Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 24 november 2015, nr. WJZ/15137445, houdende wijziging van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE's in verband met aanpassing van de meldplicht voor Aviaire Influenza, de vaccinatie tegen Newcastle disease en enkele technische wijzigingen

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 84, eerste lid, wordt ‘per dag’ telkens vervangen door: per koppel per dag.

B

In artikel 93 wordt ‘wordt alleen verplaatst’ vervangen door: wordt alleen verplaatst naar een ander bedrijf waar dieren als bedoeld in artikel 85, eerste lid, worden gehouden.

C

Artikel 94c, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De vaccinatie, bedoeld in artikel 94b, eerste lid, vindt plaats:

    • a. in de periode van 3 tot en met 18 dagen nadat de dieren zijn uitgekomen, of

    • b. voor zover gebruik wordt gemaakt van een niet-spreidend vaccin, voordat de dieren 3 dagen oud zijn.

D

Artikel 94l, vijfde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. een door de minister toegekend registratienummer als bedoeld in artikel 3 van de Regeling identificatie en registratie van dieren;.

E

In artikel 94u, zesde lid, wordt ‘Mycoplasma gallisepticum’ vervangen door: Mycoplasma synoviae.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 november 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

TOELICHTING

Deze regeling wijzigt de Regeling preventie, bestrijding en monitoring besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (hierna: de regeling). Deze wijzigingen hebben betrekking op de meldplicht voor Aviaire Influenza en de vaccinatie tegen Newcastle disease.

Ondernemers zijn verplicht om verhoogde sterfte bij pluimvee en overige AI-gevoelige dieren te melden. Die verplichting is opgenomen in artikel 84, eerste lid, van de regeling. Deze sterfte werd berekend als percentage van het totaal aantal op het bedrijf aanwezige dieren. Op veel bedrijven worden dieren gehouden in verschillende stallen. Klinische ziekteverschijnselen, zoals sterfte, en verspreiding van de ziekte treden eerst op binnen de stal. Pas in een later stadium kunnen ziektes zich verspreiden tussen stallen. Uit de besmettingen met hoogpathogene vogelgriep in 2014 is gebleken dat de grenswaarden voor de meldplicht op bedrijfsniveau niet gehaald werden. Dat kan de opsporing van deze besmettingen vertragen. Om in een zo vroeg mogelijk stadium een besmetting op te sporen is het daarom van belang dat deze meldplicht niet op bedrijfsniveau, maar per koppel geldt. Zo wordt het verspreidingsrisico in het beginstadium verkleind en kan de schade beperkt worden. Dit wordt onderschreven door de evaluatie van de vogelgriep in 2014, door Berenschot. Artikel I, onderdeel A, voorziet in deze wijziging.

In de tweede plaats is de periode gewijzigd waarin vaccinatie van pluimvee tegen Newcastle disease plaats moet vinden. Artikel 94c, eerste lid, van de regeling voorzag erin dat de dieren gevaccineerd werden tussen dag 3 en dag 18 nadat de dieren zijn uitgekomen. Deze vaccinatie gebeurt op het pluimveebedrijf. Dit artikel is uitgebreid met de mogelijkheid om al voor de derde levensdag op de broederij te vaccineren. Voorheen waren vaccins die voor vaccinatie tegen Newcastle disease konden worden gebruikt allemaal verzwakte levende vaccins. Deze vaccins hebben als eigenschap dat het verzwakte virus in het dier kan vermeerderen en kan spreiden. Dit is een onwenselijke eigenschap voor gebruik op een broederij, omdat het vaccinvirus kan verspreiden naar koppels die niet gevaccineerd moeten worden. Nu is er een vaccin beschikbaar dat kan worden toegepast op het broedei of gedurende de eerste levensdagen van het kuiken, maar dat niet spreidt tussen dieren. Dit vaccin kan gebruikt worden om het embryo in het ei (in-ovo) te vaccineren, of de dieren gedurende hun eerste levensdagen op de broederij. Voorwaarde is wel dat een niet-spreidend vaccin wordt gebruikt. Hierin voorziet artikel I, onderdeel C.

Daarnaast bevat deze regeling drie technische wijzigingen:

  • Artikel 93 van de regeling, dat regelt dat dieren voor verplaatsing onderzocht moeten worden op de aanwezigheid van aviaire influenza, is aangevuld. Deze verplichting werd oorspronkelijk voorgeschreven door het Productschap Pluimvee en Eieren. Toen deze verplichting in de regeling werd overgenomen is per abuis niet opgenomen dat dat onderzoek alleen hoeft plaats te vinden als de dieren worden verplaatst naar een ander bedrijf waar dieren als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de regeling worden gehouden. Dat is met artikel I, onderdeel B, gecorrigeerd.

  • Artikel 94l, vijfde lid, onderdeel c, van de regeling is met artikel I, onderdeel D, opnieuw vastgesteld. In dat onderdeel werd nog verwezen naar het KIPnummer, dat door het Productschap voor Pluimvee en Eieren werd gehanteerd. Die verwijzing is aangepast in een verwijzing naar het door de Minister van Economische Zaken toegekende registratienummer, bedoeld in artikel 3 van de Regeling identificatie en registratie van dieren.

  • Ten slotte wijzigt artikel I, onderdeel E, de monsternameverplichting voor de monitoring op Mycoplasma bij legkippen. Die verplichting is geregeld in artikel 94u, zesde lid, van de regeling. Indien de legkippen gevaccineerd zijn tegen Mycoplasma synoviae moeten er ook tracheaswabmonsters genomen worden. Deze verplichting werd oorspronkelijk voorgeschreven door het Productschap Pluimvee en Eieren. In plaats van voor te schrijven dat deze monsters genomen moesten worden bij tegen Mycoplasma synoviae gevaccineerde dieren, stond in artikel 94u, zesde lid, dat die verplichting gold voor tegen Mycoplasma gallisepticum gevaccineerde dieren. Dat is met deze aanpassing hersteld.

Deze regeling heeft geen effecten op de regeldruk. Inwerkingtreding van deze regeling vindt plaats op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn voor regelgeving. De redenen voor die afwijking zijn de volgende:

  • artikel I, onderdeel A, heeft betrekking op noodsituaties. Het is van groot belang dat besmettingen met vogelgriep in een zo vroeg mogelijk stadium worden opgespoord. Zo wordt het verspreidingsrisico verkleind en de schade zoveel mogelijk beperkt. Daartoe dient dit onderdeel;

  • artikel I, onderdelen B, D en E betreffen reparaties;

  • artikel I, onderdeel C, levert voordelen op voor het bedrijfsleven, nu de periode waarin tegen Newcastle disease kan worden gevaccineerd kan worden uitgebreid.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Naar boven