Commissie stelt de NZa ACM in kennis van de informatie als genoemd in artikel 21, derde lid, van Verordening 2006/2004.

  • 2. De NZa verstrekt de in dit artikel genoemde informatie uiterlijk een maand nadat ACM hiertoe een verzoek heeft gedaan, zodat ACM tijdig verslag uit kan brengen aan de Europese Commissie.

  • 3. ACM zorgt voor verspreiding van de samenvattingen bedoeld in artikel 21, eerste lid, onderdeel e, van Verordening 2006/2004 onder de in de Whc aangewezen bevoegde autoriteiten.

HOOFDSTUK 6 SAMENWERKING TEN AANZIEN VAN CONSUWIJZER

Artikel 28 Wederzijds verwijzen van consumenten

  • 1. ACM draagt ervoor zorg dat consumenten die ConsuWijzer benaderen met een informatieverzoek dat ziet op vragen over de taken en bevoegdheden van de NZa, worden doorverwezen naar de NZa.

  • 2. De NZa draagt ervoor zorg dat consumenten die haar via klantcontact of via de website benaderen met een informatieverzoek dat ziet op vragen over de taken en bevoegdheden van ACM, worden doorverwezen naar ConsuWijzer.

  • 3. Het doorverwijzen van de consument geschiedt op een voor de consument zo efficiënt mogelijke wijze, waarbij overlast voor de consument tot een minimum wordt beperkt.

  • 4. ACM en de NZa dragen zorg voor een goede en efficiënte afhandeling van naar hen doorverwezen consumentencontacten.

Artikel 29 Aanleveren en beheren van doorverwijsinformatie

ACM en de NZa dragen zorg voor het aanleveren en actualiseren van de informatie die via ConsuWijzer aan consumenten wordt verstrekt, voor zover deze informatie betrekking heeft op hun respectievelijke taken en bevoegdheden. Dit gebeurt minimaal eenmaal per jaar en verder zo vaak als nodig is om consumenten adequaat te informeren.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 30 Evaluatie

Na telkens twee jaar, of eerder indien daartoe aanleiding bestaat, wordt dit samenwerkingsprotocol en de uitvoering daarvan door ACM en de NZa gezamenlijk geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd. Hierbij wordt in het bijzonder gekeken naar de praktische werkbaarheid van hetgeen is vastgelegd en de wenselijkheid om het samenwerkingsprotocol aan te passen of aan te vullen met in de praktijk gebleken nuttige werkafspraken.

Artikel 31 Vervallen samenwerkingsprotocollen

Dit samenwerkingsprotocol treedt in de plaats van het samenwerkingsprotocol tussen de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Nederlandse Zorgautoriteit. Voorts treedt dit protocol in de plaats van de afspraken tussen de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Nederlandse Zorgautoriteit over de wijze van samenwerking tussen de Consumentenautoriteit en de Nederlandse Zorgautoriteit. Bedoelde afspraken komen bij de inwerkingtreding van dit samenwerkingsprotocol te vervallen.

Artikel 32 Plaatsing Staatscourant

Dit samenwerkingsprotocol wordt in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Dit samenwerkingsprotocol treedt in werking met ingang van de dag na publicatie ervan in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te 19 december 2014;

Autoriteit Consument en Markt namens deze: C.A. Fonteijn Bestuursvoorzitter

De Raad van Bestuur van de Nederlandse Zorgautoriteit, namens deze: M.A. Ruys voorzitter Raad van Bestuur a.i.

Naar boven