Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 9 juli 2015, nummer 654765, houdende wijziging van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 3, derde lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f komt te luiden:

f. gezinsleden:

de volgende leden van het gezin van de asielzoeker die in verband met de asielaanvraag in Nederland aanwezig zijn, voor zover het gezin reeds bestond in het land van herkomst:

  • 1°. echtgenoten of aan gehuwden gelijkgestelde partners;

  • 2°. hun minderjarige kinderen, mits zij ongehuwd en van hun afhankelijk zijn;

  • 3°. de vader, moeder, of een andere volwassene die volgens het recht of de praktijk in Nederland verantwoordelijk is voor de minderjarige en ongehuwde asielzoeker;

2. Onderdeel g komt te luiden:

g. minderjarig:

de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt hebbende;

3. Na onderdeel j wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

k. Opvangrichtlijn:

Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (Pb EU 2013, L 180).

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het COA verstrekt aan de asielzoeker, bedoeld in artikel 3, binnen een redelijke termijn van ten hoogste vijftien dagen na de indiening van de asielaanvraag informatie over:

    • a. de geldende voordelen en de verplichtingen die hij moet nakomen in verband met de opvangvoorzieningen;

    • b. organisaties of groepen van personen die specifieke rechtsbijstand verlenen;

    • c. de opvangvoorzieningen, waaronder medische zorg.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het COA zorgt ervoor dat de in het derde lid bedoelde informatie schriftelijk wordt verstrekt in een taal die de asielzoeker verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze verstaat. In voorkomend geval kan deze informatie tevens mondeling verstrekt worden.

3. Het vijfde en zesde lid vervallen.

C

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Minister aan het COA de bevoegdheid verlenen om bepaalde categorieën asielzoekers uit te sluiten van opvang indien:

    • a. de gewoonlijk beschikbare huisvestingscapaciteit tijdelijk uitgeput is;

    • b. een beoordeling van de specifieke situatie en bijzondere opvangbehoeften van een kwetsbare asielzoeker vereist is.

  • 2. Aan een asielzoeker die overeenkomstig het eerste lid is uitgesloten van opvang, worden vervangende verstrekkingen verleend, die in elk geval de basisbehoeften dekken.

  • 3. Er bestaat geen recht op opvang:

    • a. indien de asielzoeker niet binnen 24 uur na doorverwijzing door het COA naar de opvang in de opvangvoorziening arriveert;

    • b. indien de asielzoeker een onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

    • c. indien de asielzoeker tot ongewenst vreemdeling als bedoeld in artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 is verklaard, of tegen de asielzoeker een inreisverbod als bedoeld in artikel 66a van die wet is uitgevaardigd en hij uit dien hoofde geen rechtmatig verblijf heeft;

    • d. door het enkele beroep van de asielzoeker op artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 of op de daarmee gelijkgestelde feitelijk situatie, bedoeld in artikel 3, derde lid, aanhef en onder g.

D

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘onderdak’ ingevoegd: in opvangvoorzieningen die een toereikend huisvestingsniveau bieden of in particuliere huizen, appartementen, hotels of andere voor de huisvesting van asielzoekers aangepaste ruimten.

2. Het derde tot en met zevende lid komen te luiden:

  • 3. Het COA zorgt ervoor dat tijdens het verblijf in de opvangvoorziening:

    • a. de asielzoeker bescherming van zijn gezinsleven geniet;

    • b. de asielzoeker de mogelijkheid heeft om te communiceren met familieleden, juridisch adviseurs of raadslieden en vertegenwoordigers van de Hoge Commissaris der Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) en andere relevante, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instanties;

    • c. familieleden, juridisch adviseurs of raadslieden, vertegenwoordigers van de UNHCR en relevante door de Minister erkende niet-gouvernementele organisaties toegang hebben tot de opvangvoorziening zodat zij de asielzoeker kunnen bijstaan;

    • d. de asielzoeker een programma voor educatie en ontwikkeling wordt geboden.

  • 4. De toegang, bedoeld in het derde lid, onder c, kan slechts worden beperkt om redenen die verband houden met de veiligheid van de opvangvoorziening en van de asielzoekers.

  • 5. Het eerste lid, onder b en d, en het derde lid, onder d, zijn niet van toepassing op de asielzoeker wiens asielaanvraag in het Aanmeldcentrum wordt behandeld dan wel de vreemdeling die in zijn rust- en voorbereidingstermijn voor verstrekkingen in aanmerking komt, tenzij het een alleenstaande minderjarige vreemdeling betreft.

  • 6. Elke opvangvoorziening heeft een door het COA opgesteld huishoudelijk reglement waarin tenminste passende maatregelen zijn opgenomen om geweldpleging en gendergerelateerd geweld, met inbegrip van aanranding en seksuele intimidatie, te voorkomen.

  • 7. Het aanbieden van recreatieve en educatieve activiteiten en het in bruikleen geven van gebruiksvoorwerpen kan afhankelijk worden gesteld van de betaling door de asielzoeker van een waarborgsom.

3. Het achtste en negende lid vervallen.

E

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

  • 1. Het COA kan de in artikel 9, eerste lid, bedoelde verstrekkingen beperken of, in uitzonderlijke gevallen intrekken indien de asielzoeker:

    • a. de door het COA vastgestelde opvangvoorziening heeft verlaten zonder het COA op de hoogte stellen of, indien toestemming vereist is, zonder toestemming;

    • b. gedurende twee weken niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder e;

    • c. gedurende twee weken niet heeft voldaan aan verzoeken van het COA om informatie te verstrekken, met inbegrip van gegevens die nodig zijn voor het realiseren van de opvang, waaronder in elk geval zijn naam geboortedatum, nationaliteit, land van herkomst, gezinssamenstelling, vermogenspositie en de datum waarop door of ten behoeve van hem een asielaanvraag is ingediend;

    • d. twee opeenvolgende malen niet is verschenen voor een gehoor betreffende de asielprocedure;

    • e. een opvolgende asielaanvraag, als bedoeld in artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000, heeft ingediend nadat een definitieve beslissing, met inbegrip van een expliciete of impliciete intrekking, over een vorige asielaanvraag is genomen;

    • f. financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte van de opvangvoorzieningen gebruik heeft gemaakt;

    • g. een hem overeenkomstig het bepaalde in artikel 20, tweede lid, in rekening gebrachte tegemoetkoming in de kosten van opvang niet betaalt;

    • h. ernstig inbreuk maakt op de verplichtingen, bedoeld in artikel 19, eerste lid;

    • i. een ernstige vorm van geweld pleegt jegens asielzoekers die in een opvangvoorziening verblijven, aan personen die werkzaam zijn in de voorziening of aan anderen.

  • 2. Het COA kan de in artikel 9, eerste lid, bedoelde verstrekkingen beperken indien het kan aantonen dat de asielzoeker zonder gerechtvaardigde reden na zijn binnenkomst in Nederland niet zo spoedig als redelijkerwijze mogelijk is een asielaanvraag heeft ingediend.

  • 3. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met d, wordt, wanneer de asielzoeker zich bij het COA meldt, een gemotiveerde, op de redenen voor de verdwijning gebaseerde beslissing genomen inzake het opnieuw verstrekken van sommige of alle beperkte of ingetrokken verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, mits de asielzoeker recht heeft op opvang als bedoeld in artikel 3.

  • 4. Het eerste lid, onder b, is niet van toepassing op de asielzoeker wiens asielaanvraag in het Aanmeldcentrum wordt behandeld dan wel de vreemdeling die in de rust- en voorbereidingstermijn voor verstrekkingen in aanmerking komt.

  • 5. De beslissing, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt gemotiveerd en genomen op grond van de specifieke situatie van de asielzoeker.

  • 6. De verstrekkingen bedoeld in artikel 9, eerste lid, worden niet beperkt of ingetrokken voordat de beslissing, bedoeld in het eerste en tweede lid is genomen.

F

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘over te plaatsen’ ingevoegd: wanneer dit noodzakelijk is.

2. Het tweede tot en met vierde lid komen te luiden:

  • 2. Overplaatsing is in ieder geval noodzakelijk indien:

    • a. de opvangvoorziening waarin de asielzoeker verblijft, wordt gesloten;

    • b. een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de asielprocedure daarmee is gediend.

  • 3. Na overplaatsing van een asielzoeker naar een andere opvangvoorziening worden de in artikel 9, eerste lid, bedoelde verstrekkingen in deze andere opvangvoorziening aangeboden. Artikel 9, vijfde lid, is van toepassing.

  • 4. Bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, zorgt het COA er voor dat de eenheid van het gezin in de mate van het mogelijke en met instemming van de asielzoekers bewaard wordt.

3. Het vijfde lid vervalt.

G

Artikel 13 vervalt.

H

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Onder buitengewone kosten als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder g, worden niet verstaan de kosten voor:

    • a. een contra-expertise indien het een asielzoeker betreft wiens asielaanvraag in het Aanmeldcentrum wordt behandeld of is afgewezen dan wel indien het een vreemdeling betreft die in zijn rust- en voorbereidingstermijn voor verstrekkingen in aanmerking komt;

    • b. de huur van een woning dan wel de aan de huur van een woning gerelateerde kosten;

    • c. een onderzoek, als bedoeld in artikel 3.109e, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

2. Het achtste lid vervalt.

I

Na hoofdstuk IV wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IVA. KWETSBARE PERSONEN

Artikel 18a
  • 1. Het COA zorgt ervoor dat tijdens het verblijf in de opvangvoorziening rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van kwetsbare personen als bedoeld in artikel 21 van de Opvangrichtlijn.

  • 2. Ter uitvoering van het eerste lid beoordeelt het COA of de asielzoeker bijzondere opvangbehoeften heeft.

  • 3. Indien de asielzoeker overeenkomstig het tweede lid bijzondere opvangbehoeften heeft, wordt naast de verstrekkingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, specifieke steun en begeleiding geboden.

Artikel 18b

Bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 11, eerste lid, zorgt het COA ervoor dat:

  • a. minderjarige kinderen van asielzoekers of minderjarige asielzoekers worden gehuisvest bij hun ouders, bij hun ongehuwde broers of zussen of bij de volwassene die krachtens het recht of de praktijk van Nederland voor hen verantwoordelijk is, mits het in het belang van de betrokken minderjarige is;

  • b. afhankelijke volwassen asielzoekers met bijzondere opvangbehoeften in de regel worden ondergebracht bij volwassen nauwe verwanten die zich reeds in Nederland bevinden en die volgens het recht of de praktijk voor hen verantwoordelijk zijn.

Artikel 18c

Het COA zorgt er tijdens het verblijf in de opvangvoorziening voor dat:

  • a. minderjarigen kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieve activiteiten die passen bij hun leeftijd en aan activiteiten in de open lucht;

  • b. minderjarigen die het slachtoffer zijn geweest van enige vorm van mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting, foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of die hebben geleden onder gewapende conflicten, toegang hebben tot de rehabilitatiediensten en waar nodig gekwalificeerde begeleiding wordt verstrekt;

  • c. personen die foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van geweld hebben ondergaan, voor hun daardoor veroorzaakte letsel de vereiste behandeling ontvangen, met name door hen toegang te geven tot passende medische en psychische behandeling en verzorging.

J

In artikel 19, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt achter onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd luidende:

  • f. deel te nemen aan programma’s gericht op het voorlichten over en het stimuleren en bewustmaken van terugkeer.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 20 juli 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 juli 2015

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

TOELICHTING

ALGEMEEN

Deze wijzigingsregeling bevat de wijzigingen in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 ter implementatie van de Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) (hierna: de richtlijn). Het betreft een herschikking van de Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (PbEU L 31/18). Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de richtlijn moet deze uiterlijk op 20 juli 2015 zijn omgezet.

De richtlijn heeft betrekking op de opvangvoorzieningen voor asielzoekers. Illegaal verblijvende vreemdelingen, onder wie uitgeprocedeerde asielzoekers, vallen buiten de reikwijdte van de richtlijn. Dit vloeit voort uit artikel 2, onder b, gelezen in samenhang met artikel 1 van de richtlijn. Dit beperkt de reikwijdte van de richtlijn tot het vaststellen van normen voor de opvang van onderdanen van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen. Wanneer een definitieve beslissing is genomen, heeft betrokkene een verblijfstatus of is zijn asielaanvraag afgewezen. In het laatste geval valt hij onder de Terugkeerrichtlijn.

De normen die betrekking hebben op opvang en verstrekking van financiële ondersteuning aan asielzoekers zijn opgenomen in artikel 11 van de Vreemdelingenwet 2000, de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers en de daaronder liggende Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005. De omzetting van de richtlijn vergt voor wat betreft de normen die betrekking hebben op opvang en verstrekking van financiële ondersteuning aan asielzoekers alleen aanpassing van laatstgenoemde regeling. Wel wordt in de Vreemdelingenwet 2000 en de daaronder liggende regelgeving de wettelijke vormgeving van de inbewaringstelling aangepast aan de systematiek en terminologie van de richtlijn.

De invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Ook de inwerkingtredingsdatum wijkt af van de vaste verandermomenten. Deze uitzonderingen zijn toegestaan omdat het implementatie van bindende EU-rechtshandelingen betreft (Aanwijzing 174, vierde lid, onder d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

ARTIKELSGEWIJS

A

In artikel 1 is de term ‘gezin’ in onderdeel f conform de richtlijn vervangen door het begrip ‘gezinsleden’. Ook de omschrijving daarvan is in overeenstemming gebracht met de richtlijn.

Als gevolg van deze wijzigingen kan het begrip ‘alleenstaande ouder’ in onderdeel g worden geschrapt en is in dat onderdeel de definitie van minderjarige opgenomen. Artikel 2, onderdeel d, van de richtlijn bepaalt dat een minderjarige iedereen is onder de 18 jaar. Deze omschrijving is anders dan de definitie in artikel 1:233 van het Burgerlijk Wetboek, volgens welke een persoon door huwelijk meerderjarig kan worden of met toepassing van 1:253ha meerderjarig kan worden verklaard, maar wordt dwingend door de richtlijn voorgeschreven. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000, waarin ‘minderjarige’ op dezelfde wijze wordt omschreven.

In het nieuwe onderdeel k is de definitie van de Opvangrichtlijn toegevoegd.

B

Artikel 2, derde en vierde lid, van deze regeling betreft de door het COA aan de asielzoeker te verstrekken informatie. Deze leden zijn aangepast aan de bewoordingen van de richtlijn. In overeenstemming met artikel 5, eerste lid, van de richtlijn is bepaald dat de informatie moet worden verstrekt binnen een termijn van ten hoogste vijftien dagen na de indiening van de asielaanvraag. Overigens is het mogelijk dat het COA de onderhavige informatie eerder in de asielprocedure verstrekt. Verder is aan de tekst van artikel 2, derde lid, conform de richtlijn toegevoegd dat tot informatie over de opvangvoorzieningen ook informatie over medische zorg behoort.

Het vierde lid betreffende de taal waarin de informatie moet worden verstrekt, is aangepast aan de gewijzigde formulering in artikel 5, tweede lid, van de richtlijn. De richtlijn schrijft voor dat de informatie schriftelijk wordt verstrekt in een taal die de verzoeker verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze verstaat. Verder is het vierde lid aangevuld met de bepaling in artikel 5, tweede lid, van de richtlijn dat de informatie in voorkomend geval tevens mondeling kan worden verstrekt.

Het vijfde en zesde lid van artikel 2 zijn verplaatst naar artikel 4 van deze regeling omdat de inhoud van deze leden aansluit op hetgeen in dat artikel is bepaald.

C

In artikel 4, eerste en tweede lid, is artikel 18, negende lid, van de richtlijn geïmplementeerd. De formulering van het eerste lid, onderdeel a, is aangepast aan de tekst van de richtlijn. In plaats van ‘een capacitaire noodsituatie’ is sprake van ‘een tijdelijke uitputting van de gewoonlijk beschikbare huisvestingscapaciteit’. Hiermee wordt gedoeld op dezelfde feitelijke situatie waarin de druk op de beschikbare opvangcapaciteit bijzonder groot is. Het eerste lid, onderdeel b, betreft het geval dat een beoordeling van de specifieke situatie van kwetsbare personen vereist is overeenkomstig artikel 22 van de richtlijn (zie artikel 18a van deze regeling).

Met het verlenen van deze bevoegdheid aan het COA zal zeer terughoudend worden omgegaan. Het uitgangspunt blijft dat iedere asielzoeker die volgens de voorschriften in deze regeling aanspraak maakt op opvangvoorzieningen ook daadwerkelijk een passende plaats in een opvangvoorziening krijgt aangeboden. Een noodsituatie met betrekking tot de opvangcapaciteit of een noodzakelijke vaststelling van de specifieke behoeften van asielzoekers kunnen er echter toe leiden dat dit uitgangspunt tijdelijk moet worden losgelaten. De Minister moet de toestemming aan het COA om bepaalde categorieën asielzoekers uit te sluiten van opvang motiveren en de uitsluiting moet gelden voor een zo kort mogelijke redelijke termijn. De Minister kan de aan het COA verleende bevoegdheid intrekken.

In het tweede lid van artikel vier is vastgelegd dat asielzoekers in geval van toepassing van het eerste lid, aanspraak maken op andere voorzieningen die in ieder geval de basisbehoeften vervullen.

In het derde lid zijn het vijfde en zesde lid van artikel 2 (oud) en het tweede en derde lid van artikel 4 (oud) opgenomen.

D

In artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, is artikel 18, eerste lid, onder b en c, van de richtlijn geïmplementeerd. Onderdeel a van artikel 18, eerste lid, is niet opgenomen omdat ruimten die gebruikt worden om asielzoekers te huisvesten gedurende de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat aan de grens of in een transitzone is ingediend, geen COA-opvang betreft.

In het derde lid, onder a, b en c, van artikel 9 wordt artikel 18, tweede lid, van de richtlijn geïmplementeerd. De bescherming van het familie- en gezinsleven wordt ook in andere artikelen van de richtlijn tot uitdrukking gebracht, bijvoorbeeld in artikel 18, vijfde lid en artikel 23, vijfde lid. Deze meer concrete bepalingen zijn in het nieuwe artikel 18b van de regeling geïmplementeerd. In de praktijk houdt het COA al zoveel mogelijk rekening met de bescherming van het familie- en gezinsleven. Het is dan ook niet te verwachten dat de implementatie hiervan tot een verandering van de huidige praktijk leidt. De formulering van artikel 9, derde lid, onder b en c, van de regeling (het zesde en zevende lid van het oude artikel 9) is aangepast aan de enigszins gewijzigde tekst van de richtlijn. Het derde lid, onder d, komt overeen met het oude artikel 9, derde lid, van de regeling. Het vierde en vijfde lid komen overeen met het achtste en negende lid van het oude artikel 9. Het oude vierde lid, betreffende kwetsbare personen, is verplaatst naar artikel 18a in het nieuwe hoofdstuk IVa van deze regeling.

In het zesde lid wordt artikel 18, vierde lid, van de richtlijn geïmplementeerd. In het huishoudelijk reglement van een opvangvoorziening moeten tenminste geschikte maatregelen zijn opgenomen om (al dan niet gendergerelateerd) geweld te voorkomen. Aan het huishoudelijk reglement kan per opvangvoorziening een passende invulling worden gegeven.

Het zevende lid komt overeen met het oude vijfde lid.

E

In artikel 20 van de richtlijn is neergelegd in welke gevallen de materiële opvangvoorzieningen kunnen worden beperkt of ingetrokken omdat de vreemdeling niet voldoet aan verplichtingen die op hem rusten. Soms zijn deze maatregelen ook noodzakelijk om de leefbaarheid en veiligheid van andere asielzoekers of het personeel in de opvanglocatie te waarborgen. De artikelen 10 juncto artikel 19 van de regeling bieden een grondslag voor het beperken of intrekken van opvangvoorzieningen. Ingeval van beperking of intrekking van verstrekkingen heeft de asielzoeker toegang tot de noodzakelijke medische zorg en is een waardige levensstandaard uitgangspunt.

De gronden tot gehele of gedeeltelijke onthouding van de verstrekkingen in artikel 9, eerste lid, van deze regeling waren voorheen opgenomen in artikel 10 en artikel 13. Alle gronden zijn nu samengevoegd in artikel 10.

Met artikel 10, eerste lid, onder a, b, c en d, van de regeling is artikel 20, eerste lid, onder a en b, van de richtlijn geïmplementeerd. Met uitzondering van onderdeel d, waren deze onderdelen op grond van richtlijn 2003/9/EG reeds in de regeling geïmplementeerd. De redelijke termijn van twee weken in artikel 10, eerste lid, onder b en c, sluit aan bij de huidige praktijk, waarin het recht op opvang eindigt indien de asielzoeker twee weken niet heeft voldaan aan de meldplicht bij de Vreemdelingenpolitie (artikel 7, eerste lid, onder j, van de regeling) of de verplichte COA- inhuisregistratie (artikel 10, eerste lid, onder a, juncto artikel 19, eerste lid, onder e, van de regeling). Voor wat betreft het niet voldoen aan verzoeken om te verschijnen voor een persoonlijk onderhoud betreffende de asielprocedure (artikel 10, eerste lid, onder d, van de richtlijn) is bepaald dat de verstrekkingen kunnen worden beperkt of ingetrokken indien de asielzoeker twee achtereenvolgende keren niet heeft voldaan aan de uitnodiging voor een gehoor.

In artikel 10, eerste lid, onder e, is artikel 20, eerste lid, onder c, van de richtlijn geïmplementeerd. Op basis van richtlijn 2003/9/EG bestond al de mogelijkheid om opvangvoorzieningen te beperken of in te trekken indien de asielzoeker reeds een asielverzoek in Nederland heeft ingediend. Deze bepaling, die destijds niet is omgezet, wordt nu geïmplementeerd om toepassing desgewenst of zo nodig mogelijk te maken. De richtlijn beperkt de mogelijkheid om dit tegen te werpen tot gevallen waarin de eerdere asielaanvraag definitief is afgewezen. Onder definitieve afwijzing moet hier worden verstaan een beslissing waartegen geen rechtsmiddel is aangewend, of indien beroep op de rechtbank is ingesteld, de afwijzende uitspraak van de rechter. Hoger beroep op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet hieronder niet worden begrepen. Dit vloeit voort uit de term ‘definitieve beslissing’ in de definitie van ‘volgend verzoek’ in artikel 2, onder q, van de richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn). In onderdeel d van dat artikel wordt ‘definitieve beslissing’ gedefinieerd als een beslissing waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat in het kader van hoofdstuk V van richtlijn 2013/32/EU. Hoofdstuk V van richtlijn 2013/32/EU betreft uitsluitend beroepsprocedures in eerste aanleg en niet hoger beroep.

Artikel 10, eerste lid, onder f, komt overeen met artikel 20, derde lid, van de richtlijn. Dit is verder geïmplementeerd in artikel 7, eerste lid, onder k, artikel 10, onder c, en artikel 21 van de regeling.

Artikel 10, eerste lid, onder g, heeft zijn grondslag in artikel 17, vierde lid, van de richtlijn. Op grond van artikel 17, vierde lid, van de richtlijn kan van asielzoekers indien zij over voldoende middelen beschikken, een bijdrage worden verlangd voor het totaal of een deel van de kosten van de materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg overeenkomstig het derde lid. Uit de woorden ‘overeenkomstig lid 3’ in artikel 17, vierde lid, van de richtlijn vloeit voort dat de toekenning van alle of bepaalde materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg afhankelijk kan worden gesteld van het betalen van de verlangde bijdrage.

Op grond van artikel 10, eerste lid, onder h en i kan het COA de verstrekkingen aan een asielzoeker geheel of gedeeltelijk onthouden indien de asielzoeker ernstig inbreuk maakt op de verplichtingen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, of een ernstige vorm van geweld pleegt jegens asielzoekers die in een opvangvoorziening verblijven, aan personen die werkzaam zijn in de voorziening of aan anderen. De onderdelen h en i vinden hun basis in de artikelen 7, derde lid, 18, vierde lid, en 20, vierde lid, van de richtlijn. De formulering van deze gronden in de regeling is in lijn gebracht met de richtlijn door de toevoeging dat het gaat om een ernstige inbreuk op de verplichtingen van de asielzoeker met betrekking tot de opvang en om ernstige geweldpleging. Het Reglement Onthoudingen Verstrekkingen geeft hiervoor een door het COA uitgewerkt beleidskader. In dit reglement is aangegeven in welke situaties (na welke gedragingen) het COA bevoegd is de in het Reglement voorgeschreven maatregelen te nemen

Artikel 10, tweede lid, is de implementatie van artikel 20, tweede lid, van de richtlijn. Deze bepaling was in andere vorm al opgenomen in artikel 16, tweede lid van richtlijn 2003/9/EG. Waar deze bepaling de bewijslast bij de asielzoeker legde, legt artikel 20, tweede lid, de bewijslast bij de staat. Die moet bewijzen dat de verzoeker zonder gerechtvaardigde reden de asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend. Destijds is artikel 20, tweede lid, van de richtlijn niet geïmplementeerd. De huidige bepaling wordt wel opgenomen in de regeling, zodat deze indien gewenst of nodig toegepast kan worden.

In het derde lid van artikel 10 is de laatste paragraaf van artikel 20, eerste lid, van de richtlijn geïmplementeerd. Indien de asielzoeker de opvangvoorziening heeft verlaten en zijn verblijfplaats onbekend is, moet het COA opnieuw een beslissing nemen over het al dan niet verstrekken van opvangvoorzieningen indien de asielzoeker zich weer bij het COA meldt. Voorwaarde voor het opnieuw verstrekken van opvang is dat de asielzoeker recht op opvang heeft als bedoeld in artikel 3 van de regeling.

Het vierde lid van artikel 10 van deze regeling komt overeen met artikel 19, tweede lid, van de regeling die gold tot aan de onderhavige wijziging.

Met het vijfde lid van artikel 10 wordt artikel 20, vijfde lid, van de richtlijn ten uitvoer gelegd. Het beperken of intrekken van verstrekkingen kan naar zowel duur als zwaarte beperkt zijn. Of, en zo ja, in welke mate de verstrekkingen worden onthouden hangt af van de concrete omstandigheden. Hierbij behoren het evenredigheidsbeginsel en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht te worden genomen. Concreet brengt dit mee dat, alvorens de voorzieningen worden beperkt of ingetrokken, het COA moet onderzoeken en beoordelen of de voorgenomen beperking of intrekking in verhouding staat tot de aard en ernst van het gedrag of het nalaten van de betrokkene, zodat de beperking of intrekking gerechtvaardigd is. Daarbij moet betrokken worden of een andere, minder zware maatregel dan de voorgenomen beperking of intrekking mogelijk en gepaster is. De belangen van de asielzoeker moeten bij de beslissing of een maatregel wordt opgelegd, en zo ja welke, worden meegewogen.

In het zesde lid van artikel 10 is artikel 20, zesde lid, van de richtlijn geïmplementeerd. Hoewel deze bepaling voor zichzelf spreekt, is zij uit oogpunt van rechtszekerheid voor de asielzoeker opgenomen. Overigens is dit geen wijziging ten opzichte van het huidige recht en de geldende praktijk.

F

Het eerste lid van artikel 11 is in overeenstemming gebracht met artikel 18, zesde lid, van de richtlijn door de toevoeging dat het COA een asielzoeker naar een andere opvangvoorziening mag overplaatsen wanneer dat noodzakelijk is. In aansluiting hierop zijn in het tweede lid twee gevallen genoemd waarin overplaatsing in ieder geval noodzakelijk is. Onderdeel a betreft de sluiting van een opvanglocatie. Onderdeel b betreft de situatie waarin de overplaatsing noodzakelijk is in het belang van een doelmatige en doeltreffende asielprocedure, ook in het belang van de asielzoeker zelf. Zie in de verband de brief aan de Tweede Kamer van 12 februari 2013 (Kamerstukken II 2012–2013, 19 637, nr. 1605, blz. 3). Het beleid van het COA is erop gericht om overplaatsing van asielzoekers zoveel mogelijk te beperken, maar overplaatsing is ook in andere gevallen niet altijd te voorkomen, bijvoorbeeld om het recht op familie- of gezinsleven te kunnen waarborgen of om redenen van beheersbaarheid, bijvoorbeeld na geweldpleging. Asielzoekers moeten in de gelegenheid gesteld worden zelf hun juridisch adviseurs of raadslieden van de overplaatsing en hun nieuwe adres op de hoogte brengen.

Het derde lid komt overeen met het oude tweede lid. Als de asielzoeker wordt overgeplaatst naar een procesopvanglocatie wordt in bepaalde verstrekkingen niet voorzien, conform artikel 9, vijfde lid.

In het vierde lid is artikel 12 van de richtlijn geïmplementeerd. De formulering is aangepast aan de tekst van de richtlijn.

Het oude vierde en vijfde lid van artikel 11 zijn verwerkt in het nieuwe artikel 18b van deze regeling en kunnen daarom vervallen.

G

Dit artikel vervalt omdat de inhoud ervan is opgenomen in artikel 10 van deze regeling.

H

In artikel 17, zevende lid, zijn onder a en b het huidige zevende en achtste lid opgenomen. In onderdeel c is een nieuwe categorie toegevoegd.

Medisch onderzoek naar aanwijzingen van vroegere vervolging of ernstige schade, bedoeld in artikel 3.109e van het Vreemdelingenbesluit 2000, die op eigen initiatief van de vreemdeling worden uitgevoerd, wordt expliciet uitgezonderd van de door het COA te vergoeden buitengewone kosten. Indien Onze Minister een dergelijk onderzoek voor de beoordeling van de aanvraag relevant acht, biedt hij dat aan de asielzoeker aan en komen de kosten voor rekening van de overheid. Ingeval Onze Minister een medisch onderzoek niet relevant acht voor de beoordeling van de asielaanvraag, kan de asielzoeker op eigen initiatief en kosten onderzoek laten verrichten.

I

In het nieuwe hoofdstuk IVa van de regeling betreffende kwetsbare personen zijn drie artikelen opgenomen. In artikel 18a zijn de artikelen 18, derde lid, 21 en 22 van de richtlijn geïmplementeerd. Op grond van de richtlijn gelden bijzondere zorgplichten voor de overheid voor deze kwetsbare personen. Voor de praktijk zijn deze zorgplichten geenszins nieuw: ook nu wordt bij het verstrekken van opvang zo veel mogelijk rekening gehouden met specifieke noden van kwetsbare vreemdelingen, zoals minderjarigen. Tot nog toe was dit echter fragmentarisch neergelegd in de RVA 2005. Bij deze wijziging wordt ervoor gekozen om deze verplichtingen op een plek neer te leggen, in het nieuwe hoofdstuk IVa. In de praktijk zal dit naar verwachting overigens niet tot grote wijzigingen leiden.

Op grond van deze bepalingen moet bij de uitvoering van de richtlijn rekening worden gehouden met de specifieke situatie van kwetsbare asielzoekers en maken (alleen) kwetsbare asielzoekers met bijzondere opvangbehoeften aanspraak op specifieke steun die is afgestemd op hun bijzondere opvangbehoeften. Artikel 21 van de richtlijn bevat een niet-uitputtende opsomming van categorieën kwetsbare personen. Het gaat om minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, slachtoffers van mensenhandel, personen met ernstige ziekten, personen met mentale stoornissen en personen die folteringen hebben ondergaan, zijn verkracht of aan andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld zijn blootgesteld, zoals slachtoffers van vrouwelijke genitale verminking. Omdat niet uitgesloten is dat ook andere personen als kwetsbaar moeten worden aangemerkt, zijn in artikel 18a, eerste lid, niet deze categorieën opgenomen, maar wordt de aanduiding ‘kwetsbare personen’ gehanteerd.

Of de asielzoeker een kwetsbare persoon is en, zo ja, of die persoon behoefte heeft aan specifieke steun en begeleiding, moet in het individuele geval worden beoordeeld. Deze beoordeling moet op grond van artikel 22, eerste lid, van de richtlijn binnen een redelijke termijn na de indiening van het asielverzoek worden aangevangen. Indien de bijzondere opvangbehoeften in een latere fase van de asielprocedure aan het licht komen, wordt hierin eveneens voorzien. Het COA is gehouden om ervoor te zorgen dat de steun die aan personen met bijzondere opvangbehoeften wordt verstrekt gedurende de asielprocedure is afgestemd op hun bijzondere opvangbehoeften, en hun situatie op gepaste wijze te volgen. Dit kan op initiatief van het COA, maar ook bijvoorbeeld door de asielzoeker in de gelegenheid te stellen om kenbaar te maken dat hij bijzondere behoeften heeft. Hierbij is van belang dat medewerkers van het COA worden opgeleid om voortdurend alert te zijn op signalen van kwetsbaarheid. De passende steun kan bijvoorbeeld betekenen dat de kwetsbare asielzoeker specifieke begeleiding krijgt of dat zijn woonruimte in verband met een handicap wordt aangepast. Uitgangspunt is dat het COA flexibiliteit behoudt om op de specifieke situatie van de kwetsbare asielzoeker in te kunnen spelen als die noopt tot bijzondere opvangvoorzieningen. Het tweede lid van artikel 22 van de richtlijn bepaalt dat de beoordeling of een kwetsbare asielzoeker bijzondere opvangbehoeften heeft, geen administratieve procedure hoeft te zijn. Deze beoordeling kan dus worden opgenomen in bestaande procedures.

Overigens wordt opgemerkt dat het COA zelfstandig beoordeelt of een kwetsbare asielzoeker bijzondere opvangbehoeften heeft, los van de beoordeling door de IND op grond van artikel 3.108b van het Vreemdelingenbesluit 2000 of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft als bedoeld in artikel 24 van richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn). Deze beoordeling van de IND kan in voorkomende gevallen wel relevant zijn voor de beoordeling die het COA moet maken.

In artikel 18b worden de artikelen 23, vijfde lid, en 18, vijfde lid, van de richtlijn geïmplementeerd. Onderdeel a was voorheen opgenomen in artikel 11, vierde lid, van de regeling. De formulering van dat onderdeel is aangepast aan de tekst van de richtlijn. Onderdeel b betreffende afhankelijke volwassen asielzoekers met bijzondere opvangbehoeften, was nog niet omgezet. Zoals eerder aangegeven houdt het COA al zoveel mogelijk rekening met de bescherming van het familie- en gezinsleven.

Artikel 18c bevat de artikelen 23, derde en vierde lid, en 25, eerste lid van de richtlijn. Aan deze verplichtingen wordt nu al voldaan.

J

Artikel 19, eerste lid, onder f, is gelijk aan artikel 10, onder e (oud) van de regeling. Het betreft een verplichting die de asielzoeker moet nakomen in verband met de opvangvoorziening.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven