Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 26 juni 2015, nummer 657292, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdzesendertigste wijziging)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 9, vijfde lid, 47a, eerste lid, 59 en 59a, van de Vreemdelingenwet 2000 en de artikelen 3.41, eerste lid, onderdeel c, 3.43, derde lid, onderdeel a, 3.74, derde lid, 4.44a, derde lid en 4.53, tweede lid, onderdeel c, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.19 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na ‘alleenstaanden in de zin van artikel 4, onderdeel a, van de Participatiewet’ ingevoegd: en alleenstaande ouders in de zin van artikel 4, onderdeel b, van de Participatiewet.

2. Het tweede lid vervalt.

3. In het derde tot en met het vijfde lid vervalt ‘of tweede’.

4. Het derde tot en met het vijfde lid worden vernummerd tot het tweede tot en met het vierde lid.

B

Artikel 3.21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘, en’ vervangen door een puntkomma.

2. In onderdeel b wordt de punt vervangen door: , en

3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een opleiding aan een Academie voor Bouwkunst waarbij werkervaring en studie worden gecombineerd.

C

Artikel 3.24, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c wordt ‘, en’ vervangen door een puntkomma.

2. In onderdeel d wordt de punt vervangen door: , en

3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. indien het een uitwisselingsprogramma voor au pairs betreft, dat de au pair en het gastgezin de bewustverklaring ondertekenen. De bewustverklaring is opgenomen in bijlage 10a van deze regeling.

D

Artikel 4.1a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij de uitoefening van zijn taak draagt de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, een legitimatiebewijs als opgenomen in bijlage 12a, bij zich.

E

In artikel 4.19, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘of is gewijzigd’ vervangen door: of zodanig is gewijzigd dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1j, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3 tot en met 5, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen.

F

In artikel 4.28, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een punt komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de door het gastgezin en au pair ondertekende bewustverklaring.

G

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 5.1 door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: of de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef.

H

Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De maatregel, bedoeld in artikel 59 of 59a van de Wet, wordt opgelegd door de ambtenaar bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet, die tevens hulpofficier van justitie is, door de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef, of door de ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek die daartoe is aangewezen door de Minister.

2. Aan het tweede en derde lid wordt telkens onder vervanging van de punt aan het slot een zinsnede toegevoegd, luidende: of door de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef.

I

Artikel 5.4 komt te luiden

Artikel 5.4

De ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek die bevoegd is tot inbewaringstelling en de hulpofficier van justitie of de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die die daartoe is aangewezen door de korpschef, zijn bevoegd tot het nemen van het besluit, bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, van het Besluit en tot het doen van de kennisgeving, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, van het Besluit.

J

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 6.5, eerste lid, door een komma, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: of door de ambtenaar van politie met ter zake voldoende kennis en kunde die daartoe is aangewezen door de korpschef.

K

In artikel 7.1d, tweede lid, wordt ‘WPB-regeling Basisvoorziening vreemdelingen’ vervangen door: Wbp-regeling Basisvoorziening vreemdelingen.

L

Artikel 7.1l wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘WPB-regeling Basisvoorziening vreemdelingen’ vervangen door: Wbp-regeling Basisvoorziening vreemdelingen.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Ten behoeve van de verstrekking van gegevens uit de vreemdelingenadministratie, bedoeld in artikel 107 van de Wet, op basis van vergelijking van vingerafdruksporen met vingerafdrukken uit het biometrieregister in de vreemdelingenadministratie, zijn slechts de ambtenaren van politie bevoegd die uit hoofde van hun functie als dactyloscopisch expert werkzaam of aangesteld zijn.

M

Bijlage 7g wordt vervangen door de bij dit besluit opgenomen bijlage 7g.

N

Na bijlage 10 en 12 worden ingevoegd de bij deze regeling opgenomen bijlage 10a onderscheidenlijk 12a.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015, met dien verstande dat artikel I, onderdeel L, terugwerkt tot en met 1 maart 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 26 juni 2015

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

BIJLAGEN, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL M EN N

Bijlage 7g. sticker Verblijfsaantekening Algemeen

BIJLAGE 10A, BEHOREND BIJ ARTIKEL 3.24, DERDE LID, ONDERDEEL E, VOORSCHRIFT VREEMDELINGEN 2000

Bewustverklaring au pair

Inleiding

Het doel van de au-pairregeling is dat de au pair in Nederland verblijft om kennis te maken met de Nederlandse cultuur en samenleving. Het gastgezin biedt de au pair kost en inwoning en een maandelijks onderling overeen te komen bedrag aan zakgeld. In ruil voor de faciliteiten die het gastgezin biedt, verleent de au pair hulp in de huishouding van alleen het gastgezin, en/of bij het opvangen en verzorgen van eventuele kinderen van dit gezin. Het gaat dan om lichte werkzaamheden in de huishouding en/of de opvang en verzorging van eventuele kinderen, niet om werk waarvoor een tewerkstellingsvergunning (twv) of gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid vereist is. Dit betekent dat de au pair alleen die werkzaamheden mag verrichten waarvoor in zijn/haar aanwezigheid steeds een aantoonbaar alternatief voorhanden is. Dat betekent dus dat een au pair niet alleen verantwoordelijk mag zijn voor de opvang van kinderen maar dat er bijvoorbeeld een ouder of grootouder aanwezig (of direct beschikbaar) is die verantwoordelijk is. Het ondersteunende karakter van het werk houdt tevens in dat de au pair niet volledig verantwoordelijk is voor de huishoudelijke taken. De au pair verblijft immers op basis van gelijkheid (met de gezinsleden) in het gastgezin.

In dit kader verklaart de ondergetekende, verder te noemen gastgezin, als volgt:

Het gastgezin is ermee bekend dat verblijf als au pair in Nederland slechts wordt toegestaan als:

  • De au pair 18 jaar of ouder maar jonger dan 31 is.

  • De au pair niet eerder in Nederland een verblijfsvergunning voor uitwisseling heeft gehad.

  • De au pair nog niet eerder voor het gastgezin (in het buitenland) heeft gewerkt.

  • De au pair geen geldbedrag als borg heeft betaald aan een (Nederlands of buitenlands) bemiddelingsbureau of au-pairbureau.

  • De au pair niet meer dan € 34 heeft betaald aan kosten voor de voorbereiding op het verblijf in Nederland.

  • De au pair geen contract met een gastgezin of een (Nederlands of buitenlands) bemiddelingsbureau of au-pairbureau heeft ondertekend waarmee de au pair zich verplicht tot het betalen van geld of een geldboete als sanctie wegens het niet nakomen van een of meerdere bepalingen van dit contract.

  • De au pair geen taken gaat verrichten voor mensen die meer bijzondere zorg nodig hebben, die een specifieke vaardigheid vereist.

  • De au pair geen familierechtelijke relatie tot in de derde graad heeft met een van de leden van het gastgezin.

  • De au pair gaat wonen op het adres van het gastgezin en daarop ook ingeschreven staat in de Basisregistratie persoonsgegevens.

  • Het gastgezin uit 2 of meer personen bestaat.

  • De au pair maximaal 8 uur per dag en maximaal 30 uur per week lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden verricht. Daarnaast heeft de au pair minimaal 2 vrije dagen per week.

  • De au pair alleen lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden verricht.

  • Het gastgezin en de au pair een dagindeling maken voor alle 7 dagen van de week. Het gastgezin en de au pair hebben deze dagindeling ondertekend. In de dagindeling moet minimaal staan:

    • hoeveel uur lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden de au pair gaat doen (tijden/tijdstippen),

    • hoeveel uur opvang en verzorging van kinderen de au pair gaat doen (tijden/tijdstippen),

    • welke 2 dagen in de week de au pair vrij is en wie het alternatief is van de au pair voor het doen van de lichte huishoudelijke werkzaamheden en het opvangen en verzorgen van eventuele kinderen van het gezin.

  • Het gastgezin voldoende inkomen heeft als bedoeld in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (zie website IND voor normbedragen).

In het kader van het toezicht op de au-pairregeling verklaart het gastgezin als volgt:

Het gastgezin is zich ervan bewust dat in het kader van het toezicht op naleving van de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) de Vreemdelingenpolitie, de Inspectie SZW of de IND de au pair en/of het gastgezin hetzij met een concrete aanleiding, hetzij steekproefsgewijs aan huis kunnen bezoeken of uitnodigen voor een gesprek. Als het gastgezin de au pair werkzaamheden laat verrichten die niet voldoen aan de voorwaarden die de wet- en regelgeving stellen, is het gastgezin in overtreding en kan een bestuurlijke boete volgen.

  • 1. Gegevens au pair

    • 1.1 Achternaam

    • 1.2 Voornaam

    • 1.3 Geboortedatum

    • 1.4 Geboorteplaats

    • 1.5 Nationaliteit

    (zoals in het document voor grensoverschrijding)

  • 2. Gegevens beide hoofden/het hoofd van het gastgezin

    • 2.1 Naam persoon 1.................................

    • 2.2 Naam persoon 2.................................

    • 2.3 Woonadres....................................

  • 3. Ondertekening

    Ik heb de verklaring naar waarheid ingevuld

    • 3.1 Plaats en datum..............................

    • 3.2 Handtekening au pair

      .....................................

    • 3.3 Plaats en datum............................

    • 3.4 Handtekening gastgezin persoon 1

      ...........................................

    • 3.5 Handtekening gastgezin persoon 2

      ........................................

BIJLAGE 12A, BEHOREND BIJ ARTIKEL 4.1A, TWEEDE LID, VOORSCHRIFT VREEMDELINGEN 2000

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat onder andere nadere regels over de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in verband met studie, de invoering van de bewustverklaring voor au pairs en hun gastgezinnen en een uitbreiding van de kring van politieambtenaren die bevoegd zijn tot het in bewaring stellen van vreemdelingen.

Artikelsgewijs

Onderdeel A (artikel 3.19)

Als hoofdregel bij het beoordelen van de middelen van bestaan bij een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier geldt dat de middelen voldoende zijn, als het inkomen als bedoeld in artikel 3.74, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 ten minste gelijk is aan het toepasselijke percentage van het wettelijk minimumloon voor de desbetreffende categorieën. Voor echtparen/gezinnen is dat 100% van het wettelijk minimumloon, voor alleenstaanden 70% van het wettelijk minimumloon en voor alleenstaande ouders 90% van het wettelijk minimumloon. Dit is vastgelegd in artikel 3.19 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. Deze percentages sluiten aan bij de bijstandsnormen die golden in het kader van de Wet werk en bijstand. Wanneer een vreemdeling of de hoofdpersoon meer verdient dan dit percentage van het wettelijk minimumloon is er dus geen beroep mogelijk op de bijstand. De normbedragen die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst worden gehanteerd, worden elk half jaar vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kader van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en de Wet werk en bijstand en door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kader van de Wet studiefinanciering.

Alleenstaande ouders

Op 1 januari 2015 zijn met de ‘Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten’ (ook wel Participatiewet genoemd) en de ‘Wet hervorming kindregelingen’ wijzigingen doorgevoerd die ook gevolgen hebben voor het vreemdelingenbeleid. Met de invoering van de wetten is de zogeheten ‘alleenstaande oudernorm’ verdwenen als aparte categorie voor de bijstand. In het nieuwe stelsel van de Participatiewet is de norm voor alleenstaande ouders gelijk aan die van alleenstaanden. De alleenstaande norm in het vreemdelingenbeleid is een afgeleide van de bijstandsnorm. Nu met de Participatiewet de norm voor alleenstaande ouders gelijk is getrokken aan die van alleenstaanden wordt dit met deze wijziging ook in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 geregeld. Door de Immigratie- en Naturalisatiedienst werd hieraan al sinds 1 januari 2015 uitvoering gegeven.

Onderdeel B (artikel 3.21)

In de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II, 2014/15, nr. *) is aangekondigd dat studenten van buiten de Europese Economische Ruimte kunnen worden toegelaten voor een masterstudie aan een van de Academies voor Bouwkunst. De Academies voor Bouwkunst hebben een uniek onderwijsmodel, namelijk het concurrent model, waarbij studenten tegelijkertijd onderwijs volgen en (betaalde) werkervaring opdoen. Het masterprogramma duurt 4 jaar (4x60 ECTS) en bevat een onderwijsdeel en een werkervaringsdeel. Beiden horen in het curriculum en worden door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) geaccrediteerd. Qua studielast zijn deze vierjarige masteropleidingen uniek in het Nederlandse stelsel voor Hoger Onderwijs. Na het afronden van de opleiding mag de student zich inschrijven in het Architectenregister, omdat het werkervaringsdeel is ingebed in de opleiding. Het concurrentmodel heeft een aparte status in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en deze opleidingen worden als ‘deeltijd’ in het Centraal register Opleidingen Hoger Onderwijs geregistreerd (artikel 7.4b, zevende lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek).

Onderdelen C en F (artikelen 3.24, derde lid, onderdeel e en 4.28, eerste lid, en bijlage 10a)

In de brieven aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2014/15, 29 407, nrs. 195 en 197) is aangekondigd dat met ingang van 1 juli 2015 de au pair en het gastgezin een bewustverklaring moeten ondertekenen. Deze wijziging geldt voor au pairs waarvoor na deze datum een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in verband met uitwisseling wordt ingediend.

Onderdeel D (artikel 4.1a en bijlage 12a)

In de Wet modern migratiebeleid is vastgelegd dat met het toezicht op referenten zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren (artikel 47a van de Vreemdelingenwet 2000). Op grond hiervan zijn met ingang van 1 juni 2013 (Stcrt. 2013, 14569) de in artikel 4.1a genoemde ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst aangewezen.

Bij de uitoefening van zijn taak draagt de toezichthouder, conform artikel 5:12 van de Algemene wet bestuursrecht, een legitimatiebewijs bij zich. In het tweede lid is het model van het legitimatiebewijs vastgesteld.

Onderdeel E (artikel 4.19, eerste lid, onderdeel a)

Op grond van artikel 4.44a, derde lid, onderdeel a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 jo. 4.19, eerste lid, onderdeel a, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, dient de referent gegevens over de au pair te verstrekken indien de tussen het gastgezin en de au pair overeengekomen dagindeling niet wordt nageleefd of is gewijzigd. Met deze wijziging wordt beoogd dat uitsluitend die inlichtingen over een wijziging van de dagindeling door de referent aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst worden verstrekt, die tot gevolg hebben dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 1j, eerste lid, onderdeel a, sub 3 tot en met 5, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen. Een dergelijke wijziging heeft tot gevolg dat de verblijfsvergunning van de au pair wordt bezien op intrekking daarvan.

Onderdelen G tot en met J (artikelen 5.1, 5.3, eerste, tweede en derde lid, 5.4 en 6.5, eerste lid)

Met deze wijziging wordt de kring van politiebeambten die bevoegd zijn tot het in bewaring stellen van vreemdelingen uitgebreid, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de relevante kwalificaties die bij de betreffende ambtenaar aanwezig moeten zijn.

De vreemdelingenpolitie ervaart sedert jaren een tekort aan hulpofficieren van justitie. Dit is er in gelegen dat hulpofficieren van justitie breed inzetbaar moeten zijn voor de gehele politietaak en bovendien op zodanige wijze worden ingeroosterd dat zij gedurende 24 uur op alle dagen van de week, beschikbaar zijn. Tegelijk is de inzet van hulpofficieren op het terrein van vreemdelingenbewaring steeds specialistischer en tijdsintensiever geworden. Het proces dient bovendien als regel in zes uren te worden afgerond waardoor de beschikbaarheid des te prangender wordt. Voorkomen moet worden dat inbewaringstellingen in situaties waarin deze wel noodzakelijk zijn, om deze reden niet kunnen worden opgelegd. Dit wordt gecombineerd met een afnemend aantal inbewaringstellingen over de afgelopen jaren. Ook moet er in het proces van in bewaring stellen meer aandacht en tijd besteed worden aan de afweging of een alternatief voor in bewaring stelling aan de orde is.

Eerder heeft de politie dit getracht te ondervangen door aan een groep brigadiers van politie binnen het vreemdelingendomein dezelfde taken te laten verrichten als de hulpofficieren van Justitie. Hiervoor was een ontheffing nodig van het College van Procureurs Generaal. Deze stelde als vereiste dat de betreffende brigadiers wel de volledige opleiding en nascholing van een hulpofficier van Justitie doorliepen, ook voor die onderdelen die niet relevant zijn voor de uitoefening van de taken van de betreffende in het vreemdelingen domein gespecialiseerde brigadier. De nadruk ligt daarbij minder op de – steeds complexere – procedure rondom de vreemdelingenbewaring dan anders mogelijk zou zijn geweest.

Middels de nu geïntroduceerde regeling wordt dit ondervangen. Er wordt aansluiting gezocht bij de regeling voor de medewerkers van de Dienst Terugkeer en Vertrek waarmee – eveneens bij ministeriële regeling – een gecontroleerd aantal personen bevoegd is gemaakt tot deze handelingen met betrekking tot de inbewaringstelling in de Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 11 juli 2014, nummer 539766, tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdnegenentwintigste wijziging) (Stcrt. 2014, 20666).

Middels deze regeling kan nog beter worden gewaarborgd dat de oplegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring met voldoende waarborgen is omgeven. Al deze ambtenaren zullen – net als de medewerkers van de Dienst Terugkeer en Vertrek die tot inbewaringstelling bevoegd zijn – ofwel ten aanzien van het opleggen van een maatregel van vreemdelingenbewaring een gelijkwaardige opleiding hebben genoten als een hulpofficier van justitie werkzaam in het vreemdelingendomein, ofwel zal er op andere wijze in voorzien worden dat de betreffende medewerker beschikt over de relevante kennis om op juiste wijze te toetsen of oplegging van vreemdelingenbewaring rechtmatig kan plaatsvinden. Het betreft bovendien ervaren medewerkers die kunnen bogen op relevante ervaring in het vreemdelingendomein en in veel gevallen de hulpofficier van justitie al langere tijd ondersteunden bij de inbewaringstelling. Het is uitdrukkelijk niet zo dat alle medewerkers van de vreemdelingenpolitie die bevoegd zijn om besluiten te nemen, bevoegd zullen zijn om een maatregel van vreemdelingenbewaring op te leggen. De oplegging van de maatregel van bewaring is een ingrijpende bevoegdheid die door middel van de hiervoor beschreven opleidingseisen zorgvuldig wordt ingebed.

In het tweede en derde lid van artikel 5.3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 is tot uiting gebracht dat deze personen ook de hulpofficier van Justitie mogen vervangen bij het verlengen en opheffen van de maatregel. Door aanpassing van artikelen 5.1 en 5.4 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, strekt hun bevoegdheid ook tot het verlengen van de periode van ophouding als bedoeld in artikel 50, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en het tijdelijk wijzigen van de ten uitvoerlegging en het doen van de kennisgeving aan de ambassade van het land van herkomst bedoeld in artikel 5.5, eerste en tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Deze bevoegdheden liggen in het verlengde van de oplegging van de maatregel en ook daar kan de beschikbaarheid van hulpofficieren van justitie knellen. Om deze reden is in deze wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 ook geregeld dat de nieuw toegevoegde groep ambtenaren van politie in dezelfde gevallen als een hulpofficier van justitie het inreisverbod kan opleggen. Uit het oogpunt van efficiëntie wordt het inreisverbod, waar aan de orde, immers zo veel mogelijk gelijktijdig met de inbewaringstelling opgelegd en het anders inregelen zou sterk afbreuk doen aan het nuttig effect van de voorliggende wijziging. Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat de ambtenaren in kwestie, gezien artikel 6.4, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, al over de bevoegdheid beschikken een terugkeerbesluit op te leggen.

De aangewezen ambtenaren zullen op een lijst worden geplaatst welke onder beheer van de korpschef zal vallen. Het betreft in eerste instantie ongeveer 70 personen werkzaam binnen de vreemdelingenpolitie.

Onderdeel L (artikel 7.1l)

In het derde lid van artikel 7.1l worden ambtenaren aangewezen die bevoegd zijn tot het vergelijken van vingerafdrukken in het biometrieregister met het oog op verstrekking van gegevens betreffende vingerafdrukken als bedoeld in artikel 107, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De politieambtenaren zijn allen als zodanig beëdigd, en werken in verschillende functies aan forensische opsporing met vakgebied dactyloscopisch expert. Het gaat om ongeveer 45 politieambtenaren. Vanzelfsprekend vinden de werkzaamheden door deze ambtenaren in een voor onbevoegden niet toegankelijke ruimte binnen een beveiligd gebouw plaats.

Bijlage 7g

De sticker Verblijfsaantekeningen Algemeen die is opgenomen in bijlage 7g is vervangen door een nieuw model.

Artikel II en vaste verandermomenten

Onderdeel L werkt terug tot en met 1 maart 2014, het moment waarop de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling (Stb. 2014, 2) in werking is getreden.

De invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden en wijkt daarmee af van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze afwijking is toegestaan omdat de doelgroepen gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding (Aanwijzing 174, vierde lid, onder a, Aanwijzingen voor de regelgeving).

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven