De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, vijfde en zesde lid, 123, eerste en vierde lid, 124,
eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, eerste en derde lid,
137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen
113, 114, 117, vierde, vijfde en achtste lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid,
en 166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 85b, tweede lid, van
de Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19,
eerste lid, 22, 26 en 28a, tweede lid, en 31 van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen
3a, 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31 en 35 van het Besluit bekostiging WEC, de
artikelen B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het
Besluit trekkende bevolking WPO, en artikel 3, derde lid, van de Regeling prestatiebox
primair onderwijs 2015–2020;
Besluit:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. WPO:
-
Wet op het primair onderwijs;
- b. WEC:
-
Wet op de expertisecentra;
- c. WVO:
-
Wet op het voortgezet onderwijs;
- d. basisschool:
-
basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
- e. speciale school voor basisonderwijs:
-
speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
- f. school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:
-
school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal
en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC, niet zijnde
een instelling;
- g. schoolgewicht:
-
schoolgewicht, bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO;
- h. cumi-leerling:
-
leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van
het Besluit bekostiging WPO en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC;
- i. instelling:
-
instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de WEC;
- j. formatiebasisbedrag:
-
formatiebasisbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van het Besluit bekostiging
WPO en artikel 31, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WEC;
- k. formatieleeftijdsbedrag:
-
formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel b, van het Besluit Bekostiging
WPO en artikel 31, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC;
- l. vestiging:
-
hoofd- of nevenvestiging van een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
- m. samenwerkingsverband PO:
-
een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, tweede lid, van de WPO of een
landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a, vijftiende lid, van de
WPO tenzij het tegendeel blijkt;
- n. n. samenwerkingsverband VO:
-
een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de WVO of een
landelijk samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a, zestiende lid, van de WVO
tenzij het tegendeel blijkt.
HOOFDSTUK 2. VASTSTELLING BEDRAGEN EN LANDELIJK GEWOGEN GEMIDDELDE LEEFTIJD
Paragraaf 1. Basisscholen
Artikel 2. Vaststelling gemiddelde leeftijd en bedragen
-
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2014 en de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van basisscholen,
bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:
-
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 40,57 jaar;
-
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 60.780,35;
-
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 77.561,34.
-
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel
22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is
voor basisscholen:
-
a. formatiebasisbedrag: € 29.015,17;
-
b. formatieleeftijdsbedrag: € 782,97.
-
3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel
120, eerste lid, van de WPO bedraagt voor:
|
Bedrag per leerling
|
Verhogingsbedrag
|
a. leerlingen van 4 t/m 7 jaar
|
€ 1.726,40
|
€ 46,59
|
b. leerlingen vanaf 8 jaar
|
€ 1.201,23
|
€ 32,41
|
-
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van basisscholen
ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 3,677%. De ontwikkeling van de
genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van basisscholen ten
opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 3,046%.
-
5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid is een verlaging
van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen,
bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of
toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, van de WPO.
Artikel 3. Vaststelling aanvullende bekostiging (zeer) kleine scholen en bestrijding
onderwijsachterstanden
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom
genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede
respectievelijk de derde kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel
|
Basisbedrag
|
Leeftijdsbedrag
|
23, eerste lid, (zeer kleine scholen)
|
€ 97.564,14
|
€ 2.108,30
|
24, tweede lid, onderdeel a, (kleine scholen voet)
|
€ 62.405,83
|
€ 1.684,01
|
24, tweede lid, onderdeel b,(kleine scholen verminderingsbedrag)
|
€ 432,33
|
€ 11,67
|
28, eerste lid, (schoolgewicht boa)
|
€ 1.459,46
|
€ 39,38
|
28a, tweede lid, (gewichtleerlingen in impulsgebied)
|
€ 1.775,00
|
|
Artikel 4. Vaststelling aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging en
groei
Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd
van de leraren vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom
genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede
kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel
|
Bedrag
|
3a, vierde lid, (aanvang bekostiging)
|
€ 12.926,89
|
29, vierde lid, (groei)
|
€ 2.960,00
|
Artikel 5. Vaststelling aanvullende bekostiging schoolleiding
Het bedrag, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO, is
voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 97 leerlingen
€ 19.434,99 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is
dan 97 leerlingen € 36.215,98.
Artikel 6. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
-
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van
de WPO, bestaat voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen,
uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:
basisbedrag =
|
€ 16.245,75
|
A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met
|
€ 451,94
|
B = het schoolgewicht, vermenigvuldigd met
|
€ 279,58
|
-
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen
wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 11.886,90
minus (het aantal leerlingen vermenigvuldigd met € 81,99).
-
3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor basisscholen met minder dan
195 leerlingen verhoogd met € 5.266.
-
4. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel
180a van de WPO, bedraagt € 52,59 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste
lid, onder A.
-
5. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen
vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO.
Artikel 7. Vaststelling bedragen voor scholen voor kinderen van wie de ouders een
trekkend bestaan leiden
-
1. Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B 16b, en artikel C 11, eerste
en tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO is € 60.780,35.
-
2. De aanvullende bekostiging voor schoolleiding, bedoeld in artikel B 16g van het Besluit
trekkende bevolking bedraagt € 19.434,99 per school.
-
3. Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel B 16l van het
Besluit trekkende bevolking bedraagt € 35.465,58 per school.
Artikel 8. Bekostiging voor internationaal georiënteerd basisonderwijs
-
1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een afdeling internationaal georiënteerd
basisonderwijs is verbonden, ontvangt op aanvraag bekostiging voor personeel en voor
materiële instandhouding.
-
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 11 ingeschreven leerlingen
op de afdeling bedoeld in het eerste lid de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen.
aantal leerlingen
|
Bedrag personeel
|
Bedrag materiële instandhouding
|
11 t/m 20
|
€ 13.140,77
|
€ 428,41
|
21 t/m 30
|
€ 19.711,15
|
€ 642,62
|
31 t/m 40
|
€ 26.281,54
|
€ 856,83
|
41 t/m 50
|
€ 32.857,66
|
€ 1.071,23
|
51 t/m 60
|
€ 39.428,05
|
€ 1.285,44
|
61 t/m 70
|
€ 45.998,43
|
€ 1.499,64
|
71 t/m 80
|
€ 52.568,82
|
€ 1.713,85
|
81 t/m 90
|
€ 59.139,20
|
€ 1.928,06
|
91 t/m 100
|
€ 65.709,59
|
€ 2.142,26
|
101 t/m 110
|
€ 72.279,97
|
€ 2.356,47
|
111 t/m 120
|
€ 78.850,36
|
€ 2.570,68
|
121 t/m 130
|
€ 85.420,74
|
€ 2.784,88
|
131 t/m 140
|
€ 91.991,13
|
€ 2.999,09
|
141 t/m 150
|
€ 98.567,25
|
€ 3.213,50
|
151 t/m 165
|
€ 105.137,64
|
€ 3.427,70
|
166 t/m 180
|
€ 111.708,02
|
€ 3.641,91
|
181 t/m 195
|
€ 118.278,41
|
€ 3.856,12
|
196 t/m 210
|
€ 124.848,79
|
€ 4.070,32
|
vervolgens per 15 leerlingen verhogen met
|
€ 6.570,38
|
€ 214,21
|
-
3. De aanvraag als bedoeld in het eerste lid moet bij DUO zijn ontvangen voor 1 juli
2015 en een gelijkluidend exemplaar daarvan moet worden ingediend gelijktijdig met
de jaarstukken 2014. Aanvragen die na 1 juli 2015 bij DUO worden ontvangen worden
in ieder geval afgewezen.
-
4. Voor de aanvraag bedoeld in het eerste lid, dient gebruik gemaakt te worden van het
formulier 69099, dit formulier is te downloaden via www.duo.nl of van het elektronisch formulier dat beschikbaar is na inloggen op het zakelijk
portaal, onder instellingsinformatie.
Paragraaf 2. Speciale scholen voor basisonderwijs
Artikel 9. Vaststelling gemiddelde leeftijd en bedragen
-
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2014 en de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van speciale
scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:
-
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,69 jaar;
-
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: € 66.081,14;
-
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: € 83.625,20.
-
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel
22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is
voor speciale scholen voor basisonderwijs:
-
a. formatiebasisbedrag: € 28.120,78;
-
b. formatieleeftijdsbedrag: € 910,54.
-
3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel
120, eerste lid, van de WPO is:
-
a. bedrag per leerling: € 1.271,06;
-
b. verhogingsbedrag: € 41,16.
-
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van speciale
scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 3,677%.
De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding
van speciale scholen voor basisonderwijs ten opzichte van het schooljaar 2014–2015
bedraagt 3,046%.
-
5. In de genormeerde gemiddelde personeelslasten bedoeld in het eerste lid is een verlaging
van 0,724% verwerkt op basis van de gemiddelde inkomsten waarop de bevoegd gezagsorganen,
bedoeld in de WPO gedurende het schooljaar aanspraak maken vanwege uitkeringen of
toelagen als bedoeld in artikel 137, vijfde lid, van de WPO.
Artikel 10. Vaststelling bedragen ondersteuningsvoorzieningen
Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag dat wordt vermenigvuldigd
met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van die school, bedoeld in artikel
120, vierde lid, van de WPO is:
-
a. bedrag per leerling € 1.816,60;
-
b. verhogingsbedrag: € 58,82.
Artikel 11. Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 28, derde
lid, van het Besluit bekostiging WPO, is:
-
a. basisbedrag:€ 1.127,64;
-
b. leeftijdsbedrag:€ 36,51.
Artikel 12. Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging
en voor de schoolleiding
-
1. Het basisbedrag verhoogd met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van
de leraren van speciale scholen voor basisonderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag,
bedoeld in artikel 3a, vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is € 13.937,53.
-
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, is
voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum niet hoger is dan 99 leerlingen
€ 20.008,06 en voor scholen met een aantal leerlingen dat op de teldatum hoger is
dan 99 leerlingen € 37.552,12.
Artikel 13. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
-
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van
de WPO voor speciale scholen voor basisonderwijs bestaat uit een bedrag dat wordt
berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:
basisbedrag =
|
€ 12.110,73
|
A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met
|
€ 668,53
|
B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met
|
€ 169,70
|
-
2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel
180a van de WPO, bedraagt € 52,59 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste
lid, onder A.
-
3. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen
vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO.
Paragraaf 3. Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in cluster 3 en 4
Artikel 14. Vaststelling gemiddelde leeftijd en basisbedragen
-
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2014 en de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel, respectievelijk
van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en
voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 117, twaalfde lid, van de WEC, bedragen:
-
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: 41,48 jaar;
-
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar:€ 63.941,20;
-
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten oop: € 38.130,45;
-
d. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding:€ 83.613,55.
-
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel
31, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC, is
voor de scholen, bedoeld in het eerste lid:
-
a. formatiebasisbedrag: € 22.209,62;
-
b. formatieleeftijdsbedrag: € 1.006,07.
-
3. Het bedrag per school respectievelijk het bedrag per respectievelijk het vermenigvuldigingsbedrag,
bedoeld in respectievelijk artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC, artikel 117,
eerste lid, van de WEC, is onderverdeeld naar onderwijstype en leeftijd van leerlingen,
weergegeven in onderstaande tabel.
|
Basisbedrag
|
Leeftijdsbedrag
|
vast bedrag per school
|
€ 26.060,77
|
€ 1.180,52
|
per leerling SO jonger dan 8
|
€ 1.254,84
|
€ 56,84
|
per leerling SO 8 jaar en ouder
|
€ 872,84
|
€ 39,54
|
per leerling VSO
|
€ 1.699,04
|
€ 76,96
|
-
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van scholen
voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs ten
opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 3,677%. De ontwikkeling van de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van het onderwijsondersteunend personeel van deze scholen
ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 bedraagt 3,407% en bedraagt de ontwikkeling
van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van de schoolleiding van deze scholen
ten opzichte van het schooljaar 2014–2015 3,046%.
Artikel 15. Vaststelling bedragen voor personele bekostiging voor ondersteuning
Het bedrag per leerling als bedoeld in de artikel 117, vierde lid, van de WEC, artikel
132, vierde lid, van de WPO en artikel 85b, derde lid, van de WVO, is per categorie
onderverdeeld naar onderwijstype en leeftijd van de leerlingen, weergegeven in onderstaande
tabel.
|
categorie 1/l
|
categorie 2/m
|
categorie 3/h
|
per leerling SO jonger dan 8
|
€ 9.059,77
|
€ 13.281,76
|
€ 20.228,81
|
per leerling SO 8 jaar en ouder
|
€ 8.220,95
|
€ 14.381,55
|
€ 21.328,60
|
per leerling VSO
|
€ 9.144,59
|
€ 16.229,51
|
€ 20.186,72
|
Artikel 16. Aanvullende bekostiging voor bestrijding onderwijsachterstanden
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 41, eerste
lid, van het Besluit bekostiging WEC is:
-
a. basisbedrag: € 855,07;
-
b. leeftijdsbedrag:€ 38,73.
Artikel 17. Vaststelling bedragen aanvullende bekostiging bij aanvang van de bekostiging
en voor de schoolleiding
-
1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd
van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag,
bedoeld in artikel 3a van het Besluit bekostiging WEC, is € 13.935,59.
-
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 35, van het Besluit bekostiging WEC, onderverdeeld
in speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal
onderwijs alsmede naar onderwijssoort en aantal leerlingen, is weergegeven in onderstaande
tabel.
aantal leerlingen
|
SO of VSO
|
SOVSO
|
MG SO of VSO
|
MG SOVSO
|
1 tot en met 49
|
€ 22.243,35
|
€ 22.243,35
|
€ 41.915,70
|
€ 41.915,70
|
50 of meer
|
€ 41.915,70
|
€ 61.588,05
|
€ 41.915,70
|
€ 61.588,05
|
Artikel 18. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
-
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van
de WEC, bestaat voor de scholen in deze paragraaf uit een bedrag dat wordt berekend
volgens de formule ‘A+B’, waarin:
A = het aantal SO-leerlingen en VSO-leerlingen, vermenigvuldigd met € 451,94;
B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met € 132,40.
-
2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel
166a van de WEC, bedraagt € 52,59 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste
lid, onder A.
HOOFDSTUK 3. BEKOSTIGING SAMENWERKINGSVERBANDEN
Paragraaf 1. Lichte ondersteuning en schoolmaatschappelijk werk
Artikel 19. Vaststelling bedragen lichte ondersteuning PO
Het bedrag per leerling verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde
leeftijd van de leraren vermenigvuldigde bedrag, bedoeld in de in de eerste kolom
genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede
kolom bij het desbetreffende artikel.
Artikel
|
Bedrag
|
31, eerste lid, (ondersteuningsvoorzieningen)
|
€ 156,61
|
32, eerste lid, (overdracht bij toename)
|
€ 2.986,87
|
32, tweede lid, en 33, eerste volzin (overdracht en overgang naar ander swv)
|
€ 4.268,84
|
33, tweede volzin (overgang naar ander swv na 1 oktober)
|
€ 7.255,71
|
Artikel 20. Schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader van veiligheid
en opvang risicoleerlingen
Aan het samenwerkingsverband PO, waarvan de som der schoolgewichten van de scholen
binnen het samenwerkingsverband 1 of meer is, wordt een bedrag van € 111,96 per schoolgewicht
toegekend.
Paragraaf 2. Zware ondersteuning
Artikel 21. Vaststelling bedrag personele bekostiging zware ondersteuning Primair
Onderwijs
Het bedrag per leerling als bedoeld in artikel 132, derde lid, van de WPO, is € 318,83.
Artikel 22. Vaststelling bedrag personele bekostiging zware ondersteuning Voortgezet
Onderwijs
Het bedrag per leerling als bedoeld in artikel 85b, tweede lid, van de WVO, is € 512,95.
HOOFDSTUK 4. VEREVENING
Artikel 23. Vaststelling normbekostiging personeel ten behoeve van de verevening primair
onderwijs
Het bedrag per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XIII van
de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met
een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen
in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs
en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), is € 276,93.
Artikel 24. Vaststelling normbekostiging personeel ten behoeve van de verevening voortgezet
onderwijs
Het bedrag per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XV van de
Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een
herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen
in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs
en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), is € 466,01.
Artikel 25 Vaststelling vereveningsbedragen basisonderwijs en speciaal basisonderwijs
-
1. De bedragen per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XIII van
de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met
een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen
in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs
en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), zijn onderverdeeld naar onderwijssoort en weergegeven in onderstaande tabel.
Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van:
|
basisonderwijs
|
speciaal basisonderwijs
|
cluster 4
|
€ 10.810,17
|
€ 6.680,31
|
Lichamelijk gehandicapte kinderen
|
€ 10.810,17
|
€ 6.680,31
|
Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend
|
€ 17.387,35
|
€ 13.257,49
|
Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap
|
€ 10.810,17
|
€ 6.680,31
|
Zeer moeilijk lerende kinderen
|
€ 10.810,17
|
€ 6.680,31
|
-
2. Voor zeer moeilijk lerende kinderen in groep 3 of hoger van een basisschool wordt
de bekostiging verhoogd met € 6.571,30 per leerling.
Artikel 26 Vaststelling vereveningsbedragen voortgezet onderwijs
De bedragen per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XV van
de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met
een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen
in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs
en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), zijn onderverdeeld naar onderwijssoort en weergegeven in onderstaande tabel.
Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van:
|
overig VO
|
LWOO/PRO
|
cluster 4
|
€ 6.471,70
|
€ 4.817,99
|
Lichamelijk gehandicapte kinderen
|
€ 8.117,95
|
€ 6.494,32
|
Lichamelijk gehandicapt en zeer moeilijk lerend
|
€ 6.471,70
|
€ 4.817,99
|
Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap
|
€ 6.471,70
|
€ 4.817,99
|
Zeer moeilijk lerende kinderen
|
€ 6.471,70
|
€ 4.817,99
|
Zeer moeilijk lerende kinderen met syndroom van Down
|
€ 8.380,37
|
€ 8.380,37
|
Artikel 27 Vaststelling vereveningsbedragen voor preventieve ambulante begeleiding
De bedragen per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XIII en
XV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband
met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen
in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs
en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), zijn onderverdeeld naar schooltype en onderwijssoort en weergegeven in onderstaande
tabel.
Ingeschreven bij een school voor:
|
speciaal onderwijs
|
voortgezet speciaal onderwijs
|
Cluster 4 (ZMOK, LZ/P en PI)
|
€ 185,67
|
€ 315,64
|
Lichamelijk gehandicapte kinderen
|
€ 3.057,33
|
€ 662,22
|
Meervoudig gehandicapte kinderen (lg en zmlk)
|
€ 0,00
|
€ 0,00
|
Landurig zieke kinderen met lichamelijke handicap
|
€ 30,94
|
€ 0,00
|
Zeer moeilijk lerende kinderen
|
€ 74,27
|
€ 0,00
|
Artikel 28. Vaststelling vereveningsbedragen voor zware ondersteuning
De bedragen per leerling ten behoeve van de berekening, bedoeld in artikel XIII en
XV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband
met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen
in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs
en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), zijn onderverdeeld naar schooltype en onderwijssoort en weergegeven in onderstaande
tabel.
|
categorie 1/laag
|
categorie 2/midden
|
categorie 3/hoog
|
per leerling SO jonger dan 8
|
€ 8.770,09
|
€ 12.856,61
|
€ 19.581,21
|
per leerling SO 8 jaar en ouder
|
€ 7.958,38
|
€ 13.921,11
|
€ 20.645,71
|
per leerling VSO
|
€ 8.852,67
|
€ 15.710,24
|
€ 19.540,53
|
Artikel 29. Vaststelling percentage ten behoeve van de vereveningsbedragen
Het percentage waarmee de met behulp van de artikelen 23 tot en met 28 berekende bedragen
als bedoeld in de artikelen XIII, eerste lid en XV, eerste lid, van de Wet van 11 oktober
2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de
organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs,
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs
(Stb. 2012, 533) worden aangepast, is 3,315%.
HOOFDSTUK 5. BEKOSTIGING INSTELLINGEN
Artikel 30. Vaststelling basisbedragen
De basisbedragen respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld artikel 42 van het Besluit
bekostiging WEC, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom
in onderstaande tabel.
|
bedrag
|
verhogingsbedrag
|
per leerling SO jonger dan 8
|
€ 1.254,84
|
€ 56,84
|
per leerling SO 8 jaar en ouder
|
€ 872,84
|
€ 39,54
|
per leerling VSO
|
€ 1.699,04
|
€ 76,96
|
Artikel 31. Bekostiging personeels- en arbeidsmarktbeleid
-
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van
de WEC, is voor de scholen in deze paragraaf € 451,94 per leerling.
-
2. Het bedrag per leerling ten behoeve van de schoolbegeleiding, bedoeld in artikel
166a van de WEC, bedraagt € 52,59 en is begrepen in het bedrag, genoemd in het eerste
lid.
Artikel 32. Vaststelling bedragen voor personele bekostiging voor ondersteuning instellingen
De bedragen als bedoeld in artikel 117, vijfde lid van de WEC, worden in onderstaande
tabel per instelling weergegeven.
Brinnr
|
Naam instelling
|
ondersteuningsbedrag
|
25GP
|
Visio Onderwijsinstelling Noord
|
€ 2.962.795,96
|
25GR
|
Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen
|
€ 9.534.516,27
|
25HD
|
Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtziende en Blinden
|
€ 5.394.467,51
|
25HE
|
Onderwijsinstelling Sensis
|
€ 11.300.668,12
|
01JO
|
Koninklijke Auris Groep
|
€ 60.970.904,00
|
08ZP
|
Zuid
|
€ 21.250.097,82
|
17GW
|
Koninklijke Kentalis
|
€ 91.814.418,79
|
20WR
|
VierTaal
|
€ 23.639.195,56
|
HOOFDSTUK 6. BIJZONDERE BEKOSTIGING SCHOOLJAAR 2015–2016
Paragraaf 1
Artikel 33. Aanwezigheid schipperskinderen
-
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2016 wordt bezocht door 3
of meer kinderen in de eerste 4 verblijfsjaren op een reguliere basisschool en die
verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf
uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel
en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
-
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 3 ingeschreven schipperskinderen
de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd
met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
Aantal schipperskinderen
|
Bedrag personeel
|
Bedrag MI
|
3 tot en met 6
|
€ 13.244,04
|
€ 398,49
|
7 tot en met 10
|
€ 19.692,83
|
€ 597,84
|
11 tot en met 14
|
€ 26.147,71
|
€ 796,98
|
15 tot en met 18
|
€ 32.596,50
|
€ 996,33
|
En vervolgens telkens in een bandbreedte van 4 leerlingen, te beginnen vanaf 19 leerlingen,
te verhogen met
|
€ 6.448,80
|
€ 199,34
|
-
3. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging en aanvullende bekostiging, bedoeld in
het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102,
te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
-
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
-
b. de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;
-
c. het totaal aantal schipperskinderen dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor
bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;
-
d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;
-
e. de school of scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de betreffende
schoolsoort met vermelding van het aantal verblijfsjaren.
-
4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst
van de aanvraag.
-
5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum
waarop de aanvraag is ontvangen.
-
6. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het
een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2016.
Artikel 34. Aanwezigheid zigeunerkinderen
-
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2016 wordt bezocht door 4
of meer leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti, ontvangt op
aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding.
-
2. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging en aanvullende bekostiging, bedoeld in
het eerste lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102,
te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
-
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
-
b. het aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en de Sinti en hun
leerlinggewicht(en) dat op 1 oktober 2014 voor bekostiging is meegeteld;
-
c. het totaal aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti dat
de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging
wordt gevraagd;
-
d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd,
-
3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst
van de aanvraag.
-
4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum
waarop de aanvraag is ontvangen.
-
5. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het
een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2016.
Artikel 35. Aanwezigheid van leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden
-
1. Het bevoegd gezag van een basisschool waar:
-
a. leerlingen zijn ingeschreven die verblijven in een internaat of pleeggezin en van
wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend of leerlingen
van wie de ouders een trekkend bestaan leiden als bedoeld in het Besluit trekkende
bevolking WPO, waarvoor als gevolg van de wijziging van de gewichtenregeling een lager
gewicht is vastgesteld dan het geval zou zijn geweest indien de gewichtenregeling
was toegepast, zoals deze luidde voor 1 augustus 2006, en
-
b. het schoolgewicht daardoor lager is vastgesteld,
ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging, indien de aanvraag voor 1 oktober 2015
is ontvangen.
-
2. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend
bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
-
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
-
b. het aantal leerlingen op 1 oktober 2014 waarvoor het gewicht 0,4 zou zijn vastgesteld,
indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk
voor deze leerlingen is vastgesteld;
-
c. het aantal leerlingen op 1 oktober 2014 waarvoor het gewicht 0,7 zou zijn vastgesteld,
indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk
voor deze leerlingen is vastgesteld.
-
3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst
van de aanvraag.
Artikel 36. Leerlingen afkomstig uit ‘Blijf van mijn lijf huizen’
-
1. Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één
jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste 10 leerlingen uit een ‘Blijf van mijn
lijf huis’ zijn ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel
en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
-
2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste
lid, wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier nummer DUO 60102, te downloaden
via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
-
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
-
b. een overzicht van het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de
periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht met de
data van in- en uitschrijving;
-
c. de ingangsdatum en de einddatum van de door het bevoegd gezag gekozen periode van
maximaal 12 maanden, bedoeld in onderdeel b.
-
3. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst
van de aanvraag.
-
4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum
waarop de aanvraag is ontvangen.
Artikel 37. Toename aantal asielzoekerskinderen
-
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoekerskind: vreemdeling
die in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel
9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen
c, d, f, g, h of j, van die wet, onderscheidenlijk een vreemdeling van wie tenminste
één van de ouders of voogden in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring
als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond
van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, en die ingeschreven staat
op een school en deze geregeld bezoekt.
-
2. Het bevoegd gezag van een basisschool waarbij vóór 1 juli 2016 sprake is van een
toename met minimaal 10 ingeschreven asielzoekerskinderen ten opzichte van het aantal
ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de laatste toekenning op basis van
dit artikel in het schooljaar 2015–2016, dan wel bij gebreke daarvan, op 1 oktober
2014, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging
voor materiële instandhouding.
-
3. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging wordt ingediend bij DUO
door middel van het formulier, nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
-
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
-
b. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op 1 oktober 2014;
-
c. de datum waarop het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen met minimaal 10 is toegenomen,
zoals bedoeld in het tweede lid. Indien deze toename samenvalt met de eerste schooldag
van het schooljaar 2015-2016, dan dient dit tevens te worden vermeld;
-
d. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de toename.
-
4. Een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, die wordt ontvangen op of na 1 juli 2016,
wordt afgewezen.
-
5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst
van de aanvraag.
-
6. Indien de toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2015–2016
en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2015. Indien de toename op een later
tijdstip plaatsvindt en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt
het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand
volgend op de datum, waarop de toename heeft plaatsgevonden.
-
7. De bekostiging bedraagt per extra ingeschreven asielzoekerskind € 1.355,40 voor personeel
en € 40,87 voor materiële instandhouding, welke bedragen worden gedeeld door 12 en
vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging
is toegekend.
Artikel 38. Eerste opvang vreemdelingen
-
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
- a. vreemdeling:
-
leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en die
door de Minister van Veiligheid en Justitie in het bezit is gesteld van een document
of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000,
onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door de Minister
van Veiligheid en Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke
verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, en aantoonbaar nog
geen jaar woonachtig is in Nederland;
- b. school:
-
bekostigde school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een bekostigde
school of instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.
-
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan: leerling
die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en van wie uit
het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat hij zelf of één van zijn ouders
of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, en die op grond van het
EG-verdrag in Nederland verblijft en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.
-
3. Het bevoegd gezag van een school waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd
voor tenminste 4 vreemdelingen die korter dan 1 jaar in Nederland verblijven, ontvangt
op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor
materiële instandhouding.
-
4. De bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, heeft betrekking
op een periode van vier maanden, met als peildata:
-
a. 1 oktober voor de periode augustus tot en met november;
-
b. 1 februari voor de periode december tot en met maart;
-
c. 1 juni voor de periode april tot en met juli.
Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en aanvullende bekostiging
een aanvraag in die binnen vier weken na de peildatum door DUO moet zijn ontvangen.
-
5. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking
voor een eenmalige aanvulling op de bijzondere bekostiging van € 10.679.
-
6. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid,
wordt ingediend bij DUO door middel van het formulier, nummer DUO 60102, te downloaden
via www.duo.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
-
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
-
b. het aantal vreemdelingen op de peildatum, die korter dan 1 jaar in Nederland zijn;
-
c. de periode waarvoor de bekostiging wordt gevraagd;
-
d. in geval van toepassing van het vijfde lid, een verklaring dat de school niet eerder
de eerste opvang van vreemdelingen heeft verzorgd.
-
7. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst
van de aanvraag.
-
8. De in het derde lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 2.710,80
voor personeel en € 81,74 voor materiële instandhouding welke bedragen worden vermenigvuldigd
met 4/12.
Artikel 39. Opvang asielzoekerskinderen in procesopvanglocaties en gezinslocaties
-
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoekerskind: een leerling
die verblijft in een procesopvanglocatie, zijnde de verblijfplaats van vreemdelingen
tijdens de rust- en voorbereidingstermijn voorafgaand aan de algemene asielprocedure
en gedurende de algemene asielprocedure door de Immigratie- en Naturalisatiedienst
dan wel leerling die verblijft in een gezinslocatie voor gezinnen met minderjarige
kinderen die geen recht meer hebben op verstrekkingen conform de Regeling verstrekkingen
asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen.
-
2. Het bevoegd gezag van de basisschool waar op 1 oktober 2014 asielzoekerskinderen
worden opgevangen, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende
bekostiging voor materiële instandhouding.
-
3. De in het tweede lid bedoelde bekostiging bedraagt per asielzoekerskind € 811.
-
4. De in het tweede lid bedoelde aanvraag wordt ingediend doormiddel van een brief waarin
in ieder geval is opgenomen:
-
a. het brin-nummer van de school waar de asielzoekerskinderen worden opgevangen;
-
b. het aantal asielzoekerskinderen op 1 oktober 2013 onder het brin-nummer zoals opgenomen
in de aanvraag;
-
c. een verklaring van het bevoegd gezag dat voor het aantal asielzoekerskinderen zoals
opgenomen in de aanvraag, tevens in de leerlingenadministratie documenten zijn opgenomen,
waarin het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers de school noemt als opvang school voor
deze kinderen.
-
5. De aanvraag moet door DUO zijn ontvangen voor 1 juli 2015. De aanvraag wordt in ieder
geval afgewezen indien het een aanvraag betreft welke is ontvangen na deze datum.
-
6. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk in september 2015.
-
7. Het bevoegd gezag van een basisschool waarbij vóór 1 juli 2016 sprake is van een
toename met minimaal 10 ingeschreven asielzoekerskinderen ten opzichte van het aantal
ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de laatste toekenning op basis van
dit artikel in het schooljaar 2015-2016, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging
voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
-
8. De in het zevende lid bedoelde aanvraag wordt ingediend doormiddel van een brief
waarin in ieder geval is opgenomen:
-
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
-
b. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op 1 oktober 2014;
-
c. de datum waarop het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen met minimaal 10 is toegenomen,
zoals bedoeld in het zevende lid. Indien deze toename samenvalt met de eerste schooldag
van het schooljaar 2015–2016, dan dient dit tevens te worden vermeld;
-
d. het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op de datum van de toename.
-
e. een verklaring van het bevoegd gezag dat voor het aantal asielzoekerskinderen zoals
opgenomen in de aanvraag, tevens in de leerlingenadministratie documenten zijn opgenomen,
waarin het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers de school noemt als opvang school voor
deze kinderen.
-
9. Een aanvraag, bedoeld in het zevende lid, die wordt ontvangen op of na 1 juli 2016,
wordt afgewezen.
-
10. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst
van de aanvraag.
-
11. Indien de toename samenvalt met de eerste schooldag van het schooljaar 2015–2016
en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2015. Indien de toename op een later
tijdstip plaatsvindt en de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt
het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de eerste dag van de maand
volgend op de datum, waarop de toename heeft plaatsgevonden.
-
12. De bekostiging bedoeld in het zevende lid bedraagt per extra ingeschreven asielzoekerskind
€ 811. Dit bedrag wordt gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende
maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.
Artikel 40. Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden
aan scholen voor Cluster 4
-
1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs aan zeer moeilijk
opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als gesloten justitiële inrichting
waarbinnen het onderwijs georganiseerd moet worden, dan wel is verbonden aan een instelling
voor gesloten jeugdzorg, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel.
-
2. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per vestiging € 32.789,05
en € 3.569,26 per leerling van de vestiging. Het aantal leerlingen van de vestiging
is gelijk aan de door de Minister van Veiligheid en Justitie toegekende capaciteit
als het een justitiële jeugdinrichting betreft, en is de door de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport toegekende capaciteit als het een instelling voor gesloten jeugdzorg
betreft.
-
3. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt bijzondere bekostiging voor
personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding, indien er op de
eerste van de maand door de Minister van Veiligheid en Justitie, indien het een justitiële
jeugdinrichting betreft, en door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
indien het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft, meer capaciteit, uitgedrukt
in leerlingen, aan de vestiging is toegekend dan het aantal leerlingen van de vestiging
op grond waarvan de personele bekostiging voor het schooljaar is bepaald. Onder personele
bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, wordt mede verstaan, indien dit artikel
reeds eerder is toegepast, de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.
-
4. De bijzondere bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging, bedoeld in het
derde lid, bedraagt het verschil tussen de capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, en
het aantal leerlingen waarvoor personele bekostiging is toegekend, vermenigvuldigd
met € 14.036,09 voor personeel en € 1.348,47 voor materiële instandhouding, gedeeld
door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar
waarvoor de bekostiging is toegekend.
Artikel 41. Bijzondere bekostiging voor leerlingen met een ernstige meervoudige beperking
-
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder een leerling met een ernstige
meervoudige beperking:
een leerling met een combinatie van een (zeer) ernstige verstandelijke beperking (IQ
tot 35), een lichamelijke beperking en bijkomende stoornissen, voor wie naast extra
ondersteuning in het onderwijs ook extra zorg nodig is, die op 1 oktober 2014 ingeschreven
stond op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en voor wie het bevoegd gezag
bekostiging categorie 3 (hoog) ontvangt.
-
2. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs waar op 1 oktober
2014 leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waren ingeschreven, ontvangt
op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel.
-
3. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging wordt ingediend bij DUO door middel van
het formulier, nummer DUO 60102, te downloaden via www.duo.nl, en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
-
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
-
b. het aantal op 1 oktober 2014 ingeschreven leerlingen met een ernstige meervoudige
beperking als bedoeld in het eerste lid.
-
4. De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, dient uiterlijk op 15 september 2015 ontvangen
te zijn. Aanvragen die na die datum worden ontvangen, worden afgewezen.
-
5. De in het tweede lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven leerling met
een ernstige meervoudige beperking maximaal € 4000,00.
-
6. Voor de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel is voor het schooljaar 2015–2016
een bedrag van maximaal € 5 miljoen beschikbaar.
-
7. Indien het bekostigingsplafond, als bedoeld in het zesde lid, wordt overschreden,
wordt het bedrag per leerling met een ernstige meervoudige beperking, als bedoeld
in het vijfde lid, verlaagd naar rato van het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige
beperking waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
-
8. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beslist uiterlijk in november 2015
op de aanvraag.
Artikel 42. Vaststelling bedrag prestatiebox primair onderwijs
-
1. Het bedrag per leerling bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling prestatiebox
primair onderwijs 2015–2020 is voor het schooljaar 2015–2016 € 81,32.
HOOFDSTUK 7. GEWOGEN GEMIDDELDE LEEFTIJD EN BETAALRITME
Artikel 43. Nadere regels gewogen gemiddelde leeftijd
-
1. De gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, bedoeld
in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging
WEC, is de betrekkingsomvang aan de desbetreffende school van elke leraar op de school,
vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang
van alle leraren op de school. Voor leraren ouder dan 50 jaar wordt voor de toepassing
van de eerste volzin de leeftijd op 50 jaar vastgesteld. Indien de uitkomst van de
berekening van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in de eerste volzin, lager
is dan 30 wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op 30. De in de eerste
volzin bedoelde gewogen gemiddelde leeftijd wordt afgerond op 2 decimalen.
-
2. Onder leraar als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: elk personeelslid dat
is aangesteld in een onderwijsgevende functie als bedoeld in artikel 151 van Rechtspositiebesluit
WPO/WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2005, met uitzondering van leraren in opleiding
als bedoeld in artikel 191, onderdeel a, van dat besluit en personeelsleden die in
dienst zijn of van wie de betrekkingsomvang is uitgebreid in verband met vervanging,
voor zover de kosten van deze dienstbetrekking of uitbreiding van de betrekkingsomvang
ten laste komen van de in artikel 183 van de WPO of artikel 169 van de WEC bedoelde
rechtspersoon.
-
3. In geval van een samenvoeging is de gewogen gemiddelde leeftijd de som van de betrekkingsomvang
van elke leraar van alle bij de samenvoeging betrokken scholen vermenigvuldigd met
diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle
leraren van alle bij de samenvoeging betrokken scholen. De tweede tot en met de laatste
volzin van het eerste lid is van toepassing.
-
4. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd wordt vastgesteld op basis van
de gewogen gemiddelde leeftijd van de scholen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.
-
5. Indien voor de mededeling van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in artikel
11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC,
gebruik wordt gemaakt van een geautomatiseerd systeem voor de salarisverwerking, wordt
de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op basis van de gegevens die in november
voorafgaande aan die mededeling door dat systeem zijn verwerkt.
Artikel 44. Betaalritme
-
1. Tenzij in deze regeling anders is bepaald worden de bekostigingsbedragen, bedoeld
in deze regeling, uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.
-
2. De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten bedoeld
in de artikelen 2, 3, 5, 7, eerste en tweede lid, 9, 10, 11, 12, tweede lid, 14, 15,
16, 17, tweede lid, 30 en 32 vindt plaats op grond van de volgende percentages:
Augustus
|
6,91%
|
September
|
6,91%
|
Oktober
|
6,91%
|
November
|
6,91%
|
December
|
6,91%
|
Januari
|
10,25%
|
Februari
|
9,20%
|
Maart
|
9,20%
|
April
|
9,20%
|
Mei
|
9,20%
|
Juni
|
9,20%
|
Juli
|
9,20%
|
-
3. Het bekostigingsbedrag bedoeld in artikel 42 wordt uitbetaald in twee termijnen,
te weten voor 28,2% in november 2015 en 71,8% in maart 2016.
HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN
Artikel 45. Intrekking andere regelingen
De Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 maart
2015, nr. PO/FenV/732423, houdende vaststelling van de bedragen personele bekostiging
primair onderwijs voor het schooljaar 2015–2016 en het vaststellen van de bedragen
voor ondersteuning van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs schooljaar
2015–2016 (Regeling bekostiging personeel PO 2015–2016 en vaststelling bedragen voor
ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2015–2016) (Stcrt. 2015, 9263) wordt ingetrokken.
Artikel 46. Inwerkingtreding
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie
in de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus
2015.
-
2. Deze regeling heeft betrekking op het schooljaar 2015–2016 en vervalt met ingang
van 1 augustus 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor het tijdvak
waarvoor zij gelding had.
Artikel 47. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging personeel PO 2015–2016 en
aanpassing bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2015–2016.
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling over het schooljaar 2015–2016 worden de daarvoor noodzakelijke
prijzen en bedragen vastgesteld.
1.1 Wijzigingen ten opzichte van de regeling voor schooljaar 2014–2015.
De inhoudelijke wijzigingen in deze regeling voor schooljaar 2015–2016 ten opzichte
van de regeling voor het voorgaande schooljaar, betreffen de volgende onderwerpen.
-
• In artikel 8, bekostiging voor IGBO, is het vijfde lid vervallen. Inmiddels is in
het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014 geregeld dat de instellingsaccountant
vaststelt dat het aantal leerlingen in de aanvraag IGBO met teldatum 1 oktober 2014
overeenkomt met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2014 staat ingeschreven als
leerling van de afdeling IGBO van de school.
-
• De bekostiging van de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs is aangepast aan
de systematiek die binnen passend onderwijs is gekozen. In artikel 14 is de personele
basisbekostiging geregeld en in artikel 15 de personele bekostiging voor ondersteuning.
De bekostiging voor preventieve ambulante begeleiding en de bekostiging voor terugplaatsingsbegeleiding
zijn vervallen en zijn opgenomen in de bekostiging van het samenwerkingsverband.
-
• De middelen prestatiebox (artikel 42) worden met ingang van schooljaar 2015–2016 toegekend
in de vorm van één totaalbedrag per leerling.
-
• In de regeling is niet langer de bijzondere bekostiging wegens samenvoeging (voormalig
artikel 48, 49 en 50) opgenomen, aangezien deze in een eigenstandige regeling zijn
ondergebracht, de Regeling bijzondere bekostiging bij samenvoeging van scholen in
het primair onderwijs.
-
• De overgangsbekostiging personeel en materieel die in het kader van passend onderwijs
was toegekend (voormalig artikel 20, 21 en 28 tot en met 30) is in de regeling vervallen.
Deze overgangsbekostiging is in het schooljaar 2015–2016 niet langer van toepassing.
-
• Er is een artikel toegevoegd waarin de mogelijkheid voor bijzondere bekostiging voor
leerlingen met een ernstige meervoudige beperking is geregeld.
Verder zijn de in de regeling opgenomen bedragen aangepast. Samen met de eerdere prijsaanpassing
voor het schooljaar 2014–2015, zijn met deze verhoging de voor het primair onderwijs
voor het kalenderjaarjaar 2015 beschikbaar komende investeringen, zoals opgenomen
in de onderwijsagenda van het Regeerakkoord en de begrotingsafspraken 2014, en zoals
uitgewerkt in het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) en het sectorakkoord primair onderwijs,
volledig aan de lumpsum van de scholen toegevoegd.
1.1 Wijzigingen ten opzichte van de eerdere regeling voor schooljaar 2015–2016.
In paragraaf 3 van hoofdstuk 3 van de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap van 27 maart 2015, nr. PO/FenV/732423, (Stcrt. 2015, 9263) zijn de bedragen ten behoeve van de vereveningsregeling personeel in het kader van
passend onderwijs vastgesteld. Deze bedragen zijn nu opgenomen in Hoofdstuk 4 (artikelen
23 tot en met 28). Het percentage waarmee deze bedragen worden aangepast is opgenomen
in artikel 29. Daarna zijn de artikelen vernummerd.
2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
2.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna
kan in het begin van het schooljaar vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing
van de bedragen vastgesteld worden. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de
bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve
vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
2.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden, is besloten om tot een clustering van
alle bekostigingsregelingen over te gaan. In de onderhavige regeling worden naast
de lumpsumbedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid
vastgesteld. Ook de bekostigingsbedragen die in het kader van de vereveningssystematiek
‘passend onderwijs’ een rol spelen, worden in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen
aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn
de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd. Enige uitzondering hierop betreft de bijzondere bekostiging
in verband met samenvoeging. Omdat de regeling hiervoor fors is uitgebreid, en nu
een meerjarig karakter heeft gekregen, is er voor gekozen om deze apart te publiceren.
3. Bijzondere omstandigheden
3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond
van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een
verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich
voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties
die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen
dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar
niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als
klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in
aanmerking gebracht zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2015–2016.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een
beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2016 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
3.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze al worden bekostigd op grond van de WPO;
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning
die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht
ten overvloede wijs ik er op dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.
3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen; wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat de groeitelling
op grond van artikel 37 en 38 van het Besluit bekostiging WEC is vervallen.
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf
juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het
feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende
factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120,
tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen
uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt.
De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om
leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
3.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode
van 1 augustus 2015 tot 1 augustus 2016 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in
verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding
materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling,
wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1981,56 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s
wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
b, van deze regeling en de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden
op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid
van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van
de berekende fte’s.
3.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden
vermeld:
-
• het brinnummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking;
-
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband
met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door
het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102. Dit formulier is te
downloaden via www.duo.nl. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend.
4. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken
lumpsumbedragen personeel voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden
primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel én materieel
voor zware ondersteuning. Daarnaast is in dit hoofdstuk het percentage vastgesteld
waarmee het correctie bedrag in het kader van de zogenaamde verevening wordt bijgesteld.
In hoofdstuk 4 staan de bedragen voor de instellingen cluster 1 en cluster 2. Hoofdstuk
5 bevat de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging en in hoofdstuk 6
wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen. Met de
WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen
en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling,
het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school,
kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
5. Administratieve lasten
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten
in vergelijking met de Regeling bekostiging personeel PO 2014–2015 en vaststelling
bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2014–2015 en de eerder
vastgestelde regeling bekostiging personeel PO 2015–2016 en vaststelling bedragen
voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2015–2016 (Regeling van de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 maart 2015, nr. PO/FenV/732423, (stcrt. 2015, Nr. 9263) en de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van
2 juli 2015, nr. PO/SenO/747922, (stcrt. 2015, Nr. 19108).
6. Prijsaanpassingen
De opgenomen prijsaanpassingen betreffen de verwerking van de investeringsafspraken
uit het NOA en uit het begrotingsakkoord 2014 dat eind 2013 overeen is gekomen tussen
het kabinet en de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP, voor zover deze nog
niet in de prijzen 2014–2015 waren verwerkt. Ook is het resterende deel van het functiemixbudget
voor 2015, het functiemixbudget voor de eerste zeven maanden van 2016 verwerkt en
is het budget dat was gemoeid met de per 1 augustus 2015 geëxpireerde Regeling loonkostensubsidie
ondersteunend personeel basisscholen toegevoegd aan het basisbedrag van de bekostiging
van het personeels- en arbeidsmarktbeleid voor basisscholen.
Daarnaast is het resterende deel van de kabinetsbijdrage voor gestegen werkgeverslasten
voor 2015 (0,44% op jaarbasis) opgenomen. Tenslotte is de kabinetsbijdrage in het
kader van het loonakkoord voor 2015 opgenomen. Het Kabinet heeft op 10 juli 2015 een
Loonruimte-overeenkomst publieke sector 2015–2016 afgesloten. In deze overeenkomst
wordt het primaire loon verhoogd met 5,05%. Financiering van de overeenkomst vindt
plaats uit de verlaging van de pensioenpremies ABP en bijdragen vanuit kabinet en
werkgevers. Dit laatste gaat, naast de kabinetsbijdragen 2015 en 2016, om een bijdrage
van 1,18% waarbij 1% door het kabinet aan de lumpsum wordt toegevoegd en 0,18% door
de werkgevers zelf wordt bijgedragen. Omgerekend naar het resterende deel van 2015
betekent dit een extra verhoging van circa 2,9%.
In het kader van hetzelfde loonakkoord komt er vanaf 1 januari 2016 nog een bijdrage
beschikbaar waardoor de prijsaanpassing dan nog licht moet worden aangepast. Om het
aantal prijsaanpassingen beperkt te houden zal deze aanpassing tegen het einde van
het schooljaar bij de definitieve vaststelling worden doorgevoerd.
Ten opzichte van de vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2014–2015 komt hiermee
de aanpassing per 1 augustus 2015 voor het onderwijzend personeel op 3,677%, het onderwijsondersteunend
personeel op 3,407% en de schoolleiding op 3,046%.
De opslag voor het Vervangingsfonds is per 1 augustus 2015 ongewijzigd vastgesteld
op 4,026% van de loonkosten en ook de opslag voor het Participatiefonds is ongewijzigd
vastgesteld op 1,00% van de loonkosten. De opslagen en percentages in de bekostiging
worden normatief vastgesteld en komen daarom niet altijd overeen met de exacte kosten
die individuele schoolbesturen op onderdelen moeten maken. Hiermee dient rekening
gehouden te worden in de bedrijfsvoering.
II. Artikelsgewijs
Artikel 1
In de begripsbepalingen is ‘instelling in oprichting’ vervallen. Alle instellingen
voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan auditief of communicatief gehandicapte
kinderen zijn inmiddels opgericht, en zijn nu onder het begrip ‘instelling’ gebracht.
Artikel 6
Ten opzichte van de actuele bedragen voor het schooljaar 2014–2015 zijn alle P&A-bedragen
verhoogd met 4,575% op basis van het eerder genoemde aanpassingspercentage voor het
onderwijzend personeel én het terugdraaien van de resterende korting op het P&A-budget
die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden. Daarnaast is het basisbedrag verhoogd
in verband met de verwerking van de afspraken over werkdrukvermindering door conciërges
en in verband met het aan de lumpsum van alle basisscholen toevoegen van het budget
dat was gemoeid met de per 01-08-2015 geëxpireerde Regeling loonkostensubsidie ondersteunend
personeel basisscholen. Het bedrag per leerling is verder met verhoogd in verband
met de verwerking van de afspraken over begeleiding van startende leraren en verminderen
van het zittenblijven. In deze verhoging zit ook het resterende bedrag waarmee de
eind 2013 éénmalig toegekende middelen voor het jaar 2014 een structureel karakter
krijgen.
Artikel 8
In artikel 8, bekostiging voor IGBO, is het vijfde lid vervallen. Inmiddels is in
het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014 geregeld dat de instellingsaccountant
vaststelt dat het aantal leerlingen in de aanvraag IGBO met teldatum 1 oktober 2014
overeenkomt met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2014 staat ingeschreven als
leerling van de afdeling IGBO van de school.
Artikel 13
Ten opzichte van de actuele bedragen voor het schooljaar 2014–2015 zijn alle P&A-bedragen
verhoogd met 4,575% in verband met de doorwerking van bovengenoemde GPL-ontwikkeling
én het terugdraaien van de resterende korting op het P&A-budget die per 1 augustus
2013 heeft plaatsgevonden. Daarnaast is het bedrag per leerling met verhoogd in verband
met de verwerking van de afspraken over begeleiding van startende leraren en verminderen
van het zittenblijven. In deze verhoging zit ook het resterende bedrag waarmee de
eind 2013 éénmalig toegekende middelen voor het jaar 2014 een structureel karakter
krijgen.
Artikel 15
In dit artikel worden de bedragen per leerling vastgesteld die de school naast de
basisbekostiging ontvangt (artikel 117, derde lid, WEC zoals dat per 1 augustus 2015
zal luiden). De hoogte van het bedrag is daarbij afhankelijk van de in de toelaatbaarheidsverklaring
opgenomen ondersteuningsbehoefte.
Artikel 18
Door de nieuwe bekostigingssystematiek in het kader van passend onderwijs zijn de
specifieke leerlingbedragen per onderwijssoort vervallen en geldt per leerling hetzelfde
bedrag als voor de scholen voor basisonderwijs. De vrijvallende P&A-middelen zijn
toegevoegd aan de bekostigingsbedragen voor ondersteuning. Ten opzichte van de actuele
bedragen voor het schooljaar 2014–2015 zijn de bedragen verhoogd met 4,575% op basis
van het eerder genoemde aanpassingspercentage voor het onderwijzend personeel én het
terugdraaien van de resterende korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft
plaatsgevonden.
Artikel 29
In dit artikel is het percentage vastgesteld waarmee de correctie bedoeld in de artikelen
XIII en XV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten
in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning
van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet
onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), zoals die zijn opgenomen in de artikelen 23 tot en met 28, wordt aangepast. De
correctie zelf wordt dus niet opnieuw vastgesteld maar met genoemd percentage aangepast.
Artikel 30
De in dit artikel opgenomen bedragen kennen dezelfde hoogte als de bedragen per leerling
in artikel 14, derde lid.
Artikel 31
Voor een toelichting op de in dit artikel opgenomen bedragen verwijs ik naar de toelichting
bij artikel 6.
Artikel 39 (voorheen artikel 38)
Door de toevoeging van lid zeven tot en met twaalf is de bijzondere bekostiging voor
opvang asielzoekerskinderen in procesopvanglocaties en gezinslocaties aangevuld met
een regeling voor tussentijdse groei. Deze is qua uitwerking vergelijkbaar met de
in artikel 36 opgenomen regeling voor toename aantal asielzoekerskinderen met dien
verstande dat de aanvraag niet via het gebruikelijke formulier kan worden ingediend,
maar door middel van een brief.
Artikel 40 (voorheen artikel 39)
De in dit artikel opgenomen bedragen zijn bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling
van de gemiddelde personele lasten respectievelijk de prijsbijstelling programma’s
van eisen.
Daarnaast is de in het tweede lid opgenomen bijzondere bekostiging per leerling extra
verhoogd. Deze verhoging is bedoeld om gedurende het jaar een doorlopend integraal
dagprogramma van onderwijs en ontwikkelingsgerichte activiteiten van 48 weken te realiseren.
Het onderwijs in de instelling bedraagt nu 40 weken per jaar. Met dit extra budget
kan het onderwijs in de gesloten setting gedurende 48 weken worden aangeboden. Hierdoor
kunnen ook jongeren die in de vakantieperiode worden opgenomen direct naar school
en/of andere onderwijsactiviteiten volgen. Daarnaast hebben jongeren die zijn geplaatst
in een JJI of in een instelling voor jeugdzorgplus vaak een onderwijsachterstand en/of
een lange geschiedenis van verzuim in het onderwijs. Door hen in de instelling een
integraal en continu onderwijs- en begeleidingsaanbod aan te bieden, wordt die achterstand
minder en is de aansluiting met het onderwijs na het verblijf in de instelling beter.
In de verhoging zijn zowel de personele vergoeding als de materiële vergoeding hiervoor
opgenomen.
In dit artikel is voorts een wijziging opgenomen bij de bepaling van het aantal leerlingen
van een vestiging die is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdzorg. Tot
aan de invoering van het nieuwe jeugdstelsel werd de capaciteit van de vestigingen
voor gesloten jeugdzorg jaarlijks door de Minister van VWS toegekend. Met de inwerkingtreding
van de Jeugdwet is het aan de gemeenten om te voorzien in een kwalitatief en kwantitatief
toereikend aanbod van de benodigde gesloten jeugdhulp. In de voorbereiding op het
jaar 2015 heeft de minister van VWS in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
de capaciteit richtinggevend berekend.
Artikel 41 (voorheen artikel 39a)
Een uitgebreide toelichting op dit artikel is te vinden in de Regeling van de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 juli 2015, nr. PO/SenO/747922, (Stcrt. 2015, 19108).
Artikel 42
In het kader van de vereenvoudiging van de bekostigingsregels worden de middelen prestatiebox
met ingang van schooljaar 2015–2016 toegekend in de vorm van één totaalbedrag per
leerling. Dat bedrag per leerling is gelijk voor alle (speciale) scholen voor basisonderwijs
en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Met het opgenomen bedrag voor 2015–2016,
en het in artikel 38, derde lid opgenomen betaalritme, bedraagt het voor het kalenderjaar
2015 verstrekte bedrag aan prestatiebox middelen inclusief de nu toegepaste prijsbijstelling
totaal € 130 mln. Dat is conform de afspraak, die daarover gemaakt is in het Bestuursakkoord
PO 2014–2020.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker