Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 december 2015, 2015-0000308012 tot wijziging van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 in verband met wijziging in toepassing WAV ten aanzien van enkele bijzondere groepen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikelen 5, tweede, vierde en zesde lid, 7, tweede lid, 8, derde lid, 9 en 22 van de Wet arbeid vreemdelingen;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage I van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 wordt als volgt gewijzigd:

1. Paragraaf 1 komt te luiden:

1. Inleiding Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 en bijbehorende Uitvoeringsregels

Met ingang van 1 januari 2014 is het Delegatie- en Uitvoeringsbesluit Wet arbeid vreemdelingen vervangen door de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (RuWav). Die wijziging hield verband met de herziening van de Wet arbeid vreemdelingen die op dezelfde datum inwerking is getreden. Voor een toelichting op de wijzigingen die als gevolg daarvan in de RuWav hebben plaatsgevonden wordt verwezen naar Staatscourant 2013, nr. 35848. De Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 (RuWav 2014)(Staatscourant 2014, nr. 8189 is een herzieningnaar aanleiding van de Wet van 11 december 2013, tot wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen en de Vreemdelingenwet 2000, in verband met de implementatie van de Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PbEU 2011, L 343). Zowel die implementatiewet als de RuWav 2014 zijn in werking getreden met ingang van 1 april 2014.

In de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) is bepaald op welke wijze het toelatingsbeleid van vreemdelingen tot de Nederlandse arbeidsmarkt zal plaatsvinden. Met de RuWav 2014 wordt onder andere uitvoering gegeven aan artikel 5, tweede lid, van de Wav. Op grond van genoemd artikel kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de bevoegdheid inzake het afgeven en intrekken van tewerkstellingsvergunningen onder door hem te stellen nadere regels geheel of gedeeltelijk overdragen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het UWV heeft tot taak om door middel van registratie en bemiddeling aansluiting te zoeken tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en beschikt ook over instrumenten waarmee binnen de Europese Unie/Europese Economische Ruimte kan worden bemiddeld. Zij is derhalve bij uitstek in de positie om aan de hand van de arbeidsmarktsituatie te kunnen beoordelen of een aanvrager al dan niet voor vergunningverlening in aanmerking komt. Alle bevoegdheden worden overgedragen aan het UWV. Hierdoor blijft de eenheid in het uitvoeringsbeleid behouden. Met de RuWav 2014 wordt tevens uitvoering gegeven aan artikel 22 van de Wav, voor zover dit verplichtingen van anderen dan de uitvoerder van deze wet betreft.

In artikel 1, eerste lid, is de bevoegdheid van de minister tot het verlenen en intrekken van tewerkstellingsvergunningen neergelegd bij het UWV. Artikel 1, tweede lid, regelt de bevoegdheid van het UWV om advies te geven aan de Minister van Veiligheid en Justitie, in de praktijk de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), betreffende het verlenen, verlengen of intrekken van een gecombineerde vergunning. Artikel 2 verwijst naar de Uitvoeringsregels Wav behorende bij RuWav 2014 (hierna: de uitvoeringsregels) die het UWV in acht dient te nemen bij de uitvoering van haar taken. In artikel 3 van de RuWav 2014 staat de verplichting de vereiste kwalificaties in geval van geschoolde arbeid aan te tonen. Artikel 4 van de RuWav 2014 verplicht de houder van een vergunning zelf aan te geven wanneer van een vergunning geen gebruik wordt gemaakt. Andere regels die een goede uitvoering moeten bevorderen, zijn in deze uitvoeringsregels opgenomen. Met de RuWav 2014 wordt eveneens invulling gegeven aan artikel 8, derde lid, van de Wav.

Gecombineerde vergunning

De implementatie van de Richtlijn betreffende één aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (2011/98/EU) maakte de aanpassing van de uitvoeringsregels noodzakelijk. De gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid kan worden aangevraagd door vreemdelingen die voor een periode langer dan drie maanden in Nederland in loondienst willen werken. Indien een werkgever een vreemdeling korter dan drie maanden in Nederland in dienst wil nemen is een tewerkstellingvergunning vereist, tenzij de werkgever op grond van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (BuWav) hiervan is vrijgesteld. Er is voor gekozen om de grens tussen een tewerkstellingsvergunning en een gecombineerde vergunning bij drie maanden te leggen omdat in het vreemdelingenrecht is geregeld dat bij een verblijf van langer dan drie maanden de vreemdeling in het bezit moet zijn van een verblijfsvergunning.

De gecombineerde vergunning moet worden aangevraagd bij de IND. De IND vraagt het UWV vervolgens om een arbeidsmarktadvies. De paragrafen 7a tot en 7f van deze uitvoeringsregels beschrijven de procedure en de voorwaarden die het UWV daarbij moet toepassen met inachtneming van artikel 2 van deze Regeling.

Uitzonderingen gecombineerde vergunning

Niet alle vreemdelingen die langer dan drie maanden in Nederland komen werken, kunnen gebruik maken van de vereenvoudigde procedure van de gecombineerde aanvraag. Zo moeten werkgevers voor de volgende categorieën werknemers nog wel een tewerkstellingsvergunning aanvragen: seizoenswerkers, studenten, asielzoekers, ter beschikking gestelde werknemers (tenzij de artikelen 56 en 57 VwEU op hen van toepassing zijn), zeevarenden, binnen een onderneming overgeplaatste personen en personen die inreizen met een visum.

Voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten of werknemers geldt het volgende.

Het uitoefenen door een onderneming van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten of werknemers – zoals hiervoor genoemd – is een dienstverrichting tegen vergoeding waarbij de ter beschikking gestelde werknemer in dienst blijft van de dienstverrichtende onderneming en er geen arbeidsovereenkomst tot stand komt met de inlenende onderneming. Zij wordt erdoor gekenmerkt dat de verplaatsing van de werknemer naar de lidstaat van ontvangst het doel op zich van de dienstverrichting door de dienstverlenende onderneming vormt en dat deze werknemer zijn taken onder toezicht en leiding van de inlenende onderneming vervult. Het ter beschikking stellen van arbeidskrachten blijft onder de tewerkstellingsvergunning vallen (met uitzondering van de gevallen waarop de artikelen 56 en 57 VwEU van toepassing zijn, zoals het Europese Hof van Justitie heeft beslist in het arrest Essent C-91/13). De uitzendende of inlenende werkgever dient een tewerkstellingsvergunning aan te vragen. Er is geen sprake van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten indien sprake is van aanneming van werk, collegiale uitleen (zonder winstoogmerk) en intra-concern uitzendingen.

Aanneming van werk is een overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgever te betalen prijs in geld (artikel 7:750 Burgerlijk Wetboek).

De wezenlijke kenmerken zijn hier:

  • a. arbeid verrichten om een stoffelijk werk tot stand te brengen;

  • b. tegen een te betalen prijs in geld;

  • c. waarbij er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Collegiale uitleen is een variant van inlenen van personeel waarbij een ondernemer het eigen personeel ter beschikking stelt aan een collega-ondernemer ‘bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk’.

Binnen een onderneming overgeplaatste personen zijn vreemdelingen die door hun internationale werkgever in het kader van een intra-concernuitzending tijdelijk naar Nederland worden overgeplaatst zoals bedoeld in paragraaf 24.

Voor vreemdelingen die in een andere lidstaat de status langdurig ingezetene hebben verkregen en vervolgens in Nederland een verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen krijgen, is in het eerste jaar van dit verblijf een tewerkstellingsvergunning nodig die moet worden aangevraagd door hun werkgever. Zij vragen geen gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid aan.

2. Paragraaf 7d komt te luiden:

7d. Advies omtrent geldigheidsduur van gecombineerde vergunning

Voor een gecombineerde vergunning waarbij sprake is van een arbeidsmarkttoets adviseert het UWV over de begin- en einddatum van de tewerkstelling en is het advies niet langer dan een jaar geldig. Met deze termijn wordt aangesloten bij de duur van de verlening van een tewerkstellingsvergunning, die in artikel 11 Wav bepaald is op een jaar. Bij een gecombineerde vergunning waarbij niet hoeft te worden getoetst aan de arbeidsmarkt adviseert het UWV over de geldigheidsduur en de begin- en einddatum van de tewerkstelling. In dit geval is de geldigheidsduur maximaal drie jaar, zoals is bepaald in artikel 11, derde lid, van de Wav. De vreemdeling mag alleen arbeid verrichten gedurende de periode zoals opgenomen in het advies van UWV. Indien wordt verzocht om verlenging van de duur van de gecombineerde vergunning zal het UWV opnieuw advies worden gevraagd over het arbeidsgedeelte van de gecombineerde vergunning.

3. Paragraaf 34 komt luiden:

34. Musici en artiesten

Voor musici en artiesten die behoren tot bepaalde artistieke functiegroepen in een beperkt aantal branches, te weten dans, klassieke muziek, opera, musical, theater, toneel en cultuurwerkplaatsen gelden afwijkende regelingen. Deze functiegroepen zijn in onderstaande lijst opgenomen.

Bij verblijf voor langer dan drie maanden moeten musici en artiesten in het bezit zijn van een gecombineerde vergunning. Het UWV toetst bij het opstellen van het advies bij musici en artiesten uit de functiegroepen in genoemde branches niet aan artikel 8, eerste lid, onderdeel a (aanwezigheid prioriteitgenietend aanbod), onderdeel b (verplichte vacaturemelding bij het UWV) en onderdeel c (eigen wervingsinspanningen van de werkgever), van de Wav. Voor musici en artiesten met een verblijf korter dan drie maanden geldt een tewerkstellingsvergunningplicht. Deze tewerkstellingsvergunning wordt eveneens niet getoetst aan artikel 8, eerste lid, onder a (prioriteitgenietend aanbod), b (verplichte vacaturemelding bij het UWV) en c (eigen wervingsinspanningen van de werkgever) van de Wav. De vrijstelling, op grond van artikel 8, derde lid, onder c, van de Wav, van de wervingsinspanningen betreft uitsluitend arbeidsplaatsen boven de zogenoemde ‘zaaglijn’ die het geheel aan arbeidsplaatsen in de cultuursector in twee segmenten verdeelt. Boven de ‘zaaglijn’ bevindt zich het topsegment gedefinieerd met het van het bruto jaarinkomen afgeleide maandinkomen.

De in deze paragraaf vermelde salarissen zijn gebaseerd op de CAO Nederlandse orkesten, de CAO Theater en dans en ontleend aan de arbeidsvoorwaardenregeling analoog aan de sector Rijk en sector Onderwijs.

Beroepen/functie topsegment

Bruto maandsalaris1 vanaf

Aanvoerder 2de violen, altviolen en contrabassen

€ 2.383

Acteur

€ 4.233

Artistiek (adjunct) directeur dans/musical/cultuurwerkplaats

€ 2.987

Artistiek leider of artistiek adviseur muziek/opera

€ 4.020

Artistiek projectcoördinator cultuurwerkplaats

€ 2.118

Choreograaf

€ 3.200

Danser/musical artiest

€ 2.039

Dirigent

€ 4.000

Eerste concertmeester

€ 4.077

Eerste- of soloblazer, eerste harpist en eerste paukenist

€ 2.383

Kernbegeleiding afdelingen cultuurwerkplaats

€ 2.536

Ontwerper/vormgever (waaronder decor, kostuum, licht, geluid, video)

€ 1.921

Plaatsvervangend eerste concertmeester

€ 2.683

Regisseur

€ 4.233

Solist muziek/opera

€ 4.000

Solocellist

€ 3.017

Technische (project)specialist cultuurwerkplaats

€ 2.118

Zanger/musical artiest

€ 2.971

1 Bruto maandsalaris wordt van het jaarinkomen herleid.

De meest recente CAO is het uitgangspunt.

4. Na paragraaf 34 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd luidende:

34a. Curatoren en restauratoren in dienst van werkgevers lid van de Vereniging van Rijksmusea

Bij verblijf voor langer dan drie maanden moeten conservatoren en restauratoren in het bezit te zijn van een gecombineerde vergunning. De leden van de Vereniging van Rijksmusea hebben met regelmaat internationale expertise op het terrein van conservatoren en restauratoren nodig. Bij het vaststellen van haar advies aan de IND met betrekking tot aanvragen voor een gecombineerde vergunning voor conservatoren en restauratoren van werkgevers die lid zijn van de Vereniging in Rijksmusea, toetst UWV, in afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c van de Wav, niet op de aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod, de verplichte vacaturemelding bij UWV en de wervingsinspanningen van de werkgever.

Conservatoren en restauratoren die werkzaamheden komen verrichten bij musea die aangesloten zijn bij de Vereniging van Rijksmuseavoor korter dan zes aaneengesloten weken in een periode van 13 weken, kunnen ook gebruik maken van de vrijstelling zoals beschreven in artikel 1, eerste lid, onderdeel a en onder 7, van het BuWav, omdat dan ook sprake is van incidentele arbeid.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 december 2015

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Aard wijzigingen

Met deze wijzigingen in de bij de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 horende Bijlage I zijn enkele beschrijvingen aangepast aan de praktijk van de advisering door UWV aan de IND inzake de afgifte van de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (gvva).

Tevens zijn de categorieën waarvoor uitzonderingen gelden op de gvva-plicht hier en daar verduidelijkt. Daarnaast is de ‘zaaglijn’ voor danser/musical artiest in paragraaf 34 geactualiseerd aan de loonontwikkelingen in de relevante cao. Daarbij is paragraaf 34 hier en daar tekstueel aangepast.

Verder wordt een paragraaf 34a toegevoegd die voorziet in een beperkte toetsing voor verlening van een vergunning aan conservatoren en restauratoren die werkzaamheden komen verrichten bij de musea die aangesloten zijn bij de Vereniging van Rijksmusea. Deze toevoeging vloeit voort uit een toezegging aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 32 144, nr. 24). Uit gesprekken is gebleken dat musea van de Vereniging van Rijksmusea belemmeringen ondervinden bij het werven van gespecialiseerde conservatoren en restauratoren. Sommige functies zijn zo gespecialiseerd dat hiervoor geen aanbod binnen de EU aanwezig is. Toch moet nu voor elke functie eerst binnen de Europese Unie worden geworven, voordat een tewerkstellingsvergunning kan worden afgegeven. Om deze belemmering op te lossen wordt bepaald dat de tewerkstellingsvergunning in afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c van de Wav, niet wordt getoetst op de aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod, verplichte vacaturemelding bij UWV en de eigen wervingsinspanningen van de werkgever. UWV zal ook bij het vaststellen van haar advies aan de IND met betrekking tot aanvragen voor een gecombineerde vergunning – indien sprake is van een verblijf van langer dan drie maanden – voor conservatoren en restauratoren van de Vereniging in Rijksmusea, in afwijking van artikel 8, eerste lid, onder a, b en c van de Wav, niet toetsen op de aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod, de verplichte vacaturemelding bij UWV en de wervingsinspanning van de werkgever.

Uitvoering en handhaving

De conceptregeling is aan UWV voorgelegd met het verzoek te toetsen op uitvoerbaarheid. UWV heeft geoordeeld dat de wijziging van de regeling per 1 januari 2016 uitvoerbaar en haalbaar is.

De structurele uitvoeringskosten zullen niet wijzigen naar aanleiding van de wijziging en de incidentele koste zijn nihil.

De Inspectie SZW heeft de conceptregeling onderzocht op handhaafbaarheid en laten weten dat de conceptregeling de handhaafbaarheid van de Wet arbeid vreemdelingen niet beïnvloedt.

Regeldruk

De administratieve lasten (het voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid) en de inhoudelijke nalevingskosten (de kosten voor het kunnen voldoen aan de inhoudelijke verplichtingen zoals vastgelegd in wet- en regelgeving) vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Het kabinet streeft er naar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen.

Bij de voorbereiding van dit voorstel is nagegaan of sprake is van regeldrukeffecten. Deze vraag is alleen aan de orde bij de wijziging met betrekking tot de tewerkstellingsvergunning en de gvva voor conservatoren en restauratoren. De aanpassing betekent dat geen vacaturemelding en wervingsinspanningen meer nodig zijn voor het mogen aantrekken van conservatoren en restauratoren van buiten de EU. De regeldruk voor de leden van de Vereniging van Rijksmusea zal daardoor verminderen. Aangezien het om een klein aantal gaat (maximaal 5 per jaar), is de besparing op het totaal van de regeldruk verwaarloosbaar.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven