Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 24 oktober 2015, nr. WJZ/15134294, houdende wijziging van de Regeling diergeneesmiddelen, de Regeling diergeneeskundigen en de Regeling houders van dieren in verband met het zorgvuldig antibioticagebruik in de sector konijnenhouderij onder regie van de dierenarts, alsmede enkele andere wijzigingen

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op artikel 5.8 van het Besluit diergeneesmiddelen, artikel 5.8 van het Besluit diergeneeskundigen en de artikelen 1.27 en 1.28 van het Besluit houders van dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling diergeneesmiddelen wordt als volgt gewijzigd:

A

Het eerste lid, alsmede de aanduiding ‘2.’ voor het tweede lid, van artikel 10.5A vervallen.

B

Bijlage 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van het vierde subonderdeel door een puntkomma, een subonderdeel toegevoegd, luidende:

konijn:

konijn dat wordt gehouden op een bedrijf dat konijnen houdt met het oog op de fokkerij of de productie van vlees.

2. In het tweede onderdeel, subonderdeel a, wordt na ‘melkveerunderen’ ingevoegd:, meer dan 250 konijnen,.

3. Aan het vijfde onderdeel, vierde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. voor konijnen tweemaal per drie maanden.

ARTIKEL II

De Regeling diergeneeskundigen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5.9 wordt, na de begripsbepaling ‘kalf’, een onderdeel ingevoegd, luidende:

konijn:

konijn dat bestemd is voor de fokkerij of de productie van vlees;

B

Aan artikel 5.10 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. konijnen, indien de houder van deze dieren 250 of meer konijnen houdt ten behoeve van de fokkerij of de productie van vlees.

ARTIKEL III

De Regeling houders van dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.2 wordt, na de begripsbepaling ‘kalf’, een onderdeel ingevoegd, luidende:

konijn:

konijn dat bestemd is voor de fokkerij of de productie van vlees;

B

Aan artikel 3.3 wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. konijnen, indien de houder van deze dieren 250 of meer konijnen houdt ten behoeve van de fokkerij of de productie van vlees.

C

In artikel 3.4, tweede lid, onderdeel b, wordt na ‘varkens’ ingevoegd: , konijnen.

D

Aan artikel 3.6, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. 250 of meer konijnen houdt ten behoeve van de fokkerij of de productie van vlees.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 oktober 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Uit de vrijwillige registratie in de antibioticawijzer konijnenhouderij is gebleken dat het antibioticumgebruik in deze sector hoog is. De Staatsecretaris van Economische Zaken en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, uitten hierover hun zorg in een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2013/14, 29 683, nr. 189). Op 17 mei 2015 heeft de konijnenhouderij haar plan van aanpak opgestuurd om dit gebruik te verminderen. Eén van de maatregelen die zij in het voornoemde plan voorstelt betreft verplichte registratie van het antibioticagebruik en verzoek tot opname onder de strengere voorwaarden van de UDD-regeling, analoog aan de houders van meer dan 250 vleeskuikens. Thans wordt deze wijziging in betreffende regelgeving opgenomen.

2. Toepassing door konijnenhouder onder strikte voorwaarden

Houders met meer dan 250 konijnen mogen vanaf 1 januari 2016 zelf antibiotica toedienen en afgeleverd krijgen door de dierenarts, onder strenge voorwaarden. Van deze uitzonderingsmogelijkheid kan alleen gebruik gemaakt worden wanneer dierhouder en dierenarts zich houden aan de onder de in bijlage 9, onderdelen 3 tot en met 9, van de Regeling diergeneesmiddelen gestelde voorwaarden, voor zover deze relevant zijn voor de diersoort konijnen. Tevens worden konijnenhouders en dierenartsen verplicht om antibioticagebruik te registreren, conform het regime dat thans is vastgelegd in de Regeling houders van dieren en de Regeling diergeneeskundigen

§ 2.1 Inhoudelijke aspecten

De UDD-maatregel bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste zijn per 1 maart 2014 alle antibiotica onder het strengste kanalisatieregime, namelijk UDD, gebracht. Dit houdt in dat alleen dierenartsen antibiotica mogen toedienen. Deze middelen mogen dus niet meer op bedrijven aanwezig zijn. Het tweede onderdeel is een uitzondering op dit regime. Wanneer een veehouder een overeenkomst met een dierenarts heeft gesloten en voldaan wordt aan strikte voorwaarden op het gebied van diergezondheidsmanagement en antibioticumgebruik, kan gebruik worden gemaakt van een uitzondering waarmee het voor de veehouder mogelijk is om zelf antibiotica toe te dienen en op het bedrijf voorhanden te hebben. Met deze wijziging gelden deze voorwaarden ook voor de professionele konijnenhouderijsector.

In artikel 1.27, eerste lid, van het Besluit houders van dieren is bepaald dat een dierhouder die daartoe aan te wijzen diergeneesmiddelen ontvangt in daartoe aan te wijzen gevallen melding moet doen in een aangewezen register. Deze verplichting is uitgewerkt in de artikelen 3.3 tot en met 3.5 van de Regeling houders van dieren. Een dierhouder die antibiotica ontvangt moet in een aangewezen register gegevens melden over de diersoort(en) en de aantallen dieren die hij houdt. Deze verplichting geldt nu ook voor houders die 250 of meer konijnen houden voor de productie van vlees of voor de fokkerij. Omdat in de konijnenhouderij geen sprake is van een all-in all out systeem, waarbij dieren per koppel arriveren of per koppel worden afgevoerd, moeten houders de melding jaarlijks doen.

Een vergelijkbare registratieverplichting vloeit voor de dierenarts voort uit artikel 5.8, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen. In de artikelen 5.10 tot en met 5.12 van de Regeling diergeneeskundigen is deze verplichting nader uitgewerkt. De dierenarts moet van de aflevering en toepassing van antibiotica melding doen in het register waarin ook de houder de hierboven beschreven melding doet. De dierenarts hoeft alleen melding te doen van de aflevering en toepassing van antibiotica in die gevallen waarin de houder de hiervoor beschreven melding moet doen. Dat betekent dat de dierenarts alleen melding doet van leveringen van antibiotica aan houders die 250 of meer konijnen houden voor de productie van vlees of voor de fokkerij. Bij de melding moet de dierenarts gegevens aanleveren over het diergeneesmiddel dat is afgeleverd of toegepast en de dieren waarbij dit middel is toegepast. De dierenarts moet de gegevens melden binnen twee weken nadat hij het middel heeft afgeleverd of toegepast. De verplichting tot melding geldt daarnaast eveneens voor iedere andere diergeneeskundige die in de hiervoor beschreven gevallen antibiotica aflevert of toepast.

3. Regeldruk

Deze regeling leidt tot een verhoging van de regeldruk. Structureel neemt de regeldruk toe met € 22.893,75 voor de gehele sector. De eenmalige lasten zijn € 1.200 voor de gehele sector.

De regeling houdt in dat de toediening van antibiotica aan konijnen slechts via tussenkomst van een dierenarts mogelijk is. Antibiotica worden rechtstreeks door de dierenarts toegediend, of onder strikte voorwaarden door de veehouder. De verwachting is dat nagenoeg alle konijnenhouders zullen kiezen voor toediening door henzelf en daarmee aan de voorwaarden willen voldoen. Het effect op de administratieve lasten, nalevingslasten en toezichtlasten van die strikte voorwaarden wordt in de paragrafen hieronder beeld gebracht.

De toename van de regeldruk in deze sector is slechts in beeld gebracht voor zover additioneel aan de bepalingen uit de private kwaliteitssystemen. Die kwaliteitssystemen kennen al vereisten omtrent periodiek bedrijfsbezoek, bedrijfsgezondheidsplan (BGP) en bedrijfsbehandelplan (BBP).

3.1 Dierenartsen
Overeenkomst konijnenhouder en dierenarts

De dierenarts moet de minister het aangaan of het beëindigen van een overeenkomst tussen de dierenhouder en de dierenarts melden. Eenmalig moeten ongeveer 50 overeenkomsten worden gemeld. De eenmalige melding als gevolg van deze regeling is € 312,50 voor de gehele konijnenhouderijsector. De verwachting is dat jaarlijks 3 (schatting is 5%) meldingen van mutaties worden gedaan. De structurele administratieve lasten zijn verwaarloosbaar klein.

Registratie

De dierenarts doet melding van leveringen van antibiotica aan houders die 250 of meer konijnen houden voor de productie van vlees of voor de fokkerij. Bij de melding moet de dierenarts gegevens aanleveren over het diergeneesmiddel dat is afgeleverd of toegepast en de dieren waarbij dit middel wordt toegepast. Het gebruik en daarmee de registratie varieert van bedrijf tot bedrijf. Gemiddeld zal per bedrijfsbezoek sprake zijn van een levering. De structurele administratieve lasten zijn € 7.500,– uitgaande van een uurtarief van € 75.

3.2 Konijnenhouders

In de konijnenhouderij bestaan nog geen regels over de één-op-één overeenkomst dierhouder-dierenartsen. Deze regeling verplicht tot de opstelling hiervan, teneinde toediening van antibiotica door de dierhouder mogelijk te maken.

Overeenkomst dierhouder en dierenarts

De dierenarts en de dierhouder stellen gezamenlijk een schriftelijke overeenkomst op en ondertekenen deze. Dit leidt tot een eenmalige administratieve last van € 937,50 voor de gehele sector.

Registratie

Een houder van 250 of meer konijnen, aan wie door de dierenarts antibiotica worden geleverd, moet in een aangewezen register gegevens melden over de diersoort(en) en de aantallen dieren die hij houdt. Omdat in de konijnenhouderij dieren niet per koppel arriveren, moeten houders de melding jaarlijks doen. De structurele administratieve lasten zijn € 375 per jaar.

Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan

In de bestaande ketenkwaliteitssystemen is het voor konijnenhouders verplicht te beschikken over een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan. Het gaat hierbij weliswaar in hoofdzaak om aanwijzingen die leiden tot extra werkzaamheden door de dierenarts, maar omdat deze de extra tijd zal factureren bij de dierhouder, is hier sprake van nalevingskosten voor de dierhouder. Omdat de plannen al bestaan gaat het echter alleen om het regelmatig bijstellen van de plannen (structurele administratieve last). Voor de berekening van deze kosten maken we gebruik van het in de nulmeting naar administratieve lasten gehanteerde uurtarief van € 75,00. Naar schatting van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde zal aan de structurele wijzigingen van de plannen per konijnenhouderij gemiddeld 2 uur besteed worden. Voor in totaal 50 bedrijven ontstaat aldus een structurele nalevingslast van € 7.500.

Regelmatig bedrijfsbezoek

De frequentie van het regelmatig bedrijfsbezoek is vastgesteld op 2 maal per kwartaal en komt daarmee op 8 keer per jaar. Dit betekent in totaal 400 bedrijfsbezoeken. Omdat dierenartsbezoek in het kader van de goede agrarische praktijk ook veelvuldig plaats zal vinden en omdat de frequentie niet wezenlijk afwijkt van hetgeen in de branche gebruikelijk is, zijn de kosten die met het bedrijfsbezoek samenhangen te beschouwen als bedrijfseigen kosten. Slechts de administratieve lasten die samenhangen met het verzenden van het verslag van de beoordeling en evaluatie, dienen als nieuw te worden gekenschetst en worden per bedrijfsbezoek geschat op maximaal een kwartier per bezoek. De 400 bezoeken betekenen aldus een structurele administratieve last van € 7.500.

3.3 Minder belastende alternatieven

Door evenwel zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de voorwaarden die reeds geldig zijn in het kader van vrijwillige kwaliteitsborgingsystemen, door de overeenkomst goeddeels niet met vormvoorschriften te omkleden, en door op technisch niveau voorzieningen te accepteren, zoals het automatisch doorgeven van vereiste data uit elektronische bronnen, zijn de lasten zo veel als mogelijk beperkt.

3.4 Toezichtlasten

De toezichtlasten wijzigen niet, aangezien het toezicht op de nieuwe regels plaatsvindt binnen de bestaande toezichtsinspanningen.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A

Het overgangsrecht, opgenomen in artikel 10.5A, eerste lid, van de Regeling diergeneesmiddelen gold tot 1 maart 2014. De huidige wijziging van de Regeling diergeneesmiddelen biedt de mogelijkheid om dit gedateerde artikellid te laten vervallen.

Artikel I, onderdeel B, onder 1, artikel II, onderdeel A en artikel III, onderdeel A

Nu konijnen onder het UDD-regime worden gebracht, wordt ook voor deze diersoort een begripsbepaling toegevoegd in de desbetreffende regelingen.

Artikel I, onderdeel B, onder 2

Teneinde professionele houders uit de sector konijnenhouderij onder het UDD-regime te brengen, wordt het tweede onderdeel gewijzigd, om houders van meer dan 250 konijnen onder het desbetreffende regime te brengen.

Artikel II, onderdeel B en artikel III, onderdelen B en C

Met het oog op de verplichte registratie van antibioticagebruik voor professionele houders uit de sector konijnenhouderij, wordt artikel 10.5 van de Regeling diergeneeskundigen, alsmede artikel 3.3 en artikel 3.4, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling houders van dieren gewijzigd, om houders van 250 of meer konijnen onder het desbetreffende regime te brengen.

Artikel III, onderdeel D

Met het oog op de verplichting voor professionele houders uit de sector konijnenhouderij om een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan op te stellen, wordt artikel 3.6, eerste lid, van de Regeling houders van dieren gewijzigd, om houders van 250 of meer konijnen onder het desbetreffende regime te brengen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven