Besluit van de Minister van Economische Zaken van 29 juni 2015, nr. WJZ/14128100 tot aanwijzing van toezichthouders op de naleving van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector op het terrein van Economische Zaken (Besluit aanwijzing EZ-toezichthouder WNT)

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 5.1 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;

Gezien de instemming van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zoals tot uitdrukking gebracht in het Convenant bundeling WNT-toezicht EZ, met kenmerk BZK 2015-0000039210;

Besluit:

Artikel 1

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector ten aanzien van de in bijlage 1 genoemde organisaties en hun topfunctionarissen waarvoor de Minister van Economische Zaken moet worden aangemerkt als de minister wie het aangaat in de zin van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, zijn de ambtenaren van de Eenheid toezicht WNT van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belast, voor zover het gaat om het verrichten van handelingen, bedoeld in de artikelen 5:15 tot en met 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht die verband houden met de aan de Minister van Economische Zaken toekomende bevoegdheid tot handhaving, bedoeld in de artikelen 5.4, 5.5. en 5.6 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

Artikel 2

De programmamanager die leiding geeft aan de Eenheid toezicht WNT van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt gemachtigd opgaven en inlichtingen te vorderen op grond van artikel 5.3 van de WNT ten aanzien van de in bijlage 1 genoemde organisaties en hun topfunctionarissen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing EZ-toezichthouder WNT.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 juni 2015

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen zes weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK ’s-Gravenhage

TOELICHTING

1. Algemeen

Op grond van artikel 5.1. van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: WNT) is iedere minister voor zijn beleidsterrein verantwoordelijk voor en bevoegd tot het aanwijzen van een toezichthouder WNT. Voor het beleidsterrein van het ministerie van Economische Zaken (hierna: EZ) wordt de handhaving van de WNT opgesplitst in twee fasen. De eerste fase betreft het toezicht op naleving in de zin van titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), ofwel het verrichten van de handelingen, bedoeld in de artikelen 5:15 tot en met 5:19 van de Awb. Het gaat hier in de kern om het onderzoek dat nodig is om vast te stellen of sprake is van overtreding van de WNT. De tweede fase betreft de fase waarin gevolg wordt gegeven aan de conclusies uit de onderzoeksfase. Het gaat dan bijvoorbeeld om het nemen van handhavingsbesluiten in de zin van artikel 5:2 van de Awb.

De ambtenaren van de Eenheid toezicht WNT van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) worden in dit besluit aangewezen voor de uitvoering van het toezicht op de naleving van de WNT ten aanzien van de in bijlage 1 genoemde organisaties op het terrein van EZ, voor zover het gaat om de eerste fase van het toezicht op de naleving. De ambtenaren van deze eenheid zullen op het terrein van EZ controleren of de in bijlage 1 genoemde organisaties en hun topfunctionarissen die onder de WNT vallen zich daadwerkelijk houden aan de verplichtingen in deze wet. De conclusies van hun onderzoek dragen zij vervolgens over aan EZ.

De hoofddirecteur Interne Organisatie en Uitvoering van EZ (hierna: HDIOU) zal verantwoordelijk zijn voor de tweede fase, namelijk de uitvoering van de handhaving van de WNT op het terrein van EZ. Hij zal in een concreet geval bepalen hoe gevolg wordt gegeven aan de conclusies uit de onderzoeksfase. Dat kan onder meer betekenen dat hij een instelling, rechtspersoon of topfunctionaris een last onder dwangsom oplegt. De HDIOU is geen toezichthouder in de zin van artikel 5:11 van de Awb. Het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging aan de HDIOU zal separaat plaatsvinden.

Voor een aantal organisaties op het beleidsterrein van EZ wordt het toezicht op de naleving niet opgedragen aan BZK. Ten eerste betreft dit de Autoriteit Consument en Markt, de Grondkamers, Kamer voor de Binnenvisserij, de Raad voor de Plantenrassen, het Nationaal comité dierproeven (NC) en de Centrale Commissie Dierproeven. Deze organisaties hebben geen rechtspersoonlijkheid en maken onderdeel uit van de begrotings- en verantwoordingscyclus van EZ. EZ is op grond van de WNT en de Comptabiliteitswet 2001verantwoordelijk voor de openbaarmaking van o.m. de bezoldigingsgegevens van topfunctionarissen bij deze organisaties. Voorts is EZ verantwoordelijk voor de benoeming en de bezoldiging overeenkomstig de WNT. Rapportage van de WNT-gegevens van deze organisaties vindt in het jaarverslag van EZ plaats. Hierop wordt toezicht gehouden door de Audit Dienst Rijk.

Ten tweede betreft dit de zogenoemde instellingen voor groen onderwijs (AOC’s, de Hogere agrarische onderwijsinstellingen en Wageningen Universiteit). Het toezicht op de groene onderwijsinstellingen door de Inspectie van het onderwijs is geregeld in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren. Op grond van die regeling, die mede namens de Minister van EZ is vastgesteld, zijn de inspecteur-generaal van het onderwijs en de ambtenaren van de Inspectie van het onderwijs aangewezen als toezichthouder ten aanzien van de onderwijsinstellingen die in bijlage 1 bij de WNT zijn genoemd onder de nummers 1 tot en met 9 en 14, 15, en 17 (‘ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’) en de nummers 1 tot en met 3 (‘ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’). De inspecteur-generaal van het onderwijs is op grond van voornoemde regeling tevens bevoegd om namens de Minister van EZ WNT-handhavingsbesluiten te nemen (o.a. last onder dwangsom, opeisen onverschuldigde betalingen).

Met ingang van 1 januari 2014 is bij BZK een toezichteenheid ingericht (zie het Besluit BZK-toezicht en handhaving WNT, d.d. 6 januari 2014, Stcrt. 2014, nr. 826). Deze Eenheid toezicht WNT geeft informatie over de WNT en zal op het beleidsterrein van BZK overwegend verantwoordelijk zijn voor het WNT-toezicht. De Eenheid toezicht WNT zal primair werkzaam zijn op het terrein waarvoor de Minister van BZK verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving en de handhaving van de WNT, doch deze eenheid kan ook door andere ministers op grond van artikel 5.1 WNT worden aangewezen voor het toezicht op hun deelterrein (zie de toelichting op het besluit van 20 juni 2014, Stcrt. nr. 17835).

Gezien het geringe aantal organisaties die op het terrein van EZ te maken hebben met de WNT is een goede uitvoering en naleving van de WNT, alsmede deugdelijk toezicht op de naleving van de WNT erbij gebaat om gebruik te maken van de expertise die bij BZK, in het bijzonder de Eenheid WNT beschikbaar is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft er mee ingestemd dat zijn ambtenaren tevens belast zijn met het toezicht op de naleving van de WNT ten aanzien van de in bijlage 1 genoemde organisaties op het beleidsterrein van EZ, voor zover het gaat om de eerste fase van het toezicht. Hiertoe is een zogenoemd uitvoeringsconvenant gesloten. Voor de duidelijkheid wordt hierbij opgemerkt dat de betrokken ambtenaren rechtspositioneel onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijven, doch voor wat betreft de werkzaamheden die dienen ter uitvoering van het toezicht op de naleving van de WNT op het terrein van EZ opereren onder verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken.

Behalve voor EZ zal de Eenheid WNT ook het toezicht in de zin van de artikelen 5:15 tot en met 5:19 van de Awb uitvoeren op het terrein van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Defensie, Financiën, Infrastructuur en Milieu, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Veiligheid en Justitie.

2. Bevoegdheden

De aangewezen toezichthoudende ambtenaren van de Eenheid toezicht WNT zijn bevoegd om op eigen initiatief of naar aanleiding van een melding onderzoek te doen naar de naleving van de WNT. De toezichthouder kan onderzoek doen door op eigen titel stukken van de betrokken instelling en topfunctionaris op te vragen en in te zien. De toezichthouder komt hierbij gelet op dit aanwijzingsbesluit de bevoegdheden toe van titel 5.2 van de Awb.

In artikel 2 van het aanwijzingsbesluit wordt voorzien in de bevoegdheid van de programmamanager die leiding geeft aan de Eenheid toezicht WNT om op grond van artikel 5.3 van de WNT inlichtingen te vorderen van onder meer de Belastingdienst. Deze machtiging is nodig gelet op het specifieke geheimhoudingsregime dat is neergelegd in artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Bij geconstateerde overtredingen zal de Eenheid WNT een dossier opstellen waarin onder meer de bewijsvoering van de geconstateerde overtredingen zal zijn opgenomen. Vervolgens zal de HDIOU namens de Minister van Economische Zaken handhavend kunnen optreden, zo nodig door het opleggen van een last onder dwangsom (artikel 5.4 WNT), het opeisen van betalingen boven de norm (artikel 5.5 WNT) en het op kosten van de instelling publiceren van ten onrechte niet openbaar gemaakte gegevens (artikel 5.6 WNT).

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE 1: INSTELLINGEN WAARVAN HET WNT-TOEZICHT WORDT OVERGEDRAGEN

  • Autoriteit Diergeneesmiddelen

  • Bureau Beheer Landbouwgronden

  • Centraal Bureau voor de Statistiek

  • Cogas Infra & Beheer B.V.

  • College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (vh. CTB)

  • Delta Netwerkbedrijf B.V.

  • Deltares

  • DPI Value Centre

  • Dutch Polymer Institut

  • Edelmetaal Waarborg Nederland B.V.

  • Endinet BV

  • Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)

  • Enexis B.V.

  • Faunafonds

  • Kamer van Koophandel

  • Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren

  • Liander N.V.

  • Maritime Research Institute Netherlands (MARIN)

  • Nationaal Groenfonds

  • Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR)

  • Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO)

  • Octrooicentrum Nederland

  • Orde van Octrooigemachtigden

  • Rendac

  • Rendo Netbeheer B.V.

  • Staatsbosbeheer

  • Stedin Netbeheer B.V.

  • Stichting Bevordering van de Uitvoer

  • Stichting Bloembollenkeuringsdienst

  • Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel

  • Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)

  • Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

  • Stichting Kwaliteitscontrole Bureau

  • Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming

  • Stichting NBTC Holland Marketing

  • Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen)

  • Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw

  • Stichting Raad voor Accreditatie

  • Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (ROOS)

  • Stichting Skal

  • Stichting Voedingscentrum Nederland (VCN)

  • Stichting Voorbereiding Pallas-reactor

  • WaarborgHolland

  • Westland Infra Netbeheer B.V.

  • Zebra Gasnetwerk B.V.

Naar boven