TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke
stoffen (hierna: VLG) in verband met de tunnelcategorisering van twee nieuwe tunnels
en het aanbrengen van enkele technische verbeteringen. De categorisering van de tunnels
betreft de opname hiervan in artikel 3 van hoofdstuk II van bijlage 2 bij de VLG.
De eerste toevoeging betreft de Ketheltunnel, gelegen in de A4 tussen Delft en Schiedam.
Deze tunnel is ingedeeld in categorie C van randnummer 1.9.5.2.2 van het ADR (bijlage
1 bij de VLG). Als tweede wordt de Stadsbaantunnel toegevoegd. Deze tunnel, gelegen
te Utrecht, is ingedeeld in categorie E. De overwegingen die ten grondslag liggen
aan de categorisering worden hieronder per tunnel toegelicht.
De wijziging van de VLG in verband met de categorisering van de tunnels is aangegrepen
om daarnaast enkele wetstechnische wijzigingen aan te brengen. In artikel 3, eerste
lid, van hoofdstuk II van bijlage 2 vindt een tekstuele verbetering plaats en wordt
de alfabetische volgorde van de opsomming hersteld. Daarnaast wordt de verwijzing
naar de Wet vervoer gevaarlijk stoffen (hierna: Wvgs) in de aanhef van artikel 4 van
hoofdstuk II van bijlage 2 (gemeentelijke routering van gevaarlijke stoffen) gecorrigeerd.
De grondslag van deze verwijzing in de Wvgs is veranderd met de inwerkingtreding van
de Wet basisnet (Stb. 2013, 307). Als laatste is in tabel 1 van bijlage 3 de aanwijzing van de Minister van Economische
zaken als erkende instantie voor de uitvoering van alle randnummers in hoofdstuk 6.4
van het ADR geschrapt. Deze wijziging houdt verband met het feit dat de bevoegdheid
inzake handelingen met betrekking tot radioactieve materialen niet langer bij de Minister
van Economische Zaken berust, maar is overgedragen aan de Minister van Infrastructuur
en Milieu.
Ketheltunnel
Met de onderhavige aanpassing van de VLG wordt de Ketheltunnel ingedeeld in categorie
C. Hierdoor is de tunnel gesloten voor het vervoer van stoffen die een zeer zware
of zware explosie kunnen veroorzaken, zoals het bulktransport van de brandbare gassen
als LPG, propaan en butaan, en vervoer dat kan leiden tot het vrijkomen van een grote
hoeveelheid giftige stoffen. Het afwegingskader dat ten grondslag ligt aan de categorisering
van tunnels wordt gegeven door de Circulaire vervoer gevaarlijke stoffen door wegtunnels
(Stcrt. 2013, 7028, hierna: de circulaire). Daarin is onder meer het uitgangspunt opgenomen dat het
vervoer van gevaarlijke stoffen door tunnels zo min mogelijk wordt beperkt. De circulaire
schrijft bovendien voor dat de categorisering plaatsvindt aan de hand van de criteria
die zijn opgenomen in het ADR (bijlage 1 bij de VLG). Uit deze criteria volgt dat
de afweging gemaakt wordt op basis van kenmerkende eigenschappen van de tunnel, de
overwegingen aangaande het regelen van het verkeer en een beoordeling van de risico’s
met inbegrip van de beschikbaarheid en geschiktheid van alternatieve routes en wijzen
van vervoer.
De circulaire leidt uit bovengenoemd afwegingskader de specifieke regel af dat landtunnels
en niet-essentiële oeververbindingen in beginsel ingedeeld worden in categorie A van
het ADR, waarbij er geen beperkingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gelden.
Het is echter mogelijk om af te wijken van deze specifieke regel en te besluiten tot
een andere tunnelcategorie, indien de Minister van oordeel is dat er sprake is van
een bijzondere situatie. Als voorbeeld van een bijzondere situatie noemt de circulaire
in paragraaf 5.4, onderdeel d, een wegtunnel waarover het Tracébesluit of de voorkeursbeslissing
al is genomen voorafgaand aan de publicatie van de circulaire. Daarvan is in onderhavig
geval sprake; er is in de voorbereiding van de totstandkoming van de tunnel steeds
uitgegaan van een beperking van het vervoer van gevaarlijke stoffen (C-categorie).
Dit is tot uitdrukking gekomen in bestuurlijke afspraken en het Tracébesluit van het
wegdeel waarin de tunnel is gelegen. Deze dateren nog van voor de totstandkoming van
de circulaire.
De in het verleden gemaakte keuze is afgewogen tegen het belang van het doorgaand
vervoer van gevaarlijke stoffen. In dat verband is relevant dat de Ketheltunnel in
het verlengde ligt van de Beneluxtunnel, die, als een essentiële oeververbinding,
een categorie C kent. Dit betekent dat voor het vervoer van de desbetreffende gevaarlijke
stoffen in noord-zuid-richting sowieso geen gebruik kan worden gemaakt van de Ketheltunnel.
In plaats daarvan kunnen de gevaarlijke stoffen vervoerd worden via de bestaande routes
over de A15, A16, A20 en A13. In die situatie komt door de totstandkoming van de Ketheltunnel
geen verandering. Vanaf circa 2022 zal het desbetreffende vervoer bovendien gebruik
kunnen maken van de geplande A13/16-verbinding, zodat hierdoor een aanvullend alternatief
wordt geboden.
Er is overleg gevoerd inzake de tunnelcategorisering met belanghebbenden, waaronder
de Commissie Transport Gevaarlijke Goederen (hierna: CTGG). In de CTGG is een groot
aantal landelijke koepels verenigd die betrokken zijn bij het vervoer van gevaarlijke
stoffen. De CTGG heeft tijdens dit overleg aangegeven dat zij weliswaar begrip heeft
voor de gemaakte bestuurlijke afspraken, maar desalniettemin graag een andere afweging
had gezien waardoor de tunnel opengesteld zou zijn voor al het vervoer van gevaarlijke
stoffen.
Stadsbaantunnel
Voor de Stadsbaantunnel is categorie E vastgesteld. Het vervoer van gevaarlijke stoffen
door deze tunnel is daarmee uitgesloten, uitgezonderd enkele met name genoemde stoffen
(te vinden in het ADR, randnummer 1.9.5.2.2). Bij het ontwerp en de bouw van de Stadsbaantunnel
is categorie E als uitgangspunt genomen. De gemeente Utrecht heeft hiertoe overwogen
dat het vervoer van gevaarlijke stoffen door de tunnel onwenselijk is, omdat er voldoende
geschikte alternatieve routes aanwezig zijn. Het doorgaand verkeer kan gebruik maken
van de alternatieve routes via de A2 en de A12. Mede daarom is in het ontwerp van
de tunnel geen rekening gehouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit is een
kenmerkende eigenschap van de tunnel die thans een directe belemmering vormt voor
het vervoer van gevaarlijke stoffen door die tunnel en, gelet op de criteria uit het
ADR, eveneens reden geeft tot het indelen van de tunnel onder categorie E. Een aanvullende
overweging om te komen tot de categorie E voor de Stadsbaantunnel is artikel 19 van
de Wvgs. Deze bepaling verbiedt het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de bebouwde
kom, met uitzondering van het vervoer van gevaarlijke stoffen ten behoeve van laden
en lossen of routes waarvoor geen alternatief buiten de bebouwde kom aanwezig is.
Vanwege de ligging binnen de bebouwde kom zou het vervoer van gevaarlijke stoffen
door de Stadsbaantunnel daarom reeds door dit verbod beperkt zijn tot bestemmingsverkeer.
De gemeente Utrecht heeft voorts aangegeven dat er voldoende alternatieve routes voor
bestemmingsverkeer beschikbaar zijn, ook in het geval van wegopbrekingen.
Er is overleg gevoerd tussen de gemeente Utrecht en de CTGG inzake de tunnelcategorisering.
De CTGG heeft opgemerkt de categorisering een overbodige administratieve handeling
te vinden, nu de mogelijkheden tot vervoer van gevaarlijke stoffen door deze tunnel
reeds om bovenstaande redenen beperkt zijn. De commissie heeft evenwel begrip getoond
voor de gekozen categorie en geen verdere bezwaren aangedragen die nopen tot een andere
categorisering.
Inwerkingtreding
De datum van inwerkingtreding van deze regeling wijkt af van de vaste verandermomenten.
In plaats van de gebruikelijke invoeringstermijn van twee maanden wordt gebruik gemaakt
van de uitzonderingsmogelijkheid van aanwijzing 174, vierde lid, onder a, van de Aanwijzingen
voor de regelgeving. Om de tunnels op de daartoe geplande momenten te kunnen openen
is er belang bij een spoedige inwerkingtreding van deze regeling. Een latere inwerkingtreding
zou leiden tot aanmerkelijke ongewenste private en publieke nadelen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma