Besluit van de inspecteur-generaal van het Onderwijs, van 1 september 2015, nr. 4617506, tot wijziging van het Toezichtkader VO 2013 in verband met technische aanpassingen van het daarin opgenomen waarderingskader

De inspecteur-generaal van het Onderwijs,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 13, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht;

Gelet op de goedkeuring van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 september 2015;

Besluit:

ARTIKEL I

In het Toezichtkader VO 2013 wordt de tabel na paragraaf 4.4. onder de aanduiding ‘Waarderingskader Voortgezet Onderwijs 2013 ALLE INDICATOREN’ vervangen door de tabel die is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De inspecteur-generaal van het Onderwijs, M. Vogelzang

BIJLAGE BIJ HET BESLUIT VAN DE INSPECTEUR-GENERAAL VAN HET ONDERWIJS, VAN 1 SEPTEMBER 2015, NR. 4617506, TOT WIJZIGING VAN HET TOEZICHTKADER VO 2013 IN VERBAND MET TECHNISCHE AANPASSINGEN VAN HET DAARIN OPGENOMEN WAARDERINGSKADER

Waarderingskader Voortgezet Onderwijs 2013

ALLE INDICATOREN

Domein Opbrengsten

1. Leeropbrengsten

De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden.

1.1 A

De leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht.

1.1 A

PrO en EOA

PrO en EOA De leerlingen behalen het opleidingsniveau dat mag worden verwacht.

1.2 A

De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding <naam opleiding>.

1.3 A

De leerlingen van de opleiding <naam opleiding > behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht.

1.4 A

Bij de opleiding <naam opleiding> zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau.

1.5 A

PrO

Alleen PrO De leerlingen in het praktijkonderwijs ontwikkelen zich volgens een individuele leerroute.

1.6 C

De leerlingen functioneren naar verwachting in de vervolgopleiding of het werkveld.

1.7 A

PrO

Alleen PrO De leerlingen van het praktijkonderwijs functioneren naar verwachting in de vervolgopleiding of het werkveld.

 

2. Sociale opbrengsten

De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau.

2.1 A

De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau.

 

Domein Onderwijsproces

3. Aanbod

Kwaliteitsaspect 3: De aangeboden leerstofinhouden bereiden de leerlingen voor op vervolgonderwijs en samenleving.

3.1 B

De aangeboden leerinhouden in de bovenbouw voor <vul vak in> zijn dekkend voor de examenprogramma’s.

3.1 B

PrO

De aangeboden leerinhouden zijn dekkend voor de eisen die gesteld worden aan het praktijkonderwijs.

3.2 B

De aangeboden leerinhouden in de onderbouw voor <vul vak in> voldoen aan de kerndoelen.

3.3 B

Het aanbod voor <vul vak in> vertoont een samenhangende opbouw.

3.4 B

De school heeft een aanbod voor de referentieniveaus taal dat past bij alle leerlingen.

3.5 B

De school heeft een aanbod voor de referentieniveaus rekenen dat past bij alle leerlingen.

3.6 C

De school heeft een aanbod dat afgestemd is op (hoog)begaafde leerlingen.

3.7 C

De school heeft een specifiek aanbod om de sociale en maatschappelijk competenties van leerlingen te ontwikkelen passend bij de wettelijke voorschriften.

3.8 C

De school heeft een aanbod dat past bij haar eigen doelen.

3.9 C

Het aanbod is afgestemd op het vervolgonderwijs of de beroepspraktijk.

 

Onderwijstijd

Kwaliteitsaspect 4: De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het leerstofaanbod eigen te maken.

4.1 B

De school programmeert voldoende onderwijstijd voor de opleiding.

4.2 B

De school realiseert minimaal de wettelijk verplichte onderwijstijd.

4.3 A

De leerlingen maken efficiënt gebruik van de onderwijstijd.

4.4 B

De school heeft een effectief beleid om schoolverzuim te voorkomen.

   

Schoolklimaat

Kwaliteitsaspect 5: Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming.

5.1 C

Het schoolklimaat bevordert de verwerving van sociale en maatschappelijke competenties door leerlingen.

5.2 C

Alle geledingen en de randvoorwaarden binnen de school dragen bij aan het functioneren van de school als een sociale en pedagogische gemeenschap.

5.3 A

De beleving van het sociale klimaat en de sociale veiligheid liggen op het niveau dat mag worden verwacht.

5.4 B

A voor pro

De school ondersteunt de leerlingen en de ouders/verzorgers bij de keuzes tijdens de schoolloopbaan.

5.5 B

De school kent een op ondersteuning en begeleiding gerichte cultuur.

 

Kwaliteitsaspect 6: Het schoolklimaat is stimulerend en ambitieus.

6.1 B

De school is gericht op het stimuleren van talent.

6.2 B

De school is gericht op het leveren van (intellectuele) prestaties.

6.3 C

De leraar past de onderwijskundige ambities/doelen, die op schoolniveau zijn geformuleerd, toe in zijn les.

Didactisch handelen Kwaliteitsaspect 7: Het (vak)didactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkeling.

7.1 A

De onderwijsactiviteit heeft een doelgerichte opbouw.

7.2 A

De leraar geeft een begrijpelijke uitleg.

7.3 A

De leerlingen zijn actief betrokken.

7.4 A

De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces.

7.5 C

De leraar hanteert adequate vakdidactische principes.

7.6 C

De leraar stimuleert de leerlingen tot het leveren van hoge prestaties.

7.7 C

De leraar stimuleert leerlingen tot denk- en leerstrategieën.

Kwaliteitsaspect 8: De leraren stemmen hun didactisch handelen af op verschillen tussen leerlingen.

8.1 B

De leraren gebruiken bij de vormgeving van hun onderwijs de analyse van de prestaties van de leerlingen.

8.2 B

De leraar stemt de instructie af op verschillen tussen leerlingen.

8.3 B

De leraar stemt de verwerking af op verschillen tussen leerlingen.

 

Ondersteuning en begeleiding

Kwaliteitsaspect 9: De school biedt effectief aanvullend onderwijs en ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben. (basisondersteuning)

9.1 A

De school volgt systematisch de vorderingen van de leerlingen aan de hand van genormeerde toetsen.

9.2 A

Niet van toepassing voor pro

De school bepaalt wat de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte is van individuele of groepen leerlingen.

9.3 B

De school heeft doelen gesteld die erop gericht zijn om achterstanden te bestrijden.

9.4 A

Niet van toepassing voor pro

De school voert de ondersteuning planmatig uit.

Kwaliteitsaspect 10: De school begeleidt leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben effectief aan de hand van hun ontwikkelingsperspectief. (extra ondersteuning)

10.1 B

A voor PrO!

Het bevoegd gezag stelt bij plaatsing voor iedere leerling een ontwikkelingsperspectief vast.

(verplicht voor praktijkscholen)

10.2 B

A voor PrO!

De leerling ontvangt onderwijs zoals beschreven in het ontwikkelingsperspectief.

(verplicht voor praktijkscholen)

10.3 B

A voor PrO!

De school stelt vast of de leerlingen zich ontwikkelen conform het ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes.

(verplicht voor praktijkscholen)

 

Kwaliteitsaspect 11: De school draagt bij aan een adequate overgang van (zorg)leerlingen van aanleverende en naar vervolgscholen en vervult haar rol in de zorgketen.

11.1 C

De school zorgt voor een adequate overgang van zorgleerlingen die van andere scholen komen.

11.2 C

De school zorgt voor een adequate overgang van zorgleerlingen naar andere scholen.

11.3 C

De school bereidt de leerlingen en de ouders/verzorgers voor op de vervolgopleiding/arbeidsmarkt.

11.4 C

School vervult haar rol in de zorgketen.

   

Domein Condities

Kwaliteitszorg

Kwaliteitsaspect 12: De school bewaakt de kwaliteit van haar opbrengsten.

12.1 A

De school evalueert systematisch de opbrengsten.

12.2 A

De school werkt doelgericht aan de kwaliteit van de opbrengsten.

 

Kwaliteitsaspect 13: De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces.

13.1 A

De school evalueert systematisch het onderwijsproces.

13.2 A

De school werkt doelgericht aan de verbetering van het onderwijsproces.

13.3 A

De school borgt de kwaliteit van het onderwijsproces.

13.4 B

De school bewaakt de kwaliteit van de sociale veiligheid.

13.5 B

De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijs gericht op de sociale en maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen.

 

Professionele ruimte/leraarschap

Kwaliteitsaspect 14: De schoolleiding zorgt dat leraren kunnen presteren en zich ontwikkelen conform de visie van de school.

14.1 C

De schoolleiding zorgt dat de visie van de school op onderwijs vertaald is in concrete professionele normen voor leraren.

14.2 C

De schoolleiding zorgt voor inspraak van leraren op het schoolbeleid en de daarvan afgeleide ambities en verbeterdoelen.

14.3 C

De schoolleiding stuurt via haar personeelsbeleid op het realiseren van de onderwijskundige doelen van de school.

14.4 C

De schoolleiding stuurt leraren(teams) aan om het onderwijsproces vorm te geven passend bij de ambities van de school.

14.5 C

De schoolleiding verantwoordt zich intern over de gerealiseerde onderwijskwaliteit.

   

Kwaliteitsaspect 15: De leraren benutten de professionele ruimte voor goed onderwijs.

15.1 C

Leraren evalueren de kwaliteit van het onderwijs die zij bieden.

15.2 C

Leraren vullen het onderwijs in passend bij de onderwijsvisie van de school/afdeling.

15.3 C

Leraren werken doelgericht aan de bekwaamheidseisen en de benodigde competenties voor het realiseren van de visie van de school.

15.4 C

Lerarenteams verantwoorden zich over de bereikte resultaten van hun professionaliserings- en verbeteractiviteiten.

   

Bestuurlijke kwaliteitszorg

Kwaliteitsaspect 16: Het bestuur maakt met behulp van een goed functionerend systeem van kwaliteitszorg en kwaliteitsborging, zijn wettelijke zorgplicht voor de kwaliteit van het onderwijs waar.

16.1 C

Het bestuur heeft zicht op de kwaliteit van het onderwijs op de school/ de scholen en de daaronder vallende afdeling(en).

16.2 C

Het bestuur stuurt aantoonbaar op de verbetering van de onderwijskwaliteit.

16.3 C

Het bestuur stuurt op de borging van de onderwijskwaliteit.

16.4 C

Het bestuur verantwoordt zich op betrouwbare wijze over de geleverde onderwijskwaliteit en de verbetering daarvan.

 

Financiële continuïteit

Kwaliteitsaspect 17: Het bestuur waarborgt zijn financiële continuïteit ten behoeve van het onderwijs.

17.1 C

Het bestuur kan op langere termijn voldoen aan zijn financiële verplichtingen (solvabiliteit is 0,30 of hoger).

17.2 C

Het bestuur kan op korte termijn voldoen aan zijn financiële verplichtingen (liquiditeit is 0,75 of hoger).

17.3 C

Het bestuur houdt baten en lasten met elkaar in evenwicht.

17.4 C

Het bestuur beschikt over een positieve financiële buffer die aansluit op de risicoanalyse.

17.5 C

De jaarrekening voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen en de beleidsdoelstellingen zijn onderscheiden naar de belangrijkste activiteiten van de onderwijsinstelling.

 

Financiële doelmatigheid

Kwaliteitsaspect 18: Het bestuur zet zijn rijksbekostiging in voor het onderwijs en vormt geen onnodige financiële reserves.

18.1 C

De financiële buffer van het bestuur bedraagt niet meer dan de signaleringswaarde van driemaal:

• 10% van de totale baten van een klein bestuur (totale baten minder dan of gelijk aan € 6 miljoen);

• op een glijdende schaal: tussen de 5% en 10% voor een middelgroot bestuur (totale baten meer dan € 6 miljoen, minder dan € 12 miljoen);

• 5% van de totale baten van een groot bestuur (totale baten meer dan of gelijk aan € 12 miljoen).

Financieel beheer

Kwaliteitsaspect 19: Het bestuur voert een deugdelijk financieel beheer.

19.1 C

Er is een meerjarenbegroting voor de komende drie jaar die aansluit op de beleidsdoelstellingen.

19.2 C

Er zijn deugdelijke begrotingen voor het lopende en komende jaar.

TOELICHTING

1. Aanleiding voor dit besluit

Sinds begin 2013 beoordeelt de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie) scholen in het voortgezet onderwijs met een volledig vernieuwd kader: het Toezichtkader VO 2013.1 Nu daarmee ruim twee jaar is gewerkt, is op onderdelen zogenaamd ‘technisch onderhoud’ nodig van het in het Toezichtkader VO 2013 opgenomen Waarderingskader Voortgezet Onderwijs 2013 (hierna: waarderingskader). Het gaat om aanpassingen die voortvloeien uit wijzigingen in de wet, nieuw beleid van de overheid of om doorontwikkelde kwaliteitsaspecten zoals sociale opbrengsten en schoolklimaat.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft dit besluit goedgekeurd op 29 september 2015. Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet op het onderwijstoezicht zijn de met dit besluit doorgevoerde wijzigingen tevens besproken met de zogenoemde ‘Ringen’, het overlegorgaan van de inspectie en de vertegenwoordigers van de organisaties in het primair en voortgezet onderwijs over de uitvoering van de Wet op het onderwijstoezicht.

In de navolgende paragrafen wordt nader toegelicht op welke onderdelen het waarderingskader is aangepast.

2. Sociale opbrengsten en schoolklimaat

De meeste veranderingen zijn aangebracht in de indicatoren omtrent sociale opbrengsten en schoolklimaat. In de afgelopen twee jaar heeft de inspectie dit onderwerp verder uitgewerkt en is hiermee aan de gang gegaan tijdens onderzoeken op scholen. In 2013 en 2014 was het onderdeel van pilot-onderzoeken en de afgelopen maanden is het onderwerp geweest op scholen die bezocht zijn in het kader van het onderwijsverslag. Al deze ervaringen hebben geleid tot de betreffende aanpassingen met dit besluit.

De meest fundamentele wijziging is dat de veiligheidsbeleving van leerlingen onderdeel is geworden van het kernkader. Dit sluit aan bij de nieuwe wetgeving.2 Daarnaast is het toegevoegd aan het aspect kwaliteitszorg als apart te beoordelen indicatoren.

3. Aandacht voor talent

Het belang van onderwijs aan talentvolle leerlingen wordt met de aanpassingen waartoe dit besluit strekt nog meer benadrukt. Twee indicatoren die daar expliciet over gaan zijn niet langer verdiepende indicatoren maar aanvullende indicatoren. Dat betekent dat de inspectie deze sneller zal meenemen in haar onderzoeken. Tijdens de expertanalyse stelt de inspectie zichzelf altijd de vraag of het zinvol is voor de school om deze indicatoren te onderzoeken.

Daarnaast is kwaliteitsaspect 9 van het waarderingskader zodanig herzien dat ‘aanvullend onderwijs en ondersteuning’ ook getalenteerde leerlingen aangaat.

4. Aanpassingen aan wetgeving

Bij de volgende onderwerpen zijn indicatoren aangepast aan de wetgeving:

  • Onderwijstijd

  • Leraarschap

5. Relatie tot concept waarderingskader gedifferentieerd toezicht

Parallel aan dit technisch onderhoud loopt een ontwikkelingsproces waarbij de inspectie een kader ontwikkelt dat voor alle sectoren hetzelfde is. Dat kader is nog volop in ontwikkeling en heeft de status van een experimenteel kader waarmee de inspectie pilots uitvoert. Het reguliere werk van de inspectie is gebaseerd op het met dit besluit gewijzigde waarderingskader.

De inspecteur-generaal van het Onderwijs, M. Vogelzang


X Noot
1

Zoals vastgesteld met Stcrt. 2012, 26249 en nadien gewijzigd.

X Noot
2

Wet van 4 juni 2015 tot wijziging van enige onderwijswetten in verband met het invoeren van de verplichting voor scholen zorg te dragen voor de veiligheid op school (Stb. 2015, 238).

Naar boven