Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 18 september 2015, nr. WJZ/15125313, houdende verlenging van de uitrijdperiode dierlijke meststoffen en de inzaaiperiode groenbemesters

De Staatssecretaris van Economische Zaken, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op artikel 64, tweede en derde lid, van de Wet bodembescherming en artikel 38, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    a. bouwland:

    hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit gebruik meststoffen, met dien verstande daaronder niet valt bouwland waarop in 2015 snijmaïs is geteeld;

    b. drijfmest:

    hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van het Besluit gebruik meststoffen;

    c. vaste mest:

    hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit gebruik meststoffen.

  • 2. Van het in artikel 4, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen gestelde verbod wordt in de periode van 1 tot en met 30 september 2015 vrijstelling verleend voor het gebruik van vaste mest op bouwland.

  • 3. Van het in artikel 4, derde lid, van het Besluit gebruik meststoffen gestelde verbod wordt in de periode van 1 tot en met 30 september 2015 vrijstelling verleend voor het gebruik van drijfmest op bouwland.

  • 4. Van het in artikel 4a, eerste lid, van het Besluit gebruik meststoffen gestelde verbod wordt in de periode van 16 september tot en met 30 september 2015 vrijstelling verleend voor het gebruik van stikstofkunstmest op bouwland.

Artikel 2

Van het bepaalde in artikel 28, eerste lid, onderdeel b, ten eerste, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt vrijstelling verleend, voor wat betreft het moment waarop het inzaaien van de groenbemester moet hebben plaatsgevonden, met dien verstande dat het inzaaien niet later mag plaatsvinden dan 30 september 2015.

Artikel 3

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 september 2015.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 oktober 2015.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstellingsregeling verlenging uitrijdperiode dierlijke meststoffen en inzaaiperiode groenbemesters 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 september 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

1. Aanleiding

Op 3 september jl. heeft de Tweede kamer de motie Dijkgraaf c.s. (Kamerstukken II 2014/15, 21501-32, nr. 866) aangenomen, luidende: ‘Verzoekt de regering, in verband met late oogsten en hevige regenval de termijn voor het inzaaien van groenbemesters en het uitrijden van dierlijke mest met twee weken te verlengen, zolang daarbij de geldende milieunormen worden gerespecteerd en toestemming van Brussel wordt verleend.’

Naar aanleiding van deze motie is de Technische commissie bodem (TCB) verzocht een advies uit te brengen, en is de Europese Commissie (EC) om toestemming gevraagd om maatregelen te nemen ter uitvoering van deze motie. De TCB heeft op 9 september jl. haar advies uitgebracht en van de EC is op 16 september een reactie ontvangen.

2. Inhoud van deze vrijstelling

Rekening houdend met de nadelige gevolgen van de hevige regenval in augustus op vooral akkerbouwbedrijven, het door TCB uitgebrachte advies en de reactie van de EC is de invulling van de motie gericht op het beperken van de nitraatverliezen op bouwland waar een groenbemester wordt geteeld.

Het Besluit gebruik meststoffen en de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet maken het mogelijk om voor 1 september een groenbemester in te zaaien en daarop dan de stikstofgebruiksnorm van een groenbemester toe te passen (25 tot 60 kg stikstof per hectare, afhankelijk van type groenbemester en grondsoort). Het inzaaien van een groenbemester na 1 september is niet verboden, maar dan kan niet de stikstofgebruiksnorm voor groenbemesters worden toegepast.

Op bouwland kan tot 1 augustus drijfmest worden uitgereden. Indien echter voor 1 september een groenbemester wordt ingezaaid kan ook drijfmest worden gebruikt tot 1 september. Tevens kan dan de stikstofgebruiksnorm voor groenbemesters worden toegepast. Deze gebruiksnorm is bedoeld om de groenbemester een snelle start te geven voor een goede ontwikkeling van het gewas en kan ook worden ingevuld met kunstmest tot en met 15 september of met vaste dierlijke mest.

Deze vrijstelling maakt het mogelijk ook in de laatste twee weken van september 2015 de stikstofgebruiksnorm op bouwland met een groenbemester te hanteren. De gebruiksnorm kan met dierlijke mest en met kunstmest worden opgevuld.

De vrijstelling geldt voor bouwland, met uitzondering van bouwland waarop dit jaar snijmaïs wordt geteeld. Daarvoor bestaat op zand- en lössgrond de verplichting een vanggewas te telen direct aansluitend op de teelt van snijmaïs om het nog in de bodem aanwezige nitraat op te nemen. Om ook op kleigronden extra nitraatverliezen te voorkomen is ervoor gekozen alle bouwland waarop in 2015 snijmaïs is geteeld uit te sluiten van de vrijstelling.

3. Gevolgen voor het milieu

Vanwege het risico op nitraatuitspoeling in nazomer, herfst en winter bevat de mestregelgeving beperkingen aan de periode waarin meststoffen mogen worden gebruikt. Ze zijn noodzakelijk om de doelen van de Nitraatrichtlijn in grondwater en op langere termijn van de Kaderrichtlijn Water in oppervlaktewater te realiseren. Het risico op uitspoeling vermindert door het inzaaien van een groenbemester, die in staat is veel stikstof uit de bodem op te nemen. De voorwaarde is dan wel dat een groenbemester voldoende tijd moet krijgen om stikstof op te nemen. Daarom dient een groenbemester tot zeker acht weken na de datum van inzaaien op het land te blijven. Daarvoor zijn in artikel 28, het eerste lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet voorwaarden opgenomen.

Hoewel er ten gevolge van de vrijstelling een zeker risico bestaat dat een deel van de gebruikte meststoffen verloren gaat naar het milieu, is de mogelijke impact van dat risico landelijk gezien beperkt aangezien het hier om een beperkt areaal groenbemesters op bouwland gaat dat in september nog wordt ingezaaid (naar schatting niet meer dan 10.000 hectare, ongeveer 10% van het totale areaal groenbemesters dat naar verwachting wordt ingezaaid).

4. Instemming Europese Commissie

De EC laat het aan de lidstaat Nederland of er wel of geen invulling wordt gegeven aan de motie. De EC geeft aan dat zij verwacht dat Nederland de gevolgen van verlenging van de maatregel monitort. Ook geeft zij aan dat bij soortgelijke gevallen in andere lidstaten verlenging van de uitrijdperiode aan het einde van het bemestingsseizoen niet geleid heeft tot verkorting van de totale periode waarin geen mest uitgereden mag worden. Of dit in dit geval noodzakelijk is vanuit milieuoogpunt zal vooral afhangen van de weersomstandigheden aan het begin van het groeiseizoen 2016. Indien de weersomstandigheden aan het begin van dat seizoen ongunstig zijn voor groei van gewassen, dan is de verwachting dat akkerbouwers vanuit de goede landbouwpraktijk later zullen bemesten.

5. Advies Technische commissie bodem

De TCB is geen voorstander van late mestgiften vanwege het risico op uitspoeling van stikstof naar het grondwater. Voor een nadere onderbouwing verwijst de commissie naar haar advies van 2014 (TCB A098(2014) Advies Beoordeling verzoek om verlenging uitrijdperiode dierlijke mest www.tcbodem.nl). De vrijstelling is erop gericht om het risico op verliezen naar het milieu, die de TCB aangeeft, zoveel als mogelijk te beperken. De beperking zit vooral in het gegeven dat het areaal bouwland waarop een groenbemester wordt geteeld, niet omvangrijk is.

6. Regeldruk

Er is geen sprake van toename van de regeldruk. De regeling ziet louter op verlenging van de uitrijd- en inzaaiperiodes. Er is geen meldplicht of andere aanvullende administratieve verplichting opgenomen.

7. Vaste verandermomenten

Deze regeling is tot stand gekomen naar aanleiding van de regenval in augustus en ter uitvoering van de bovengenoemde motie en verleent vrijstelling voor de maand september 2015. Gelet op de beperkte werkingsduur en het begunstigende karakter van de regeling wordt afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven