Besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad van 3 juni 2015, houdende de bekendmaking van de beleidsregels 2015 (Besluit Beleidsregels PUR 2015)

Deze publicatie vervangt de publicatie stcrt-2015-20847, deze moet als niet gepubliceerd worden beschouwd.

De Pensioen- en Uitkeringsraad,

Gelet op artikel 4 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen;

Besluit:

Artikel 1

Bij de uitvoering van de in artikel 1, onder e, van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen genoemde wetten en de in artikel 1, onder f genoemde regeling, passen de Raad, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen en de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen het beleid toe dat is neergelegd in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Het Besluit Beleidsregels PUR 2014 (Stcrt. 2014, 20344) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Beleidsregels PUR 2015.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlage wordt ter inzage gelegd bij het vestigingskantoor van de Sociale verzekeringsbank in Leiden en kan worden ingezien via het internet op www.svb.nl/wvo.

Leiden, 3 juni 2015

De voorzitter van de Pensioen- en Uitkeringsraad, D. Mulock Houwer.

TOELICHTING

De Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) en de Sociale verzekeringsbank (SVB) geven gezamenlijk uitvoering aan de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. Het gaat hier om de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945. Daarnaast wordt met ingang van 1 januari 2015 gezamenlijk uitvoering gegeven aan de Algemene oorlogsongevallenregeling Indonesië met inbegrip van het besluit van de Luitenant-Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië van 5 november 1946 (Indisch Staatsblad 1946, 118) (AOR).

De wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen en de AOR kennen bepalingen die het mogelijk maken om de kosten van voorzieningen geheel of gedeeltelijk te vergoeden. De relatie tussen de PUR en de SVB is geregeld in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. Deze wet bepaalt dat de PUR voor de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen en de AOR beleidsregels opstelt. De PUR geeft hieraan invulling door jaarlijks met het Besluit Beleidsregels PUR het voorzieningenbeleid vast te stellen. In dit kader werd op 21 mei 2014 het Besluit Beleidsregels PUR 2014 (Stcrt. 2014, nr. 20344) genomen; voornoemd besluit omvat geen AOR-beleid. De bij dat besluit behorende beleidsregels hebben betrekking op voorzieningen in verband met invaliditeit of gezondheidsklachten en zijn gepubliceerd. De PUR heeft sindsdien in het beleid voor een aantal voorzieningen wijzigingen aangebracht, de AOR en een beleidsregel toegevoegd. De PUR heeft daarom het Besluit Beleidsregels PUR 2015 genomen, inhoudende dat de PUR de beleidsregels voor de voorzieningen met inbegrip van de AOR heeft vastgesteld.

De bijlage waarnaar in het besluit wordt verwezen, betreft de gebundelde verzameling beleidsregels PUR die voor een ieder ter inzage ligt bij het vestigingskantoor van de Sociale Verzekeringsbank in Leiden. De inhoud van de publicatie kan tevens worden ingezien via het internet op www.svb.nl/wvo.

De beleidsregels zijn op de volgende punten gewijzigd:

  • in de afzonderlijke beleidsregels die van toepassing zijn op de AOR is de AOR toegevoegd. Dit betreft de volgende onderdelen:

    5015 Voorliggende voorzieningen;

    5025 Ingang en einde voorzieningen;

    5030 Normbedragen;

    5050 Overige voorzieningen tot € 150;

    5060 Negatief medisch advies overige voorzieningen;

    5105 Medische zorg algemeen;

    5110 Ongedekte medische kosten;

    5115 Tandartskosten;

    5200 Therapieën en paramedische zorg alsmede 5205 t/m 5280;

    5300 Hulpmiddelen alsmede 5305 t/m 5344;

    5405 Verzorging- en verpleging in een daarvoor bestemde instelling; voor AOR alleen verpleging;

    5410 Verzorgingshulp thuis;

    5415 Pedicure;

    5605 Dieetkosten;

    5705 Huishoudelijke hulp; voor nadere besluitvorming zie onder b;

    5810 Vervoer in verband met medische behandeling;

  • in de afzonderlijke beleidsregels die niet gelden voor de uitvoering van de AOR is vermeld dat deze niet van toepassing zijn voor de AOR. Dit betreft de volgende onderdelen:

    5005 Voorzieningen zonder causaliteitseisen voor gerechtigden van 70 jaar en ouder;

    5010 Voortzetting voorzieningen voor nabestaande partner;

    5020 Draagkracht tegemoetkomingen Wuv en Wubo;

    5505 Vakantiekosten;

    5710 Verhuis-en herinrichtingskosten;

    5715 Huurbijdrage;

    5720 Woningaanpassing;

    5805 Sociaal vervoer;

    5815 Aanschaf auto;

    5820 Autokosten;

    5825 Auto, hulpvoorzieningen;

    5830 Scootmobiel;

    5900 Deelname aan het maatschappelijk verkeer.

  • in de beleidsregels waarin de term AWBZ voorkomt is dit gewijzigd in Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (Zvw), of Wet Maatschappelijk ondersteuning (WMO) al naar gelang welke wet van toepassing is;

  • onderdeel 5016 (Voorzieningen bij samenloop van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen en/of de AOR) is toegevoegd. In deze beleidsregel is bepaald dat eenzelfde voorziening slechts bij één van de wetten of de AOR kan worden toegekend. Daarnaast moet het voor de gerechtigde de meest gunstige wet of regeling betreffen;

  • in onderdeel 5025 (Ingang en einde toekenning voorzieningen) is toegevoegd dat voor de AOR van de hoofdregel voor de ingangsdatum kan worden afgeweken als de aanvraag voor een tegemoetkoming is ingediend binnen zes maanden na de datum van de beschikking waarmee op de eerste aanvraag is beslist. Verder geldt dat in verband met de invoering van de Wlz voor Nederland de term verzorgingshuis met het hieraan verbonden beleid is komen te vervallen en alleen nog sprake is van beëindiging van voorzieningen bij opname in een Wlz-instelling. Hierop geldt een uitzondering voor gevallen waarin sprake is van opname in een Wlz-instelling vóór 2016 op grond van de overgangsregeling in de Wlz op basis van een laag zorgzwaartepakket. Hiervoor gelden nog de intrekkingsregels bij opname in een verzorgingshuis;

  • in onderdeel 5705 (Huishoudelijke hulp) is toegevoegd dat in het kader van de AOR 1 dagdeel huishoudelijke hulp kan worden toegekend als er sprake is van een energetische beperking op grond van de psychische klachten en/of beperkingen voor het verrichten van zware huishoudelijke werkzaamheden op grond van somatische aandoeningen waarbij deze beperkingen geheel of ten dele het gevolg zijn van causale aandoeningen. Voor wat de tijdelijke voortzetting van de vergoeding huishoudelijke hulp (niet van toepassing voor de AOR) die werd toegekend na opname in een zorginstelling is nader bepaald dat deze alleen aan de weduwe of weduwnaar kan worden toegekend als deze ten minste een jaar werd genoten. Tot slot wordt het normbedrag van de dagdelen huishoudelijke hulp voor de AOR per 1 juli 2015 bepaald op het bedrag dat geldt voor de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. Voor AOR-gerechtigden die volgens de urenvergoeding voor 1 juli 2015 een hoger bedrag ontvingen, ontvangen ook na 1 juli 2015 dit bedrag, totdat het dagdeelbedrag gunstiger is;

  • in onderdeel 5810 (Vervoer in verband met medische behandelingen) is de bepaling over de kilometerprijs die gold tot 1 november 2011 komen te vervallen. Voorts is ter aanvulling een passage opgenomen over het bereik van ‘oude’ Wuv-beschikkingen waarin een lager aantal kilometers ter vergoeding staat vermeld dan volgens de huidige criteria mogelijk is.

  • in onderdeel 5905 (Deelname aan het maatschappelijk verkeer [DMV]) is toegevoegd dat bij verblijf in een Wlz-instelling of een verpleeghuis in het buitenland deze voorziening alleen tijdelijk wordt voortgezet voor de weduwe of weduwnaar als de tegemoetkoming voor het overlijden ten minste een jaar lang werd genoten

  • tot slot heeft een aantal redactionele aanpassingen plaatsgevonden.

Naar boven