Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 november 2015, kenmerk 870009-144117-WJZ, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 januari 2016

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 juli 2015, worden met ingang van 1 januari 2016 verhoogd met 1,11%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 januari 2016 vastgesteld als volgt:

A

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

B

welvaartstoeslag vanaf 1 januari 2016

van

1.225,21

tot en met

1.356,79

25 187,40 minus pensioengrondslag

van

tot en met

pensioengrondslag maal factor

plus extra

bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

17,4254

198,00

1.404,45

1.446,64

17,4528

198,00

1.446,65

2.021,13

17,4994

198,00

2.021,14

2.066,96

17,5173

198,00

2.066,97

2.113,24

17,5190

198,00

2.113,25

2.158,62

17,5203

198,00

2.158,63

2.204,45

17,5223

198,00

2.204,46

2.248,92

17,5242

198,00

2.248,93

2.294,76

17,5259

198,00

2.294,77

2.385,51

17,5280

198,00

2.385,52

2.485,34

17,5318

198,00

2.485,35

2.583,36

17,5350

198,00

2.583,37

2.678,65

17,5387

198,00

2.678,66

2.679,11

17,5718

198,00

2.679,12

2.726,30

17,5752

198,00

2.726,31

2.773,49

17,5771

198,00

2.773,50

2.820,23

17,5827

198,00

2.820,24

2.867,88

17,5843

198,00

2.867,89

2.914,62

17,5903

198,00

2.914,63

2.961,36

17,5921

198,00

2.961,37

2.961,81

17,5928

198,00

2.961,82

3.004,92

17,5963

199,00

3.004,93

3.048,94

17,5974

199,00

3.048,95

3.092,96

17,6018

199,00

3.092,97

3.136,07

17,6027

199,00

3.136,08

3.136,52

17,6064

199,00

3.136,53

3.180,08

17,6074

199,00

3.180,09

3.223,19

17,6082

199,00

3.223,20

3.223,64

17,6120

199,00

3.223,65

3.267,21

17,6128

199,00

3.267,22

3.310,32

17,6136

199,00

3.310,33

3.353,88

17,6192

199,00

3.353,89

3.397,44

17,6302

199,00

3.397,45

3.441,01

17,6331

199,00

3.441,02

3.484,57

17,6343

199,00

3.484,58

3.528,13

17,6392

199,00

3.528,14

3.571,69

17,6400

199,00

3.571,70

3.615,26

17,6453

199,00

3.615,27

3.658,82

17,6466

199,00

3.658,83

3.659,27

17,6478

199,00

3.659,28

3.713,73

17,6511

199,00

3.713,74

3.768,18

17,6522

199,00

3.768,19

3.822,63

17,6574

199,00

3.822,64

3.823,09

17,6726

199,00

3.823,10

3.877,54

17,6742

199,00

3.877,55

3.932,00

17,6778

199,00

3.932,01

3.986,45

17,6791

199,00

3.986,46

4.040,90

17,6840

199,00

4.040,91

4.084,02

17,6857

199,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 juli 2015, worden met ingang van 1 januari 2016 verhoogd met 1,11%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 januari 2016 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 25 190,34;

  • b. de bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op achtereenvolgens:

€ 52 548,29;

€ 32 451,13;

€ 17.077,72;

€ 17 334,62;

€ 17 124,66;

€ 34 141,61.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2015 worden met ingang van 1 januari 2016 verhoogd met 1,11%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2016 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 2 098,95;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 4 357,42;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 2 847,39;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 2 649,48.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2015, worden met ingang van 1 januari 2016 verhoogd met 1,11%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2016 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 2 098,95;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 4 357,42.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo), is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Bij de op 1 januari 2009 in werking getreden wet van 20 november 2008 tot wijziging van de Wbp, Wbpzo, WIV, Wuv en Wubo, ter vereenvoudiging van de uitvoering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard, zijn de in deze wetten opgenomen zogenaamde indexeringsbepalingen gewijzigd. De indexering van de factoren, grondslagen en bedragen was tot aan de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 gekoppeld aan de indexering van de pensioenen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds. Vanwege de vele kritiek op dit systeem is voor een andere indexeringssystematiek gekozen. Vanaf 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd voor de indexering van het wettelijk minimumloon.

De indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen blijft om een tweetal redenen ook onder de nieuwe indexeringssystematiek noodzakelijk. Ten eerste zijn bij het opnieuw vaststellen van een buitengewoon pensioen, een garantietoeslag, een (periodieke) uitkering of een garantie-uitkering actuele berekeningsgegevens noodzakelijk waaronder een grondslag die geïndexeerd is naar het tijdstip van de hernieuwde vaststelling. Ten tweede blijft indexering van minimum- en maximumgrondslagbedragen noodzakelijk voor degenen die na de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 voor het eerst een aanvraag op grond van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen. Door deze indexering houden de toekenningen van financiële rechten aan hen gelijke tred met de welvaartsontwikkeling in Nederland.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 oktober 2015, 2015-0000277569 (Staatscourant nr. 38647), wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2016 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 1,11%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 januari 2016 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

Per 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) uitgebreid naar ministeriële regelingen (brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretarissen van Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2009, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het in het kader van VVM gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing.

Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond “Reparatiewetgeving” van toepassing.

Gelet op de strekking van deze regeling zijn hieraan geen financiële consequenties verbonden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven