Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 4 december 2015, nr. IENM/BSK-2015/84370, houdende vaststelling van categorieën van afvalstoffen waarvoor in Nederland geen andere wijze van afvalbeheer mogelijk is dan storten (Regeling storten als enige vorm van afvalbeheer)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 5 van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen;

BESLUIT:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

AVI-bodemas:

AVI-bodemas als bedoeld in het Besluit vrijstellingen stortverbod buiten inrichtingen;

besluit:

Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen;

IBC-bouwstof:

IBC-bouwstof als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.

Artikel 2

  • 1. Als categorie van afvalstoffen als bedoeld in artikel 5 van het besluit worden aangewezen de afvalstoffen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel 23, onder b, van het besluit die vrijkomen bij de kwaliteitsverbetering van AVI-bodemas.

  • 2. Van kwaliteitsverbetering als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake in geval van:

    • a) maximale afscheiding van ferro en non-ferro metalen,

    • b) beperking van de uitloging van verontreiniging zodat toepassing als niet-vormgegeven bouwstof mogelijk is,

    • c) het terugbrengen van niet-minerale delen met het oog op gebruik als toeslagmateriaal in beton, asfalt of andere producten, of

    • d) productie van een immobilisaat dat voldoet aan de eisen voor een vormgegeven product met als doel AVI-bodemas niet meer toe te passen als IBC-bouwstof.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2016.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling storten als enige vorm van afvalbeheer.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

1. Inleiding

Storten is de minst gewenste wijze van afvalverwerking en staat daarom het laagst in de afvalhiërarchie. Om ervoor zorg te dragen dat afvalstoffen die op een hoogwaardiger wijze kunnen worden verwerkt niet gestort worden, zijn stortverboden opgenomen voor 45 afvalstoffen in het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa).

Soms is het noodzakelijk afvalstoffen, in afwijking van het stortverbod, toch te storten. De minister kan daarom, middels een ministeriële regeling op grond van artikel 5 van het besluit, een afvalstof aanwijzen waarvoor naar zijn oordeel in Nederland geen andere wijze van afvalbeheer mogelijk is dan storten.

De aanwijzing bij regeling door de minister ligt voor de hand voor die gevallen waarvoor ten aanzien van specifieke afvalstoffen structureel een tekort aan verwerkingscapaciteit is. Eén landelijke regeling kan in dit geval de individuele aanvragen voor afwijken van een stortverbod vervangen met als resultaat een afname in de administratieve en bestuurlijke lasten.

Onderhavige regeling voorziet hierin. In deze regeling wordt een categorie van afvalstoffen aangewezen worden waarvoor naar het oordeel van de minister geen andere wijze van afvalbeheer mogelijk is dan storten. Het betreft de aanwijzing van reststromen die vrijkomen bij de kwaliteitsverbetering van AVI-bodemas.

Een aanwijzing in deze regeling geldt landelijk en dus voor alle stortplaatsen. De omgevingsvergunning van de stortplaatsexploitant moet echter wel de mogelijkheid bieden om van het stortverbod af te wijken zoals in artikel 4, eerste lid, van het besluit is bepaald. Zonder een daartoe bedoeld voorschrift in de vergunning mag niet van een stortverbod worden afgeweken en kan geen beroep gedaan worden op deze regeling.

Voor bepaalde afvalstoffen is het in geen enkel geval mogelijk om van het stortverbod af te wijken. Het stortverbod is voor deze afvalstoffen absoluut (artikel 4, derde lid, van het besluit). Het betreft de in artikel 1, eerste lid, genoemde categorieën 1 tot en met 14 van het besluit.

2. Reststromen die vrijkomen bij de kwaliteitsverbetering van AVI-bodemas

AVI-bodemas is de bodemas die resteert na verbranding in een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het verbranden van huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen in een roosteroven of een wervelbedoven. Door mechanische en/of fysische verwerking van de stromen AVI-bodemas ontstaan deelstromen of residuen. Het gaat dan bij voorbeeld om mechanische handelingen als breken, zeven, magneetscheiden en sorteren. Daarnaast is er ook steeds meer sprake van fysische verwerking van AVI-bodemas met behulp van technieken als fractionering, natte reiniging, versnelde veroudering en dichtheidsscheiding.

In artikel 1, eerste lid, onderdeel 23, onder b, van het besluit staat een stortverbod voor deelstromen of residuen van de mechanische en fysische verwerking van de stromen van AVI-bodemas. Dit stortverbod is nog niet van kracht. Bij afzonderlijk koninklijk zal dit stortverbod gelijktijdig met onderhavige regeling in werking treden. Daardoor wordt het verboden om deelstromen of residuen van de mechanische en fysische verwerking van de stromen van AVI-bodemas te storten. In het verlengde daarvan geldt onderhavige regeling. Daarbij is het volgende van belang.

Op dit moment wordt AVI-bodemas vooral toegepast als IBC-bouwstof. Dit is een bouwstof die vanwege de mate van emissie alleen met isolatie-, beheers- en controlemaatregelen (IBC) mag worden toegepast conform het Besluit bodemkwaliteit. Daarom is begin maart 2012 tussen de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de Nederlandse bedrijven met afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) de Green Deal Verduurzaming nuttige toepassing AEC-bodemas (AVI-bodemas) gesloten. In de Green Deal verplichten deze bedrijven zich de kwaliteit van het toe te passen product uit AVI-bodemas zodanig te verbeteren dat op uiterlijk 1 januari 2017 minimaal 50 procent van de AVI-bodemas nuttig wordt toegepast buiten de huidige IBC-toepassingen. Daarnaast stellen zij zich ten doel om in 2020 geen AVI-bodemas meer toe te passen als IBC-bouwstof.

Deze kwaliteitsverbetering van AVI-bodemas leidt bij enkele (deel)processen tot een residustroom die momenteel niet kan worden gerecycled en dus moet worden gestort. In de Green Deal is vastgelegd dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu een landelijke verklaring zal afgegeven op grond waarvan bedoelde residustroom, in afwijking van het stortverbod, kan worden gestort. Onderhavige regeling voorziet hierin.

Deze regeling heeft uitsluitend betrekking op de hiervoor genoemde reststroom die enerzijds vrijkomt bij opwerkprocessen die AVI-bodemas produceren en die anderzijds nuttig kan worden toegepast buiten de huidige IBC-toepassingen. Dit betekent dat voor AVI-bodemas en deelstromen of residuen die vrij zijn gekomen bij een andere verwerkingshandeling dan hiervoor is aangegeven een stortverbod blijft gelden.

3. Gevolgen

3.1 Administratieve lasten

De aanwijzingen in deze regeling vervangen de individuele verzoeken van stortplaatsexploitanten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit aan gedeputeerde staten om te verklaren dat er naar hun oordeel geen andere wijze van afvalbeheer mogelijk is dan storten. Dit resulteert in een afname in de administratieve en bestuurlijke lasten voor gedeputeerde staten.

3.2 Effecten voor het bedrijfsleven

De lasten voor het bedrijfsleven zullen afnemen. De stortplaatsexploitant en de ontdoener van de afvalstof hoeven nu niet aan te tonen dat voor de aangewezen categorie in deze regeling geen andere wijze van afvalbeheer mogelijk wanneer zij bij een verzoek aan gedeputeerde staten om ontheffing van een stortverbod zouden vragen. Door deze regeling hoeven ze geen ontheffing meer te vragen.

3.3 Effecten voor het milieu

Er zijn geen extra negatieve effecten voor het milieu te verwachten aangezien op dit moment geen stortverbod voor deze categorie van afvalstoffen geldt en het derhalve al gestort wordt.

Daarnaast zal bodemverontreiniging zich niet voordoen, omdat onderafdichting op een stortplaats verplicht is.

4. Consultatie

De conceptregeling is ter consultatie aangeboden aan partijen die betrokken zijn bij de productie van bodemassen (de eigenaren van afvalverbrandingsinstallaties) en bij stortplaatsbeheerders en -eigenaren. Er bestonden geen zwaarwegende bezwaren tegen het invoeren van de voorliggende regeling.

Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft aangegeven geen beletsel te zien in invoering van de regeling. Wel merkte IPO op dat de gebruikte begripsbepalingen tot verwarring kan leiden. De gebruikte terminologie sluit echter aan bij die van het Bssa zelf. De voorkeur bestaat derhalve voor het behoud van deze begrippen.

5. Inwerkingtreding

Het Besluit van 26 september 2012 tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen1 is op 1 januari 2013 in werking getreden bij koninklijk besluit van 19 november 20122. Met dat koninklijk besluit is niet voorzien in de inwerkingtreding van enkele categorieën, waaronder 23, onderdeel b, onder b zoals opgenomen in artikel 1, eerste lid, van het besluit.

De inwerkingtreding van categorie 23, onderdeel b, onder b, inzake deelstromen of residuen van de mechanische en fysische verwerking van de stromen van AVI-bodemas zal door een zelfstandig koninklijk besluit worden geregeld. Voor het tijdstip van inwerkingtreding van onderhavige regeling (1 april 2016) is aangesloten bij het tijdstip van inwerkingtreding van categorie 23, onderdeel b, onder b. In de toelichting bij dat koninklijk besluit is ingegaan op het tijdstip van inwerkingtreding in relatie tot het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten van regelgeving.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven