De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
De Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘€ 141.461.936’ vervangen door € 141.552.472 en wordt ‘€ 146.514.148’
vervangen door € 146.607.917.
2. In het vierde lid wordt ‘voor de periode 2015–2017 jaarlijks € 37.012.505’ vervangen
door: voor 2015 € 49.848.491 en voor de periode 2016–2017 jaarlijks € 49.880.394.
B
Aan artikel 4 worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
11. Indien de subsidieaanvraag niet vergezeld gaat van de jaarrekening, bedoeld in het
derde lid, kan, indien de subsidieaanvrager uitstel voor het indienen van die jaarrekening
heeft verkregen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de minister besluiten de
subsidieaanvrager voor het aanvullen van de aanvraag een langere termijn te bieden
dan de in het tiende lid genoemde termijn.
-
12. Indien aan de subsidieaanvrager overeenkomstig het elfde lid uitstel is geboden,
wordt ten behoeve van de verdeling van het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare
bedrag, in afwijking van artikel 3, derde respectievelijk vijfde lid, voor formuleonderdeel
A, ten aanzien van de betreffende subsidieaanvrager uitgegaan van 90 % van de Zvw-omzet
respectievelijk 90% van de personeelskosten. De berekening van de Zvw-omzet respectievelijk
de personeelskosten wordt, in afwijking van het derde respectievelijk vijfde lid,
alsdan herleid uit de jaarrekening over het derde jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.
De subsidievaststelling kan lager worden vastgesteld indien de nadien ingediende jaarrekening
over het tweede jaar voorafgaand aan het subsidiejaar daartoe aanleiding geeft.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2015.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers
TOELICHTING
Op grond van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg (hierna:
de Subsidieregeling) kunnen aan zorgaanbieders die medisch specialistische zorg verlenen
subsidies worden verstrekt voor het investeren in het opleiden van het personeel.
Met de onderhavige wijzigingsregeling is de Subsidieregeling op drie punten aangepast:
wijziging van de subsidieplafonds in verband met een wijziging van de arbeidsvoorwaarden,
wijziging van het subsidieplafond van de universitair medische centra (hierna: umc’s)
en een wijziging van de vereisten ten aanzien van de aanvraag.
Subsidieplafond
De in artikel 3 opgenomen subsidieplafonds zijn gewijzigd en aangepast aan de wijziging
in de ontwikkeling in de arbeidsvoorwaarden. Met de toekenning van de overheidsbijdrage
in de arbeidskostenontwikkeling (ova) in 2015 is het subsidieplafond voor 2016 en
2017 aangepast. Daartoe is het ova-percentage voor 2015 toegepast op het loongevoelige
deel van de subsidie.
Subsidieplafond umc’s
In het Zorgakkoord van maart 2013 is afgesproken dat de beschikbare middelen voor
de umc’s ingezet zouden worden om de pensioenovergang van ABP naar PFZW te financieren.
Deze overgang gaat echter vooralsnog niet door. Daarop is besloten de beschikbare
financiële middelen voor de umc’s in te zetten voor de kwaliteitsimpuls. Met de wijzigingsregeling
van 12 december 2014 (Staatscourant 2014, nr. 36925) is de kring van subsidiegerechtigden voor de periode van 2015 tot en met 2017 dan
ook uitgebreid met de umc’s. Met onderhavige wijziging van de Subsidieregeling is
geregeld dat de voor 2014 beschikbare middelen voor de umc’s ingezet worden voor de
kwaliteitsimpuls in de periode 2015–2017. De wijziging van artikel 3, vierde lid,
houdt in dat het subsidieplafond voor de umc’s voor het jaar 2015 verhoogd is tot
een bedrag van € 49.848.491. Daarnaast is het subsidieplafond voor 2016 en 2017 extra
verhoogd naar € 49.880.394 vanwege de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling
(ova) in 2015.
Aanvraagprocedure en aanvraagvereisten
Vanwege de verdeling van het beschikbare budget op basis van de personeelskosten (umc’s)
en zvw-omzet (overige instellingen) is het essentieel dat de jaarrekening van alle
instellingen die een aanvraag indienen tijdig beschikbaar is. Bij de jaarrekening
hoort een verklaring van een accountant. Als de jaarrekening niet tijdig overlegd
wordt, geldt als uitgangspunt dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen (artikel
4, tiende lid).
In het geval dat de IGZ uitstel heeft verleend voor het indienen van de door de accountant
beoordeelde jaarrekening wordt dit als een te zware sanctie gezien. In die situatie
kan extra uitstel verleend worden voor het indienen van de jaarrekening met bijbehorende
verklaring (artikel 4, elfde lid).
Echter voor het tijdig verdelen van het beschikbaar budget levert dat problemen op,
waar de instellingen die wel tijdig de jaarrekening hebben ingediend de dupe van zouden
worden. Dat is ongewenst. Voor de instellingen die de jaarrekening niet tijdig hebben
overlegd en waarvoor extra uitstel verleend wordt in de zin van artikle 4, elfde lid,
wordt voor de berekening van de subsidies uitgegaan van de gegevens uit de jaarrekening
over het derde jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, met dien verstande dat de maximale
zvw-omzet (of personeelskosten voor de umc’s) 90% bedraagt van hetgeen in deze jaarrekening
is opgenomen (artikel 4, twaalfde lid). Op deze wijze kan het beschikbaar budget alsnog
tijdig verdeeld worden.
De subsidieaanvraag van een instelling die extra uitstel heeft gekregen in de zin
van artikel 4, elfde lid, wordt pas in behandeling genomen als de vereiste jaarrekening
met bijbehorende verklaring alsnog is ontvangen. De Zvw-omzet dan wel de personeelskosten
in deze jaarrekening zijn in principe leidend voor de hoogte van de subsidie. Echter,
voor de bepaling van de hoogte van de subsidie wordt de Zvw-omzet (respectievelijk
personeelskosten) in deze jaarrekening gemaximeerd tot 90% van de Zvw-omzet (respectievelijk
personeelskosten) volgens de jaarrekening in het derde jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.
Deze beperking kan gezien worden als de sanctie op het te laat aanleveren van de jaarrekening.
Administratieve lasten en vaste verandermomenten
De bovengenoemde wijzigingen van de Subsidieregeling hebben geen gevolgen voor de
administratieve lasten.
Gelet op de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (VVM) treedt deze
regeling per 1 oktober 2015 in werking.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers