Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2015, 29016 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2015, 29016 | beleidsregel |
(concept 11 juni 2015)
Het verwijderen van natuur toestaan om de ontwikkeling van natuur mogelijk te maken. Dat is de schijnbare paradox van het concept Tijdelijke Natuur. Deze nieuwe manier van kijken naar natuur(bescherming) biedt kansen voor zowel natuur als bedrijfsleven.
Het probleem is overzichtelijk: veel grondeigenaren met ontwikkelplannen proberen de vestiging van beschermde plant- en diersoorten op hun toekomstige bouwterreinen te voorkomen om conflicten met natuurwetgeving vermijden. De innovatieve oplossing is ook eenvoudig: als terreineigenaren de zekerheid kan worden verschaft dat ze nieuw te vestigen beschermde soorten probleemloos mogen verwijderen op het moment dat de schop de grond in moet, kunnen ze stoppen met hun ‘natuurwerend’ beheer en profiteren zowel de natuur als die grondeigenaren.
Dit levert voor natuur de kans op dat er meer dan 40.000 hectare aan Tijdelijke Natuur bijkomt. En hoewel elk van die Tijdelijke Natuurterreinen een tijdelijk karakter heeft, is de winst voor de natuur permanent. Omdat zaden en jonge dieren zich vanuit een Tijdelijk Natuurgebied naar de omgeving verspreiden helpt dat de instandhouding van populaties.
Voor grondeigenaren biedt de aanpak winst omdat ze geen ‘natuurwerend’ beheer meer hoeven te voeren. Ook lopen ze niet langer het risico om, juist op het moment dat de schop de grond in moet, geconfronteerd te worden met nader onderzoek en eisen voor compensatie.
Tijdelijke Natuur krijgt een kans op terreinen die tijdelijk niet conform de bestemming worden gebruikt. Denk daarbij aan terreinen die:
– volgens het bestemmingsplan een andere bestemming hebben, maar waarvan de bestemming voorlopig niet gerealiseerd wordt en;
– terreinen waarvan nu al bekend is dat de bestemming zal gaan veranderen (er is een bestemmingswijziging aanstaande);
De eigenaar is bereid om in afwachting van de realisatie van de nieuwe bestemming het terrein braak te laten liggen, zodat spontane natuurontwikkeling kan plaatsvinden. Wel is voorwaarde dat het terrein minimaal één voortplantingsseizoen (maart tot en met september) beschikbaar is voor tijdelijke natuur.
Het kan gaan om opgespoten haventerreinen, toekomstige industriegebieden, woningbouwlocaties.
Incidenteel kan het ook gaan om vervallen industrieterreinen of andere terreinen die langdurig niet gebruikt worden voor de bestemming.
De Nederlandse overheid heeft de verantwoordelijkheid om flora en fauna op haar grondgebied, in een ‘gunstige staat van instandhouding’ te houden. Tijdelijke natuur kan hieraan een bijdrage leveren want tijdelijke natuur biedt planten en dieren, waaronder zeldzame en beschermde, een tijdelijk leef- en voortplantingsgebied. Die tijdelijkheid lijkt misschien een bezwaar, maar voor veel soorten, zoals sterns, rugstreeppadden en diverse orchideeën is het dat niet. Integendeel, zij gedijen juist in gebieden met sterk wisselende omstandigheden. Zeker voor dit soort ‘specialisten van de dynamiek’ vormen terreinen met tijdelijke natuur een welkome aanvulling op (permanente) natuurgebieden waarin het beheer meestal is gericht op stabiliteit en het tegengaan van plotselinge veranderingen.
Tijdelijke natuur biedt een vestigings-, reproductie-, fourageer-, overnachtings- of overwinteringsplek voor pioniersoorten, soorten van vroege en latere successiestadia, doortrekkers en overwinteraars. Het terrein kan ook fungeren als stepping stone c.q. ecologische verbinding, zodat andere tijdelijke en permanente natuurgebieden beter bereikt kunnen worden.
In principe is tijdelijke natuur toegankelijk voor mensen. Voor de betreding van het terrein kan wel toestemming van de eigenaar nodig zijn. In sommige gevallen, bijvoorbeeld te midden van gevaarlijke installaties of als er sprake is van drijfzand, kan het noodzakelijk zijn het terrein af te sluiten.
Het effect van tijdelijke natuur hangt samen met de schaal waarop wordt gekeken. In het terrein zelf zullen planten en dieren zich eerst vestigen en in aantal toenemen en weer verdwijnen op het moment dat het daar geplande project start. Op die plek is het effect dus tijdelijk. Op een groter schaalniveau is het effect echter permanent, omdat jonge dieren of plantenzaden zich vanuit dit tijdelijke habitat verspreiden naar de omgeving. Dit vindt niet alleen plaats op het moment dat het projectgebied wordt opgeruimd, maar ook al daarvoor. Het functioneren als kolonisatiekern betekent dat tijdelijke natuur een permanent effect heeft op de populaties van planten en dieren in de wijde omgeving.
Het risico dat sommige soorten door de ontwikkeling van tijdelijke natuur uiteindelijk achteruitgaan is verwaarloosbaar klein. Dit is alleen zeer lokaal en op zeer beperkte schaal mogelijk, als de leefomgeving van die soort buiten het terrein eigenlijk al niet meer geschikt is voor die soort. In dat geval is niet de ontwikkeling van een tijdelijk natuurterrein de boosdoener, maar de slechte staat van instandhouding en/of negatieve ontwikkelingen in het ‘permanente’ leefgebied.
Een belangrijk kenmerk van tijdelijke natuur is dat de flora en fauna die zich gedurende een bepaalde tijd ontwikkelt, na verloop van tijd weer actief wordt verwijderd, omdat de grondeigenaar/initiatiefnemer de eindbestemming gaat realiseren. Op het moment dat de schop de grond in gaat, kan de initiatiefnemer in aanraking komen met natuurwetgeving indien er zich beschermde soorten op het terrein hebben gevestigd. Om beschermde soorten te mogen verwijderen, is toestemming nodig van het bevoegde gezag inzake de wettelijke soortenbescherming.
Raakvlakken natuurwetgeving.
Voor Tijdelijke Natuur zijn de volgende beschermingsregimes relevant: in alle gevallen soortenbescherming en mogelijk ook gebiedenbescherming.
Soortenbescherming:
Het onderdeel soortenbescherming is altijd aan de orde, omdat het uitgangspunt van Tijdelijke Natuur is dat zich planten- en diersoorten vestigen op terreinen, waarbij de kans bestaat dat zich daaronder beschermde soorten bevinden. Zodra beschermde soorten worden verwijderd of negatief worden beïnvloed, zijn de verbodsbepalingen van de natuurwetgeving aan de orde.
Daarnaast is de algemene zorgplicht van toepassing bij tijdelijke natuur. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht neemt voor alle in het wild voorkomende dieren en planten, dus ook niet-beschermde soorten, en hun leefomgeving. Dit is een algemene verantwoordelijkheid die voor iedereen geldt. Voor tijdelijke natuur betekent dit bijvoorbeeld dat er niet onnodig dieren en planten worden gedood, wanneer er redelijkerwijs een andere oplossing voor is, bijvoorbeeld het verplaatsen naar een ander gebied.
Toetsing soortenbescherming en tijdelijke natuur:
De wet is bedoeld om kwetsbare soorten te beschermen, zodat het voortbestaan van deze soorten in Nederland niet in gevaar komt. De wettelijke soortenbescherming is vormgegeven aan de hand van verbodsbepalingen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of opzettelijk verontrusten van beschermde dieren of het verbod om opzettelijk beschermde planten te plukken.
Op deze verbodsbepalingen zijn een aantal uitzonderingsmogelijkhedenmogelijk. Zo kan er ontheffing worden verleend, indien voldaan wordt aan de volgende drie criteria:
– Er bestaat geen andere bevredigende oplossing
In terreinen waar tijdelijke natuur de ruimte gegeven wordt, kunnen zich (hoogdynamische) biotopen ontwikkelen waar een breed spectrum aan flora en fauna profijt van kan hebben. Dit geldt in het bijzonder voor pionierssoorten, omdat terreinen waar de hiervoor omschreven dynamiek plaats kan vinden, nauwelijks nog voorkomen in Nederland. Ook het inrichten van permanente natuurgebieden biedt hiervoor geen goede oplossing, omdat ook daar successie plaats zal vinden. Derhalve kan vastgesteld worden dat er voor het toepassen van tijdelijke natuur geen andere bevredigende oplossing voorhanden is.
– Belang van de ingreep
Tijdelijke Natuur draagt bij aan de duurzame instandhouding van de inheemse flora en fauna; het biedt mogelijkheden om de verspreiding van soorten te bevorderen. Met name pionierssoorten en vroege soorten die afhankelijk zijn van dynamiek in het landschap, zullen profiteren. In een volgend stadium van natuurlijke successie zullen deze soorten vanzelf verdwijnen, en biedt zo ruimte aan andere beschermde soorten. Tijdelijke natuur kan daarom een permanente winst zijn. Soorten kunnen zich in het tijdelijke gebied versterken en van daaruit nieuwe terreinen bezetten. Derhalve kan vastgesteld worden dat Tijdelijke Natuur dient ter bescherming van flora en fauna, waarmee er een wettelijk belang is op grond waarvan ontheffing kan verleend worden. Een belang dat bovendien volgt uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn.
– Gunstige staat van instandhouding
Zoals in het vorige hoofdstuk is betoogd, heeft tijdelijke natuur een positief effect op de Nederlandse flora en fauna. Tijdelijke natuur heeft dan ook geen negatieve invloed op de gunstige staat van instandhouding van de in Nederland voorkomende beschermde soorten.
Op deze wijze kan, mits er wordt voldaan aan de overige criteria van tijdelijke natuur (zie het volgende hoofdstuk) ontheffing worden verleend. Ook is het mogelijk om gebruik te maken van de goedgekeurde gedragscode tijdelijke natuur, wanneer deze door de staatssecretaris van economische zaken goedgekeurd is.
Gebiedenbescherming:
Tijdelijke natuurontwikkeling op een terrein dat in (de nabijheid van) een beschermd natuurgebied (Natura2000) ligt, kan effect hebben op de natuurwaarden in dat beschermde natuurgebied (externe werking). Indien dit effect negatief is, is een vergunning in het kader van de gebiedenbescherming nodig. Tijdelijke natuur heeft echter vrijwel altijd een positief effect op de natuurontwikkeling in de omgeving, zo niet, dan is het effect neutraal (zie vorige hoofdstuk). Daarom zal er in de praktijk geen sprake zijn van significant negatieve effecten waardoor er voor tijdelijke natuur in (de buurt van) beschermde natuurgebieden geen vergunning nodig zal zijn.
Van Tijdelijke Natuur is sprake als,
– de uiteindelijke bestemming van het terrein vast ligt,1 dan wel de bestemming is duidelijk, d.w.z. er moet overtuigend aangetoond worden dat de bestemming gaat veranderen en dat daarover geen discussie meer is.
– die bestemming nog niet is gerealiseerd,2
– die bestemming in de regel niet natuur is,3
– er spontane (of op beperkte schaal geleide) natuurontwikkeling4 plaats vindt tussen het moment dat (vooraf) ontheffing is verleend voor het ruimen van de beschermde soorten die zich mogelijk in het gebied zullen vestigen en het moment van daadwerkelijke realisatie van de uiteindelijke bestemming,
– de natuur minimaal één jaar5 de tijd krijgt om zich te ontwikkelen, en
– aan noodzakelijke compensatievoorwaarden is voldaan of juridisch afdoende vastgelegd is hoe dat zal gebeuren.
De essentie van Tijdelijke Natuur is dat vooraf, voordat de Tijdelijke Natuur zich ontwikkelt, ontheffing wordt verleend voor het weer ruimen van die Tijdelijke Natuur. Reeds in het betreffende terrein aanwezige natuur valt daar niet onder. Dat is immers reeds bestaande natuur. Er dient om die reden een deugdelijke inventarisatie van de reeds in het gebied voorkomende beschermde soorten te hebben plaatsgevonden, de resultaten daarvan dienen te zijn vastgelegd en er dient door de aanvrager van de ontheffing voor Tijdelijke Natuur gegarandeerd te worden dat aan alle wettelijke verplichtingen betreffende die reeds aanwezige beschermde soorten zal worden voldaan, alvorens ontheffing in het kader van het concept Tijdelijke Natuur kan worden verleend.
Zowel een individuele grondeigenaar als een groep van grondeigenaren kan een ontheffing aanvragen.
Op deze wijze wordt overbodige bureaucratie met extra werk voor de aanvragers als voor RVO.nl voorkomen. De aanvraag kan door één van de eigenaren worden gedaan voor één gebied. De verkregen ontheffing kan via een privaatrechtelijke overeenkomst worden gedelegeerd aan de andere eigenaren.
Voor de beoordeling van aanvragen wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende biogeografische regio’s in Nederland. Aan elke biogeografische regio is een soortenlijst gekoppeld met alle soorten die in de betreffende regio kunnen voorkomen. In de te verlenen ontheffing kan voor de soorten waarop de ontheffing van toepassing is simpelweg worden verwezen naar die biogeografische kaart met bijbehorende soortenlijst. Aanvragers van ontheffing hoeven niet langer zelf een inschatting te (laten) maken van welke wettelijk beschermde soorten zich mogelijk in Tijdelijke Natuur zullen kunnen vestigen. Deze kaart met bijbehorende lijst (en eventueel toekomstige aanpassingen ervan) worden gepubliceerd in de Staatscourant.
De biogeografische kaart met bijbehorende soortenlijst biedt ook belangrijke mogelijkheden voor terugdringen van bureaucratie rond aanvragen en verlenen van ontheffing buiten het concept van Tijdelijke Natuur. Aanvragers van reguliere ontheffingen kunnen aan de hand van de kaart en de soortenlijsten gemakkelijk controleren of de vereiste inventarisatie van soorten volledig is. Datzelfde geldt voor de ontheffingverlener. Deze kan aan de hand van de kaart en de soortenlijsten gemakkelijk controleren of een aanvraag volledig is. Daarmee kan intensieve correspondentie over aanvullende informatie worden voorkomen en de afhandelingstermijn voor aanvragen worden bekort.
De ontheffing voor het terrein heeft in beginsel een looptijd van maximaal 10 jaar. Dit komt overeen met de maximale wettelijke tijdspanne dat een bestemming op een terrein kan liggen zonder dat deze is gerealiseerd. Elke 10 jaar wordt een bestemmingsplan hernieuwd. Als de niet gerealiseerde bestemming opnieuw wordt vastgelegd kan ook de geldigheidsduur van de ontheffing tijdelijke natuur voor 10 jaar worden verlengd.
Een jaar voor het aflopen van de ontheffing of voor het opruimen van het tijdelijke natuur terrein moet het terrein gemonitord/ geïnventariseerd te worden welke soorten aanwezig zijn. Dit om de juiste zorgplichtmaatregen te kunnen treffen. Deze monitoring hoeft enkel overlegd te worden bij het bevoegd gezag als er een verlengingsaanvraag voor tijdelijke natuur betreft.
Bij de ingebruikname van het terrein zal de tijdelijke natuur worden opgeruimd. Opruimen beïnvloedt de aanwezige planten en dieren. Dat er op enig moment wordt opgeruimd, maakt onlosmakelijk deel uit van het principe van tijdelijke natuur. Aangezien de positieve effecten van tijdelijke natuur opwegen tegen de negatieve effecten van het opruimen – zoals eerder betoogd is er geen negatieve invloed op soortniveau – wordt door het ministerie ontheffing verleend voor tijdelijke natuur. Dit ontslaat de initiatiefnemer er echter niet van de wettelijke zorgplicht om tijdens het opruimen op zorgvuldige wijze te werk te gaan en schade aan planten en dieren redelijkerwijs zoveel mogelijk te voorkomen of tot een minimum te beperken (te mitigeren, niet compenseren). Deze voorwaarden zullen dan ook bij een ontheffing voor tijdelijke natuur worden gesteld. In de praktijk hoeft dit geen groot probleem te zijn. Als tijdelijke natuur verdwijnt en de werkzaamheden voor de definitieve inrichting gaan van start, dan is dit vaak van te voren bekend. Starten met de werkzaamheden buiten het broedseizoen lost problemen met bijvoorbeeld broedende vogels en negatieve publiciteit op, maar ook als een start daarbinnen voorzien is, is dit mogelijk. Het gebied kan namelijk al voor het broedseizoen ongeschikt gemaakt worden. Het opruimen zal moeten plaatsvinden onder begeleiding van een deskundig ecoloog op gebied van de soorten die zijn aangetroffen.
Tijdelijke Natuur vraagt geen inrichting, gebruik en/of beheer. Uiteraard mag het gebied wel aantrekkelijk worden gemaakt voor dieren, planten en recreanten. Aanvullende maatregelen zijn facultatief. Wel is het de bedoeling dat hierbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de natuurlijke potentie van het gebied en zijn omgeving (quick wins die met weinig moeite veel opleveren). Het is niet de bedoeling om ingrijpende maatregelen te treffen om een tijdelijke natuurgebied in te richten of te beheren. Hierbij kan de volgende richtlijn worden gebruikt:
• Het aanplanten van grassen, gewassen, houtopstanden en dergelijke is landbouw en geen tijdelijke natuur. Ook grote ingrepen om er een tuin- of parkachtig landschap van te maken is geen tijdelijke natuur.
• Intensieve beweiding, maaien tijdens het groeiseizoen, vaker dan eens per jaar maaien, maaien en klepelen en bestrijding van ‘onkruiden’ die geen schade aanrichten aan de omgeving zijn ook niet toegestaan.
• Minimale ingrepen om biodiversiteit te stimuleren zijn wel mogelijk zoals bijvoorbeeld: het inzaaien van inheemse bloemmengsels, extensief beheren (als het de biodiversiteit ten goede komt) zoals 1 x per jaar maaien of extensief begrazen ook kunnen evenals ingrepen om pionierssoorten te lokken zoals het (deels) afgraven van de bovenlaag, het aanbrengen van een zandlichaam, het graven van een poel of het aanleggen van een stijlwand. Ook de aanleg van een onverhard wandelpad is mogelijk. Materieel kan op maximaal 5% van het terrein worden opgeslagen.
• Opschietende bomen mogen gerooid worden. ‘Onkruiden’ die schadelijk zijn voor de omgeving mogen bestreden worden (distels, Jacobskruiskruid)
Tijdelijke natuur is in principe ook gebruiksnatuur. Voor betreding van het terrein kan wel toestemming van de eigenaar nodig zijn. In sommige gevallen, bijvoorbeeld als er sprake is van gevaarlijke situaties, kan afsluiten van (een deel van) het terrein noodzakelijk zijn. Recreatie mag de (ontwikkeling van) biodiversiteit niet in de weg staan. Intensief gebruik past niet binnen het concept tijdelijke natuur. Denk hierbij aan het organiseren van evenementen en festivals of het gebruik als tijdelijke parkeerterrein.
Groningen + Friesland + Drenthe |
Overijssel + Gelderland + Utrecht |
Flevoland |
Noord-Holland + Zuid Holland |
Noord-Brabant + Limburg + Zeeland |
||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
zeekleigebied |
laagveengebieden |
zandgebieden en veenkoloniën |
duinen (kustzone) |
bebouwing en stedelijk gebied |
zandgebieden en veenkoloniën |
laagveengebieden |
rivierengebied |
bebouwing en stedelijk gebied |
droogmakerijen |
zandgebieden |
bebouwing en stedelijk gebied |
duinen (kustzone) |
zeekleigebied |
rivierengebied |
laagveengebieden |
droogmakerijen |
zandgebieden |
bebouwing en stedelijk gebied |
zandgebieden |
rivierengebied |
heuvelland |
zeekleigebied |
bebouwing en stedelijk gebied |
|||
basis |
soort |
opmerking |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
das |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||
AMVB |
boommarter |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|||||||
AMVB |
eikelmuis |
x |
x |
1 |
1 = Zeeuws Vlaanderen |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
gewone zeehond |
|||||||||||||||||||||||||
AMVB |
veldspitsmuis |
x |
1 |
1 = Zeeuws Vlaanderen |
||||||||||||||||||||||
AMVB |
waterspitsmuis |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
1 |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
1 = Texel |
|||||
AMVB |
adder |
x |
x |
x |
x |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
hazelworm |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||
AMVB |
ringslang |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||
AMVB |
vinpootsalamander |
x |
x |
|||||||||||||||||||||||
AMVB |
vuursalamander |
x |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
beekprik |
1 |
1 |
1 |
1 = kleine beken en sprengen |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
bittervoorn |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|||||||
AMVB |
elrits |
1 |
x |
1 |
x |
1 |
1 = beken |
|||||||||||||||||||
AMVB |
gestippelde alver |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||||
AMVB |
grote modderkruiper |
0 |
x |
0 |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||
AMVB |
rivierprik |
1 |
x |
x |
x |
1 = Drentse Aa |
||||||||||||||||||||
AMVB |
bruin dikkopje |
x |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
dwergblauwtje |
x |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
dwergdikkopje |
0 |
0 = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||||
AMVB |
groot geaderd witje |
0 |
0 1 |
0 = niet meer in Nederland 1= geen voortplanting > 30 jaar |
||||||||||||||||||||||
AMVB |
grote ijsvogelvlinder |
0 1 |
0 |
0 = niet meer in Nederland 1= Terschelling tot 1995 |
||||||||||||||||||||||
AMVB |
heideblauwtje |
x |
2 |
x |
1 |
x |
x |
1 = Texel, 2 Terschelling |
||||||||||||||||||
AMVB |
iepenpage |
x 1 |
x |
2 |
1 = Winterswijk 2013 2= Heerlen, Eindhoven |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
kalkgraslanddikkopje |
0 |
0 = niet meer in Nederland, zwerver in 2010 |
|||||||||||||||||||||||
AMVB |
keizersmantel |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
vaker voortplanting in Nederland |
AMVB |
klaverblauwtje |
x |
x |
Valkenburg, Maastricht |
||||||||||||||||||||||
AMVB |
purperstreepparelmoervlinder |
x |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
rode vuurvlinder |
x |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
rouwmantel |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
momenteel vnl zwervende exemplaren |
AMVB |
tweekleurig hooibeestje |
0 |
0 |
0 |
0 = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
veenbesparelmoervlinder |
x |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
veenhooibeestje |
x |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
veldparelmoervlinder |
x |
x |
|||||||||||||||||||||||
AMVB |
woudparelmoervlinder |
0 |
0 |
0 |
0 = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
zilvervlek |
0 |
0 |
0 |
0 = niet meer in Nederland, 1 zwerver in 90 er jaren |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
groot zeegras |
x |
x |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
baardvleermuis |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
Bijl IV |
bechstein’s vleermuis |
0 |
0 |
x |
0 = niet meer aanwezig |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
bever |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|||||||||||||||
Bijl IV |
bosvleermuis |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
brandt’s vleermuis |
0 |
0 |
0 |
0 = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
bruinvis |
1 |
1 |
1 = alleen in zoute wateren |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
euraziatische lynx |
0 |
0 |
0 |
o |
0 = nog niet aanwezig o = niet meer aanwezig |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
franjestaart |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||
Bijl IV |
gewone dolfijn |
1 |
1 |
1 = alleen in zoute wateren |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
gewone dwergvleermuis |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
Bijl IV |
gewone grootoorvleermuis |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|||
Bijl IV |
grijze grootoorvleermuis |
x |
x |
x |
x |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
grote hoefijzerneus |
0 |
0 = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
hamster |
x |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
hazelmuis |
x |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
ingekorven vleermuis |
x |
x |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
kleine dwergvleermuis |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 = nog niet aanwezig |
|||||||||||||||||||
Bijl IV |
kleine hoefijzerneus |
0 |
0 = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
laatvlieger |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
Bijl IV |
meervleermuis |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
1 |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
1 |
1 = mergelgroeves, bunkers e.d. |
|||||||||
Bijl IV |
mopsvleermuis |
x |
x |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
nathusius’ dwergvleermuis = ruige dwergvleermuis |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
Bijl IV |
noordse woelmuis |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||
Bijl IV |
otter |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 = nog niet aanwezig |
|||||||||
Bijl IV |
rosse vleermuis |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Bijl IV |
tuimelaar |
1 |
1 = alleen in zoute wateren |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
tweekleurige vleermuis |
x |
x |
x |
x |
x |
uitbreidend |
|||||||||||||||||||
Bijl IV |
vale vleermuis |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
watervleermuis |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
Bijl IV |
wilde kat |
x |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
witflankdolfijn |
1 |
1 = alleen in zoute wateren |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
witsnuitdolfijn |
1 |
1 = alleen in zoute wateren |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
wolf |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 = nog niet aanwezig |
||||||||||||||||||
Bijl IV |
boomkikker |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
geelbuikvuurpad |
x |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
gladde slang |
x |
x |
x |
x |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
heikikker |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|||||||||||||||
Bijl IV |
kamsalamander |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
1 |
1= Zeeuws vlaanderen |
||||||||||||||
Bijl IV |
knoflookpad |
x |
x |
x |
x |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
muurhagedis |
x |
x |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
poelkikker |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|||||||||||||||||
Bijl IV |
rugstreeppad |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|||
Bijl IV |
vroedmeesterpad |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
zandhagedis |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
donker pimpernelblauwtje |
x |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
grote vuurvlinder |
x |
x |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
pimpernelblauwtje |
x |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
tijmblauwtje |
0 |
0 |
0 |
0 = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
zilverstreephooibeestje |
0 |
0 |
0 |
0 = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
bronslibel |
0 |
0 |
0 |
0 = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
gaffellibel |
0 |
x |
x |
0 = niet meer aanwezig |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
gevlekte witsnuitlibel |
x 1 |
x |
x |
x 2 |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
1= Rottige Meente 2= Groningen, Veendam |
||||||||||
Bijl IV |
groene glazenmaker |
x |
x 1 |
x |
x |
x |
2 |
1= Veendam, omliggende dorpen 2= Langstraat en omg Waalwijk |
||||||||||||||||||
Bijl IV |
noordse winterjuffer |
x |
x |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
oostelijke witsnuitlibel |
x 1 |
0 |
0 |
0 = niet meer aanwezig 1= Delleboersterweide |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
rivierrombout |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
sierlijke witsnuitlibel |
x 1 |
0 |
0 |
0 = niet meer aanwezig 1= Weerribben en Wieden uitbreidend |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
houting |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
steur |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
drijvende waterweegbree |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||
Bijl IV |
groenknolorchis |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|||||||||||||||||||
Bijl IV |
kruipend moerasscherm |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
zomerschroeforchis |
x |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
brede geelrandwaterroofkever |
x |
0 |
0 |
0 |
0 = niet meer aanwezig |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
gestreepte waterroofkever |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|||||||||||||||||||
Bijl IV |
heldenbok |
vestiging is onwaarschijnlijk |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
juchtleerkever |
vestiging is onwaarschijnlijk |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
vermiljoenkever |
x |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
bataafse stroommossel |
0 |
0 |
0 |
0 = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
platte schijfhoren |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||
nest1 |
steenuil |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||
nest2 |
gierzwaluw |
x |
x |
x |
x |
x |
in FL alleen in NOP? (Urk) |
|||||||||||||||||||
nest2 |
roek |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
0 |
0 |
0 |
0 |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
0= nog niet aanwezig 1= alleen Zuid Holland |
||||
nest3 |
grote gele kwikstaart |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
typische bekensoort |
||||||||||||||||||
nest3 |
kerkuil |
x |
x |
x |
x |
x |
gebonden aan (solitaire) bebouwing (nestkasten) |
|||||||||||||||||||
nest3 |
oehoe |
x 1 |
0 |
x |
met name groeves 0 = nog niet aanwezig 1= steengroeve Winterswijk |
|||||||||||||||||||||
nest3 |
ooievaar |
x |
x 1 |
x |
x |
gebonden aan (solitaire) bebouwing (kunstnesten) 1 = hoogspanningsmasten |
||||||||||||||||||||
nest3 |
slechtvalk |
x |
x 1 |
x |
x |
gebonden aan hoge bebouwing (nestkasten) 1 = electriciteitscentrale |
||||||||||||||||||||
nest4 |
boomvalk |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest4 |
buizerd |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest4 |
havik |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest4 |
ransuil |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest4 |
sperwer |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest4 |
wespendief |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||
nest4 |
zwarte wouw |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||||
nest5 |
blauwe reiger |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
koloniebroeder in bomen |
nest5 |
boerenzwaluw |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||
nest5 |
bonte vliegenvanger |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
ook in nestkasten |
||||||||||||||
nest5 |
boomklever |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
oude bossen; rest niet belangrijk |
nest5 |
boomkruiper |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest5 |
bosuil |
x |
x |
x |
x |
x |
0 |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
dikke bomen met holtes nodig 0 = nog niet aanwezig |
|||||||
nest5 |
brilduiker |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||||
nest5 |
draaihals |
x |
x |
|||||||||||||||||||||||
nest5 |
eidereend |
x |
1 |
2 |
1 = alleen Texel 2 = kleine kolonie Neeltje Jans |
|||||||||||||||||||||
nest5 |
ekster |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest5 |
gekraagde roodstaart |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
bossoort; ook nestkasten |
nest5 |
glanskop |
x |
1 |
x |
1 |
0 |
x |
1 |
x |
x |
1 |
bossoort 0 = nog niet aanwezig 1= op zandgrond |
||||||||||||||
nest5 |
grauwe vliegenvanger |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
bossoort |
nest5 |
groene specht |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
0 |
x |
0 |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
0 = nog niet aanwezig |
nest5 |
grote bonte specht |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest5 |
hop |
1 |
1 = De Hamert |
|||||||||||||||||||||||
nest5 |
huiszwaluw |
x |
x |
x |
x |
x |
gebonden aan (solitaire) bebouwing (koloniebroeder) |
|||||||||||||||||||
nest5 |
ijsvogel |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
steile (oever)wanden |
nest5 |
kleine bonte specht |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
bossoort |
nest5 |
kleine vliegenvanger |
geen broedvogel in NL |
||||||||||||||||||||||||
nest5 |
koolmees |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest5 |
kortsnavelboomkruiper |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||||
nest5 |
middelste bonte specht |
x |
x |
x |
x |
|||||||||||||||||||||
nest5 |
oeverzwaluw |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest5 |
pimpelmees |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest5 |
raaf |
x |
x |
x |
x |
0 |
x |
x |
0 |
0 |
0 = nog niet aanwezig |
|||||||||||||||
nest5 |
ruigpootuil |
x |
x |
0 |
dikke bomen met holtes nodig 0 = nog niet aanwezig |
|||||||||||||||||||||
nest5 |
spreeuw |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest5 |
tapuit |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||
nest5 |
torenvalk |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
|
nest5 |
zeearend |
x |
1 |
2 |
3 |
0 |
0 |
0 = nog niet aanwezig 1= Oostevaardersplassen 2 = Roggebotzand 3 = Biesbosch |
||||||||||||||||||
nest5 |
zwarte kraai |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
||
nest5 |
zwarte mees |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
bossoort |
|
nest5 |
zwarte roodstaart |
x |
x |
x |
x |
x |
||||||||||||||||||||
nest5 |
zwarte specht |
x |
x |
x |
x |
x |
x |
dikke bomen met holtes nodig |
LEGENDA Het betreft een indicatieve lijst; derhalve kunnen er geen rechten aan worden ontleend
x = aanwezig
leeg vak = ongeschikt voor soort
De eerste kolom geeft de wettelijke basis aan op grond waarvan de soort belangrijk is.
AMVB betreft de tabel 2 en 3 soorten uit de Flora en Faunawet
BIJL IV betreft de niet-vogels uit de habitat richtlijn, die overeenkomt met tabel 3 uit de Flora en Faunawet
nest 1 t/m 5 betreft de vogelsoorten die op deze wijze zijn aangemerkt in de Flora en Faunawet
DLG 28 mei 2014
Groningen + Friesland + Drenthe |
Overijssel + Gelderland + Utrecht |
Flevoland |
Noord-Holland + Zuid Holland |
Noord-Brabant + Limburg + Zeeland |
||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
zeekleigebied |
laagveengebieden |
zandgebieden en veenkoloniën |
duinen (kustzone) |
bebouwing en stedelijk gebied |
zandgebieden en veenkoloniën |
laagveengebieden |
rivierengebied |
bebouwing en stedelijk gebied |
droogmakerijen |
zandgebieden |
bebouwing en stedelijk gebied |
duinen (kustzone) |
zeekleigebied |
rivierengebied |
laagveengebieden |
droogmakerijen |
zandgebieden |
bebouwing en stedelijk gebied |
zandgebieden |
rivierengebied |
heuvelland |
zeekleigebied |
bebouwing en stedelijk gebied |
|||
basis |
soort |
opmerking |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
das |
a |
A |
A |
a |
A |
c |
a |
b |
b |
A |
A |
A |
A |
||||||||||||
AMVB |
boommarter |
b |
a |
a |
a |
b |
b |
a |
c |
a |
c |
a |
b |
b |
b |
a |
a |
a |
a |
|||||||
AMVB |
eikelmuis |
c |
c |
c1 |
1 = Zeeuws Vlaanderen |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
gewone zeehond |
|||||||||||||||||||||||||
AMVB |
veldspitsmuis |
c |
c1 |
1 = Zeeuws Vlaanderen |
||||||||||||||||||||||
AMVB |
waterspitsmuis |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a1 |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
1 = Texel |
|||||
AMVB |
adder |
B |
B |
B |
B |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
hazelworm |
A |
A |
A |
A |
A |
||||||||||||||||||||
AMVB |
ringslang |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
||||||||||||||||
AMVB |
vinpootsalamander |
A |
a |
|||||||||||||||||||||||
AMVB |
vuursalamander |
b |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
beekprik |
C1 |
C1 |
C1 |
1 = kleine beken en sprengen |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
bittervoorn |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|||||||
AMVB |
elrits |
c1 |
c |
c1 |
c |
C1 |
1 = beken |
|||||||||||||||||||
AMVB |
gestippelde alver |
c |
c |
c |
||||||||||||||||||||||
AMVB |
grote modderkruiper |
Ao |
A |
Ao |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
||||||||||||
AMVB |
rivierprik |
C1 |
C |
C |
C |
1 = Drentse aa |
||||||||||||||||||||
AMVB |
bruin dikkopje |
c |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
dwergblauwtje |
c |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
dwergdikkopje |
c |
o = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||||
AMVB |
groot geaderd witje |
c1 |
c |
1 = in het verleden, nu verdwenen uit Nederland |
||||||||||||||||||||||
AMVB |
grote ijsvogelvlinder |
c1 |
c1 |
1 = in het verleden, nu verdwenen uit Nederland |
||||||||||||||||||||||
AMVB |
heideblauwtje |
A |
A |
A |
A1 |
A |
A |
1 = Texel |
||||||||||||||||||
AMVB |
iepenpage |
b2 |
b |
b1 |
1 = Heerlen, Eindhoven, Rest Zuid-Limburg 2: omgeving Winterswijk |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
kalkgraslanddikkopje |
c |
o = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||||
AMVB |
keizersmantel |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
momenteel vnl zwervende exemplaren; breidt uit met vaker voortplanting |
AMVB |
klaverblauwtje |
b |
b |
|||||||||||||||||||||||
AMVB |
purperstreepparelmoervlinder |
c |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
rode vuurvlinder |
c |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
rouwmantel |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
momenteel vnl zwervende exemplaren |
AMVB |
tweekleurig hooibeestje |
c |
c |
c |
o = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
veenbesparelmoervlinder |
c |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
veenhooibeestje |
c |
||||||||||||||||||||||||
AMVB |
veldparelmoervlinder |
b |
b |
|||||||||||||||||||||||
AMVB |
woudparelmoervlinder |
c |
c |
c |
o = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
zilvervlek |
c0 |
co |
co |
o = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||
AMVB |
groot zeegras |
c |
c |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
baardvleermuis |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
|
Bijl IV |
bechstein’s vleermuis |
co |
co |
c |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
bever |
b |
a |
A |
A |
a |
A |
A |
a |
A |
a |
|||||||||||||||
Bijl IV |
bosvleermuis |
c |
c |
c |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
brandt’s vleermuis |
co |
co |
co |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
bruinvis |
C1 |
C1 |
1 = alleen in zoute wateren |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
euraziatische lynx |
c1 |
c1 |
c1 |
co |
1 = toekomst |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
franjestaart |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
||||||||||||||||
Bijl IV |
gewone dolfijn |
C1 |
C1 |
1 = alleen in zoute wateren |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
gewone dwergvleermuis |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
Bijl IV |
gewone grootoorvleermuis |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
|||
Bijl IV |
grijze grootoorvleermuis |
a |
a |
a |
a |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
grote hoefijzerneus |
co |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
hamster |
c |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
hazelmuis |
c |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
ingekorven vleermuis |
B |
B |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
kleine dwergvleermuis |
c1 |
c1 |
c1 |
c1 |
c1 |
1 = nog niet in Nederland |
|||||||||||||||||||
Bijl IV |
kleine hoefijzerneus |
co |
o = niet meer in Nederland |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
laatvlieger |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
Bijl IV |
meervleermuis |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A1 |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A1 |
1 = mergelgroeves, bunkers e.d. |
|||||||||
Bijl IV |
mopsvleermuis |
c |
c |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
nathusius’ dwergvleermuis = ruige dwergvleermuis |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
Bijl IV |
noordse woelmuis |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
||||||||||||||||
Bijl IV |
otter |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
bo |
bo |
bo |
bo |
o = nog niet aanwezig |
|||||||||
Bijl IV |
rosse vleermuis |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
||
Bijl IV |
tuimelaar |
c1 |
1 = alleen in zoute wateren |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
tweekleurige vleermuis |
c |
c |
c |
c |
c |
uitbreidend |
|||||||||||||||||||
Bijl IV |
vale vleermuis |
b |
b |
b |
B |
b |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
watervleermuis |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
||
Bijl IV |
wilde kat |
c |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
witflankdolfijn |
c1 |
1 = alleen in zoute wateren |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
witsnuitdolfijn |
c1 |
1 = alleen in zoute wateren |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
wolf |
c1 |
c1 |
c1 |
c1 |
c1 |
c1 |
1 = nu nog niet in Nederland |
||||||||||||||||||
Bijl IV |
boomkikker |
b |
b |
b |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
geelbuikvuurpad |
b |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
gladde slang |
b |
b |
b |
b |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
heikikker |
A |
A |
A |
A |
a |
A |
A |
A |
A |
A |
|||||||||||||||
Bijl IV |
kamsalamander |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A1 |
1= Zeeuws Vlaanderen |
||||||||||||||
Bijl IV |
knoflookpad |
a |
a |
a |
a |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
muurhagedis |
A |
A |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
poelkikker |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|||||||||||||||||
Bijl IV |
rugstreeppad |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|||
Bijl IV |
vroedmeesterpad |
A |
A |
A |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
zandhagedis |
A |
A |
A |
A |
A |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
donker pimpernelblauwtje |
b |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
grote vuurvlinder |
c |
c |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
pimpernelblauwtje |
b |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
tijmblauwtje |
c1 |
c1 |
c1 |
1 = verdwenen uit Nederland |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
zilverstreephooibeestje |
c1 |
c1 |
c1 |
1 = verdwenen uit Nederland |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
bronslibel |
c1 |
o |
c1 |
1 = verdwenen uit Nederland |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
gaffellibel |
bo |
b |
b |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
gevlekte witsnuitlibel |
b |
b |
b |
b |
b |
B |
b |
b |
b |
B |
b |
b |
b |
||||||||||||
Bijl IV |
groene glazenmaker |
a |
a |
a |
a |
a |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
noordse winterjuffer |
b |
b |
|||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
oostelijke witsnuitlibel |
c |
c |
c |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
rivierrombout |
b |
b |
b |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
sierlijke witsnuitlibel |
c |
c |
c |
c |
|||||||||||||||||||||
Bijl IV |
houting |
c |
c |
c |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
steur |
c |
c |
c |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
drijvende waterweegbree |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
a |
||||||||||||||||||
Bijl IV |
groenknolorchis |
a |
A |
a |
A |
a |
A |
|||||||||||||||||||
Bijl IV |
kruipend moerasscherm |
b |
b |
b |
b |
b |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
zomerschroeforchis |
c |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
brede geelrandwaterroofkever |
c |
c1 |
c1 |
c1 |
1 = verdwenen |
||||||||||||||||||||
Bijl IV |
gestreepte waterroofkever |
c |
c |
c |
c |
c |
c |
|||||||||||||||||||
Bijl IV |
heldenbok |
vestiging is onwaarschijnlijk |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
juchtleerkever |
vestiging is onwaarschijnlijk |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
vermiljoenkever |
c |
||||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
bataafse stroommossel |
co |
o |
co |
||||||||||||||||||||||
Bijl IV |
platte schijfhoren |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
B |
b |
b |
||||||||||||||||
nest1 |
steenuil |
B |
B |
c |
B |
B |
||||||||||||||||||||
nest2 |
gierzwaluw |
A |
A |
b |
A |
A |
in FL alleen in NOP? (A in Urk) |
|||||||||||||||||||
nest2 |
roek |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
c0 |
b0 |
b0 |
b0 |
B |
B |
A |
B |
A |
A |
A |
A |
koloniebroeder |
||||
nest3 |
grote gele kwikstaart |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
typische bekensoort |
||||||||||||||||||
nest3 |
kerkuil |
A |
A |
A |
A |
A |
gebonden aan (solitaire) bebouwing (nestkasten) |
|||||||||||||||||||
nest3 |
oehoe |
c |
c0 |
c |
met name groeves |
|||||||||||||||||||||
nest3 |
ooievaar |
C |
C |
C |
C |
gebonden aan (solitaire) bebouwing (kunstnesten) |
||||||||||||||||||||
nest3 |
slechtvalk |
c |
c |
c |
c |
gebonden aan hoge bebouwing (nestkasten) |
||||||||||||||||||||
nest4 |
boomvalk |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
|
nest4 |
buizerd |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
nest4 |
havik |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
nest4 |
ransuil |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
nest4 |
sperwer |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
nest4 |
wespendief |
c |
c |
c |
c |
c |
c |
c |
||||||||||||||||||
nest4 |
zwarte wouw |
c |
c |
c |
||||||||||||||||||||||
nest5 |
blauwe reiger |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
koloniebroeder in bomen |
nest5 |
boerenzwaluw |
A |
A |
A |
A |
A |
||||||||||||||||||||
nest5 |
bonte vliegenvanger |
C |
B |
C |
B |
C |
B |
C |
B |
C |
B |
ook in nestkasten |
||||||||||||||
nest5 |
boomklever |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
oude bossen; rest niet belangrijk |
nest5 |
boomkruiper |
C |
C |
C |
C |
B |
C |
C |
C |
B |
C |
C |
B |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
B |
C |
C |
C |
C |
B |
|
nest5 |
bosuil |
C |
C |
B |
C |
B |
C0 |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
B |
dikke bomen met holtes nodig |
|||||||
nest5 |
brilduiker |
b |
b |
b |
||||||||||||||||||||||
nest5 |
draaihals |
c |
c |
|||||||||||||||||||||||
nest5 |
eidereend |
B |
B |
B |
||||||||||||||||||||||
nest5 |
ekster |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
nest5 |
gekraagde roodstaart |
C |
C |
C |
C |
B |
C |
C |
C |
B |
C |
C |
B |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
B |
C |
C |
C |
C |
B |
bossoort; ook nestkasten |
nest5 |
glanskop |
C |
B |
C |
B |
C0 |
C |
B |
C |
C |
B |
|||||||||||||||
nest5 |
grauwe vliegenvanger |
C |
C |
C |
C |
B |
C |
C |
C |
B |
C |
C |
B |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
B |
C |
C |
C |
C |
B |
bossoort |
nest5 |
groene specht |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C0 |
C |
C0 |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
|
nest5 |
grote bonte specht |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
nest5 |
hop |
c |
||||||||||||||||||||||||
nest5 |
huiszwaluw |
A |
A |
A |
A |
A |
gebonden aan (solitaire) bebouwing (koloniebroeder) |
|||||||||||||||||||
nest5 |
ijsvogel |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
steile (oever)wanden |
nest5 |
kleine bonte specht |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
bossoort |
nest5 |
kleine vliegenvanger |
geen broedvogel in NL |
||||||||||||||||||||||||
nest5 |
koolmees |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
nest5 |
kortsnavelboomkruiper |
c |
c |
c |
||||||||||||||||||||||
middelste bonte specht |
C |
C |
C |
C |
||||||||||||||||||||||
nest5 |
oeverzwaluw |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
nest5 |
pimpelmees |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
nest5 |
raaf |
c |
c |
c |
c |
c0 |
c |
c |
c0 |
c0 |
||||||||||||||||
nest5 |
ruigpootuil |
c |
c |
c0 |
dikke bomen met holtes nodig |
|||||||||||||||||||||
nest5 |
spreeuw |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
|
nest5 |
tapuit |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
b |
aanwezigheid konijnenholen |
|||||||||||||
nest5 |
torenvalk |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
B |
|
nest5 |
zeearend |
c |
c |
c |
c |
c0 |
c0 |
|||||||||||||||||||
nest5 |
zwarte kraai |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
A |
||
nest5 |
zwarte mees |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
bossoort |
|
nest5 |
zwarte roodstaart |
A |
A |
A |
A |
A |
||||||||||||||||||||
nest5 |
zwarte specht |
C |
C |
C |
C |
C |
C |
dikke bomen met holtes nodig |
LEGENDA het betreft een indicatieve lijst; derhalve kunnen er geen rechten aan worden ontleend
A = grote/ reele kans op vestiging; soort kan vanuit bestaande populatie koloniseren/ soort heeft groot dispersievermogen/ geschikt biotoop ontwikkelt zich snel
B = klein/ aannemelijke kans; als biotoop tijd genoeg krijgt om zich te ontwikkelen en soort in de buurt voorkomt/ binnen dispersieafstand ligt
C = geen, nihil tot zeer kleine kans; soort is uitgestorven/ biotoop ontwikkelt zich (zeer) langzaam of is ongeschikt/ soort is weinig mobiel
De kleine en hoofdletters geven aan of een soort op dit moment (zeer) algemeen voorkomt (hoofdletter) of (zeer) zeldzaam (kleine letter) is
biotoop beschrijving |
gebruikte bronnen |
||||
---|---|---|---|---|---|
AMVB |
Zoogdieren |
das |
Meles meles |
Dassen bouwen hun burchten in hoog en droog gelegen vergraafbare gronden. De afstand naar grazige beekdalen, rivieruiterwaarden of andere voedselgebieden mag niet te groot zijn. Ze houden van een kleinschalig weide- of akkerlandschap bij bosranden of houtwallen, maar ook in meer open terreinen, zoals heidevelden komen dassen voor. Het landschap moet voldoende dekking en voldoende voedselaanbod bieden en, als het even kan, zo weinig mogelijk verstoring. |
www.dasenboom.nl; soortenstandaard |
AMVB |
Zoogdieren |
boommarter |
Martes martes |
De boommarter komt in allerlei typen en leeftijden bos voor. Niet alleen oude bossen, maar bijvoorbeeld ook in de jonge bossen van de Flevopolders en in Moerasbossen in Overijssel en Utrecht. De bomen moeten dik genoeg zijn voor de (spechten)holen waarin ze hun verblijfplaats hebben. |
|
AMVB |
Zoogdieren |
eikelmuis |
Eliomys quercinus |
Eikelmuizen leven voornamelijk in structuurrijke loofbossen in glooiend gebied, het liefst begroeid met eiken, maar ze komen ook voor in naaldbossen, boomgaarden, kleinschalig agrarisch cultuurlandschap en parklandschap in dorpsranden. Ook struikgewas, hagen, tuinen, muren en gebouwen kunnen bewoond worden door de eikelmuis, mits er in de directe omgeving bos of struikgewas aanwezig is en de plek zelf voldoende beschutting geeft. |
|
AMVB |
Zoogdieren |
gewone zeehond |
Phoca vitulina |
De gewone zeehond leeft voornamelijk in getijdengebieden waar plekken aanwezig zijn die bij eb droogvallen. |
|
AMVB |
Zoogdieren |
veldspitsmuis |
Crocidura leucodon |
De veldspitsmuis bewoont kleinschalig agrarisch cultuurlandschap dat niet te intensief beheerd wordt. Hij komt voor in overgangsvegetaties, lintvormige landschapselementen, opgaande kruidenvegetaties en overhoekjes. En ook in aanliggende, braakliggende of niet begraasde kruidenvegetaties, zoals boomgaarden, kan de soort worden aangetroffen. In gebouwen komt hij zelden voor. |
|
AMVB |
Zoogdieren |
waterspitsmuis |
Neomys fodiens |
De waterspitsmuis komt voor in en langs schoon, niet te voedselrijk, vrij snel stromend tot stilstaand water met een behoorlijk ontwikkelde watervegetatie en ruig begroeide oevers. Hij komt voor bij beken, rivieren, sloten, plassen en daar waar grondwater opwelt. Ook wordt hij veelvuldig aangetroffen langs de binnenduinrand, natuurlijke duinmeren en kunstmatige infiltratiegebieden. De waterspitsmuis komt alleen daar voor waar bodembedekkende vegetatie aanwezig is en waar binnen een straal van 500 meter water is te vinden. Bovendien moet er in de oevers voldoende schuilmogelijkheid zijn waar de waterspitsmuis zich kan terugtrekken om zijn prooien op te eten. |
|
AMVB |
Reptielen en amfibieën |
adder |
Vipera berus |
De adder komt voor in structuurrijke bossen en heiden, zowel vochtige als droge. |
|
AMVB |
Reptielen en amfibieën |
hazelworm |
Anguis fragilis |
Hazelworrmen leven in bossen, bosranden, heide, houtwallen, struwelen, spoor- en wegbermen, ruderale plaatsen en tuinen. |
|
AMVB |
Reptielen en amfibieën |
ringslang |
Natrix natrix |
De ringslang is gebonden aan waterrijke habitats op zandgronden en op de overgangen van zandgrond naar veen- en kleigronden. Grote oppervlaktes laag gelegen, nat gebied worden gemeden. De ringslang komt ook voor in het laagveen. Andere landschapstypen waarin relatief veel waarnemingen worden verricht zijn bos en struweel en op infrastructuur (wegen en spoorwegen). Ringslangen kunnen ook aanwezig zijn in een bebouwde omgeving en in het agrarisch gebied. Heide en hoogveen maken onderdeel uit van het leefgebied, maar zijn geen voorkeurshabitat. |
|
AMVB |
Reptielen en amfibieën |
vinpootsalamander |
Triturus helveticus |
Het meest voorkomende habitat van de vinpootsalamander bestaat uit bos- en heidegebieden op zandgronden. Het tweede habitattype bestaat uit heuvellandschap waar hij voornamelijk voorkomt in of nabij hellingbossen. De vinpootsalamander is een cultuurmijdende soort en komt nauwelijks voor in agrarisch gebied en stad en dorp. De vinpootsalamander is een typische soort voor vennen. Daarnaast komt de soort voor in poelen of andere kleine wateren en in beperkte mate ook in sloten. |
|
AMVB |
Reptielen en amfibieën |
vuursalamander |
Salamandra salamandra |
Vuursalamanders komen voor in een heuvelachtig landschap met vochtige loofbossen, doorsneden met bronbeekjes. Kalkrijke bodems, bronnen en een hoge bodemvochtigheid lijken de belangrijkste biotoopeisen te zijn. Een ander belangrijk aspect van dit schaduwrijke biotoop is de aanwezigheid van koele, vochtige schuilplaatsen. |
|
AMVB |
Vissen |
beekprik |
Lampetra planeri |
Beekprik is een typische bewoner van (kleine) beken en sprengen met een afwisseling van snelstromende trajecten met substraat in de vorm van grof zand en grind waar de adulte dieren zich voortplanten en luwe traag stromende delen met slib en detritus waar de larven opgroeien. |
|
AMVB |
Vissen |
bittervoorn |
Rhodeus cericeus |
Bittervoorn is te vinden in de wat bredere sloten, weteringen en vaarten, daarnaast ook in laagdynamische vegetatierijke uiterwaardplassen. In vegetatierijke beken op de hogere zandgronden komt bittervoorn minder algemeen voor. |
|
AMVB |
Vissen |
elrits |
Phoxinus phoxinus |
Elrits komt voor in vrij snel stromende beken met een grindbodem. |
|
AMVB |
Vissen |
gestippelde alver |
Alburnoides bipunctatus |
Gestippelde alver leeft in heldere, vrij koele, sterk stromende en zuurstofrijke wateren. |
|
AMVB |
Vissen |
grote modderkruiper |
Misgurnus fossilis |
Grote modderkruiper kan worden aangetroffen in stilstaande of langzaam stromende wateren, zoals sloten, vennen, plassen en afgesneden meanders van rivieren en beken. Grote modderkruiper komt hier voor op vegetatierijke plaatsen met een goed ontwikkelde modderbodem. Vaak oudere cultuurlandschappen waar weinig aan waterbeheer is gedaan. |
www.ravon.nl; soortenstandaard |
AMVB |
Vissen |
rivierprik |
Lampetra fluviatilis |
Voornamelijk in rivieren zoals de Drentse Aa, Swalm, Roer en Grensmaas. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
bruin dikkopje |
Erynnis tages |
Het bruin dikkopje kan zowel in droge als vochtige graslanden leven, als de vegetatie maar laag en open is. Voorbeelden zijn open schrale kruidenrijke graslanden in heiden of nabij bossen op zand- en kalkgrond. Tegenwoordig is de soort beperkt tot droog en schraal kalkgrasland op zuidhellingen, met een lage, kruidenrijke vegetatie en hier en daar met een kale bodem. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
dwergblauwtje |
Cupido minimus |
Dwergblauwtjes komen voor in structuurrijke, droge graslanden op kalkrijke gronden. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
dwergdikkopje |
Thymelicus acteon |
Dwergdikkopjes leven in droge en warme (kalk-)graslanden en dan met name de ruige gedeelten met grote pollen gevinde kortsteel. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
groot geaderd witje |
Aporia crataegi |
Groot geaderd witje komt vooral voor in open bossen, bosranden, bosweiden, hoogstamboomgaarden en sleedoornstruwelen langs hooi- en weilanden. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
grote ijsvogelvlinder |
Limenitis populi |
Grote ijsvogelvinder is gebonden aan open, matig vochtige loof- en gemengde bossen met ratelpopulieren. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
heideblauwtje |
Plebejus argus |
Heideblauwtje komt voor in zowel droge als natte heidevelden; vaak op de overgang van droge naar natte heide. De heide is doorgaans vrij open tot zeer open en structuurrijk met hier en daar kale grond. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
iepenpage |
Strymonidia w-album |
Iepenpages zijn gebonden aan iepen in (vochtige) bossen, bosranden, parken en grotere tuinen. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
kalkgraslanddikkopje |
Spialia sertorius |
Kalkgraslanddikopje komt voor in droge, schrale graslanden en kalkgraslanden. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
keizersmantel |
Argynnis paphia |
Keizersmantel leeft in bosranden, kapvlakten en brede bospaden met kruidenrijke zomen, waar een hoge dichtheid viooltjes aanwezig is en een bloemrijke ruigte met geschikte nectarplanten. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
klaverblauwtje |
Cyaniris semiargus |
Droge, matig schrale graslanden, zoals kalkgraslanden, schralere hooilanden, brede kruidenrijke schrale wegbermen en zonnig gelegen, vrij vochtige en kruidenrijke, extensief begraasde weilanden. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
purperstreepparelmoervlinder |
Brenthis ino |
Natte tot vochtige, matig voedselrijke ruigten en beekdalgraslanden, vaak met enige beschutting van bos of struweel. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
rode vuurvlinder |
Palaeochrysophanus hippothoe |
Schrale tot matig voedselrijke, vochtige of natte graslanden. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
rouwmantel |
Nymphalis antiopa |
Gevarieerde, open bossen met wilgen op vochtige, zonnige plaatsen; waardplanten zijn diverse soorten wilg, waaronder vooral boswilg, grauwe wilg en geoorde wilg; in mindere mate ook berk, ratelpopulier en prunus. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
tweekleurig hooibeestje |
Coenonympha arcania |
Warme droge schrale open graslanden op zonnige beschutte plaatsen. Waardplanten zijn diverse grassoorten, waaronder vooral schapengras; ook beemdgras, struisgras en parelgras. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
veenbesparelmoervlinder |
Bolaria aquilonais |
Oevers van vennen met hoogveenontwikkeling en hoogveentjes omgeven door bos. Waardplanten zijn kleine veenbes en soms lavendelhei. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
veenhooibeestje |
Coenonympha tullia |
Voedselarme plaatsen in moerassen, veengebieden, natte heiden en verveende randen langs heidevennen. Waardplanten is Eenarig wollegras; buiten Nederland ook grassen zoals pijpenstrootje. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
veldparelmoervlinder |
Melitaea cinxia |
Kruidenrijke, droge en schrale graslanden met een open, korte, vrij rommelige mozaïekstructuur. Waardplant is vooral smalle weegbree. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
woudparelmoervlinder |
Melitaea diamina |
Vochtige ruigten op open plaatsen in een luwe omgeving, zoals ruige randen van vochtige hooi- of weilanden en natte, ruige graslandjes in beekbegeleidende bossen. Waardplanten zijn echte valeriaan en kleine valeriaan. Uitgestorven in Nederland. |
|
AMVB |
Dagvlinders |
zilvervlek |
Clossiana euphrosyne |
Bosranden en open plekken in bossen, zoals kapvlakten en bosweiden, brede bospaden en beschutte graslanden. Waardplanten zijn diverse soorten viooltje, met name hondsviooltje en bleek- en donkersporig bosviooltje. |
|
AMVB |
Vaatplanten |
groot zeegras |
Zostera marina |
Water: ondiepten in de Waddenzee en de zeearmen in Zeeland, bij eb niet droogvallende plaatsen, bodems van diepe kwelderkreken en soms in binnendijkse plassen. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
baardvleermuis |
Myotis mystacinus |
De baardvleermuis is in Nederland een soort van het kleinschalige agrarische cultuurlandschap en van bosgebieden. Als winterverblijf zijn vooral kalksteengroeven, bunkers, forten, vestingwerken, oude steenfabrieken, ijskelders en (kasteel)kelders bekend. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
bechstein’s vleermuis |
Myotis bechsteinii |
Oud vochtig structuurrijk loof-, naald- en gemengd bos, maar vooral hele oude ontwikkelde beuken en eikenbossen, met een hoog aanbod aan bomen met holten en spleten. Kleinschalige landschapsstructuur met verspreid staande oude bomen (coulissen landschap en parken/landgoederen). |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
bever |
Castor fiber |
Bevers komen voor in het overgangsgebied tussen land en water zoals moerassen, langs beken, vaarten, rivieren en meren; bij voorkeur omzoomd door broekbossen met bomen als wilg en es. De aanwezigheid van bossen/bomen op de oevers is een vereiste. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
bosvleermuis |
Nyctalus leisleri |
De bosvleermuis is een soort van bossen en het kleinschalige agrarische cultuurlandschap. De bosvleermuis bezet in het najaar een territorium door vanuit een vaste verblijfplaats in een boomholte of kast te roepen. Als winterverblijf zijn voor de bosvleermuis vooral boomholtes, maar ook zolders en andere plekken in gebouwen worden gebruikt. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
brandt’s vleermuis |
Myotis brandtii |
De Brandt’s vleermuis is een soort van kleinschalige agrarische cultuurlandschappen en bosgebieden. Verblijfplaatsen van Brandt’s vleermuizen worden vooral in gebouwen gevonden, op zolders, achter houtwerk en in spouwmuren. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
bruinvis |
Phocoena phocoena |
De bruinvis leeft voornamelijk in zout water maar kan ook in brak water worden aangetroffen. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
euraziatische lynx |
Lynx lynx |
De lynx komt (in het buitenland) voornamelijk voor in grote aaneengesloten bosgebieden van afwisselende samenstelling. Hij heeft een voorkeur voor volwassen, dichtbegroeide naaldwouden en gemengde bossen, met veel bomen en een dichte ondergroei. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
franjestaart |
Myotis nattereri |
De franjestaart is een soort van half open tot zeer dicht bos en kleinschalig, gesloten landschap. Ze wordt vaak in of bij relatief waterrijk, vochtig (loof)bos gevonden. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
gewone dolfijn |
Delphinus delphis |
Noordzee |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
gewone dwergvleermuis |
Pipistrellus pipistrellus |
Gedurende het hele jaar worden vooral gebouwen als verblijfplaats gebruikt. Ze leeft in gesloten tot half open landschap, in kleinschalig agrarisch landschap, in dorpen en steden, parken en tuinen. |
soortenstandaard |
Bijl IV |
Zoogdieren |
gewone grootoorvleermuis |
Plecotus auritus |
Ze worden zowel op zolders, achter betimmeringen, daklijsten en vensterluiken, in spouwmuren, onder dakpannen, als in holten en spleten in bomen en in vleermuiskasten gevonden. Ze jagen op beschutte plekken in bos en kleinschalig parkachtig landschap, boven bospaden, lanen en open plekken, langs bosranden en laag boven (bloeiende) kruidenvegetaties of langs en door de kroon van (bloeiende) bomen. Als winterverblijf worden grotten, kalksteengroeven, oude steenfabrieken, bunkers, forten, vestingwerken, ijskelders en (kasteel)kelders gebruikt. Overwinterende gewone grootoorvleermuizen zijn echter ook op zolders en in kerktorens, en een enkele keer in boomholtes gevonden. |
soortenstandaard |
Bijl IV |
Zoogdieren |
grijze grootoorvleermuis |
Plecotus austriacus |
De grijze grootoorvleermuis lijkt sterk aan menselijke nederzettingen gebonden. De grijze grootoorvleermuis is een duidelijk warmteminnende soort en kiest relatief warme zolders (vaak gedekt met leisteen) als zomerverblijfplaats. Als winterverblijf is het ondergrondse type bekend, zoals grotten, kalksteengroeven, oude steenfabrieken, bunkers, vestingwerken, ijskelders en (kasteel)kelders. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
grote hoefijzerneus |
Rhinolophus ferrumequinum |
De grote hoefijzerneus jaagt in allerlei halfopen structuurrijke landschappen. Grote hoefijzerneuzen hangen in grote groepen vrij aan het plafond op warmere vaak leisteengedekte (kerk)zolders. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
hamster |
Cricetus cricetus |
De hamster is gebonden aan een open, agrarisch landschap op leem- of lössgrond, nodig voor een stevige grond om burchten in te bouwen, met een lage grondwaterstand (lager dan 80 cm onder het maaiveld). De hamster leeft met name in graanakkers of percelen met luzerne. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
hazelmuis |
Muscardinus avellanarius |
De hazelmuis komt vooral in heuvellandschappen en gebergten voor. Hij wordt vooral aangetroffen in en nabij loofbossen, en heeft hierbij een voorkeur voor dichte struweelbegroeiingen van bramen, hazelaar, adelaarsvaren en kamperfoelie op de overgang van structuurrijk bos naar grasland. Maar ook in grote tuinen, hagen, houtwallen en jonge bosaanplant komt de hazelmuis voor. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
ingekorven vleermuis |
Myotis emarginatus |
Ingekorven vleermuizen maken gebruik van bomenlanen, bossen en stallen in een cirkel met een straal van 8 kilometer rond de kolonies. Stallen zijn erg belangrijk voor ingekorven vleermuizen. De twee bekende grote kraamgroepen in Nederland bevinden zich in een abdij en in een voormalig klooster in Limburg. De ingekorven vleermuis brengt in Nederland de winterperiode door in mergelgroeven. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
kleine dwergvleermuis |
Pipistrellus pygmaeus |
De kleine dwergvleermuis is een soort van gesloten tot half open landschap. De kleine dwergvleermuis gebruikt gedurende het hele jaar vooral gebouwen als verblijfplaats. Er zijn in het buitenland echter ook verblijfplaatsen in bomen gevonden. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
kleine hoefijzerneus |
Rhinolophus hipposideros |
De kleine hoefijzerneus jaagt in allerlei halfopen structuurrijke landschappen. Kleine hoefijzerneuzen hangen in grote groepen vrij aan het plafond op warmere vaak leisteengedekte (kerk)zolders of, in warmere streken, in onderaardse ruimtes (gebouwen of grotten). |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
laatvlieger |
Eptesicus serotinus |
De laatvlieger is een gebouwbewonende soort die overal in Nederland wordt aangetroffen, vooral in relatief open gebied. Het is een typische soort van het agrarische landschap en de rand van bebouwingskernen. Verblijfplaatsen van de (kraam)groepen zijn vooral bekend in en op gebouwen: in spouwmuren, achter betimmeringen en daklijsten, onder pannen, op zolders. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
meervleermuis |
Myotis dasycneme |
Kraamkolonies van de soort bevinden zich in diverse typen gebouwen (kerken, boerderijen, woonhuizen), steevast in de nabijheid van waterrijke gebieden. De belangrijkste overwinteringsplaatsen in Nederland liggen in de mergelgroeves van Zuid-Limburg en in bunkers in het Hollandse duingebied en bij Arnhem. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
mopsvleermuis |
Barbastella barbastellus |
De mopsvleermuis is een zeer zeldzame soort van oude, structuurrijke loof- en naaldbossen, rivierdalen en landschappen met veel lijnvormige elementen. Mopsvleermuizen maken gebruik van kleine, nauwe spleten aan bomen of gebouwen als verblijfplaats. Als winterverblijf in Nederland zijn ondergrondse kalksteengroeven en ruïnes bekend. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
nathusius’ dwergvleermuis = ruige dwergvleermuis |
Pipistrellus nathusii |
De ruige dwergvleermuis is een soort van half open, waterrijke landschappen met zowel vochtige loofbossen als coniferenbossen. Nabijheid van water is essentieel. De soort komt het hele jaar ook voor in de stedelijke omgeving en zit daarbij zowel in gebouwen (zoals bebouwing uit de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw) als in oude bomen met holten. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
noordse woelmuis |
Microtus oeconomus |
De noordse woelmuis leeft in rietlanden, oeverlanden van meren, langs beken en rivieren, en in drassige, extensief gebruikte hooi- en weilanden. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
otter |
Lutra lutra |
Otters leven in de oeverzone van allerlei wateren. Otters hebben een sterke voorkeur voor ruig begroeide en bosachtige oeverzones. Bij dichtvriezen van wateren zoeken ze stromende beken, rivieren, open kwelwater, windwakken, spuiwakken bij gemalen. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
rosse vleermuis |
Nyctalus noctula |
Rosse vleermuizen zijn typische bewoners van oude bomen, maar tegelijkertijd zijn ze gebonden aan open, waterrijk landschap. Zowel solitaire mannetjes, groepen vrouwtjes met jongen als dieren in winterslaap gebruiken boomholten als onderkomen. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
tuimelaar |
Tursiops truncatus |
Zee. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
tweekleurige vleermuis |
Vespertilio murinus |
De tweekleurige vleermuis is een soort van het open waterrijke laagland. Het is een typische gebouwbewoner, die vanuit haar verblijfplaats hoog (> 50 m) boven meren, rivieren en moerras jaagt. Bij de uit Nederland bekende verblijfplaatsen gaat het in beide gevallen om een woonhuis. In het buitenland wordt de soort vooral gevonden in gebouwen, onder daklijsten en op zolders, in vleermuiskasten, maar ook in bomen. Uitgestorven in 1986. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
vale vleermuis |
Myotis myotis |
De vale vleermuis houdt zich ‘s zomers vooral op in bossen en parkachtige landschappen, het meest in oude loofbossen zonder veel ondergroei, zoals beukenbossen. Het is een bewoner van ruime, warme, hoge zolders bijvoorbeeld van kerken, kloosters, kastelen, scholen en oude woonhuizen. Ze overwinteren meestal op relatief warme plaatsen in groeven, grotten en kelders. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
watervleermuis |
Myotis daubentonii |
De watervleermuis is een boombewonende soort van half open tot gesloten, waterrijk en bosrijk landschap. De (kraam)groepen in de zomer zijn vooral bekend van spleten en gaten in holle bomen, maar worden soms ook op kerkzolders, in vleermuiskasten, bunkers en oude forten gevonden. Als winterverblijf gebruiken ze voornamelijk ondergrondse objecten, zoals grotten, kalksteengroeven, oude steenfabrieken, bunkers, forten, vestingwerken, ijskelders en (kasteel)kelders. Daarnaast worden ook overwinterende dieren gevonden in overkluizingen en oude rioolsystemen, kerktorens en in boomholten. |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
wilde kat |
Felis silvestris |
Wilde katten hebben grote activiteitsgebieden, meestal tussen de 60 en 350 hectare. De wilde kat komt in West- en Midden-Europa vooral voor in afgelegen gebieden met uitgestrekte, afwisselende en droge, oude eiken-, beuken- of gemengde loofbossen. De hoogste dichtheden worden bereikt in oude bossen met veel structuur, in de vorm van omgevallen bomen, holle bomen, rotsspleten en dassenburchten. Hij is een frequente bezoeker van omliggend grasland en van zonnige kapvlaktes |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
witflankdolfijn |
Lagenorhynchus acutus |
Noordzee |
|
Bijl IV |
Zoogdieren |
witsnuitdolfijn |
Lagenorhynchus albirostris |
Noordzee |
|
wolf |
cultuurlandschappen bieden voldoende variatie, vaak met bosranden die dekking bieden en een overdaad aan reeën. |
||||
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
boomkikker |
Hyla arborea |
De boomkikker is op het land vaak te vinden in of in de buurt van braamstruwelen. Als waterhabitats maken boomkikkers vooral gebruik van poelen en daarop lijkende kleine geïsoleerde wateren zoals vijvers, grachten en moerassen. Ook uit vennen en sloten zijn waarnemingen bekend. De boomkikker mijdt de stedelijke omgeving. |
|
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
geelbuikvuurpad |
Bombina variegata |
De geelbuikvuurpad leeft in zeer dynamische biotopen, waar continu nieuwe natte plekken ontstaan, zoals overstromingsvlakten van rivieren. Deze tijdelijke ondiepe wateren vormen het natuurlijke voortplantingsbiotoop van de geelbuikvuurpad. Voortplantingsbiotopen zijn ookt te vinden in met water gevulde karrensporen, kaalgevreten veedrinkpoelen en natte plekken in weilanden. |
|
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
gladde slang |
Coronella austriacus |
In Nederland het meest in hoogveven en heiden te vinden. Daarnaast komt de soort voor langs infrastructuur (weg- en spoorbermen). Soms worden ook ruderaal terrein (met name spoorwegemplacementen), bosranden/struweel en struweel gemeld. Er zijn sporadische waarnemingen bekend van stad en dorp, agrarisch gebied en van halfnatuurlijke graslanden. Een verspreide begroeiing van bomen en struiken kan in het leefgebied aanwezig zijn, maar massale bosopslag wordt niet verdragen. De bodemvegetatie bestaat meestal uit structuurrijke, oude heide, maar vergraste terreindelen zijn ook zeer in trek. Dikke, vervilte vegetaties van bochtige smele en pijpenstrootje vormen een geschikt leefgebied. De overwinteringsplaatsen zijn relatief hoog en droog gelegen en worden vaak door opslag beschermd tegen te extreme weersinvloeden. |
|
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
heikikker |
Rana arvalis |
Heikikkers komen vooral voor in vochtige heidegebieden waar sprake is van veenvorming, en in hoog- en laagveengebieden. Ook in de rest van zijn verspreidingsgebied is vocht en veenvorming een belangrijk element van zijn biotoop. Maar hij wordt ook wel aangetroffen in vochtige schraalgraslanden, duinvalleien, bosranden, langs meren en rivieren en in komkleigebieden. De aanwezigheid van laag struweel en hoge kruidige gewassen is hier van belang. Het voortplantingsbiotoop bestaat uit ondiepe stilstaande wateren met oevervegetatie. |
|
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
kamsalamander |
Triturus cristatus |
Kamasalamanders leven in kleinschalige landschappen met bospercelen, heggen en struwelen. Het voortplantingsbiotoop bestaat voornamelijk uit matig voedselrijke tot voedselrijke, stilstaande wateren met een goed ontwikkelde onderwatervegetatie. Veel vindplaatsen zijn beek- of rivierbegeleidend. |
|
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
knoflookpad |
Pelobates fuscus |
Knoflookpadden hebben een voorkeur voor agrarisch gebied, ruderaal terrein (volkstuinen etc.) en halfnatuurlijke graslanden. De soort wordt relatief veel aangetroffen in rivierbegeleidende wateren (kolken, oude meanders) en in de wat voedselrijkere vennen, vaak gelegen op de overgang van heide naar cultuurlandschap. |
|
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
muurhagedis |
Podarcis muralis |
Muurhagedissen komen voor op warme, stenige plekken, zoals rotswanden en stadsmuren. Ook op spoortrajecten. |
|
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
poelkikker |
Rana lessonae |
Poelkikker is een zon- en warmteminnende soort met een voorkeur voor onbeschaduwde wateren. De oeverzone moet bij voorkeur goed begroeid zijn. En het water is vaak vrij omvangrijk of maakt deel uit van een groter complex van wateren. De poelkikker is een kritische soort, die houdt van voedselarm, schoon water. Poelkikkers overwinteren meestal op het land en niet in het water. |
|
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
rugstreeppad |
Bufo calamita |
De rugstreeppad is een bewoner van zandige terreinen met een betrekkelijk hoge dynamiek, zoals de duinen, de uiterwaarden van de grote rivieren, opgespoten terreinen, heidevelden en akkers. Maar hij wordt ook op klei- en veengronden aangetroffen. Voor de voortplanting is de rugstreeppad afhankelijk van ondiepe wateren, die vrij snel opwarmen. Vaak wordt gebruik gemaakt van tijdelijke poeltjes en plassen, maar ook slootjes en vennen kunnen geschikt zijn. |
|
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
vroedmeesterpad |
Alytes obstetricans |
De vroedmeesterpad wordt aangetroffen op ruderale plaatsen (groeven, oude bebouwing en kerkhoven) en in hellingbossen en graften. De soort wordt in zekere zin gezien als een cultuurvolger. Een stenige structuur van de bodem is de belangrijkste bepalende factor voor vestiging. |
|
Bijl IV |
Reptielen en amfibieën |
zandhagedis |
Lacerta agilis |
In Nederland is het voorkomen van de zandhagedis sterk gebonden aan duin- en heidegebieden. Daarnaast komt de soort voor langs infrastructuur (weg- en spoorbermen) en op ruderaal terrein (vooral spoorwegemplacementen). Sporadisch worden ook bosranden en struweel gemeld. De optimale habitat is een mozaïek van rijk gestructureerde dwergstruikvegetatie, afgewisseld met hogere grassen, ‘kale’ grond en plekken met open zand. De structuurdiversiteit is daarbij belangrijk. |
|
Bijl IV |
Dagvlinders |
donker pimpernelblauwtje |
Maculinea nausithous |
Ruige begroeiingen van vochtige, matig voedselrijke graslanden die in beheer zijn als hooiland en een tot twee keer per jaar worden gemaaid. Zulke plaatsen zijn te vinden in beekdalen, nabij moerassen, in vochtige graslanden en langs wegbermen. |
|
Bijl IV |
Dagvlinders |
grote vuurvlinder |
Lycaena dispar |
Laagveenmoeras; het is noodzakelijk dat een grote oppervlakte moerasgebied aanwezig is met een mozaiek van ijl veenmosrietland, rietland en hooiland. Waardplant is waterzuring. |
|
Bijl IV |
Dagvlinders |
pimpernelblauwtje |
Maculinea teleius |
Vochtige, vrij voedselarme hooilanden waarin de waardplant grote pimpernel groeit en de waardmieren leven. Vaak zijn dit enigszins moerassige graslanden in beekdalen of bij meren. |
|
Bijl IV |
Dagvlinders |
tijmblauwtje |
Maculinea arion |
Droge, zonnige en warme graslanden, meestal op zuidhellingen. Waardplant is grote tijm op kalkrijke grond en kleine tijm op zandgrond. |
|
Bijl IV |
Dagvlinders |
zilverstreephooibeestje |
Coenonympha hero |
Open plekken en bosweiden in vochtige bossen: grazige ruigten en ruige graslanden langs waterloopjes in bossen of nabij bosranden. Waardplanten zijn diverse gras- en soms zeggensoorten, waaronder smele, zwenkgras, hondstarwegras en struisriet. |
|
Bijl IV |
Libellen |
bronslibel |
Oxygastra curtisii |
Traag stromende (delen van) beken en rivieren, meestal met bomen en struiken op de oever. |
|
Bijl IV |
Libellen |
gaffellibel |
Ophiogomphus cecilia |
Rivieren en grotere beken. De gaffellibel komt voor in rivieren en grote beken met een bodemsubstraat van bij voorkeur kiezels of grof zand. Vaak staan er bomen en struiken op de oevers, maar een deel van de oever moet onbegroeid zijn. De wateren zijn minimaal enkele meters breed en niet of nauwelijks begroeid. |
|
Bijl IV |
Libellen |
gevlekte witsnuitlibel |
Leucorrhinia pectoralis |
Laagveenmoerassen en vegetatierijke vennen en duinplassen. De meeste gevlekte witsnuitlibellen zijn te vinden bij verlandingszones van laagveenmoerassen. Daarnaast kunnen ze voorkomen in bosplassen en verlandingszones van hoogveen- en heidevennen op de hoge zandgronden en randzones van hoogveen. In de duinen is de soort gevonden bij verlandingsvegetaties met een laagveenkarakter. Deze biotooptypen hebben met elkaar gemeen dat het water helder, ondiep (één meter of minder), matig voedselrijk en beschut gelegen is. |
|
Bijl IV |
Libellen |
groene glazenmaker |
Aeshna viridis |
Stilstaande wateren met dichte krabbenscheervelden: plassen, sloten en petgaten in laagveengebieden en sloten in veenweidegebieden. Omgeving Waalwijk en Langstraat aangewezen als potentieel leefgebied. |
|
Bijl IV |
Libellen |
noordse winterjuffer |
Sympecma paedisca |
Voortplantingshabitat is te vinden in petgaten en sloten in laagveenmoerassen, meestal met lisdodde en riet. Daarnaast ook bij plassen met brede rietkraag of andere laagveenachtige vegetatie. Beschutte plaatsen in heidevelden, velden van pijpenstrootje, halfopen (moeras)bossen met ondergroei van pijpenstrootje vormen de overwinteringshabitat. |
|
Bijl IV |
Libellen |
oostelijke witsnuitlibel |
Leucorrhinia albifrons |
De oostelijke witsnuitlibel is een karakteristieke libel van zwakgebufferde, vaak wat venige wateren op een voedselarme bodem. Dit zijn overwegend vennen, randzones van hoogveen, matig voedselarme moerassen en plasjes in grindgroeves. De wateren waarin de soort zich voortplant, hebben doorgaans een uitgebreide verlandingsvegetatie met verschillende soorten zeggen. |
|
Bijl IV |
Libellen |
rivierrombout |
Stylurus flavipes |
De rivierrombout is een uitgesproken bewoner van grote rivieren. Hij komt vooral voor in delen van de rivier met een zandbodem of zandig tot slibrijke waterbodem. |
|
Bijl IV |
Libellen |
sierlijke witsnuitlibel |
Leucorrhinia caudalis |
De sierlijke witsnuitlibel wordt vooral aangetroffen in matig voedselarme tot vrij voedselrijke plassen en meren met een gevarieerde waterplantenbegroeiing. De oever is op zijn minst deels beschut door bos of bomen, ook wel door brede rietkragen. Het gaat hierbij om oude rivierarmen, visvijvers, voormalige afgravingen en vennen. |
|
Bijl IV |
Vissen |
houting |
Conegonus oxyrrhynchus |
De houting komt voor in stromende rivieren en kustwateren. Volwassen vissen trekken in scholen in het najaar de rivieren op een paaien in de herfst en wintermaanden niet al te ver landinwaarts. |
|
Bijl IV |
Vissen |
steur |
Acipenser sturio |
Paaiplaatsen van de steur liggen in de benedenloop van een rivier vanaf het punt waar geen invloed meer merkbaar is van het zoute water. Voor een geslaagde intrek is directe toegang tot de rivier en een geleidelijke overgang van zout naar zoet water vereist. Luwteplaatsen met ondiep water met een rijke schakering aan bodembewonende organismen die als voedsel kunnen dien voor larven en juvenielen van de steur zijn noodzakelijk, bijvoorbeeld nevengeulen in de uiterwaard, die vanaf de hoofdstoom bereikbaar zijn. |
|
Bijl IV |
Vaatplanten |
drijvende waterweegbree |
Luronium natans |
De drijvende waterweegbree groeit in uiteenlopende stilstaande of zwak stromende wateren, zoals heide- en veenplassen, duinplassen, meren, afgesloten rivierarmen, laaglandbeken, kanalen, sloten, watervoerende greppels en vijvers. Het best gedijt plant in water dat helder, fosfaatarm, kalkarm en voedselarm of matig voedselrijk is; plaatselijk bevat het water veel ijzer. |
|
Bijl IV |
Vaatplanten |
groenknolorchis |
Liparis loeselii |
De groenknolorchis groeit op zonnige, natte plaatsen, die voorkomen in sterk basisch milieu. Zij komt voor in pionierstadia van kalkrijke valleien in het duingebied, waar de basenrijkdom het gevolg is van restinvloed van zeewater. Bovendien in jonge, niet verzuurde trilvenen en veenmosrietlanden in het laagveengebied. Vroeger ook in beekdalen en kalkrijke moerassen in het binnenland met basenrijke kwel. |
|
Bijl IV |
Vaatplanten |
kruipend moerasscherm |
Apium repens |
Waterkanten (open plekken aan oevers van beken, zoete kreken en ondiepe poelen en en in en langs sloten aan de rand van veengebieden), zeeduinen (langs drinkpoelen, in binnenduinweiland en duinvalleien), grasland (extensief begraasde weiland en oud grasland), ijsbanen en uiterwaarden (langs beken en kleine rivieren). De plant groeit in weilanden die niet of nauwelijks bemest worden en die 's winters ondiep onder water staan en ‘s zomers slechts oppervlakkig uitdrogen. |
|
Bijl IV |
Vaatplanten |
zomerschroeforchis |
Spiranthes aestivalis |
Heide (moerassige tot vochtige plaatsen) en grasland (heischraal grasland, blauwgrasland en beekdalgrasland). Elders ook in zeeduinen (duinvalleien). |
|
Bijl IV |
Kevers |
brede geelrandwaterroofkever |
Dytiscus latissimus |
De brede geelrandwaterroofkever is een bewoner van grote, stilstaande wateren, in het bijzonder meren, vennen, grind- en bruinkoolgroeven, en (vis)vijvers. |
|
Bijl IV |
Kevers |
gestreepte waterroofkever |
Graphoderus bilineatus |
De gestreepte waterroofkever komt vooral voor in het binnenland in onvervuild, voedselarm tot matig voedselrijk water van meer dan 50 cm diepte met een goede waterkwaliteit. Het kunnen zowel smalle (2,5 meter) als brede (25 meter) sloten of petgaten zijn. Het water is helder en bevat weinig fytoplankton (microscopische algen). Vegetatie is meestal spaarzaam aanwezig. |
|
Bijl IV |
Kevers |
heldenbok |
Cerambyx cerdo |
De heldenbok komt voor bij oude maar nog levende eiken. Het gaat hierbij meestal om kwijnende deels beschadigde bomen die alleen staan en door de zon beschenen worden. De larven van de heldenbok leven in stammen van eikenbomen. Een populatie van de heldenboktor kan zich alleen langdurig handhaven op plekken waar meerdere oude, deels of geheel vrijstaande eiken aanwezig zijn. Hoewel de soort kan vliegen is de soort erg plaatstrouw waardoor nieuwe biotopen niet snel gekoloniseerd worden. |
|
Bijl IV |
Kevers |
juchtleerkever |
Osmoderma eremita |
De larven van de juchtleerkever leven in molm van dikke, holle loofbomen waarbij bomen met een open of halfopen standplaats geprefereerd worden. Het gaat dan ook vaak om bomen in houtwallen of bosranden. Soms worden afgebroken stammen gebruikt. |
|
vermiljoenkever |
De larven van de vermiljoenkever leven van afbrekend hout achter schors, maar ze voeden zich waarschijnlijk ook met andere houtbewonende insecten. |
||||
Bijl IV |
Tweekleppigen |
bataafse stroommossel |
Unio crassus |
De Bataafse stroommossel prefereert gestructureerde grofzandige sedimenten en is daardoor grotendeels gebonden aan stromende wateren zoals rivieren, beken of wateren die in verbinding staan met de rivier. |
|
platte schijfhoren |
Stilstaand water. De soort heeft een voorkeur voor veenbodems en lijkt in het veenweidegebied weinig kritisch. Buiten het veenweidegebied komt de soort alleen voor in sloten met een goede waterkwaliteit en een goed ontwikkelde watervegetatie. |
soortprotocol Stowa |
|||
nest1 |
vogels |
steenuil |
Steenuilen leven in diverse halfopen landschappen. Favoriet zijn extensief gebruikte graslanden en andere kleinschalige agrarische gebieden. De aanwezigheid van heggen, houtwallen en (knot)bomenrijen is van groot belang. Gebroed wordt in holen; in Nederland vaak in knotwilgen, steenuilkasten en boerenschuren. |
www.vogelbescherming.nl; soortenstandaard |
|
nest2 |
vogels |
gierzwaluw |
Stedelijk gebied. De huizen, kantoorgebouwen, hotels, kerken en andere bouwsels van de mens zijn voor de gierzwaluw net een rotslandschap vol met holtes. Sommige van die holtes zijn prima geschikt om in te broeden: vaak zijn het de kieren tussen dakpannen en de tengels (panlatten) waarop deze rusten, bovenop hoge gebouwen. Ook spouwmuur-isolatiegaten en andere holtes voldoen vaak als broedplaats voor de gierzwaluw. |
www.vogelbescherming.nl; soortenstandaard |
|
nest2 |
vogels |
roek |
Akkers, bos, weiden (kleinschalig), weilanden (uitgestrekt). Broeden graag in vrijstaande opgaande groepen bomen, vooral populieren. Koloniebroeder. |
www.vogelbescherming.nl; soortenstandaard |
|
nest3 |
vogels |
grote gele kwikstaart |
Heldere, vaak snelstromende en ondiepe beken met stenige (delen van de) oevers en de oevers van meren. Overwintert in Nederland soms ook op platte daken in steden. |
||
nest3 |
vogels |
kerkuil |
Veel voorkomende broedplaatsen zijn boerenschuren, kerktorens en andere bouwwerken, een enkele keer ook holle bomen. |
www.vogelbescherming.nl; soortenstandaard |
|
nest3 |
vogels |
oehoe |
Uitgestrekte, gevarieerde bossen met veel reliëf in het terrein (steile rotshellingen, heuvels en dalen). Gebroed wordt zowel in bomen als op richels en in spleten in rotswanden. Groot territorium |
||
nest3 |
vogels |
ooievaar |
Landelijke bebouwing (broedlocaties) afgewisseld met graslanden, oevers, hooilanden (kleinschalig) om te foerageren. |
||
nest3 |
vogels |
slechtvalk |
Open landschappen om op vogels te jagen en hoge bouwwerken om in te broeden (nestkasten). |
||
nest4 |
vogels |
boomvalk |
Open gebieden (hoogveen, moerassen, plassen) met veel variatie en een ruime hoeveelheid prooidieren, omgeven door bos of bosjes. |
||
nest4 |
vogels |
buizerd |
Akkers, bos, cultuurlandschappen, graslanden, heide, hoogveen, platteland, weiden (kleinschalig), weilanden (uitgestrekt). |
www.vogelbescherming.nl; soortenstandaard |
|
nest4 |
vogels |
havik |
bos, heide, hoogveen |
||
nest4 |
vogels |
ransuil |
Bos, buitengebied, cultuurlandschappen, platteland. Open gebieden met voldoende landschapselementen als bosjes, houtwallen en dichte hagen |
||
nest4 |
vogels |
sperwer |
Bos, hoogveen, park en tuin, stedelijk gebied |
||
nest4 |
vogels |
wespendief |
Bos, heide, hoogveen. Vaak oude, gemengde bossen |
||
nest4 |
vogels |
zwarte wouw |
Akkers, bos, moeras, rivieren |
||
nest5 |
vogels |
blauwe reiger |
Beken en meren, intergetijdenzone, kust, moeras, oevers, plassen, rivieren, stedelijk gebied |
||
nest5 |
vogels |
boerenzwaluw |
broedt in open schuren en onder brede dakoverstekken, onder bruggen en incidenteel ook op andere beschutte plaatsen. Ook komt de boerenzwaluw veel voor in de omgeving van water, waar de zwaluwen rakelings overheen scheren om muggen te verzamelen |
||
nest5 |
vogels |
bonte vliegenvanger |
vooral aangetroffen in loof- en gemengde bossen, met open plekken en een gevarieerde structuur. |
||
nest5 |
vogels |
boomklever |
Soortenrijke bossen met loofbomen, het liefst oude eiken, en enkele open plekken zijn uitstekend geschikt voor de boomklever. De soort is gebonden aan het voorkomen van spechten, welke de broedholten uithakken waarvan de boomklever gebruik maakt |
||
nest5 |
vogels |
boomkruiper |
Bos, park en tuin |
||
nest5 |
vogels |
bosuil |
Loofbossen vormen de belangrijkste biotoop, maar bosuilen zoeken ook regelmatig het landelijk gebied op, mits er voldoende bosjes met enkele oude bomen aanwezig zijn. Die bomen worden gebruikt als uitkijkpost |
||
nest5 |
vogels |
brilduiker |
In Nederland heeft de brilduiker zich vooral gevestigd op landgoederen met grote vijverpartijen en weelderige bossen |
||
nest5 |
vogels |
draaihals |
Bos, hoogveen. Nest in vermolmde loofbomen |
||
nest5 |
vogels |
eidereend |
Intergetijdenzone, wad, zee |
||
nest5 |
vogels |
ekster |
Akkers, bos, stedelijk gebied, weiden (kleinschalig), weilanden (uitgestrekt) |
||
nest5 |
vogels |
gekraagde roodstaart |
Gevarieerde, oude gemengde bossen met open plekken (heidevelden, schraalgraslanden of andere open gebieden) met een ruim aanbod van spechtengaten in de bomen. |
||
nest5 |
vogels |
glanskop |
in loofbossen van minimaal 4 hectare, struweel, groepen verspreid staande bomen, boomgaarden, tuinen en dichte heggen. De nestholte wordt gemaakt in rottend hout, maar zeer af ten toe maakt de glanskop van nestkasten gebruik |
||
nest5 |
vogels |
grauwe vliegenvanger |
Open loof- en gemengde bossen, bosranden met struwelen en parkachtige gebieden |
||
nest5 |
vogels |
groene specht |
Gevarieerde, open bossen met veel oude loofbomen |
||
nest5 |
vogels |
grote bonte specht |
Loof- en gemengde bossen met een diverse opbouw (jonge en oude bomen, dicht en open bos |
||
nest5 |
vogels |
hop |
open tot halfopen, liefst droge terreinen, die broedt in boomholtes, rotsen en oude gebouwen |
||
nest5 |
vogels |
huiszwaluw |
omgeving van gebouwen/ bruggen, vaak wit (licht) van kleur |
||
nest5 |
vogels |
ijsvogel |
Beken en meren, moeras, oevers, park en tuin, plassen, rietland en ruigte, rivieren en vennen met helder water |
||
nest5 |
vogels |
kleine bonte specht |
loof- en gemengde bossen met zachte boomsoorten (berk, wilg, els en populier) en veel dood hout. |
||
nest5 |
vogels |
kleine vliegenvanger |
voorkeur voor loofbos, met een weelderige rijke ondergroei in de buurt van water, maar ook in gemengd bos |
||
nest5 |
vogels |
koolmees |
Bos, park en tuin, stedelijk gebied |
||
nest5 |
vogels |
kortsnavelboomkruiper |
gemengde oude bossen |
||
middelste bonte specht |
Oud loofbos, waarin met name oude eiken voorkomen. Ook houden ze van open plekken in het bos. In tegenstelling tot de meeste spechten zoekt de middelste bonte zijn voedsel doorgaans op de horizontale takken. |
||||
nest5 |
vogels |
oeverzwaluw |
Beken en meren, buitengebied, oevers, rivieren, bouwterreinen. Steile oevers (zandig materiaal) om in te broeden |
||
nest5 |
vogels |
pimpelmees |
Bos, park en tuin, stedelijk gebied |
||
nest5 |
vogels |
raaf |
uitgestrekte gebieden waarin bossen en heide elkaar afwisselen. Gebroed wordt in open bossen met weinig ondergroei |
||
nest5 |
vogels |
ruigpootuil |
broeden in dichte dennen- of gemengde bossen, vaak met kaalslagen of open stukken in de buurt.Gebruikt vaak oude nestholen van zwarte specht |
||
nest5 |
vogels |
spreeuw |
Bos, graslanden, park en tuin, stedelijk gebied, weiden (kleinschalig). Broeden in holtes/ nestkasten |
||
nest5 |
vogels |
tapuit |
Duinen, grassteppe, heide, hoogveen, stuifzanden, weiden (kleinschalig) met (oude) konijnenholen om in te broeden |
||
nest5 |
vogels |
torenvalk |
agrarische landschap, open natuurlandschappen, langs wegen en in boomgaarden. In het landschap moeten enkele hoge bomen of uitkijkpunten aanwezig zijn waar ze ook in kunnen broeden. Maakt zelf geen nest, maar broed in nestkasten, oude nesten van kraaien en in of op gebouwen. Wegbermen, akkerranden, dijkbegroeiingen, overhoekjes en ruigtevegetaties zijn de plekken bij uitstek waar torenvalken zoeken naar hun favoriete prooi: veldmuizen |
||
nest5 |
vogels |
zeearend |
Open wateren zoals meren en rivieren, omgeven door bossen en open terreinen. Groot territorium |
||
nest5 |
vogels |
zwarte kraai |
Akkers, bos, park en tuin, stedelijk gebied, weiden (kleinschalig) |
||
nest5 |
vogels |
zwarte mees |
Bos, park en tuin; aanwezigheid van naaldbomen van belang |
||
nest5 |
vogels |
zwarte roodstaart |
broeden in allerlei holten in stenige omgevingen: van rotsen tot ontluchtingsgaten in spouwmuren. Sterke voorkeur voor warme en droge plaatsen. In stedelijke gebieden vormen alle gebouwen, schuttingen en tuinen een prima alternatief voor het natuurlijke habitat |
||
nest5 |
vogels |
zwarte specht |
Oude bossen met een flink aandeel loofbomen en dode bomen. Zwarte spechten eten vooral houtmieren en die leven onder de bast van dode bomen. Aanwezigheid houtmieren van groot belang. Groot territorium. |
Het is niet noodzakelijk dat de bestemming vastligt in een goedgekeurd bestemmingsplan. De bestemming van een terrein kan in voorkomende gevallen ook zijn vastgelegd in bij voorbeeld een provinciaal streekplan.
Natuurwaarden die zich ontwikkelen in een bestaande woonwijk of in een bestaand agrarisch gebied al dan niet als gevolg van agrarisch natuurbeheer worden binnen de scoop van de Green Deal niet aangemerkt als Tijdelijke Natuur. Agrarisch natuurbeheer vergt een geheel eigen benaderingswijze. Ook terreinen waarvan de toekomstige bestemming nog ter discussie staat worden, vanwege de onzekere factoren en actoren die dan nog spelen, niet aangemerkt als vallende onder het concept Tijdelijke Natuur.
Een uitzondering wordt gemaakt voor terreinen die wel de uiteindelijke bestemming natuur hebben, maar die om enigerlei reden nog niet definitief als zodanig kunnen worden ingericht.
De aanleg van tijdelijke parken, speelgelegenheden met groenvoorzieningen, plantsoenen en andere groenvoorzieningen vallen niet onder de definitie.
De termijn kan langer zijn omdat niet in elk jaargetijde tijdelijke natuur opgeruimd kan worden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-29016.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.