De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
Gehoord de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op de artikel 2.7, tweede lid, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen
publieke en semipublieke sector;
Besluit:
ARTIKEL I
Artikel 3 van de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen
volkshuisvesting 2014 komt te luiden:
Artikel 3. Bezoldigingsmaxima
De bezoldiging van een topfunctionaris van een toegelaten instelling bedraagt per
bezoldigingsklasse ten hoogste:
Bezoldigingsklasse
|
Maximale bezoldiging
|
A
|
83.000
|
B
|
94.000
|
C
|
105.000
|
D
|
113.000
|
E
|
131.000
|
F
|
150.000
|
G
|
168.000
|
H
|
179.000
|
ARTIKEL II
De tabel in de bijlage behorende bij de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen
toegelaten instellingen volkshuisvesting 2014 komt te luiden:
Indeling van toegelaten instellingen in bezoldigingsklassen
A/B
|
Tot 8.000
|
8.001– 14.000
|
14.001– 24.000
|
24.001– 40.000
|
40.001–60.000
|
60.001– 100.000
|
100.001–150.000
|
150.001–375.000
|
>375.000
|
Tot 750
|
A
|
A
|
A
|
A
|
A
|
A
|
B
|
B
|
B
|
751– 1.500
|
B
|
B
|
B
|
B
|
B
|
C
|
C
|
C
|
C
|
1.501– 2.500
|
C
|
C
|
C
|
C
|
D
|
D
|
D
|
D
|
D
|
2.501– 5.000
|
D
|
D
|
E
|
E
|
E
|
E
|
E
|
E
|
E
|
5.001– 10.000
|
E
|
F
|
F
|
F
|
F
|
F
|
F
|
F
|
G
|
10.001– 25.000
|
G
|
G
|
G
|
G
|
G
|
G
|
G
|
H
|
H
|
> 25.001
|
H
|
H
|
H
|
H
|
H
|
H
|
H
|
H
|
H
|
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.
TOELICHTING
1. Aanleiding
Op grond van de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen
volkshuisvesting 2014 (hierna: de regeling), die sinds 1 januari 2014 van kracht is,
zijn de bezoldigingen van directeuren/bestuurders en van de leden van de Raad van
Commissarissen van woningcorporaties aan verlaagde sectorale maxima gebonden. De regeling
is een uitwerking van artikel 2.7 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen
publieke en semipublieke sector (hierna: WNT) en kent een klassenindeling op grond
van het aantal verhuureenheden en de gemeentegrootte waar de corporatie werkzaam is.
Het bezoldigingsmaximum van de hoogste klasse is gelijk aan het wettelijke bezoldigingsmaximum
genoemd in artikel 2.3, eerste lid, van de WNT (hierna: het bezoldigingsmaximum van
de WNT).
Het bezoldigingsmaximum van de WNT is per 1 januari 2015 verlaagd op grond van de
Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT (hierna: WNT-2). Waar voorheen een norm gold
overeenkomstig de bezoldiging van een minister vermeerderd met 30%, is het maximum
met ingang van de genoemde datum teruggebracht naar het niveau van enkel de bezoldiging
van een minister. Vanwege het tijdstip van de besluitvorming over de verlaging van
de maximum bezoldigingsnorm in de WNT was het niet mogelijk om de regeling al voor
het jaar 2015 hierop aan te passen. Om die reden zijn voor 2015 de in de regeling
genoemde maxima bevroren op het niveau van de maxima voor het jaar 2014 op grond van
artikel 7.4, tweede lid, van de WNT. Met de onderhavige wijzigingsregeling is de regeling
per 1 januari 2016 in overeenstemming gebracht met het bezoldigingsmaximum van de
WNT. In samenhang hiermee is ook de klassenindeling aangepast (artikel II). Verder
zijn de in de regeling genoemde bedragen geïndexeerd (Artikel I).
2. Een aangepaste klassenindeling en indexering
De verlaging van het bezoldigingsmaximum van de WNT is voor de Vereniging van toezichthouders
in Woningcorporaties (VTW) en de Nederlandse Vereniging van Bestuurders Woningcorporaties
(NVBW) aanleiding geweest om een voorstel te doen voor een aangepaste klassenindeling.
De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 2 april 20151. In het voorstel is ten aanzien van de klassen het volgende opgenomen:
-
– De systematiek, zoals gehanteerd in de regeling, is ongewijzigd gebleven. Daarmee
blijft de indeling in klassen op basis van het aantal verhuureenheden en gemeentegrootte,
in stand.
-
– De bestaande bezoldigingsklassen A t/m G zijn ongewijzigd, met dien verstande dat
de maximumbedragen wel worden geïndexeerd.
-
– De bestaande bezoldigingsklassen H, I en J zijn samengevoegd tot één klasse, namelijk
klasse H, waarbij de bezoldiging wordt gelijkgesteld aan de maximale bezoldiging van
de WNT die geldt voor 2016, namelijk € 179.000. De tabel met de indeling van de toegelaten
instelling, opgenomen in de bijlage bij de regeling, is daartoe aangepast (artikel
II).
In mijn brief van 28 mei 20152 heb ik aangegeven het voorstel van de VTW en NVBW over te willen nemen. In de eerste
plaats omdat de objectieve systematiek van de regeling transparant is en op draagvlak
in de sector kan rekenen. Verder is in het voorstel van VTW en NVBW de verdeling van
de woningcorporaties over de verschillende bezoldigingsklassen evenwichtig, waarbij
ongeveer 30 van de circa 370 corporaties in de hoogste klasse zullen vallen.
Het bezoldigingsmaximum van de WNT bedroeg per 1 januari 2015 € 178.000. Dit bedrag
is per 1 januari 2016 verhoogd tot € 179.000.3 Daarmee is gevolg gegeven aan het bepaalde in artikel 2.3, tweede en derde lid, van
de WNT, op grond waarvan het bezoldigingsmaximum per 1 januari van elk jaar wordt
aangepast aan de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid, zoals
deze voor het voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
is bepaald, tenzij deze ontwikkeling niet tot een verhoging leidt. Omwille van de
consistentie en de wens om voor alle topfunctionarissen bij woningcorporaties een
gelijke ontwikkeling van het bezoldigingsmaximum te bewerkstelligen, zijn ook de maximumbedragen
behorend bij elke bezoldigingsklasse met hetzelfde door het CBS bepaalde cijfer aangepast4, met dien verstande dat de bedragen na verhoging op € 1000 naar boven zijn afgerond.
3. Overgangsrecht
De regeling is ingegaan op 1 januari 2014 en is in 2015 niet aangepast aan de verlaging
van het maximumbedrag op grond van de WNT-2. Topfunctionarissen die op 1 januari 2016
bestaande bezoldigingsafspraken hebben met een bezoldiging die lager is dan het toepasselijke
maximum op grond van de regeling zoals die in 2014/2015 luidde, maar hoger is dan
het toepasselijke maximum, zoals dat met ingang van 1 januari 2016 geldt, vallen met
ingang van 1 januari 2016 onder het overgangsrecht. De eerste vier jaar worden de
bezoldigingsafspraken die liggen boven het niveau van de regeling gerespecteerd. Daarna
moeten de bezoldigingen in drie jaar tijd worden teruggebracht naar het nieuwe toepasselijke
maximum. Dit is geregeld in artikel 7.3, vierde en negende lid, van de WNT.
Sommige topfunctionarissen vallen op 1 januari 2016 echter reeds onder het eerdere
overgangsrecht. Het betreft topfunctionarissen die op de datum van inwerkingtreding
van de WNT op 1 januari 2013 of de datum van de inwerkingtreding van de regeling op
1 januari 2014, een bezoldiging hadden die hoger was dan het wettelijke bezoldigingsmaximum,
dan wel het op grond van de regeling toepasselijke maximum, zoals dat op 1 januari
2013 onderscheidenlijk 1 januari 2014 gold. Voor deze topfunctionarissen blijft dat
overgangsrecht doorlopen. Er vangt dus niet met ingang van 1 januari 2016 opnieuw
een termijn van vier jaar aan. De respecteerfase van vier jaar is ingegaan met ingang
van 1 januari 2013, onderscheidenlijk 1 januari 2014. Na vier jaar respecteerfase,
wordt de bezoldiging in drie jaar teruggebracht naar het wettelijke bezoldigingsmaximum
zoals dat gold voor de inwerkingtreding van de WNT-2, dan wel het toepasselijke maximum
op grond van de regeling zoals die in 2014/2015 luidde. Vervolgens wordt de bezoldiging
in twee jaar teruggebracht het nieuwe, op grond van de regeling, toepasselijke maximum.
Dit is geregeld in artikel 7.3a van de WNT.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst
S.A. Blok