Bestuursovereenkomst Zoetwaterregio Rivierengebied

Partijen

• Waterschap Rivierenland, gevestigd te Tiel, en op grond van artikel 95 Waterschapswet rechtsgeldig vertegenwoordigd door heemraad de heer M.H.M. Gremmen, hierbij handelend ter uitvoering van het besluit van het college van dijkgraaf en heemraden van 21 juli 2015, hierna te noemen: het Waterschap,

• De Minister van Infrastructuur en Milieu, handelend als bestuursorgaan, mevrouw drs. M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, hierna te noemen: het Rijk,

• De Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, in deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door bestuurslid de heer P.M. de Koeijer, gemandateerd door het Bestuur van de ZLTO bij besluit van 24 augustus 2015, hierna te noemen: ZLTO,

hierna samen te noemen: Partijen,

Overwegingen

  • Voldoende zoet water is een voorwaarde voor een duurzame leefomgeving en een concurrerende economie in de zoetwaterregio Rivierengebied;

  • Met het Deltaprogramma 2015 is het Deltaplan Zoetwater gepubliceerd, dat alle maatregelen, onderzoeken en kennisvragen omvat die betrekking hebben op een duurzame zoetwatervoorziening en geheel of gedeeltelijk bekostigd worden uit Rijksmiddelen;

  • Het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben op 16 september 2014 een bestuursovereenkomst getekend (Strt. 2014, 26797), waarin Partijen de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten voor de uitwerking van het Deltaprogramma onderschrijven;

  • In het Bestuurlijk Platform Zoetwater (BPZ) d.d. 31 oktober 2014 is afgesproken dat, voor de programmering van zoetwatermaatregelen voor 2016 en verder, de afspraken over verantwoordelijkheden, kostenverdeling, financieel arrangement en planning via bestuursovereenkomsten per regio worden vastgelegd.

  • Partijen willen de afspraken om de zoetwatervoorziening voor de Zoetwaterregio Rivierengebied te optimaliseren en robuuster te maken, bestendigen en vastleggen in een bestuursovereenkomst.

komen het volgende overeen:

Artikel 1 – Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

Bestuurlijk Overleg Zoetwaterregio Rivierengebied:

regionale vertegenwoordiging naar het Deltaprogramma zoetwater waarin provincies en waterschap bestuurlijk zijn vertegenwoordigd en andere stakeholders en gebruikers actief worden betrokken.

BPZ:

Bestuurlijk Platform Zoetwater, die bestaat uit bestuurlijke vertegenwoordigers van alle zoetwaterregio’s, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het ministerie van Economische Zaken, VEWIN en Staf Deltacommissaris zijn agenda lid.

Het BPZ heeft inzake het Deltaprogramma en Deltafonds een adviserende rol aan de Minister van Infrastructuur en Milieu.

Projecten:

projecten ‘Start maatregelen Rivierengebied Zuid’ en ‘Klimaatpilot: Duurzaam gebruik ondiep grondwater’ uit het Deltaprogramma 2015.

Deltafonds:

Begrotingsfonds (als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Compatibiliteitswet 2001) dat bedoeld is voor het bekostigen van maatregelen en voorzieningen die dienen ter bescherming van Nederland tegen overstromingen en waterschaarste en het verbeteren van de waterkwaliteit.

Deltabeslissing zoetwater:

Hoofdkeuze voor de aanpak van het behoud en waar mogelijk verbeteren van de zoetwatervoorziening in Nederland. De Deltabeslissing geeft richting aan de maatregelen die Nederland hiervoor inzet, op korte en op lange termijn en is opgenomen in het Deltaprogramma 2015.

Artikel 2 – Doel en reikwijdte

  • 1. Deze overeenkomst beoogt, conform afspraken in het BPZ van 22 januari 2015:

    • a. de gezamenlijke ambitie van Partijen in de Zoetwaterregio Rivierengebied vast te leggen en te bekrachtigen ten einde de zoetwatervoorziening te optimaliseren en robuuster te maken;

    • b. de sturingslijnen, rollen, verantwoordelijkheden en de wijze van verantwoording voor de in deze overeenkomst opgenomen maatregelen vast te leggen;

    • c. de afspraken over de financiering van de maatregelen vast te leggen.

  • 2. Deze overeenkomst betreft het beheergebied van Waterschap Rivierenland en borgt de samenhang tussen de watermaatregelen van de Projecten in het Rivierengebied.

  • 3. Partijen maken nadere afspraken over de wijze waarop de Projecten binnen de periode 2016–2021 gerealiseerd worden, waarbij de beschikbare middelen zo effectief en efficiënt mogelijk worden ingezet.

Artikel 3 – Taken en verantwoordelijkheden

  • 1. Het Waterschap heeft de inspanningsverplichting om de Projecten uit te voeren en richt hiervoor een projectorganisatie in.

  • 2. Partijen voeren periodiek overleg, zowel ambtelijk als bestuurlijk, over de uitvoering van de Projecten.

  • 3. Het Waterschap en het Rijk bevorderen dat het Bestuurlijk Overleg Zoetwaterregio Rivierengebied:

    • a. de voortgang en samenhang van het zoetwatermaatregelenpakket voor het Rivierengebied bewaakt en hierover rapporteert en eventuele knelpunten in de uitvoering van deze overeenkomst bespreekt.

    • b. de afstemming met het Bestuurlijk Platform Zoetwater verzorgt.

  • 4. Het Waterschap en het Rijk bevorderen dat de voortgang van de uitvoering van de Projecten een vast agendapunt is op het Bestuurlijk Overleg Zoetwaterregio Rivierengebied.

  • 5. Partijen leggen eventuele aanpassingen in de programmering ter instemming voor aan het BPZ, conform de werkwijze zoetwaterprogrammering, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze overeenkomst, resulterend in een adviesvoorstel aan Partijen.

Artikel 4 – Financiering

  • 1. Voor de Projecten reserveren Partijen de bedragen zoals benoemd in de laatste kolommen van bijlage 2 ‘Geraamde kosten van zoetwatermaatregelen in de regio Rivierengebied 2015–2021’ van deze overeenkomst.

  • 2. Het college van dijkgraaf en heemraden van het Waterschap reserveert zijn aandeel van € 0,7 miljoen in de kosten in de meerjarenbegroting onder voorwaarde van jaarlijkse autorisatie door het algemeen bestuur.

  • 3. Het Rijk reserveert zijn aandeel van € 0,6 miljoen in de kosten in de Rijksbegroting, op basis van een realistische planning opgesteld door het Waterschap. Het Rijk stelt zijn financiële bijdrage beschikbaar via een subsidiebeschikking aan het Waterschap voor het project ‘Start maatregelen Rivierengebied Zuid’ en een opdracht voor het project ‘Klimaatpilot: Duurzaam gebruik ondiep grondwater’.

  • 4. ZLTO reserveert zijn inzet en aandeel in de kosten in het jaarprogrammering (zijnde € 90.000 in kind) onder voorwaarde van autorisatie van het bestuur van ZLTO. ZLTO zet zich actief in om agrariërs te werven voor deelname aan de stimuleringsregeling.

  • 5. Voor de Projecten hanteren Partijen de werkwijze zoetwaterprogrammering opgenomen in bijlage 1 bij deze overeenkomst. Aanpassing van deze werkwijze is alleen mogelijk na instemming van het Bestuurlijk Overleg Zoetwaterregio Rivierengebied en het BPZ.

Artikel 5 – Monitoring en voortgangsrapportage

  • 1. Partijen stellen jaarlijks gezamenlijk een voortgangsrapportage op die inzicht geeft in de voortgang van de uitvoering van de projecten voor de Zoetwaterregio Rivierengebied. Deze voortgangsrapportage beschrijft de voortgang van de uitvoering van de Projecten en de financiën. Eveneens wordt een prognose gegeven van de eindstand van de maatregelen op de aspecten tijd, geld, kwaliteit. Waar mogelijk wordt aandacht gegeven aan doelbereik van de Projecten. Daarmee vormt de voortgangsrapportage de basis van de input die het BPZ jaarlijks aanlevert ten behoeve van de voortgangsrapportage Deltaprogramma, die als verantwoording aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd. Naast de verantwoordingsfunctie heeft de voortgangsrapportage ook een stimulerende functie door het delen van successen en leerervaringen.

  • 2. De regionale inbreng in de landelijke voortgangsrapportage wordt jaarlijks op 1 maart van het jaar volgend op het jaar van de uitvoering ambtelijk aangeleverd.

Artikel 6 – Nakoming en wijzigingen

  • 1. Deze overeenkomst is niet in rechte afdwingbaar.

  • 2. Indien onvoorziene omstandigheden zich voordoen die van dien aard zijn dat deze overeenkomst billijkheidshalve behoort te worden gewijzigd, treden Partijen in overleg over wijziging van deze overeenkomst.

  • 3. Elke Partij kan, onverminderd de eventuele andere aan Partijen toegekende rechten tot wijziging, de andere Partijen verzoeken deze bestuursovereenkomst te wijzigen.

  • 4. Wijzigingen van één of meer bepalingen van deze overeenkomst zijn slechts geldig indien zij uitdrukkelijk schriftelijk tussen alle Partijen zijn overeengekomen.

Artikel 7 – Opzegging en ontbinding

  • 1. Partijen kunnen deze overeenkomst beëindigen door opzegging of ontbinding.

  • 2. Elke Partij kan deze overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van één maand tussentijds schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat deze bestuursovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.

  • 3. Wanneer een Partij de overeenkomst opzegt, blijft de overeenkomst voor de overige Partijen in stand voor zover de inhoud en de strekking ervan zich daartegen niet verzetten.

  • 4. Onverminderd hetgeen in deze overeenkomst is vastgelegd, kan elk van de Partijen de overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de andere Partij in verzuim is, dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.

  • 5. Indien een van de Partijen gedurende een bij deze overeenkomst te bepalen periode ten gevolge van overmacht haar verplichtingen op grond van deze overeenkomst niet kan nakomen, hebben de andere Partijen het recht de overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk te ontbinden.

Artikel 8 – Geschillen

  • 1. Partijen zullen zich inspannen om te voorkomen dat er geschillen ontstaan ter zake de totstandkoming, uitleg of uitvoering van deze overeenkomst.

  • 2. Eventuele geschillen in verband met de uitvoering van deze overeenkomst worden, met uitsluiting van de rechter, in onderling overleg tot een oplossing gebracht, waarbij Partijen niet tussentijds over het geschil met derden zullen communiceren.

  • 3. Een geschil is aanwezig als een van de Partijen dat stelt.

Artikel 9 – Inwerkingtreding en looptijd

  • 1. Deze overeenkomst treedt in werking op de dag na de laatste ondertekening door alle Partijen en eindigt op 22 december 2021.

  • 2. Uiterlijk een jaar voor de vervaldatum treden Partijen in overleg over een vervolg op deze overeenkomst voor de periode van 2022 tot en met 2028 of over de Projecten die nog niet zijn afgerond.

Artikel 10 – Openbaarmaking

  • 1. Binnen 20 werkdagen na inwerkingtreding van de overeenkomst wordt deze in de Staatscourant gepubliceerd.

  • 2. Bij wijzigingen van de overeenkomst vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 – Citeertitel

Deze overeenkomst kan worden aangehaald als Bestuursovereenkomst zoetwaterregio Rivierengebied.

Artikel 12 – Bijlagen

  • 1. De overeenkomst heeft de volgende bijlagen:

    Bijlage 1: Werkwijze voor de zoetwaterprogrammering

    Bijlage 2: Geraamde kosten van zoetwatermaatregelen in de regio Rivierengebied 2015–2021

Aldus overeengekomen en ondertekend te ’s Gravenhage, 7 september 2015

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Waterschap Rivierenland, heemraad M.H.M. Gremmen

Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, P.M. de Koeijer

BIJLAGE 1: WERKWIJZE VOOR DE ZOETWATERPROGRAMMERING

A. Begrippenkader

Amendement

Verzoek tot aanpassing van het budget van een van de onderdelen (project, programma, onderzoek, pilot) in de programmering van het Deltaprogramma Zoetwater door een van de initiatiefnemers.

Deltaplan Zoetwater

Uitvoeringsprogramma van het Deltaprogramma Zoetwater: beschrijft de manier waarop de Deltabeslissing Zoetwater wordt gerealiseerd; omvat een gezamenlijk investeringsprogramma van rijk, zoetwaterregio’s en een aantal sectoren/gebruiksfuncties voor de periode 2015–2021), een onderzoeksprogramma en een agenda met kansrijke maatregelen voor de middellange en lange termijn.

ECK-B

Expertisecentrum Kosten en Baten: geeft in opdracht van het programmabureau Zoetwater een advies (‘second opinion’) van de onderbouwingen van de kosten en de risico-analyse voor de verschillende onderdelen met een Rijksbijdrage in de programmering van het Deltaprogramma Zoetwater.

Hardheidsclausule

Onderdeel van de werkwijze programmering Deltaprogramma Zoetwater dat beschrijft hoe te handelen bij onvoorziene omstandigheden die niet zijn voorzien in de risico-analyse en die leiden tot een kostenverhoging die redelijkerwijs niet alleen door de initiatiefnemers kan worden gedragen.

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport: investeringsprogramma van het Rijk voor ruimtelijke en infrastructurele programma’s en projecten. Programma’s en projecten doorlopen in samenwerking tussen het Rijk en decentrale overheden drie of vier fasen: onderzoek, verkenning, planuitwerking en realisatie.

Programmabureau Zoetwater

Werkorganisatie ter ondersteuning van de taken van het Bestuurlijk Platform Zoetwater met vertegenwoordigers van enkele zoetwaterregio’s, IPO, UvW, Rijkswaterstaat en DGRW dat de landelijke coördinatie van de uitvoering van het Deltaplan Zoetwater, de uitwerking van het voorzieningenniveau en de verdere ontwikkeling van de voorkeurstrategie verzorgt met inbreng van zoetwaterregio’s, Rijkswaterstaat, koepels, rijk en gebruikers via maandelijkse werksessies.

Regiovertegenwoordiger

Ambtelijk vertegenwoordiger van de zoetwaterregio.

Samenwerkingsovereenkomst

Nadere uitwerking van (een onderdeel van) de regionale bestuursovereenkomst Zoetwater waarin partijen nadere afspraken maken over de realisatie van (onderdelen van) de programmering Zoetwater.

SSK methode

Standaard Systematiek voor Kostenramingen: systematiek voor het maken van eenduidige kostenramingen in de (water)bouwsector.

B. Doel, afbakening en status:

Doel

Het vastleggen van de werkwijze en planning van de programmering is bedoeld om de maatregelen binnen tijd, scope en budget te realiseren.

Afbakening

De beschrijving van de werkwijze heeft betrekking op de programmering en de financiering van de zoetwatermaatregelen die opgenomen zijn in het Deltaplan Zoetwater en die bekostigd worden of waaraan wordt bijgedragen vanuit het Deltafonds. Deze maatregelen staan genoemd in tabel 13 van het Deltaprogramma 2015.

Status

De beschreven werkwijze betreft een aantal bestuurlijke afspraken ten behoeve van de programmering van zoetwatermaatregelen en is niet in rechte afdwingbaar.

C. Werkwijze voor de programmering:

  • 1. Beschikbaar budget vanuit het Deltafonds

    Voor het programma is 150 mln euro investeringsruimte vanuit het Deltafonds voor de periode 2015–2021 beschikbaar. Als door tegenvallers in de geprogrammeerde projecten dit bedrag dreigt te worden overschreden zal het Bestuurlijk Platform Zoetwater (BPZ) bespreken hoe door fasering en/of prioritering de programmering weer binnen de grens van de programmaruimte wordt gebracht.

  • 2. Kostenverdeling rijk-regio

    De kostenverdeling is per maatregel beschreven in het Deltaplan Zoetwater en wordt nader uitgewerkt in de regionale bestuursovereenkomsten.

  • 3. Typen maatregelen

    Het Deltaplan Zoetwater is opgebouwd uit 4 typen maatregelen. Het betreft:

    Projecten met fysieke ingreep: de specificaties liggen vast en kunnen in de verdere uitwerking niet (of nauwelijks) worden aangepast.

    Programma’s: waar resultaatsafspraken in een gebied zijn gemaakt, die nog verder moeten worden uitgewerkt in concrete projecten. De specificaties van de maatregelen moeten nog verder worden uitgewerkt en de locatie moet nog worden bepaald. Aanpassingen in dimensionering of aantal maatregelen is nog mogelijk.

    Onderzoek (o.a. voorzieningenniveau en slim watermanagement): eindproduct is nog niet exact gespecificeerd. Op basis van vast budget kan hoeveelheid en kwaliteit worden geoptimaliseerd. Pilots: een combinatie van innovatieve fysieke maatregelen en onderzoek. Gegeven de hoeveelheid middelen kan de omvang en diepgang worden aangepast.

  • 4. Fasering

    Voor de programmering van de zoetwater maatregelen type a en b wordt gebruik gemaakt van de MIRT systematiek. Er worden 3 of 4 fasen onderscheiden: (onderzoek), verkenning, planuitwerking en realisatie. Er wordt een besluit genomen per fase via het onder punt 5 beschreven proces.

  • 5. Planning jaarlijkse programmering

    Jaarlijks wordt een nieuwe programmering opgesteld door het programmabureau. Deze is afgestemd op de planningscyclus van de rijksbegroting: Een concept programmering wordt jaarlijks bij IenM ingediend op 1 november. Een definitieve programmering uiterlijk 1 februari.

    Het BPZ wordt vooraf instemming gevraagd met de programmering, de fasering, het omgaan met mee- en tegenvallers en eventuele amendementen. Het BPZ besluit vormt een advies voor de Deltacommissaris en voor de reservering van budgetten in het Deltafonds en op begrotingen van andere deelnemende partijen.

    De initiatiefnemers dienen via een door het programmabureau opgesteld format tweemaal per jaar geactualiseerde informatie aan. Voor 1 maart ten behoeve van de voortgangsrapportage en voor 15 september ten behoeve van de jaarlijkse programmering. De jaarlijkse programmering wordt uitgewerkt in een planningstabel en financieringstabel met jaarreeksen.

  • 6. Financieringsgrondslag

    Voor de financiering vanuit de Rijksbegroting (Deltafonds) zijn er 3 mogelijke grondslagen: opdrachtverlening, subsidiebeschikking en decentrale uitkering. In overleg met de regio kiest IenM een financieringsgrondslag per regio of maatregel op basis van rechtmatigheid en minimale procedurele lasten. De rijksbijdrage voor waterschappen zal zoveel als mogelijk via incidentele subsidies ter beschikking worden gesteld. Als grondslag van deze (incidentele) subsidies zal de rijksbegroting worden gebruikt. Rijksbijdragen aan Provincies zullen zoveel als mogelijk via decentralisatie uitkeringen worden verstrekt. Daar waar incidentele subsidie of decentrale uitkering niet mogelijk is wordt gekozen voor gedeeld opdrachtgeverschap.

    De grondslag wordt in een bestuursovereenkomst per regio voor de maatregelen van de betreffende regio vastgelegd. De nadere uitwerking gebeurt waar nodig in samenwerkingsovereenkomsten per programma of project. Met het ondertekenen van de overeenkomsten wordt de bijdrage per deelnemer geborgd.

  • 7. Beschikbaar komen rijksbudgetten

    Voor maatregelen die in 2015 een rijksbijdrage ontvangen, komen de rijksbudgetten beschikbaar nadat de wijziging van de Deltafondsbegroting 2015 bij Voorjaarsnota openbaar is (begin juni), tenzij het een project betreft waarover politiek nog geen overeenstemming is. Dan komt het budget beschikbaar nadat de Kamer de begroting heeft goedgekeurd.

    Overige rijksbudgetten zijn per 1 januari 2016 gereserveerd in de Rijksbegroting. De toekenning geschiedt per fase, waarbij per fase een aanvraag wordt ingediend. In een bestuurs- en/of samenwerkingsovereenkomst worden hierover specifieke afspraken gemaakt. Als er geen specifieke afspraken zijn gemaakt wordt jaarlijks overgemaakt.

  • 8. Personeelskosten

    Personeelskosten van overheden voor de uitwerking en uitvoering van de projecten worden niet bekostigd uit het investeringsbudget (Deltafonds), tenzij anders wordt afgesproken.

  • 9. Onderbouwing kostenberekening

    De kostenberekening is gebaseerd op:

    • Een erkende methodiek, zoals de Standaard Systematiek Kostenramingen (SSK-methode).

    • ECK-B factsheets van kostenramingen voor zoetwatermaatregelen. Deze zijn bij het programmabureau opvraagbaar.

    Als er geen factsheet of SSK is gebruikt voor de kostenraming geeft de initiatiefnemer aan op basis van welke eenheidsprijzen de raming is gebaseerd, inclusief verwijzing.

    Als de kostenraming van de initiatiefnemer afwijkt van de factsheet/referentie is een onderbouwing nodig. De kostenonderbouwing bevat ten minste de investering, het beheer&onderhoud en BTW.

  • 10. Risicoverdeling (Mee- en tegenvallers)

    Algemeen uitgangspunt bij risicoverdeling is dat de partij die het risico kan beheersen, het risico in beginsel ook draagt. De initiatiefnemer benoemt, kwantificeert en onderbouwt de voorziene/bekende risico’s middels een risicoanalyse en neemt deze op in de raming (voorzien onvoorzien). Tevens neemt de initiatiefnemer een reservering op voor onvoorziene risico’s (onvoorzien onvoorzien). Er kunnen specifieke afspraken over de risicoverdeling worden gemaakt en vastgelegd in een bestuurs- of samenwerkingsovereenkomst.

    Specifiek voor type a maatregelen:

    Basis voor de risicoanalyse is de SSK-methodiek, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van het project en de complexiteit. Aanbestedingsrisico’s worden meegenomen in de risicoanalyse. Onvoorzien kunnen zich bijzondere situaties voordoen waarbij de werkelijke kosten sterk afwijken van de geraamde kosten (onvoorzien onvoorzien). Een voorbeeld hiervan is een geval waarin tijdens de uitvoering van een project onverwacht een grote archeologische vindplaats wordt aangetroffen. Met het oog op dergelijke gevallen kan worden afgeweken van de kostenraming. Er kan dan een beroep worden gedaan op de Hardheidsclausule. Na afronding van de maatregel wordt een eindrapport opgesteld met verantwoording over de uitvoering van het project inclusief de financiering.

    Voor de overige typen maatregelen worden de risico’s (mee- en tegenvallers) binnen het project/programma opgevangen. Ook voor deze projecten/programma’s geldt dat een beroep kan worden gedaan op de zogenoemde Hardheidsclausule en dat na afronding een eindrapport wordt opgesteld met verantwoording over de uitvoering van het project inclusief de financiering.

    Het is niet de bedoeling dat ‘Risico bij diegene die risico kan beheersen’ leidt tot conservatieve aanpak en het vermijden van (meer risicovolle) innovatieve oplossingen of meekoppelkansen. De initiatiefnemer kan als dit speelt via een amendement aanpassing van de programmering vragen. Deze werkwijze kan worden opgenomen in het projectplan of in de bestuursovereenkomst.

  • 11. De Hardheidsclausule

    Een initiatiefnemer die een beroep wenst te doen op de Hardheidsclausule dient hiertoe een onderbouwd verzoek in bij de voorzitter van het BPZ/programmabureau. Het BPZ stelt een advies op over het verzoek, waarbij alle partijen zich inspannen voor het vinden van een oplossing. De status van het advies van het BPZ staat beschreven onder punt 5. Criterium voor deze clausule is dat vasthouden aan de raming voor de initiatiefnemers zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 12. Second opinion kosten- en risico-onderbouwing

    Het Expertisecentrum Kosten en Baten (ECK-B) geeft een oordeel over de kosten- en risico- onderbouwing en beoordeelt of de kostenraming conform de fasering is. Het ECK-B maakt bij de beoordeling onderscheid tussen de vier typen maatregelen. Er wordt door het ECK-B een protocol opgesteld welke informatie wanneer nodig is voor de toetsing en hoe er wordt getoetst. Het ECK-B geeft een advies aan het programmabureau over de kostenonderbouwing, risico-analyse en fasering. Het Programmabureau geeft in het advies aan het BPZ over de programmering aan wat de uitkomst is van de second opinion van het ECK-B.

  • 13. Amendementen t.a.v. de programmering

    Over amendementen dient beslist te worden voor 1 november in verband met het opstellen van de rijksbegroting. Amendementen dienen daarom voor 1 oktober aan het programmabureau te worden gemeld. Het BPZ van oktober stelt vervolgens een advies op over de verzoeken tot aanpassing van de programmering ten behoeve van de besluitvorming over de rijksbegroting. In het aanvangsjaar 2015 zal ook in het BPZ van april over amendementen die van belang zijn voor een betekenisvolle start worden gesproken.

  • 14. Toetsen en advisering

    De benodigde informatie wordt verzameld via projectenformats en een uitvraag van het programmabureau over de voortgang. De planning staat beschreven onder punt 5. Actualiseren van de projectenformats is alleen nodig als er zaken zijn veranderd bijvoorbeeld qua planning, financiering, scope.

    Het Programmabureau beoordeelt de ingevulde formats en de halfjaarlijkse actualisatie en formuleert zo nodig voorstellen voor aanpassing van de programmering, de fasering, het omgaan met mee- en tegenvallers en eventuele amendementen. Het programmabureau stelt op basis van de jaarlijkse uitvraag een voortgangsrapportage op. Deze voortgangsrapportage vormt de verantwoording of de maatregel conform de afspraken is uitgevoerd. Specifieke eisen met betrekking tot de verantwoording kunnen worden gesteld via bestuurlijke en/of juridische overeenkomsten tussen betrokken partijen.

    Het programmabureau bereidt de besluitvorming in het BPZ over programmering en voortgang voor in overleg met regio’s en initiatiefnemers tijdens de gezamenlijke landelijke werksessies. Het BPZ besluit vormt een advies voor de Deltacommissaris en voor de reservering van budgetten in het Deltafonds en op begrotingen van andere deelnemende partijen.

    Het programmabureau toetst na een fase samen met de regiovertegenwoordigers of de activiteiten waarvoor een bijdrage is verleend hebben plaatsgevonden en of is voldaan aan de afspraken. De bevindingen uit deze toets resulteren in een advies aan het BPZ en jaarlijks aan de Minister van Infrastructuur en Milieu of een gemandateerde directeur.

  • 15. Meekoppelen

    De initiatiefnemer is verantwoordelijk om te zoeken naar mogelijkheden voor meekoppelen en ‘werk-met-werk’ maken. De initiatiefnemer laat zien hoe de verantwoordelijkheid is ingevuld door per project/maatregel aan te geven wat er is gedaan aan meekoppelen met andere dossiers (waterkwaliteit, natuur, gebiedsontwikkeling, innovatie). De informatie hierover wordt jaarlijks op 1 maart als onderdeel van de voortgangsrapportage aangeleverd bij het programmabureau. Het programmabureau zorgt voor een overzicht en evaluatie en kan hiervoor specifieke deskundigheid inschakelen (bijvoorbeeld reviewteam).

BIJLAGE 2

Geraamde kosten van zoetwatermaatregelen in de regio Rivierengebied 2015–2021

Onderstaande tabellen geven een overzicht van de totale geraamde kosten van maatregelen in de zoetwaterregio Rivierenland voor de jaren 2015–2021 (eerste tabel) voor zover de maatregelen met een bijdrage vanuit het Deltafonds worden gerealiseerd en een overzicht van de geraamde kostenper maatregel in de regio Rivierenland 2015–2021 (tweede tabel). Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de totale kosten, de bijdrage van de regio en de bijdrage uit de Rijksbegroting (Deltafonds). Het prijspeil van 1-1-2014 is gehanteerd.

Tabel: Overzicht totale geraamde kosten van zoetwatermaatregelen in de regio Rivierengebied 2015–2021 (in €)

Overzicht Rivierengebied (incl. btw)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal

Bijdrage Regio

0

166.667

166.667

166.667

266.667

266.667

166.667

1.200.000

WSRL:

0

83.333

83.333

83.333

133.333

133.333

83.333

700.000

Agrarische sector:

90.000 ‘in kind’ door ZLTO en 410.000 ambitieniveau bijdragen door deelname agrariërs

Bijdrage Deltafonds

0

83.333

83.333

83.333

133.333

133.333

83.333

600.000

Kosten Rijk en Regio

0

250.000

250.000

250.000

400.000

400.000

250.000

1.800.000

Tabel: Overzicht geraamde kosten per maatregel in de regio Rivierengebied 2015–2021 (in €)

Overzicht per maatregel (incl.btw)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal

Start maatregelen Rivierengebied Zuid

Bijdrage Regio

0

166.667

166.667

166.667

166.667

166.667

166.667

1.000.000

WSRL:

0

83.333

83.333

83.333

83.333

83.333

83.333

500.000

Agrarische sector:

90.000 ‘in kind’ door ZLTO en 410.000 ambitieniveau bijdragen door deelname agrariërs

Bijdrage Deltafonds

0

83.333

83.333

83.333

83.333

83.333

83.333

500.000

Kosten Rijk en Regio

0

250.000

250.000

250.000

250.000

250.000

250.000

1.500.000

Klimaatpilot: Duurzaam gebruik ondiep grondwater

Bijdrage WSRL

0

0

0

0

100.000

100.000

0

200.000

Bijdrage Deltafonds

0

0

0

0

50.000

50.000

0

100.000

Kosten Rijk en Regio

0

0

0

0

150.000

150.000

0

300.000

Naar boven