Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 11 november 2015, nr. IENM/BSK-2015/216751, tot wijziging van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen in verband met de tunnelcategorisering van de Ketheltunnel te Schiedam en de Stadsbaantunnel te Utrecht en enkele technische verbeteringen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 24, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en artikel 2, eerste lid, van het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 3, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdelen d tot en met n, worden geletterd e tot en met o.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. de Ketheltunnel, gelegen in de A4 te Schiedam;.

3. De onderdelen g en h (nieuw) komen te luiden:

  • g. de Salland-Twentetunnel, gelegen in de N35 te Hellendoorn;.

  • h. de Sluiskiltunnel, gelegen in de N62 bij Terneuzen;.

4. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Beperkingen voor het vervoer van de gevaarlijke stoffen, genoemd onder Tunnelcategorie E in randnummer 1.9.5.2.2 van bijlage 1, gelden voor:

    • a. de ArenAtunnel, gelegen onder de Amsterdam ArenA te Amsterdam;

    • b. de Stadsbaantunnel, gelegen naast de A2 te Utrecht.

B

In de aanhef van bijlage 2, hoofdstuk II, artikel 4, wordt ‘artikel 12’ vervangen door: artikel 24.

C

In tabel 1 behorende bij artikel 1 van bijlage 3 vervalt de volgende rij:

Alle randnummers in hoofdstuk 6.4

EZ

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen (hierna: VLG) in verband met de tunnelcategorisering van twee nieuwe tunnels en het aanbrengen van enkele technische verbeteringen. De categorisering van de tunnels betreft de opname hiervan in artikel 3 van hoofdstuk II van bijlage 2 bij de VLG. De eerste toevoeging betreft de Ketheltunnel, gelegen in de A4 tussen Delft en Schiedam. Deze tunnel is ingedeeld in categorie C van randnummer 1.9.5.2.2 van het ADR (bijlage 1 bij de VLG). Als tweede wordt de Stadsbaantunnel toegevoegd. Deze tunnel, gelegen te Utrecht, is ingedeeld in categorie E. De overwegingen die ten grondslag liggen aan de categorisering worden hieronder per tunnel toegelicht.

De wijziging van de VLG in verband met de categorisering van de tunnels is aangegrepen om daarnaast enkele wetstechnische wijzigingen aan te brengen. In artikel 3, eerste lid, van hoofdstuk II van bijlage 2 vindt een tekstuele verbetering plaats en wordt de alfabetische volgorde van de opsomming hersteld. Daarnaast wordt de verwijzing naar de Wet vervoer gevaarlijk stoffen (hierna: Wvgs) in de aanhef van artikel 4 van hoofdstuk II van bijlage 2 (gemeentelijke routering van gevaarlijke stoffen) gecorrigeerd. De grondslag van deze verwijzing in de Wvgs is veranderd met de inwerkingtreding van de Wet basisnet (Stb. 2013, 307). Als laatste is in tabel 1 van bijlage 3 de aanwijzing van de Minister van Economische zaken als erkende instantie voor de uitvoering van alle randnummers in hoofdstuk 6.4 van het ADR geschrapt. Deze wijziging houdt verband met het feit dat de bevoegdheid inzake handelingen met betrekking tot radioactieve materialen niet langer bij de Minister van Economische Zaken berust, maar is overgedragen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu.

Ketheltunnel

Met de onderhavige aanpassing van de VLG wordt de Ketheltunnel ingedeeld in categorie C. Hierdoor is de tunnel gesloten voor het vervoer van stoffen die een zeer zware of zware explosie kunnen veroorzaken, zoals het bulktransport van de brandbare gassen als LPG, propaan en butaan, en vervoer dat kan leiden tot het vrijkomen van een grote hoeveelheid giftige stoffen. Het afwegingskader dat ten grondslag ligt aan de categorisering van tunnels wordt gegeven door de Circulaire vervoer gevaarlijke stoffen door wegtunnels (Stcrt. 2013, 7028, hierna: de circulaire). Daarin is onder meer het uitgangspunt opgenomen dat het vervoer van gevaarlijke stoffen door tunnels zo min mogelijk wordt beperkt. De circulaire schrijft bovendien voor dat de categorisering plaatsvindt aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in het ADR (bijlage 1 bij de VLG). Uit deze criteria volgt dat de afweging gemaakt wordt op basis van kenmerkende eigenschappen van de tunnel, de overwegingen aangaande het regelen van het verkeer en een beoordeling van de risico’s met inbegrip van de beschikbaarheid en geschiktheid van alternatieve routes en wijzen van vervoer.

De circulaire leidt uit bovengenoemd afwegingskader de specifieke regel af dat landtunnels en niet-essentiële oeververbindingen in beginsel ingedeeld worden in categorie A van het ADR, waarbij er geen beperkingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gelden. Het is echter mogelijk om af te wijken van deze specifieke regel en te besluiten tot een andere tunnelcategorie, indien de Minister van oordeel is dat er sprake is van een bijzondere situatie. Als voorbeeld van een bijzondere situatie noemt de circulaire in paragraaf 5.4, onderdeel d, een wegtunnel waarover het Tracébesluit of de voorkeursbeslissing al is genomen voorafgaand aan de publicatie van de circulaire. Daarvan is in onderhavig geval sprake; er is in de voorbereiding van de totstandkoming van de tunnel steeds uitgegaan van een beperking van het vervoer van gevaarlijke stoffen (C-categorie). Dit is tot uitdrukking gekomen in bestuurlijke afspraken en het Tracébesluit van het wegdeel waarin de tunnel is gelegen. Deze dateren nog van voor de totstandkoming van de circulaire.

De in het verleden gemaakte keuze is afgewogen tegen het belang van het doorgaand vervoer van gevaarlijke stoffen. In dat verband is relevant dat de Ketheltunnel in het verlengde ligt van de Beneluxtunnel, die, als een essentiële oeververbinding, een categorie C kent. Dit betekent dat voor het vervoer van de desbetreffende gevaarlijke stoffen in noord-zuid-richting sowieso geen gebruik kan worden gemaakt van de Ketheltunnel. In plaats daarvan kunnen de gevaarlijke stoffen vervoerd worden via de bestaande routes over de A15, A16, A20 en A13. In die situatie komt door de totstandkoming van de Ketheltunnel geen verandering. Vanaf circa 2022 zal het desbetreffende vervoer bovendien gebruik kunnen maken van de geplande A13/16-verbinding, zodat hierdoor een aanvullend alternatief wordt geboden.

Er is overleg gevoerd inzake de tunnelcategorisering met belanghebbenden, waaronder de Commissie Transport Gevaarlijke Goederen (hierna: CTGG). In de CTGG is een groot aantal landelijke koepels verenigd die betrokken zijn bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. De CTGG heeft tijdens dit overleg aangegeven dat zij weliswaar begrip heeft voor de gemaakte bestuurlijke afspraken, maar desalniettemin graag een andere afweging had gezien waardoor de tunnel opengesteld zou zijn voor al het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Stadsbaantunnel

Voor de Stadsbaantunnel is categorie E vastgesteld. Het vervoer van gevaarlijke stoffen door deze tunnel is daarmee uitgesloten, uitgezonderd enkele met name genoemde stoffen (te vinden in het ADR, randnummer 1.9.5.2.2). Bij het ontwerp en de bouw van de Stadsbaantunnel is categorie E als uitgangspunt genomen. De gemeente Utrecht heeft hiertoe overwogen dat het vervoer van gevaarlijke stoffen door de tunnel onwenselijk is, omdat er voldoende geschikte alternatieve routes aanwezig zijn. Het doorgaand verkeer kan gebruik maken van de alternatieve routes via de A2 en de A12. Mede daarom is in het ontwerp van de tunnel geen rekening gehouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit is een kenmerkende eigenschap van de tunnel die thans een directe belemmering vormt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door die tunnel en, gelet op de criteria uit het ADR, eveneens reden geeft tot het indelen van de tunnel onder categorie E. Een aanvullende overweging om te komen tot de categorie E voor de Stadsbaantunnel is artikel 19 van de Wvgs. Deze bepaling verbiedt het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de bebouwde kom, met uitzondering van het vervoer van gevaarlijke stoffen ten behoeve van laden en lossen of routes waarvoor geen alternatief buiten de bebouwde kom aanwezig is. Vanwege de ligging binnen de bebouwde kom zou het vervoer van gevaarlijke stoffen door de Stadsbaantunnel daarom reeds door dit verbod beperkt zijn tot bestemmingsverkeer. De gemeente Utrecht heeft voorts aangegeven dat er voldoende alternatieve routes voor bestemmingsverkeer beschikbaar zijn, ook in het geval van wegopbrekingen.

Er is overleg gevoerd tussen de gemeente Utrecht en de CTGG inzake de tunnelcategorisering. De CTGG heeft opgemerkt de categorisering een overbodige administratieve handeling te vinden, nu de mogelijkheden tot vervoer van gevaarlijke stoffen door deze tunnel reeds om bovenstaande redenen beperkt zijn. De commissie heeft evenwel begrip getoond voor de gekozen categorie en geen verdere bezwaren aangedragen die nopen tot een andere categorisering.

Inwerkingtreding

De datum van inwerkingtreding van deze regeling wijkt af van de vaste verandermomenten. In plaats van de gebruikelijke invoeringstermijn van twee maanden wordt gebruik gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheid van aanwijzing 174, vierde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Om de tunnels op de daartoe geplande momenten te kunnen openen is er belang bij een spoedige inwerkingtreding van deze regeling. Een latere inwerkingtreding zou leiden tot aanmerkelijke ongewenste private en publieke nadelen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven