Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 december 2014, tot wijziging van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg in verband met uitbreiding van de kring van subsidiegerechtigden met de universitaire medische centra

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen f tot en met j worden geletterd tot g tot en met k.

2. Er wordt een onderdeel f ingevoegd, luidende:

  • f. Personeelskosten: som van de volgende onderdelen van de bedrijfslasten die van het organisatorisch verband in het tweede jaar voorafgaand aan het subsidiejaar:

    • 1°. lonen en salarissen;

    • 2°. sociale lasten;

    • 3°. pensioenpremies;

    • 4°. andere personeelskosten;

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt geen subsidie verstrekt ten behoeve van een organisatorisch verband dat in het kader van de Zorgverzekeringswet uitsluitend geneeskundige geestelijke gezondheidszorg verleent.

2. In het vierde lid wordt ‘schriftelijke arbeidsovereenkomst met de instelling’ vervangen door: schriftelijke arbeidsovereenkomst met de instelling of van een schriftelijke aanstelling van de instelling.

C

Aan artikel 3 worden een vierde en vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het tweede lid bedraagt het subsidieplafond voor de universitair medische centra voor de periode 2015–2017 jaarlijks € 37.012.505.

  • 5. Het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag voor de universitair medische centra wordt verdeeld volgens de in het derde lid bedoelde formule met dien verstande dat daarbij, anders dan in het derde lid, wordt verstaan onder:

    • A: de personeelskosten van het organisatorisch verband ten behoeve waarvan de subsidie wordt verstrekt;

    • B: de som van de personeelskosten van alle organisatorisch verbanden ten behoeve waarvan subsidie wordt verstrekt;

D

Artikel 4, tweede lid, komt te luiden:

2. De subsidieaanvrager doet opgave van de toelating in het kader van de WTZi en opgave van de personeelskosten indien het een subsidieaanvraag van een universitair medisch centrum betreft dan wel opgave van de Zvw-omzet indien het een subsidieaanvraag van een overige instelling betreft.

E

Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. In afwijking van artikel 4, derde lid, onder a, ontvangt de minister uiterlijk 1 juli 2015 het strategisch opleidingsplan van de universitair medische centra ten behoeve van het jaar 2015.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

TOELICHTING

Deze regeling bevat een wijziging van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg. Deze wijziging houdt verband met het volgende.

In het zorgakkoord van 24 april 2013 is afgesproken arbeidsvoorwaardelijke middelen specifiek in te zetten voor investeringen in de kwaliteit van het personeel in de ziekenhuiszorg. Daartoe is voor de periode 2014–2017 de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg ingesteld. Die regeling had geen betrekking op de universitair medische centra (hierna: umc’s), omdat in datzelfde zorgakkoord afgesproken was om de beschikbare arbeidsvoorwaardelijke middelen voor de umc’s in te zetten ten behoeve van de pensioenovergang van het ABP, pensioenfonds voor overheid en onderwijs, naar het PFZW, pensioenfonds voor zorg en welzijn. Nu deze overgang vooralsnog niet doorgaat is in overleg met de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) besloten om de beschikbare middelen voor de periode 2015–2017 aan te wenden voor investeringen in de kwaliteit van het personeel. Evenals de algemene ziekenhuizen hebben umc’s te maken met een steeds complexer wordende patiëntenzorg, waardoor de umc’s behoefte hebben om meer in te zetten op kwaliteitsbevordering en professionalisering.

Voornaamste wijziging is de uitbreiding van de kring van subsidiegerechtigden met de umc’s. Dit is geschied door schrapping van de uitsluiting van de academische ziekenhuizen in artikel 2, tweede lid, van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg. Deze uitbreiding noopte tevens tot enige andere aanpassingen van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls personeel ziekenhuiszorg.

In de eerste plaats is artikel 2, vierde lid aangepast. Aangezien bij een deel van de umc’s ten aanzien van het personeel het ambtenarenrecht van toepassing is en er daarom in die gevallen geen arbeidsovereenkomsten afgesloten zijn, is het noodzakelijk in de desbetreffende begripsbepaling in het vierde lid van artikel 2 naast de arbeidsovereenkomst tevens te refereren aan de aanstelling in plaats van een arbeidsovereenkomst met de instelling.

Voorts was het noodzakelijk voor de umc’s een subsidieplafond te regelen. De beschikbare middelen voor de umc’s zijn toegevoegd aan het budget voor de regeling. Om ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen voor de umc’s niet vermengd worden met die van de instellingen die al vanaf 2014 onder de regeling vielen, is voor de umc’s een apart subsidieplafond ingesteld. Om die reden is aan artikel 3 van de Subsidieregeling een nieuw vierde lid toegevoegd waarin het subsidieplafond voor de umc’s is opgenomen.

Op grond van artikel 3, derde lid wordt het subsidieplafond voor de (algemene) ziekenhuizen verdeeld op basis van de gerealiseerde Zvw-omzet. Voor met name de (algemene) ziekenhuizen ligt de keuze voor de Zvw-omzet voor de hand. Elke instelling heeft immers naar rato van de Zvw-omzet bijgedragen aan de beschikbare middelen. Een eenvoudiger alternatief was om de verdeling op basis van de personeelskosten te doen plaatsvinden. Echter de (algemene) ziekenhuizen hebben zowel te maken met medisch specialisten in loondienst als vrijgevestigde medisch specialisten, waardoor de personeelskosten niet adequaat zijn als verdelingscriterium. Dit ligt anders voor de umc’s. De umc’s hebben alleen te maken met medisch specialisten in loondienst, waardoor de personeelskosten als verdelingscriterium voor de umc’s juist wel een bruikbaar alternatief is. Aangezien er een apart subsidieplafond voor de umc’s gecreëerd is, is het mogelijk ook daarop afgestemde eigen verdeelregels op te nemen. Het nieuw toegevoegde vijfde lid strekt hiertoe.

In het verlengde van deze verdeelregels voor de umc’s ligt ook de wijziging van artikel 4, tweede lid. De umc’s dienen bij de aanvraag opgave te doen van de personeelskosten.

Tot slot is artikel 11 nog aangepast. Een van de voorwaarden om voor een subsidie in aanmerking te komen is dat bij de aanvraag een strategisch opleidingsplan gevoegd wordt (artikel 4, derde lid, onder a). Aangezien dit plan afgestemd dient te worden met het personeel of een vertegenwoordiging van het personeel, kost het de nodige tijd om een dergelijk plan op te stellen. In hun eerste subsidiejaar (2014) hebben de algemene ziekenhuizen extra tijd gekregen om het plan op te stellen en behoefde het niet al meteen bij de aanvraag gevoegd te worden. Voor de umc’s is dat in hun eerste jaar (2015) niet anders. In artikel 11 is een zevende lid toegevoegd, dat mogelijk maakt dat de umc’s het strategisch opleidingsplan in een later stadium kunnen indienen. Het strategisch opleidingsplan van de umc’s moet uiterlijk op 1 juli 2015 zijn ontvangen.

Administratieve lasten en vaste verandermomenten

De administratieve lasten voor de umc’s zijn hetzelfde als voor de overige instellingen. Deze zijn zo beperkt mogelijk gehouden, door direct op aanvraag de subsidie vast te stellen en geen verdere verantwoording daarvoor van de umc’s te verlangen.

Gelet op de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (VVM) treedt deze regeling per 1 januari 2015 in werking.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven