Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie 21 september 2015, nummer WBN-A 2015/4, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, toegespitst op het gebruik in Aruba

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN), de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (RvvN);

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in Aruba wordt als volgt gewijzigd:

A

15-1-c Toelichting ad artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c, HRWN-A komt te luiden:

15-1-c Toelichting ad artikel 15, eerste lid, aanhef en onder c

Het Nederlanderschap gaat voor een meerderjarige verloren indien hij tevens een vreemde nationaliteit bezit en tijdens zijn meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten zijn hoofdverblijf heeft buiten Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten, en buiten de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, anders dan in een dienstverband met Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten dan wel met een internationaal orgaan waarin het Koninkrijk is vertegenwoordigd, of als echtgenoot van of als ongehuwde in een duurzame relatie samenlevend met een persoon in een zodanig dienstverband.

Paragraaf 1 Algemeen

Behoudens het gestelde in de volgende alinea, treedt verlies van het Nederlanderschap in door langdurig verblijf in het buitenland. Van belang hierbij is dat aan alle volgende voorwaarden is voldaan. Betrokkene:

  • bezit naast het Nederlanderschap een andere nationaliteit; én

  • heeft gedurende tien jaren onafgebroken hoofdverblijf buiten Nederland, Curaçao en Sint Maarten en Aruba én buiten de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is. Het Verdrag betreffende de Europese Unie geldt behalve in de lidstaten van de Europese Unie in de zogeheten Ultra Perifere Gebieden (dit zijn de overzeese departementen Guadeloupe, Martinique, Frans Guyana, Réunion Saint-Martin (Frankrijk), de Azoren en Madeira (Portugal), de Canarische Eilanden (Spanje)); én

  • was gedurende voormelde tien jaren in het bezit van beide nationaliteiten; én

  • was meerderjarig gedurende voormelde tien jaren.

Echter, ook al wordt voldaan aan de hierboven genoemde voorwaarden, dan nog treedt géén verlies van het Nederlanderschap in, indien:

  • men in het buitenland verblijft in een dienstverband met Nederland, Curaçao en Sint Maarten of Aruba, dan wel met een internationaal orgaan waarin het Koninkrijk is vertegenwoordigd (bijvoorbeeld Verenigde Naties, Organisatie van de Verenigde Naties voor Opvoeding, Wetenschap en Cultuur (UNESCO), Wereld Voedselprogramma (WFP), Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), Wereld Handelsorganisatie (WTO), Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen en dergelijke); óf

  • het betreft de echtgenoot of geregistreerde partner (zie artikel 1, tweede lid, RWN) van een persoon met een zodanig dienstverband, of de met die persoon in een duurzame relatie samenlevende ongehuwde partner; óf

  • men vóór de afloop van bedoelde periode van tien jaren in het bezit is gesteld van een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap, dan wel van een reisdocument of Nederlandse identiteitskaart in de zin van de Paspoortwet (vergelijk artikel 15, vierde lid, RWN).

In verband met de wijziging van de Paspoortwet (Stb 2014, 10) heeft de Nederlandse identiteitskaart sinds 20 januari 2014 (Stb 2014, 11) binnen de EU niet langer de status van een reisdocument, maar van een identiteitskaart. De Nederlandse identiteitskaart is geldig voor de landen die behoren tot de Europese Unie. Als landen buiten de Europese Unie zijn aangewezen Andorra, Liechtenstein, Monaco, Noorwegen, San Marino, Turkije, IJsland en Zwitserland waar binnen de grenzen van de Paspoortwet een daar woonachtige Nederlander recht heeft op verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart (artikel 5a Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001).

Als een Nederlander ingevolge paragraaf 3 Abs (2) Staatsangehörigkeitsgesetz (2007) in 2007 met terugwerkende kracht de Duitse nationaliteit heeft verkregen zou dit kunnen betekenen dat hij/zij – achteraf bezien – het Nederlanderschap heeft verloren op grond van artikel 15, eerste lid en aanhef onder c, RWN. Voor deze benadering wordt echter niet gekozen omdat het nationaliteitsbeleid ten aanzien van Nederlanders in het buitenland daardoor zou worden beïnvloed door wetgeving van een vreemde overheid. Immers, een vreemde staat zou door het met terugwerkende kracht van rechtswege verschaffen van zijn nationaliteit aan Nederlanders, hen het Nederlanderschap kunnen ontnemen. Dat is niet gewenst.

B

Het model 1.14 HRWN-A komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

C

Het model 1.19 HRWN-A komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

D

Het model 1.23 HRWN-A komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

E

Het model 2.3 HRWN-A komt te luiden als aangegeven in bijlage 4.

F

Het model 2.10 HRWN-A komt te luiden als aangegeven in bijlage 5.

G

Het model 2.14 HRWN-A komt te luiden als aangegeven in bijlage 6.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

In de Landscourant van Aruba zal de zakelijke inhoud worden bekendgemaakt.

’s-Gravenhage, 21 september 2015

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, namens deze, J.C. Goet Directeur-generaal Vreemdelingenzaken

BIJLAGE 1

Model 1.14 HRWN-A: Verklaring verblijf en gedrag

BIJLAGE 2

Model 1.19 HRWN-A: Formulier zienswijze (mede)verkrijging Nederlanderschap voor minderjarigen van 12 tot en met 15 jaar (als minderjarige niet persoonlijk verschijnt)

BIJLAGE 3

Model 1.23 HRWN-A: Formulier zienswijze andere ouder / wettelijk vertegenwoordiger over (mede)verkrijging Nederlanderschap van minderjarige(n)

BIJLAGE 4

Model 2.3 HRWN-A: Verklaring verblijf en gedrag (invullen (mede)verzoekers 16 jaar en ouder)

BIJLAGE 5

Model 2.10 HRWN-A: Formulier zienswijze (mede)verlening Nederlanderschap (minderjarigen van 12 jaar tot en met 15 jaar (als minderjarige niet persoonlijk verschijnt)

BIJLAGE 6

Model 2.14 HRWN-A: Formulier zienswijze andere ouder / wettelijk vertegenwoordiger over medeverlening Nederlanderschap aan minderjarige(n)

TOELICHTING

ALGEMEEN

Met dit wijzigingsbesluit nationaliteiten wordt een verduidelijking aangebracht in de handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap, toegespitst op het gebruik in Aruba. Een aantal modelformulieren wordt verduidelijkt.

ARTIKELSGEWIJS

A

Verduidelijkt is op welke gebieden het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan een verzoek vanuit uitvoerende instanties.

B en E

De modellen 1.14 en 2.3 (Verklaring verblijf en gedrag) zijn naar aanleiding van een toezegging aan de Nationale Ombudsman gewijzigd zodat ook uit de betreffende modelverklaring duidelijk naar voren komt dat de rehabilitatietermijn van vier jaar begint te lopen nadat de geldboete is betaald.

C – D en F – G

De modellen 1.19, 1.23, 2.10 en 2.14 zijn aangepast om duidelijk te maken dat als de niet-naturaliserende ouder negatief staat tegenover de verkrijging/verlening van het Nederlanderschap aan zijn of haar minderjarige kind, dit niet op voorhand betekent dat het Nederlanderschap in dat geval niet zal worden verkregen of verleend.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, namens deze, J.C. Goet Directeur-generaal Vreemdelingenzaken

Naar boven