Besluit van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 26 februari 2015, nr. IENM/BSK-2015/10332, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging ter uitvoering van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 en de Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 (Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Besluit en Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:4, eerste lid, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de schriftelijke instemming van de directeur-generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van 23 februari 2015, kenmerk 070/2015 DG AvdZ/WvdW;

BESLUIT:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Besluit:

Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013;

doelbewuste introductie in het milieu:

doelbewuste introductie als bedoeld in artikel 1.3 van het Besluit;

ingeperkt gebruik:

ingeperkt gebruik als bedoeld in artikel 1.2 van het Besluit;

Regeling:

Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013.

Artikel 2

  • 1. De directeur-generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu wordt ten aanzien van het ingeperkt gebruik mandaat verleend tot:

    • a. het nemen van alle tot de bevoegdheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu behorende besluiten ter uitvoering van titel 2.2 en 2.3 van het Besluit en hoofdstuk 2 van de Regeling;

    • b. het nemen van besluiten omtrent intrekking van een vergunning, bedoeld in artikel 9.2.2.3, zesde lid, van de Wet milieubeheer;

  • 2. Van het mandaat, bedoeld in het eerste lid, zijn uitgezonderd:

    • a. het vaststellen van beleidsregels; en

    • b. het nemen van besluiten met betrekking tot ingeperkt gebruik op inperkingsniveau IV als bedoeld in artikel 1.5 van het Besluit.

Artikel 3

De directeur-generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu wordt ten aanzien van doelbewuste introductie in het milieu als bedoeld in de hoofdstukken 3 tot en met 5 van het Besluit en de hoofdstukken 3 en 4 van de Regeling mandaat verleend tot het nemen van besluiten omtrent toelating van een milieuveiligheidsfunctionaris, bedoeld in de artikelen 32 en 33 van de Regeling.

Artikel 4

De directeur-generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu wordt mandaat verleend tot het beslissen op bezwaarschriften tegen besluiten als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 3, voor zover het besluit waartegen het bezwaar zich richt, niet door hem in mandaat is genomen.

Artikel 5

De directeur-generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu wordt volmacht en machtiging verleend tot:

  • a. het verrichten van alle handelingen ter voorbereiding en ter uitvoering van de in de artikelen 2, eerste lid, en 3 bedoelde besluiten; en

  • b. het voeren van procedures bij de rechter over de in de artikelen 2, eerste lid, en 3 bedoelde besluiten, alsmede het verrichten van daarbij behorende handelingen.

Artikel 6

De directeur-generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu wordt ten aanzien van doelbewuste introductie in het milieu als bedoeld in de hoofdstukken 3 tot en met 5 van het Besluit en de hoofdstukken 3 en 4 van de Regeling volmacht en machtiging verleend tot:

  • a. alle handelingen ter vaststelling van formulieren; en

  • b. alle handelingen ter behandeling van de meldingen, bedoeld in artikel 3.16, eerste lid, en artikel 3.23, zesde lid, van het Besluit, met uitzondering van het nemen van besluiten.

Artikel 7

De directeur-generaal van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 2 tot en met 6, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 8

Indien uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 2 tot en met 6 luidt de ondertekening:

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

voor deze:

gevolgd door functieaanduiding, de handtekening en de naam van de betrokken functionaris aan wie mandaat, ondermandaat, volmacht of machtiging is verleend.

Artikel 9

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2015. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 28 februari 2015, treedt het in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 1 maart 2015.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Besluit en Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag, waarop dit bekend is gemaakt, een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Milieu, ter attentie van de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, sector Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • a. de naam en het adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. vermelding van de datum en het nummer of het kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt; en

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

Regelgeving

De regelgeving omtrent genetisch gemodificeerde organismen, gebaseerd op Europese regels1, heeft tot doel de gezondheid van mens en milieu te beschermen. De regelgeving maakt daartoe onderscheid tussen activiteiten die in een afgesloten ruimte plaatsvinden, oftewel ingeperkt gebruik, en activiteiten daarbuiten, waarbij het gaat om doelbewuste introductie in het milieu.

Het Besluit en de Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 (hierna: nieuwe ggo-regelgeving) vervangen het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer en de Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer (hierna: oude ggo-regelgeving). De uitvoering van de oude ggo-regelgeving was gemandateerd aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM). Het RIVM ressorteert onder de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de directeur-generaal van het RIVM is aldus een niet-ondergeschikte van de Minister van Infrastructuur en Milieu. Dit betekent dat de directeur-generaal van het RIVM met het mandaat dient in te stemmen. Gelijktijdig met dit besluit treedt een ondermandaatbesluit in werking, op basis waarvan ondergeschikten van de directeur-generaal van het RIVM bevoegd worden de genoemde bevoegdheden uit te oefenen.

Met de inwerkingtreding van de nieuwe ggo-regelgeving wordt het voorgaande mandaat van de directeur-generaal van het RIVM gecontinueerd in de vorm van een nieuw mandaatbesluit. Het mandaatbesluit is in grote lijnen op dezelfde manier opgezet als het voorgaande mandaatbesluit, het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer (hierna: oude mandaatbesluit). Er zijn echter wat veranderingen doorgevoerd in het mandaat naar aanleiding van de nieuwe ggo-regelgeving.

De nieuwe ggo-regelgeving kent een stroomlijning van de regels omtrent genetisch gemodificeerde organismen, een betere aansluiting bij de ontwikkelingen op het gebied van genetisch gemodificeerde organismen en een vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, dat laatste binnen de mogelijkheden van de Europese regels. De nieuwe ggo-regelgeving handhaaft het beschermingsniveau van de oude ggo-regelgeving, maar is op sommige punten gemoderniseerd en verbeterd. Bovendien is de regelgeving op een andere manier opgezet. Dit heeft gevolgen voor het mandaat dat wordt verleend aan de directeur-generaal van het RIVM.

Het vernieuwen van het mandaatbesluit heeft geen gevolgen voor de reeds in mandaat genomen beslissingen of lopende procedures; het overgangsrecht daarvoor is uitputtend geregeld in afdeling 6.3 van het Besluit. Om die reden is geen aanvullend overgangsrecht in dit besluit nodig, te meer omdat zowel onder de oude als de nieuwe ggo-regelgeving de gehele voorbereiding van ook niet gemandateerde besluiten in opdracht is gegeven aan het RIVM. Dat betekent dat niets bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in behandeling is, wat mogelijk overgedragen moet worden.

Mandaatbesluit

Bij het opstellen van dit mandaatbesluit zijn een aantal uitgangspunten gehanteerd. Waar mogelijk is het oude mandaatbesluit gevolgd. Daar waar het oude mandaatbesluit niet zonder meer kon worden gevolgd, wordt mandaat verleend aan het RIVM indien de bevoegdheden van de ggo-regelgeving geheel of overwegend binnen de vakinhoudelijke expertise van Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen (hierna: Bureau GGO) vallen. Het Bureau GGO functioneert al geruime tijd binnen het RIVM in het kader van de oude ggo-regelgeving, op basis van het oude (onder)mandaatbesluit. De belangrijkste uitbreiding van de bevoegdheden in het onderhavige mandaatbesluit ten opzichte van de oude ggo-regelgeving en het oude mandaatbesluit is het beslissen over toelating van een milieuveiligheidsfunctionaris. Die bevoegdheid ligt binnen de vakinhoudelijke expertise van het Bureau GGO en is gerelateerd aan bevoegdheden die het Bureau GGO op grond van het oude mandaatbesluit uitoefende.

Bevoegdheden in mandaat, volmacht en machtiging

De kern van de mandatering en (vol)machtiging aan de directeur-generaal van het RIVM zijn de bevoegdheden van de Minister van Infrastructuur en Milieu in het kader van ingeperkt gebruik. Specifiek wordt mandaat verleend aan de directeur-generaal van het RIVM om vergunningen te verlenen, vergunningvoorschriften te wijzigen, aan te vullen of in te trekken, te beslissen op bezwaarschriften, opdrachten te geven tot tijdelijke of definitieve staking van activiteiten, besluiten te nemen over geschiktheid van organismen of vectoren en de genoemde besluiten voor te bereiden. Het gaat hierbij om de besluiten van de Minister van Infrastructuur en Milieu genoemd in titel 2.2 en 2.3 van het Besluit en hoofdstuk 2 van de Regeling, alsmede om alle voorbereidingshandelingen om tot die besluiten te komen. Uitgezonderd zijn beslissingen die een grote politieke component in zich dragen. Die besluiten zijn in het tweede lid van artikel 2 van dit besluit vermeld, te weten het vaststellen van beleidsregels voor de uitoefening van de genoemde bevoegdheden en het nemen van besluiten met betrekking tot ingeperkt gebruik op inperkingsniveau IV.

Ten aanzien van doelbewuste introductie in het milieu worden ook enkele bevoegdheden van de Minister van Infrastructuur en Milieu in mandaat verleend aan de directeur-generaal van het RIVM. Het mandaat betreft het nemen van besluiten omtrent toelating van een milieuveiligheidsfunctionaris, bedoeld in artikel 32 en 33 van de Regeling. Daarnaast verleent dit besluit volmacht en machtiging voor handelingen ter vaststelling van formulieren en het behandelen van de meldingen, bedoeld in artikel 3.16, eerste lid, en artikel 3.23, zesde lid, van het Besluit, daaronder niet begrepen het nemen van besluiten. Dat zorgt ervoor dat de inhoud van het besluit en met name de technische kant ervan goed is overdacht door een gespecialiseerd orgaan. De minister neemt zelf de besluiten op grond van de artikelen 3.16, eerste lid, en 3.23, zesde lid, van het Besluit.

Ten slotte wordt de directeur-generaal van het RIVM mandaat verleend om bezwaarschriften te behandelen, voor zover hij het besluit waartegen het bezwaar zich richt niet zelf heeft genomen, en volmacht en machtiging om alle handelingen ter voorbereiding en ter uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden te verrichten en om procedures bij de rechter te voeren.

Nut van het mandaat

Het mandaat aan de directeur-generaal van het RIVM zorgt ervoor dat de vele kennisgevingen, vergunningaanvragen, meldingen en wijzigingsaanvragen voor vergunningen voor ingeperkt gebruik, waarop de Minister van Infrastructuur en Milieu moet beslissen, zowel verantwoord als efficiënt worden afgehandeld. Het betreft in de nieuwe situatie meer dan 700 beslissingen per jaar die genomen moeten worden. Al die beslissingen worden door het mandaat in beginsel niet door de Minister van Infrastructuur en Milieu genomen. Er is geen sprake van meer beslissingen onder de nieuwe ggo-regelgeving, maar wel van een andere inhoud van het werk dat het RIVM zal verrichten in het kader van de ggo-regelgeving.

Financiële gevolgen en administratieve lasten

Aan de overdracht van de genoemde bevoegdheden ligt een financiële opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aan het RIVM ten grondslag. De mandatering en (vol)machtiging van het nemen en voorbereiden van de beslissingen ontlast het Ministerie van Infrastructuur en Milieu van de uitvoering die onder de nieuwe ggo-regelgeving in beginsel bij het ministerie zou liggen, aangezien de uitvoering verbonden is aan de bevoegdheidsuitoefening door de minister. Naar aanleiding van dit mandaatbesluit komt de uitvoering van die bevoegdheden bij het RIVM te liggen.

Er vloeien geen administratieve lasten voor burgers of bedrijven voort uit dit besluit. Het enige gevolg is dat niet het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, maar het RIVM de gemandateerde bevoegdheden uitvoert. Verantwoording van de in mandaat gegeven bevoegdheden geschiedt iedere vier maanden in het kader van de opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aan het RIVM.

Inwerkingtreding

Het Besluit treedt in werking bij koninklijk besluit. Het koninklijk besluit is reeds gepubliceerd (Besluit van 19 januari 2015 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 1 april 2014, houdende regels met betrekking tot het ingeperkt gebruik en de doelbewuste introductie in het milieu van genetisch gemodificeerde organismen (Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013) (Stb. 2014, 157) (Stb. 2015, 37)) en bepaalt dat inwerkingtreding plaatsvindt op 1 maart 2015. Hierdoor wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten. De reden voor de afwijking is het feit dat het niet wenselijk is de inwerkingtreding van het Besluit langer uit te stellen. Het is van belang dat de geactualiseerde en vereenvoudigde regels zo snel mogelijk in werking treden. De inwerkingtreding van de Regeling is gekoppeld aan de inwerkingtreding van het Besluit. De inwerkingtreding van dit besluit vindt eveneens plaats op 1 maart 2015, of zo spoedig mogelijk daarna, met dien verstande dat het besluit dan terugwerkt tot 1 maart 2015. Deze datum is gekozen om ervoor te zorgen dat het RIVM onmiddellijk na inwerkingtreding van de nieuwe ggo-regelgeving die regelgeving kan uitvoeren. Mandaatverlening na inwerkingtreding zorgt ervoor dat de minister bevoegd is, terwijl het RIVM de expertise bezit.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

De Europese richtlijnen nrs. 2001/18/EG en 2009/41/EG (PbEG, L 106 en PbEU, L 125) en de Europese verordeningen nrs. 1830/2003 en 1946/2003 (PbEU, L 268 en PbEU, L 287).

Naar boven