ARTIKEL I
De Regeling prestatiebox mbo wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, eerste lid, wordt ‘2015’ vervangen door: 2016.
B
In artikel 5 wordt ‘2016’ vervangen door: 2017.
C
In artikel 7 wordt ‘2014–2015’ vervangen door: 2015–2016.
D
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘oktober’ vervangen door: november.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
E
In artikel 9, eerste lid, wordt ‘2015’ vervangen door: 2016.
F
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, vervalt ‘en’.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tweede lid, onderdeel c, door ‘;
en’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
3. In het derde lid, onderdeel b, vervalt ‘en’.
4. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid, onderdeel c, door ‘;
en’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
G
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het achtste lid, onderdeel a, vervalt na de puntkomma ‘en’.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het achtste lid, onderdeel b, door
een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
c. voor het kalenderjaar 2016 een daling van het percentage, bedoeld in het vierde lid,
met één procentpunt of meer ten opzichte van het behaalde percentage in het daaraan
voorafgaande kalenderjaar met betrekking tot de basisberoepsopleiding en een daling
van 0,7 procentpunt of meer ten opzichte van het behaalde percentage in het daaraan
voorafgaande kalenderjaar met betrekking tot de vakopleiding, middenkaderopleiding
of specialistenopleiding.
3. Tabel 2, behorende bij artikel 13, vijfde lid, komt te luiden:
Tabel 2. Procentuele norm nieuwe voortijdig schoolverlaters per categorie beroepsopleiding
|
entreeopleiding
|
basisberoepsopleiding
|
vakopleiding, middenkaderopleiding en specialistenopleiding
|
2012–2013
|
32,5%
|
13,5%
|
4,25%
|
2013–2014
|
27,5%
|
11,5%
|
3,5%
|
2014–2015
|
22,5%
|
10%
|
2,75%
|
2015–2016
|
22,5%
|
10%
|
2,75%
|
I
In artikel 16 wordt ‘bedoeld in de artikelen 13, zevende lid en 14, eerste lid, onderdeel
b’ vervangen door: bedoeld in artikel 13, zevende lid.
J
Na artikel 18 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 18a. Vervaldatum
-
1. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2017.
-
2. Voor zover er ter zake, na het vervallen van deze regeling, nog sprake is van enige
bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar- en beroepsprocedures, vindt
deze overeenkomstig deze regeling plaats.
-
3. Bestaande aanspraken en verplichtingen bij, op grond of in het kader van deze regeling
blijven in stand.
K
Bijlage A. behorende bij artikel 7 van de Regeling prestatiebox mbo wordt als volgt
gewijzigd:
1. Onder ‘deel 1’ wordt in de eerste zin ‘tot en met 2014–2015’ vervangen door: tot
en met 2015–2016.
2. Onder ‘deel 1’ wordt de formule vervangen door:
X= A – B – (C1+C2+C3+C4+C5+C6+C7+C8+C9+C10+C11) – (D1+D2+D3+D4+D5)
3. Onder ‘deel 1’ wordt aan de omschrijving van de formule een nieuw onderdeel ‘C11’
toegevoegd luidende:
4. Onder ‘deel 2’ wordt ‘2012/2013 tot en met 2014/2015’ vervangen door: 2012–2013 tot
en met 2015–2016.
5. Onder ‘deel 2’ wordt de formule vervangen door:
X= A – B – (C1+C2+C3+C4+C5+C6+C7+C8+C9+C10+C11) – (D1+D2+D3+D4+D5)
6. Onder ‘deel 2’ wordt aan de omschrijving van de formule een nieuw onderdeel ‘C11’
toegevoegd luidende:
ARTIKEL II
De Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het
voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4, onderdeel a, wordt ‘2016’ vervangen door: 2017.
B
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. Van het regionaal programma maakt voor de kalenderjaren 2013 tot en met 2015 in ieder
geval deel uit een maatregel gericht op het voorkomen van uitval van deelnemers die
één van de beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen c
tot en met e, van de wet, volgen. Deze verplichting geldt niet voor het kalenderjaar
2016.
2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
C
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
D
In artikel 8, tweede lid, onderdeel a, wordt vóór de puntkomma een zinsnede ingevoegd,
luidende: , en voor het kalenderjaar 2016 het informeren van de RMC-contactgemeente
en de onderwijsinstellingen waarvan het bevoegd gezag voor de kalenderjaren 2013 tot
en met 2015 dit convenant had ondertekend.
E
Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
F
Na artikel 11 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 11a. Tijdstippen indiening aanvraag, beslissing en betaling kalenderjaar 2016
-
1. Voor het kalenderjaar 2016 dient het bevoegd gezag van de contactschool de subsidieaanvraag
uiterlijk op 15 september 2015 in bij de minister. Aanvragen die na deze datum worden
ingediend, worden afgewezen.
-
2. De minister beslist uiterlijk in december 2015 op de aanvraag, bedoeld in het eerste
lid.
-
3. De betaling van de subsidie, bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 2, vindt voor het
kalenderjaar 2016 plaats in de maand januari van het jaar 2016.
-
4. De betaling van de subsidie, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3, vindt voor het
kalenderjaar 2016 plaats in de maand december van het jaar 2015.
G
In artikel 12, vijfde lid, wordt ‘2015’ vervangen door: 2016.
H
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. De minister verstrekt op aanvraag van een contactschool een subsidie voor het kalenderjaar
2016, op grond van deze paragraaf, aan het bevoegd gezag van een contactschool ten
behoeve van het ontwikkelen en uitvoeren van het regionaal programma, voor de activiteiten,
bedoeld in artikel 6, eerste, tweede en zevende lid, door de onderwijsinstellingen
in de RMC-regio.
I
Aan artikel 16 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
J
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. De minister verstrekt op aanvraag van een contactschool, aan wie op grond van het
eerste lid subsidie voor de kalenderjaren 2013 tot en met 2015 is verstrekt, aan het
bevoegd gezag van de contactschool een subsidie voor het kalenderjaar 2016 voor het
in stand houden en ontwikkelen van één of meer plusvoorzieningen in de RMC-regio.
K
In artikel 23, tweede lid, wordt ‘studiejaar 2014–2015’ vervangen door: studiejaar
2015–2016.
L
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘oktober’ vervangen door: november.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
M
In artikel 26, eerste lid, wordt ‘2015’ vervangen door: 2016.
N
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, vervalt ‘en’.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tweede lid, onderdeel c, door ‘;
en’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
3. In het derde lid, onderdeel b, vervalt ‘en’.
4. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid, onderdeel c, door ‘;
en’, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
O
Tabel 4, behorende bij artikel 30, vierde lid, komt te luiden:
Tabel 4. Procentuele norm nieuwe voortijdig schoolverlaters
|
onderbouw
|
bovenbouw vmbo
|
bovenbouw havo/vwo
|
2012–2013
|
1,0%
|
4,0%
|
0,5%
|
2013–2014
|
1,0%
|
4,0%
|
0,5%
|
2014–2015
|
1,0%
|
4,0%
|
0,5%
|
2015–2016
|
1,0%
|
4,0%
|
0,5%
|
P
Na bijlage D wordt een bijlage ingevoegd, luidende:
BIJLAGE E. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 10, VIERDE LID, VAN DE REGELING REGIONALE AANPAK
VSV EN PRESTATIESUBSIDIE VOOR HET VOORTGEZET ONDERWIJS
Aanvraagformulier Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie
voor het voortgezet onderwijs
1. Contactgegevens
1a Gegevens van de RMC-regio
|
Nummer RMC-regio
|
|
Naam RMC-regio
|
|
Naam VSV-accountmanager (van OCW)
|
|
Gevraagde subsidie voor de RMC-regio
|
|
1b Contactgemeente van de RMC-regio
|
Contactgemeente
|
|
Naam verantwoordelijke wethouder contactgemeente
|
|
Postadres
|
|
Telefoonnummer
|
|
E-mailadres
|
|
1c Contactschool van de RMC-regio
|
Naam contactschool
|
|
BRIN-nummer
|
|
Voorzitter College van Bestuur
|
|
Postadres
|
|
Telefoonnummer
|
|
E-mailadres
|
|
1d Contactpersoon RMC-contactgemeente
|
Naam
|
|
Functie
|
|
Postadres
|
|
Telefoonnummer
|
|
E-mailadres
|
|
1e Contactpersoon contactschool
|
Naam
|
|
Functie
|
|
Postadres
|
|
Telefoonnummer
|
|
E-mailadres
|
|
2. Maatregelen
Per maatregel beantwoordt u de vragen A t/m D
A. Gevraagd subsidiebedrag
Wat is het totaalbedrag voor het schooljaar 2015–2016?
Een specificatie van de verwachte uitgaven dient u bij vraag 3 (Begroting) te geven,
B. Doelstelling kwalitatief (maximaal 200 woorden)
-
1. Op welke doelgroep is deze maatregel gericht? Een doelgroep kan één van de zes onderwijssoorten
en onderwijsniveaus zijn, overeenkomstig de prestatiesubsidies voor scholen.
-
2. Wat gaat deze maatregel verbeteren?
-
3. Wat is de activiteit?
C. Doelstelling kwantitatief (maximaal 50 woorden)
-
1. Op hoeveel verschillende deelnemers wordt deze maatregel maximaal ingezet gedurende
de gehele looptijd van de subsidieregeling?
-
2. Welk bedrag zet u in per deelnemer? (Deel het bedrag bij A door het aantal bij C1.)
D. Duur
Wat is de duur van de maatregel?
3. Begroting
Beheerskosten
|
Kostenposten
|
Kosten
|
|
|
€
|
|
€
|
|
€
|
|
€
|
|
€
|
|
Subtotaal beheerskosten
|
€
|
|
Maatregel 1
‘titel maatregel’
|
Kostenposten
|
Kosten
|
|
|
€
|
|
€
|
|
€
|
|
€
|
|
€
|
|
Subtotaal maatregel 1
‘titel maatregel’
|
€
|
Maatregel 2
‘Plusvoorziening, subtitel’
|
Kostenposten
|
Kosten
|
|
|
€
|
|
€
|
|
€
|
|
€
|
|
€
|
|
Subtotaal maatregel 2
‘Plusvoorziening, subtitel’
|
€
|
Enzovoorts
|
|
Totaal van de maatregelen ‘Plusvoorziening, subtitel’
|
€
|
Totaal van de beheerskosten en alle maatregelen
|
€
|
Indien van toepassing
|
RMC-regio ... besteedt minder dan 75% van het indicatieve bedrag voor de plusvoorzieningen
aan plusvoorzieningen, omdat ... (maximaal 200 woorden)
|
4. Ondertekening
Naam bevoegd persoon van de contactschool
|
|
Plaats
|
|
Datum
|
|
Handtekening
|
|
Naam verantwoordelijke wethouder van de RMC-contactgemeente van de RMC-regio
|
|
Plaats
|
|
Datum
|
|
Handtekening
|
|
Toelichting op het aanvraagformulier
Onderwijsinstellingen en RMC-contactgemeenten werken in het verlengingsjaar 2015–2016
samen op basis van een samenwerkingsovereenkomst. Dit is een voorwaarde om de subsidie
voor de uitvoering van het regionaal programma en de plusvoorzieningen te ontvangen.
Een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst dient samen met het regionaal programma
aan de Dienst Uitvoering Onderwijs van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
te worden verzonden.
Aansluiting op regionale analyse 2012–2015
Zonder een scherp beeld van de situatie in de regio is het niet mogelijk effectieve
maatregelen te nemen voor resultaat in 2016. Succesvol vsv-beleid is en blijft een
kwestie van ‘sturen op cijfers’. Daarom heeft u eerder, al dan niet in afstemming
met de convenantpartners, een regionale analyse voor de jaren 2012–2015 opgesteld
en met uw vsv-accountmanager besproken. Voor het verlengingsjaar 2015–2016 hoeft u
geen nieuwe regionale analyse op te stellen. U baseert uw voorstellen voor maatregelen
vanzelfsprekend wel op de eerdere analyse van de vsv-problematiek en de meest recente
kwantitatieve en kwalitatieve gegevens van uw regio. Uw vsv-accountmanager kan u hierbij ondersteunen.
U heeft het schriftelijk verslag van uw regionale analyse naar het onderzoeksbureau
opgestuurd. Het onderzoeksbureau heeft dit verslag gebruikt voor de evaluatie van
de subsidieregeling. Meer informatie over het onderzoek zal beschikbaar komen op de
website www.aanvalopschooluitval.nl. Het verlengingsjaar 2015–2016 maakt geen onderdeel uit van deze evaluatie. Het onderzoeksbureau
evalueert dus ook niet de maatregelen die uw regio in het schooljaar 2015–2016 neemt.
Momenteel wordt bekeken hoe, met het oog op de toekomst, lering uit de regionale maatregelen
kan worden getrokken.
Maatregelen
Bij de beantwoording van deze vraag dient u in te gaan op de maatregelen die in uw
RMC-regio worden genomen. U bent vrij in het aantal maatregelen dat u opvoert. Daarbij
geven we u in overweging dat het weinig effectief is om veel ‘kleine’ maatregelen
zonder samenhang op te voeren of om uiteenlopende maatregelen te bundelen tot één
‘grote’ maatregel. Bepaal in overleg met uw vsv-accountmanager over hoeveel projecten
u hier het totale subsidiebedrag verdeelt. Het aantal maatregelen hangt normaliter
samen met het totaalbedrag van de beschikbare subsidie: grotere RMC-regio’s voeren
naar verwachting meer maatregelen op dan kleinere RMC-regio’s.
U geeft per maatregel het totaalbedrag aan voor het schooljaar 2015–2016. De toegekende
middelen worden uitgekeerd in december 2015. U bent zelf verantwoordelijk voor eventuele
verschillen in de financiering en het uitgavenpatroon. Voor elke maatregel die uw
RMC-regio wil nemen dient u de vragen A tot en met D te beantwoorden.
Let op: Minstens één van de maatregelen dient een plusvoorziening te omvatten, bestemd voor
overbelaste jongeren. Deze maatregel moet als titel krijgen ‘Plusvoorziening, subtitel’,
bijvoorbeeld ‘Plusvoorziening, Rebound mbo’. Het indicatieve bedrag voor de plusvoorziening
in uw RMC-regio volgt uit de subsidieregeling in combinatie met informatie die u krijgt
van uw vsv-accountmanager. Mocht uit uw analyse blijken dat er minder dan het indicatieve bedrag besteed
moet worden aan de plusvoorziening om het vsv-resultaat te halen, dan mag het resterende
budget ook voor andere maatregelen worden ingezet.
Begroting
Ten eerste specificeert u de kosten die u begroot voor de beheers- en coördinatiekosten.
Hierin zijn opgenomen de overkoepelende beheers- en coördinatiekosten en de beheers-
en coördinatiekosten van specifieke maatregelen. Uit artikel 9 van de subsidieregeling
blijkt dat het deel van de subsidie dat bestemd is voor beheers- en coördinatiekosten
van de contactschool niet hoger dan tien procent van de toegekende subsidie mag zijn
met een maximum van € 150.000 per jaar.
Vervolgens specificeert u de verwachte kosten voor de maatregel(en) met de titel(s)
‘Plusvoorziening, subtitel’. Tot slot specificeert u de begrote kosten voor de overige
maatregelen.
U geeft aan wat voor kosten u verwacht te maken. Dit kunnen personele of materiële
kosten zijn.
Bij inzet van minder dan 75 procent van het budget dat indicatief beschikbaar is voor
de plusvoorziening aan plusvoorzieningen dient u dit te motiveren in het tekstvak
(maximaal 200 woorden).
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Inleiding
De Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het
voortgezet onderwijs en Regeling prestatiebox mbo (hierna aangeduid als ‘de regelingen’)
hebben als doel om het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters terug te dringen tot
maximaal 25.000 in 2016. De minister en staatssecretaris verstrekken daartoe subsidie
aan scholen in het voortgezet onderwijs (vo), instellingen in het middelbaar beroepsonderwijs
(mbo) en contactgemeenten van de regionale meld- en coördinatiepunten (RMC). Het voorkomen
van uitval begint in het onderwijs en vereist ook goede samenwerking tussen onderwijsinstellingen
en regionale partners in de keten (RMC-contactgemeenten, andere gemeenten, UWV, jeugdzorg, GGD, justitie, et cetera). De aanpak
van voortijdig schoolverlaten (vsv) die sinds 2007 wordt gehanteerd heeft geleid tot
meer dan een halvering van de uitval. Daarom worden de succesvolle elementen vanaf
het schooljaar 2016–2017 verankerd in wet- en regelgeving. Om de continuïteit van
de bestaande aanpak te waarborgen, worden ook voor het schooljaar 2015–2016 middelen
beschikbaar gesteld. De regelingen worden verlengd voor de duur van één jaar en zullen
gelden tot 1 januari 2017.1 De wijzigingen die daarmee gepaard gaan worden hieronder toegelicht.
1. Wijzigingen die betrekking hebben op beide regelingen
Landelijke doelstelling en prestatienormen verlengd
In de regelingen werd beoogd om in 2016 maximaal 25.000 vsv’ers te hebben. Die doelstelling
wordt met een jaar verlengd. De prestatienormen voor het schooljaar 2014–2015 worden
niet aangescherpt, maar blijven gelden voor het schooljaar 2015–2016. Voor mbo-instellingen
die niet aan de prestatienormen voldoen, is er een mogelijkheid om alsnog in aanmerking
te komen voor prestatiesubsidie. In de voorwaarde om hiervoor in aanmerking te komen
vindt een wijziging plaats, die in paragraaf 4 verder wordt toegelicht.
Convenanten worden niet verlengd
Ten behoeve van de vsv-aanpak zijn convenanten afgesloten tussen de minister van OCW
dan wel de staatssecretaris van Economische Zaken, onderwijsinstellingen en RMC-gemeenten.
De convenanten lopen af na 31 december 2015, maar worden niet verlengd. Dit zou veel
administratieve lasten met zich brengen, die echter niet in verhouding staan tot het
(relatief korte) verlengingsjaar. Onderwijsinstellingen die ten behoeve van de vsv-aanpak
een convenant hadden ondertekend, zullen verder onder dezelfde voorwaarden in aanmerking
komen voor subsidie in de verlengingsperiode.
Prestatiesubsidie verleend onder dezelfde voorwaarden
Onderwijsinstellingen die in een schooljaar een vooraf bepaalde afname van het percentage
vsv’ers realiseren, ontvangen daarvoor prestatiesubsidie. De prestatiesubsidie bestaat
uit twee delen en wordt per kalenderjaar verstrekt. Voorafgaand aan het kalenderjaar
ontvangen de instellingen in oktober het vaste deel van de prestatiesubsidie, onafhankelijk
van het behalen van de prestatienorm. Als onderwijsinstellingen aan de prestatienorm
voldoen ontvangen ze na afloop van het schooljaar het variabele deel van de prestatiesubsidie.
Voor de prestatiesubsidie voor vo-scholen over het verlengingsjaar 2015–2016 wordt
in totaal € 17.100.000,– beschikbaar gesteld. Dat bedrag is gelijk aan het beschikbare
bedrag voor het schooljaar 2014–2015. In totaal wordt in het verlengingsjaar € 40.600.000,–
beschikbaar gesteld voor de prestatiesubsidie aan mbo-instellingen. Dat is ook hetzelfde
bedrag als hetgeen voor het schooljaar 2014–2015 beschikbaar is gesteld.
2. Specifieke wijzigingen Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie
voor het voortgezet onderwijs
Subsidie voor uitvoeren regionaal programma
Aangezien de convenanten niet meer geldig zijn in het schooljaar 2015–2016 wordt in
de regeling opgenomen dat de besluitvorming over de inhoud en uitvoering van het regionaal
programma plaatsvindt door de onderwijsinstellingen die de regionale samenwerkingsovereenkomst
hebben ondertekend, in samenspraak met de RMC-contactgemeente. Voor de uitvoering
van het regionaal programma wordt voor het schooljaar 2015–2016 hetzelfde subsidiebedrag
beschikbaar gesteld als voor het schooljaar 2014–2015, namelijk € 49.550.000,–. Dit
bedrag bestaat uit middelen voor de uitvoering van het regionaal programma en voor
de plusvoorzieningen.
De wijze waarop de subsidie voor de uitvoering van het regionaal programma en plusvoorzieningen
aan onderwijsinstellingen binnen de G4 door middel van een decentralisatie-uitkering
wordt betaald, verandert niet.
Kwetsbare jongeren
Voor een deel van de jongeren in het vo, voortgezet speciaal onderwijs (vso), het
praktijkonderwijs (pro) en de entreeopleiding en niveau 2 in het mbo brengen de veranderingen
in het onderwijs en op de arbeidsmarkt risico’s met zich mee. Deze jongeren bevinden
zich op het snijvlak van onderwijs, arbeidsmarkt en (jeugd)zorg. Ze hebben vaak een
bijzondere thuissituatie, gedragsmoeilijkheden of specifieke leerbehoeften. Voor hen
is extra aandacht en begeleiding nodig om te zorgen dat ze een diploma halen en een
goed arbeidsperspectief krijgen. Het gaat om circa 30.000 jongeren per jaar voor wie
dit in meer of mindere mate geldt.
Hoewel de RMC-contactgemeente reeds de wettelijke taak heeft om er zorg voor te dragen
dat alle groepen kwetsbare jongeren, inclusief leerlingen uit het praktijkonderwijs
en voortgezet speciaal onderwijs, worden bediend, ligt de focus van de zorg in de
RMC-regio in de huidige praktijk vooral op de leerlingen die uitvallen in het vmbo
en mbo. Om ook de kwetsbare jongeren uit het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal
onderwijs extra kansen te bieden, en voor hen een sluitend regionaal vangnet vorm
te geven, is het voornemen om de focus van de RMC-contactgemeente vanaf het schooljaar
2016–2017 te verruimen naar de hele doelgroep kwetsbare jongeren.
Vooruitlopend op deze verruiming wordt het de onderwijsinstellingen in het vo en mbo
in het schooljaar 2015–2016 mogelijk gemaakt om de subsidie voor de uitvoering van
het regionaal programma in te zetten voor leerlingen uit het pro en vso die de overstap
naar vervolgonderwijs maken. Deze leerlingen vallen nu niet onder de vsv-aanpak van
de regionale partijen die het convenant hebben ondertekend. Om de middelen uit het
regionaal programma op scholen uit het vso en pro te besteden is het niet nodig dat
deze scholen de bestaande samenwerkingsovereenkomsten mede ondertekenen.
3. Specifieke wijziging Regeling prestatiebox mbo
Wijziging in de voorwaarde voor ontvangen van prestatiesubsidie door mbo-instellingen
Om het variabele deel van de prestatiesubsidie te ontvangen moet de afname van het
percentage vsv’ers van mbo-instellingen voldoen aan een procentuele norm. Er bestaan
normen voor de entreeopleiding, mbo niveau 2 en een gezamenlijke norm voor mbo niveau
3 en 4.
Mbo-instellingen die deze prestatienormen niet halen, maar wel een substantiële daling
van het aantal vsv’ers laten zien, komen toch in aanmerking voor prestatiesubsidie.
Voor de entreeopleiding is sprake van een substantiële daling bij een afname van het
percentage van 2,0% ten opzichte van het voorafgaande kalenderjaar. Voor niveau 2
en niveau 3-4 geldt een afname van 1,0%.
In het verlengingsjaar 2015–2016 wordt de benodigde daling voor niveau 3-4 verruimd
van 1,0% naar 0,7%. Instellingen die een daling van 0,7% of meer laten zien ten opzichte
van het voorgaande jaar komen dan ook in aanmerking voor prestatiesubsidie. De reden
hiervoor is dat bij het ontwerp van het vsv-instrumentarium gekozen is voor een gecombineerde
norm voor niveau 3 en 4, vanwege de inschatting dat het hier om vergelijkbare groepen
leerlingen zou gaan. In de praktijk is gebleken dat er verschillen in de uitval tussen
de beide niveaus bestaan. Hierdoor ontvangen bepaalde mbo-instellingen geen prestatiesubsidie
voor beide niveaus, terwijl ze voor een van de beide niveaus wel goede resultaten
boeken. De aanpassing van de voorwaarde voor het alsnog ontvangen van prestatiesubsidie
komt hieraan tegemoet.
Onderwijsinstellingen die vanaf het schooljaar 2013–2014 een lager vsv-percentage
hebben dan de procentuele normen zoals genoemd in tabel 2 van de Regeling prestatiebox
mbo, maar waarvoor wel twee studiejaren op rij het vsv-percentage is gestegen met
gemiddeld 0,3% per jaar, hebben volgens de huidige regeling geen recht op het variabele
deel prestatiesubsidie. Verschillende instellingen dreigen door deze sanctieregel
ondanks hun blijvende goede prestaties daarvoor niet beloond te worden. Bij nader
inzien doet deze bepaling geen recht aan de inspanningen van instellingen om het aantal
voortijdig schoolverlaters te verminderen. Deze bepaling zou pas in november 2015,
bij de vaststelling van het variabele deel van de prestatiesubsidie over het schooljaar
2013–2014, voor het eerst worden toegepast. Bij nader inzien wordt deze bepaling dus
uit de regeling verwijderd.
4. Budgettaire gevolgen
Het budgettair beslag van het regionaal programma is als volgt:
Kalenderjaar
|
Schooljaar
|
Beschikbaar budget
|
2013
|
2012–2013
|
€ 50.100.000
|
2014
|
2013–2014
|
€ 49.850.000
|
2015
|
2014–2015
|
€ 49.550.000
|
2016
|
2015–2016
|
€ 49.550.000
|
De prestatiesubsidie aan vo-scholen wordt jaarlijks verstrekt voor de kalenderjaren
2013 tot en met 2015. De vaste voet wordt voorafgaand aan het kalenderjaar uitgekeerd;
het variabele deel in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarvoor het is
bedoeld. Door de verlenging van de regeling met één jaar wordt de prestatiesubsidie
ook uitgekeerd voor het schooljaar 2015–2016.
Het budgettair beslag voor de prestatiesubsidie voor vo-scholen is als volgt:
Begrotingsjaar Rijk
|
Kalenderjaar
|
Schooljaar
|
Beschikbaar budget
|
2012
|
2013 (vaste voet)
|
2012–2013 (vaste voet)
|
€ 12.100.000
|
2013
|
2014 (vaste voet)
|
2013–2014 (vaste voet)
|
€ 12.100.000
|
2014
|
2013 (variabel deel) en 2015 (vaste voet)
|
2014–2015 (vaste voet) en 2012–2013 (variabel deel)
|
€ 17.100.000
|
2015
|
2014 (variabel deel)
En 2016 (vaste voet)
|
2013–2014 (variabel deel) en 2015–2016 (vaste voet)
|
€ 17.100.000
|
2016
|
2015 (variabel deel)
|
2014–2015 (variabel deel)
|
€ 5.000.000
|
2017
|
2016 (variabel deel)
|
2015–2016 (variabel deel)
|
€ 5.000.000
|
Het budgettair beslag voor de prestatiesubsidie voor mbo-instellingen is als volgt:
Begrotingsjaar Rijk
|
Kalenderjaar
|
Schooljaar
|
Beschikbaar budget
|
2012
|
2013 (vaste voet)
|
2012–2013 (vaste voet)
|
€ 4.100.000
|
2013
|
2014 (vaste voet)
|
2013–2014 (vaste voet)
|
€ 4.100.000
|
2014
|
2013 (variabel deel) en 2015 (vaste voet)
|
2014–2015 (vaste voet) en 2012–2013 (variabel deel)
|
€ 40.600.000
|
2015
|
2014 (variabel deel)
En 2016 (vaste voet)
|
2013–2014 (variabel deel) en 2015–2016 (vaste voet)
|
€ 40.600.000
|
2016
|
2015 (variabel deel)
|
2014–2015 (variabel deel)
|
€ 36.500.000
|
2017
|
2016 (variabel deel)
|
2015–2016 (variabel deel)
|
€ 36.500.000
|
5. Administratieve lasten
De administratieve lasten zijn aan de hand van het standaardkostenmodel in kaart gebracht.
Ten aanzien van de incidentele administratieve lasten voor de samenwerkingsovereenkomst
voor de contactscholen in de RMC-regio gaat het om de volgende handelingen:
Ten aanzien van de incidentele administratieve lasten voor het aanvraagformulier voor
de contactscholen in de RMC-regio gaat het om de volgende handelingen in informatieverplichtingen:
-
– Coördinatie van de inhoudelijke onderbouwing van de subsidieaanvraag
-
– Samenbrengen van alle subsidieaanvragen in de RMC-regio
-
– Ter goedkeuring voorleggen van subsidieaanvraag aan RMC-contactgemeente
-
– Subsidieaanvraag indienen bij minister
Ten aanzien van de incidentele administratieve lasten voor het aanvraagformulier voor
instellingen, anders dan de contactscholen in de RMC-regio, gaat het om de volgende
handelingen:
Het staat contactscholen overigens vrij om zelf in te vullen hoe zij hun taken met
betrekking tot de coördinatiefunctie uitvoeren. Bij de berekening van administratieve
lasten is uitgegaan van de taken die zij minimaal moeten uitvoeren.
Naast een inventarisatie van de administratieve lasten voor scholen die gemoeid zijn
bij de subsidieaanvraag voor het regionaal programma vsv is nagegaan of sprake is
van administratieve lasten voor vo-scholen met betrekking tot de prestatiesubsidie.
Er zijn geen structurele of eenmalige administratieve lasten voorzien, omdat de verlenging
geen nieuwe informatieverplichtingen met zich brengt. De prestatiesubsidie voor vo-scholen
wordt ambtshalve verstrekt.
In totaal vormen de administratieve lasten ongeveer 0,10% van de totale subsidie.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
ARTIKEL I
Artikel 13 (onderdeel G)
In het verlengingsjaar 2015–2016 gelden dezelfde prestatienormen voor het mbo als
in het jaar 2014–2015. Mbo-instellingen die de prestatienormen niet halen, maar wel
een substantiële daling van het aantal vsv’ers laten zien, komen toch in aanmerking
voor prestatiesubsidie. Voor niveau 3–4 is sprake van een substantiële daling bij
een afname van het percentage van 1,0% ten opzichte van het voorafgaande kalenderjaar.
In het verlengingsjaar 2015–2016 wordt de benodigde daling voor niveau 3–4 verruimd
van 1,0% naar 0,7%.
Artikel 14 (onderdeel H)
Mbo-instellingen die vanaf het schooljaar 2013–2014 een lager vsv-percentage hebben
dan de procentuele normen zoals genoemd in tabel 2 van de Regeling prestatiebox mbo,
maar waarvoor wel twee studiejaren op rij het vsv-percentage is gestegen met gemiddeld
0,3% per jaar, hebben volgens artikel 14 geen recht op het variabele deel prestatiesubsidie.
Dit artikel is nog niet eerder toegepast, en wordt bij nader inzien geschrapt. Het
doet geen recht aan de inspanningen die mbo-instellingen verrichten om voortijdig
schoolverlaten te bestrijden.
Artikel 18a (onderdeel J)
De Regeling prestatiebox mbo bevatte nog geen horizonbepaling. Aangezien de regeling
voor één jaar wordt verlengd en de middelen voor vsv daarna worden overgezet naar
de Regeling kwaliteitsafspraken mbo, kan de regeling per 1 januari 2017 vervallen.
Onderdeel K
In de Bijlage behorende bij artikel 7 wordt naast een aantal technische wijzigingen,
een wijziging aangebracht in de formule. Reden hiervoor is dat onlangs is gebleken
dat indien instellingen met de Onderwijsinspectie een maatschappelijke prestatie hebben
afgesproken, er ongewenste gevolgen kunnen optreden in het kader van de bepaling van
het aantal voortijdig schoolverlaters. Door middel van deze toevoeging aan de formule
worden deze mogelijke ongewenste gevolgen voorkomen. Deze wijziging geldt zowel voor
het middelbaar beroepsonderwijs als het voortgezet onderwijs.
ARTIKEL II
Artikel 6
Met betrekking tot het regionaal programma vsv, bedoeld in artikel 6, wordt de doelstelling
voor het kalenderjaar 2016 verruimd met pro en vso. De in het tweede lid genoemde
maatregel is voor dit kalenderjaar niet langer verplicht om op te nemen.
Artikel 7
Alleen onderwijsinstellingen en RMC-contactgemeenten die voorheen in aanmerking voor
subsidie kwamen, omdat zij het convenant hadden afgesloten, komen voor het kalenderjaar
2016 opnieuw in aanmerking voor subsidie. Daarvoor dienen zij wel de bestaande samenwerkingsovereenkomst
te verlengen of een nieuwe samenwerkingsovereenkomst af te sluiten.
Artikel 10
Voor subsidieaanvragen voor het kalenderjaar 2016 wordt gebruik gemaakt van het formulier
in bijlage E. De contactschool hoeft de subsidieaanvraag voor het kalenderjaar minder
uitgebreid toe te lichten dan voor de subsidieaanvraag voor de jaren 2013 tot en met
2015 verplicht was. Daarom is voor de subsidieaanvraag voor het kalenderjaar 2016
een nieuw formulier opgesteld.
Een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst dient aan het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap te worden verzonden:
Dienst Uitvoering Onderwijs
Postbus 606
2700 ML ZOETERMEER
Artikel 25
De betaling van de in artikel 28, eerste lid, onder b, bedoelde aanvullende middelen
vindt in het vervolg in november in plaats van oktober plaats. De gegevens die in
het kader van de nieuwe meetsystematiek nodig zijn voor het berekenen van het aantal
vsv’ers zijn namelijk pas kort voor oktober beschikbaar. Om een zorgvuldige verwerking
van deze gegevens mogelijk te maken is ervoor gekozen om het moment van uitbetaling
een maand te verplaatsen.
Artikel 30
In het verlengingsjaar 2015–2016 gelden dezelfde prestatienormen voor het voortgezet
onderwijs als in het jaar 2014–2015.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker