BIJLAGE BIJ DE REGELING FINANCIËLE VERANTWOORDING LANDELIJKE PUBLIEKE MEDIA-INSTELLINGEN
EN DE NPO
Handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen en de NPO
Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap
Den Haag, juni 2015
INHOUDSOPGAVE
1
|
Inleiding
|
|
1.1
|
Ministeriële regeling
|
|
1.2
|
Kader
|
|
1.3
|
Informatie
|
|
1.4
|
Betrokkenheid bij andere rechtspersoon
|
|
1.5
|
Samenwerkingsvereniging
|
|
2
|
Jaarrekening
|
|
2.1
|
Onderdelen jaarrekening
|
|
2.2
|
Balans met toelichting
|
|
|
2.2.1
|
Materiële vaste activa
|
|
|
|
2.2.1.1
|
Bedrijfsgebouwen en terreinen
|
|
|
|
2.2.1.2
|
Overige materiële vaste activa
|
|
|
|
2.2.1.3
|
Vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
|
|
|
2.2.2
|
Financiële vaste activa
|
|
|
|
2.2.2.1
|
Deelnemingen
|
|
|
|
2.2.2.2
|
Overige effecten
|
|
|
2.2.3
|
Vlottende activa
|
|
|
|
2.2.3.1
|
Voorraden
|
|
|
|
|
2.2.3.1.1
|
Nog niet verspreid media-aanbod
|
|
|
|
|
2.2.3.1.2
|
Herhalingen
|
|
|
|
2.2.3.2
|
Effecten
|
|
|
2.2.4
|
Financiële instrumenten
|
|
|
2.2.5
|
Eigen vermogen
|
|
|
|
2.2.5.1
|
Reserve voor media-aanbod
|
|
|
|
2.2.5.2
|
Algemene reserve – verenigingsvermogen
|
|
|
|
2.2.5.3
|
Overige reserves
|
|
|
2.2.6
|
Voorzieningen
|
|
|
|
2.2.6.1
|
Pensioenregelingen
|
|
|
|
2.2.6.2
|
CAO Omroeppersoneel
|
|
|
2.2.7
|
Kortlopende schulden
|
|
2.3
|
Exploitatierekening met toelichting
|
|
|
2.3.1
|
(Directe) kosten media-aanbod
|
|
|
2.3.2
|
Organisatiekosten
|
|
|
|
2.3.2.1
|
Personele organisatiekosten
|
|
|
|
2.3.2.2
|
Huisvestingskosten
|
|
|
|
2.3.2.3
|
Overige algemene organisatiekosten
|
|
|
2.3.3
|
Lasten onafhankelijk product
|
|
|
2.3.4
|
Sponsorbijdragen en bijdragen van derden
|
|
|
2.3.5
|
Bartering
|
|
|
2.3.6
|
Neven- en verenigingsactiviteiten
|
|
|
2.3.7
|
Opbrengsten dienstverlening
|
|
|
2.3.8
|
Aantal fte
|
|
|
2.3.9
|
Bezoldiging
|
|
|
|
2.3.9.1
|
WNT
|
|
|
|
2.3.9.2
|
BPPO
|
|
2.4
|
Kasstroomoverzicht
|
|
2.5
|
Bijzonderheden
|
|
MODELLEN
|
|
I
|
Balans
|
|
II
|
Kasstroomoverzicht
|
|
III
|
Exploitatierekening volgens de categoriale indeling
|
|
|
IV
|
Toelichting op exploitatierekening volgens de categoriale indeling
|
|
|
Va
|
Specificatie bij exploitatierekening volgens de categoriale indeling
|
|
|
Vb
|
Definitie organisatiekosten bij exploitatierekening
|
|
|
VI
|
Toelichting op nevenactiviteiten per cluster
|
|
|
VII
|
Sponsorbijdragen en bijdragen van derden
|
|
|
VIII
|
Bartering-contracten
|
|
|
BIJLAGEN
|
|
|
Controleprotocol publieke media-instellingen
|
|
|
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant bij de jaarrekening
|
|
|
Wet- en regelgeving
|
1 Inleiding
1.1 Ministeriële regeling
Dit handboek Financiële Verantwoording Landelijke Publieke Media-instellingen (hierna:
Handboek) is een ministeriële regeling op grond van artikel 2.172, derde lid, van
de Mediawet 2008 (hierna MW 2008). Deze wettelijke bepaling houdt in dat bij ministeriële
regeling nadere regels kunnen worden gesteld over de inhoud en inrichting van de jaarrekening.
Dit Handboek geldt voor de financiële verantwoording van landelijke publieke media-instellingen
en de Ster.
Dit Handboek vervangt het vorige Handboek van 1 april 2014 en is van toepassing vanaf
het boekjaar 2015. Voor de leesbaarheid wordt in dit Handboek met ‘publieke media-instelling’
bedoeld de landelijke publieke media-instellingen en de Ster. Indien een regel alleen
voor de landelijke publieke media-instellingen of de Ster van toepassing is, wordt
dit expliciet vermeld.
Op de financiële verantwoording van de landelijke publieke media-instellingen zijn
de regels van het jaarrekeningenrecht, zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 van het
Tweede Boek van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW 2 Titel 9), de Wet normering bezoldiging
topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) en de richtlijnen van de
Raad voor de Jaarverslaggeving van toepassing. Doel van de hierbij nader te bepalen
voorschriften en modellen met betrekking tot de presentatie van de financiële verantwoording
is drieledig:
-
1. Het Handboek streeft naar vergelijkbare jaarverslaggeving inzake de financiële gegevens
tussen de verschillende media-instellingen;
-
2. Het Handboek houdt rekening met het specifieke karakter van de publieke mediadienst;
-
3. Het Handboek memoreert een aantal specifieke wettelijke bepalingen om te vermijden
dat hierover misverstanden ontstaan.
1.2 Kader
Op grond van artikel 2.172, eerste lid, MW 2008, is BW 2 Titel 9 van toepassing op
de landelijke publieke media-instellingen, met dien verstande dat zij de winst- en
verliesrekening vervangen door een exploitatierekening. Op de exploitatierekening
zijn de bepalingen omtrent de winst- en verliesrekening zoveel mogelijk van overeenkomstige
toepassing. Bij toepassing van de omvangscriteria volgens de artikelen 396 en 397
van BW 2 dient het begrip netto-omzet te worden geïnterpreteerd als de totale baten
(inclusief subsidies en bijdragen van derden) van de publieke media-instelling. Ongeacht
de omvang van de media-instelling is de controleplicht voor alle landelijke publieke
media-instellingen van toepassing op dezelfde wijze zoals dit in artikel 393 BW 2
is geregeld. Voorts dienen de media-instellingen een jaarverslag op te stellen in
overeenstemming met hetgeen hieromtrent is opgenomen in artikel 391 BW 2, welke verenigbaar
is met de jaarrekening.
Wanneer sprake is van afwijkingen tussen BW 2 Titel 9, het Handboek en de richtlijnen
van de Raad voor de Jaarverslaggeving, dan weegt BW 2 Titel 9 het zwaarst, vervolgens
het Handboek -als zijnde een ministeriële regeling- en daarna de richtlijnen van de
Raad voor de Jaarverslaggeving1. Het Handboek hanteert hierbij het uitgangspunt dat het geen mogelijkheden wil uitsluiten,
die op basis van BW 2 Titel 9 mogelijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan de keuzemogelijkheid
ten aanzien van de grondslag voor de waardering van een actief en een passief, waarbij
de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en de actuele waarde in aanmerking komen (artikel
384, eerste lid, BW 2). Het Handboek sluit hierop aan en wil niet zonder meer een
van deze mogelijkheden negeren.
Verder weegt het Handboek juridisch gezien zwaarder dan de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Drie voorbeelden ter illustratie van de relatie tussen de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving
en het Handboek. Stel dat de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving ten
aanzien van een specifieke actiefpost twee waarderingsmethoden bieden, dan kan het
Handboek voorschrijven dat uitsluitend één van deze methoden is toegestaan. Een tweede
voorbeeld is dat het Handboek beide methoden van de richtlijnen uitsluit en een andere
(derde) methode voorschrijft. Een derde voorbeeld is dat het Handboek voorschriften
stelt die de richtlijnen nader verdiepen, bijvoorbeeld door het stellen van concrete
afschrijvingspercentages met betrekking tot de specifieke actiefpost.
1.3 Informatie
Jaarlijks dienen de landelijke publieke media-instellingen voor 1 mei van het jaar,
volgend op het afgesloten boekjaar, bij het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat)
met een afschrift aan de raad van bestuur van de NPO hun jaarverslag (bestuursverslag
en jaarrekening2) in voorzien van controleverklaring en aanvullende informatie3. Dit wordt hierna toegelicht.
Jaarverslag
De jaarrekening, als onderdeel van het ingediende jaarverslag, wordt ondertekend door
het bestuur en (indien van toepassing) de raad van toezicht en wordt gewaarmerkt door
de controlerende accountant. De NPO levert zijn jaarrekening, samen met opmerkingen
over de jaarrekeningen van de landelijke publieke media-instellingen, voor 1 juli
aan het Commissariaat.
De jaarrekening bevat minimaal de volgende onderdelen:
-
1. Balans met toelichting (model I)
-
2. Exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting (model III)
-
3. Kasstroomoverzicht (model II)
-
4. Aanvullende toelichting bij de balans en exploitatierekening (model IV ten behoeve
van exploitatierekening)
-
5. Toelichting op de nevenactiviteiten per cluster (model VI)
-
6. Sponsorbijdragen en bijdragen van derden (model VII)
-
7. Toelichting op bartering-contracten (model VIII)
-
8. Bedrijfsvoeringverklaring
Daarnaast voegt het bestuur de ‘Overige gegevens’ zoals genoemd in artikel 392 BW
2, met inachtneming van hetgeen bepaald is in het vijfde lid van genoemd artikel,
toe aan de jaarrekening.
In de bijlage is met betrekking tot de jaarrekening het controleprotocol en het model
Controleverklaring opgenomen.
Aanvullende informatie
De aanvullende informatie sluit aan bij de gepubliceerde jaarrekening en bestaat uit4:
-
1. Accountantsverslag
-
2. Management letter (indien van toepassing5)
-
3. Financiële verantwoordingsdocumenten van gelieerde rechtspersonen (zie 1.4)
-
4. Een schriftelijke toelichting waarin de maatregelen worden uiteengezet in geval van
niet-kostendekkende nevenactiviteiten
1.4 Betrokkenheid bij andere rechtspersoon
Publieke media-instellingen kunnen betrokken zijn bij andere rechtspersonen. Dit betreft
rechtspersonen waarin een publieke media-instelling een aanmerkelijk (financieel)
belang heeft of waarop de publieke media-instelling een overwegende invloed uitoefent.
Een publieke media-instelling is betrokken bij een rechtspersoon als bijvoorbeeld
één of meer van de volgende aspecten, eventueel in onderling verband en samenhang
bezien, van toepassing zijn.
De volgende opsomming van de aspecten is niet limitatief:
-
• de publieke media-instelling heeft een belang verworven in een rechtspersoon om andere
redenen dan het beleggen van overtollig vermogen;
-
• de publieke media-instelling heeft op enigerlei wijze aanspraak op de door een rechtspersoon
gegenereerde winst;
-
• de publieke media-instelling is betrokken bij het ontstaan van een rechtspersoon;
-
• in de doelomschrijving van een rechtspersoon wordt verwezen naar de behartiging van
één of meer belangen van de publieke media-instelling;
-
• een rechtspersoon voert een taak uit die voorheen door de publieke media-instelling
aan zich was getrokken of door de publieke media-instelling als één van haar taken
wordt gezien;
-
• de publieke media-instelling heeft statutair of feitelijk invloed op de bestuurssamenstelling
van een rechtspersoon of op de beslissingen van het bestuur van een rechtspersoon;
of
-
• de publieke media-instelling draagt op enigerlei wijze (al dan niet financieel) bij
in de financiering van de bedrijfsvoeringsmiddelen van een rechtspersoon.
De financiële bescheiden c.q. de jaarrekening van de bedoelde rechtspersonen, waarover
de desbetreffende publieke media-instelling uit hoofde van de betrokkenheid kan beschikken,
worden gelijktijdig met de toezending van de jaarrekening van de betrokken publieke
media-instelling meegezonden naar het Commissariaat.
Indien sprake is van duurzame kapitaaldeelname in een afzonderlijke rechtspersoon
ten dienste van de eigen werkzaamheden van de publieke media-instelling zijn de desbetreffende
bepalingen van artikel 24c BW 2 inzake de zogenaamde deelneming in een rechtspersoon
van toepassing.
1.5 Samenwerkingsvereniging
Per 1 januari 2014 is het mogelijk voor omroepverenigingen om te fuseren. De fusie
kan op twee manieren geschieden: a) met behoud van de oude verenigingen, of b) zonder
behoud van de oude verenigingen. Uitgangspunt is dat de media-instellingen geen voor-
of nadelen hebben van de gekozen structuur. Verder dienen aspirant omroepverenigingen
zich uiterlijk vanaf 2016 aan te sluiten bij een al bestaande omroepvereniging, samenwerkingsomroep
of taakomroep in de zin van de Mediawet 2008 zoals die vanaf 1 januari 2016 zal luiden.
Dit Handboek is van toepassing op het geheel van de entiteiten die een samenwerkingsomroep
als bedoeld in artikel 2.24a van de Mediawet 20086 vormen. Van alle entiteiten wordt conform paragraaf 1.2 tijdig de volledige financiële
verantwoording verstrekt aan het Commissariaat en de NPO. Op alle entiteiten zijn
de vereisten uit dit Handboek integraal van toepassing.
In het jaar dat de media-instellingen samengaan, dient van de nieuwe situatie een
gecertificeerde openingsbalans te worden overlegd aan het Commissariaat. Zowel bij
de openingsbalans als bij de samengevoegde balans en de resultatenrekening in daaropvolgende
jaarrekeningen worden posten nader toegelicht indien dit noodzakelijk is voor het
inzicht in de balans en de resultatenrekening, voor zover dit nog niet is toegelicht
in de individuele jaarrekeningen van de entiteiten van de samenwerkingsomroep.
2 Jaarrekening
2.1 Onderdelen jaarrekening
De jaarrekening van een publieke media-instelling wordt opgesteld in euro’s en bevat
minimaal de onderdelen vermeld in 1.3. Dit hoofdstuk gaat nader in op:
-
• de balans met toelichting (zie 2.2);
-
• de exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting (zie 2.3);
-
• het kasstroomoverzicht (zie 2.4).
De publieke media-instelling neemt alleen die posten in de voorgeschreven modellen
op, die voor de betrokken instelling van toepassing zijn.
Daarnaast voegt het bestuur de ‘Overige gegevens’, zoals genoemd in artikel 392 BW
2, toe aan de jaarrekening, met inachtneming van het vijfde lid van genoemd artikel.
2.2 Balans met toelichting
Hierbij wordt Model I balans gevolgd. Met betrekking tot de waarderingsgrondslagen
zijn in aanvulling op de bepalingen van BW 2 Titel 9 de volgende regels van toepassing.
2.2.1 Materiële vaste Activa
Waarderingsgrondslag
Waardering van materiële vaste activa geschiedt, overeenkomstig BW2 titel 9 en de
RJ, op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs of actuele waarde onder aftrek
van afschrijvingen. Ongerealiseerde waardemutaties dienen plaats te vinden via de
balanspost Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa en mogen niet via de exploitatierekening
verlopen. Doel van deze verwerkingswijze is om de impact op de volatiliteit van de
reserve voor media-aanbod te beperken. Een uitzondering hierop geldt voor de situatie
dat de herwaarderingsreserve onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig
op te vangen. In een dergelijke situatie dient de waardevermindering verwerkt te worden
via de exploitatierekening, nadat eerst de herwaarderingsreserve is teruggebracht
tot een nihil saldo. Duurzame waardeverminderingen worden dus bij het ontbreken van
een herwaarderingsreserve verwerkt via de exploitatierekening.
Aanschaffingen boven € 2.500 worden geactiveerd. Aanschaffingen tot en met € 2.500
komen direct ten laste van de exploitatierekening.
Met betrekking tot materiële vaste activa gelden aanvullende specifieke regels ten
aanzien van de volgende activa:
-
• bedrijfsgebouwen en terreinen (zie 2.2.1.1);
-
• overige materiële vaste activa (zie 2.2.1.2);
-
• vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar (zie 2.2.1.3).
2.2.1.1 Bedrijfsgebouwen en terreinen
Waarderingsgrondslag
Bij waardering tegen actuele waarde wordt de bepaling van de actuele waarde voldoende
regelmatig uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de boekwaarde niet aanzienlijk verschilt
van de actuele waarde op balansdatum. De publieke media-instelling stelt bij waardering
tegen actuele waarde in ieder geval iedere 3 jaar de actuele waarde vast.
Bij waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs gelden de volgende afschrijvingsmethoden:
Tabel 1. Afschrijvingsmethoden bij waardering op basis van verkrijgings-/vervaardigingsprijs
Activum
|
Afschrijvingstermijn
|
Afschrijvingsmethode
|
Terreinen
|
geen afschrijving
|
|
Bedrijfsgebouwen incl. facilitaire gebouwen
|
afschrijvingen in een termijn van 40 jaar op basis van de verkrijgings-/vervaardigingsprijs
|
afschrijving op basis van annuïtaire wijze of lineaire afschrijving over de (resterende)
afschrijvingstermijn
|
(Aanpassing) pand: verbouwingskosten die een fundamentele wijziging in het gebruik
van het pand tot gevolg hebben
|
afschrijving op gelijke wijze als bij bedrijfsgebouwen
|
afschrijving op gelijke wijze als bij bedrijfsgebouwen
|
(Aanpassing) pand: verbouwingskosten die geen fundamentele wijziging in het gebruik
van het pand tot gevolg hebben
|
afschrijving in een termijn van 10 jaar
|
10% van de historische kosten
|
2.2.1.2 Overige materiële vaste activa
Waarderingsgrondslag
Voor overige materiële vaste activa gelden verschillende afschrijvingspercentages,
die in onderstaande tabel worden weergegeven.
Tabel 2. Jaarlijkse afschrijvingspercentages overige materiële vaste activa
Overige materiële vaste activa
|
Jaarlijkse afschrijvingspercentage van de historische kostprijs
|
Inventaris en inrichting
|
20%
|
Facilitaire apparatuur
|
20%
|
Hardware en software
|
33,33%
|
Vervoermiddelen
|
25%
|
Technische installaties
|
6,67%
|
Zend- en energie-installaties
|
6,67%
|
2.2.1.3 Materiële vaste activa niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
Waarderingsgrondslag
Dit betreft materiële vaste activa die niet dienstbaar zijn aan de publieke media-instelling
en die ook niet meer zullen worden aangewend voor uitvoering van de mediataak. Te
denken valt aan gebouwen die geheel of gedeeltelijk worden verhuurd aan derden of
die duurzaam geheel of gedeeltelijk leegstand vertonen.
In geval van gebouwen die deels worden verhuurd of die deels leeg staan, moet zowel
het verhuurde als het duurzaam leegstaande deel afzonderlijk verkoopbaar zijn of afzonderlijk
door middel van een financiële lease aan anderen ter beschikking gesteld kunnen worden
om als zelfstandige kasstroom-genererende eenheid te kunnen worden aangeduid. In dit
geval is sprake van een vastgoedbelegging en is RJ 213 van toepassing.
Een ‘buiten gebruik gesteld actief’ is niet gelijk aan een actief dat niet meer aan
de bedrijfsuitoefening dienstbaar is. In geval van buiten gebruikstelling is RJ 212.501
van toepassing.
Toelichting
Bijzondere waardeverminderingen worden nader toegelicht.
2.2.2 Financiële vaste activa
Hierbij gelden regels voor:
2.2.2.1 Deelnemingen
Toelichting
Een overzicht met alle rechtspersonen waarbij een publieke media-instelling betrokken
is, geeft inzicht in de aard van de rechtspersonen. Verder geeft het overzicht inzicht
in het resultaat per deelneming. Het overzicht vermeldt de omvang van eventuele afwaarderingen,
en licht daarbij bijzondere afwaarderingen nader toe.
2.2.2.2 Overige effecten
Waarderingsgrondslag
Het gaat hierbij om effecten die bestemd zijn om duurzaam te worden aangehouden. Ongerealiseerde
waardemutaties vinden plaats via de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’
en mogen niet via de exploitatierekening verlopen om daarmee de impact op de volatiliteit
van de reserve media aanbod te beperken. Een uitzondering hierop geldt voor de situatie
dat de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ onvoldoende omvang heeft
om een waardevermindering volledig op te vangen. In een dergelijke situatie wordt
de waardevermindering verwerkt via de exploitatierekening nadat eerst de balanspost
‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ is teruggebracht tot een nihil saldo.
Toelichting
De toelichting vermeldt de marktwaarde van de ter beurze genoteerde effecten, ongeacht
de toegepaste waarderingsgrondslag.
2.2.3 Vlottende Activa
Voor de volgende posten gelden aanvullende regels:
2.2.3.1 Voorraden
Dit betreft zowel nog niet verspreid media-aanbod als herhalingen. Een overzicht specificeert
het totaal van deze post naar nog te verspreiden media-aanbod en herhalingen. Het
overzicht vermeldt de omvang van eventuele afwaarderingen en licht bijzondere afwaarderingen
nader toe. In aanvulling hierop gelden de volgende regels.
2.2.3.1.1 Nog niet verspreid media-aanbod
Waarderingsgrondslag
Waardering van een eigen productie geschiedt tegen de directe kosten. Onder de directe
kosten vallen de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers, de
facilitaire kosten en de overige programmakosten. Kosten die niet direct aan het programma
zijn toe te rekenen (bijvoorbeeld die van de directie/programmaleiding en planning
media-aanbod, netcoördinatie) maken deel uit van de organisatiekosten.
De waardering van media-aanbod wordt verminderd met de voor dit media-aanbod ontvangen
bijdragen van derden. Dit betreft bijdragen van commerciële sponsors, de Stichting
Co-productiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO), het Mediafonds en overige derden.
Gereed voor uitzending maar nog niet verspreid media-aanbod wordt op balansdatum individueel
beoordeeld. Bepaald media-aanbod wordt volledig afgewaardeerd als er door de landelijke
publieke media-instelling in overleg met de raad van bestuur van de NPO of de door
hem gemandateerden definitief is besloten het media-aanbod niet te verspreiden.
Als twee jaar na de eerste voorraadwaardering nog steeds geen beslissing is genomen
ten aanzien van het verspreiden van bepaald media-aanbod, wordt het betreffende media-aanbod
volledig afgewaardeerd. In specifieke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Het gaat
dan om gevallen waarin wel voldoende zekerheid over de verspreiding van het media-aanbod,
maar niet over het jaar waarin de verspreiding zal plaatsvinden of de verspreiding
later dan 2 jaar na aankoop of productie zal plaatsvinden. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de aankoop van (licenties voor) speelfilms en series die minimaal 2 jaar na aankoop
ingaan.
Toelichting
De toelichting licht afwijkingen toe, inclusief de waarde per speelfilm/serie e.d.
De toelichting toont verder afzonderlijk de vermindering met de voor media-aanbod
ontvangen bijdragen van derden. Voor het nog niet verspreide media-aanbod wordt per
afzonderlijk media-aanbod de hoogte van de ontvangen bijdragen van derden gespecificeerd,
waarbij ook de organisatie wordt vermeld die de bijdrage heeft verstrekt (Model VII).
2.2.3.1.2 Herhalingen
Waarderingsgrondslag
De directe kosten van een eigen productie worden toegerekend aan de eerste verspreiding
van deze productie. Alleen indien op het moment van eerste verspreiding schriftelijk
is vastgelegd dat dit media-aanbod daadwerkelijk herhaald zal worden én voor de herhaling
bekostiging is vastgesteld, mag een deel van de directe kosten worden toegerekend
aan de herhaling. Waardering van een herhaling geschiedt tegen maximaal het vastgestelde
bekostigingsbedrag.
Aangekochte producties waar op basis van contractuele afspraken is betaald voor het
recht op herhaling van media-aanbod, worden op balansdatum gewaardeerd, mits schriftelijk
is vastgelegd dat dit media-aanbod daadwerkelijk herhaald zal worden én voor de herhaling
bekostiging is vastgesteld. Waardering geschiedt tegen maximaal het vastgestelde bekostigingsbedrag.
Alle herhalingen worden drie jaar na de eerste voorraadwaardering volledig afgewaardeerd.
Toelichting
Afwaarderingen worden toegelicht.
2.2.3.2 Effecten
Waarderingsgrondslag
Dit betreft effecten die niet duurzaam worden aangehouden, niet zijnde financiële
instrumenten conform RJ 290 (zie 2.2.4). Ongerealiseerde waardemutaties vinden plaats
via de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ en mogen niet via de exploitatierekening
verlopen om daarmee de impact op de volatiliteit van de reserve media aanbod te beperken.
Een uitzondering hierop geldt voor de situatie dat de balanspost ‘Reserve Koersverschillen
Beleggingen’ onvoldoende omvang heeft om een waardevermindering volledig op te vangen.
In een dergelijke situatie wordt de waardevermindering verwerkt via de exploitatierekening
nadat eerst de balanspost ‘Reserve Koersverschillen Beleggingen’ is teruggebracht
tot een nihil saldo.
Toelichting
De toelichting vermeldt de marktwaarde van de ter beurze genoteerde effecten.
2.2.4 Financiële instrumenten
Met betrekking tot financiële instrumenten volgt dit Handboek integraal RJ 290. Hierbij
wordt aandacht gevraagd voor het feit dat RJ 290 onlangs is gewijzigd en de aangepaste
richtlijnen van kracht zijn geworden voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari
2014. Dit Handboek vraagt in dit verband ook aandacht voor de aanpassingen met betrekking
tot de bepaling van ineffectiviteit bij toepassing van kostprijshedge-accounting,
het scheiden van embedded derivaten bij kostprijswaardering en de toelichting van
liquiditeitsinformatie rondom hedge-accounting7. Een aantal aanpassingen worden hierna kort toegelicht.
Ineffectiviteit bij toepassing van kostprijshedge-accounting
Bij kostprijshedge-accounting wordt ineffectiviteit in de winst-en-verliesrekening
verwerkt indien en voor zover dit (cumulatief) een verlies betreft. Een kwantitatieve
ineffectiviteitsmeting is noodzakelijk indien blijkt dat de kritische kenmerken van
het hedge-instrument en de afgedekte positie niet aan elkaar gelijk zijn of zijn geweest
en er dus geen sprake is van een volledig effectieve hedge. De toelichting op de jaarrekening
bevat informatie inzake ineffectiviteit, zowel bij toepassing van zowel kostprijshedge-accounting
als reële-waardehedge-accounting en kasstroomhedge-accounting
Embedded derivaten
Het gaat hierbij om derivaten die in contract liggen besloten derivaten. Deze derivaten
moeten worden gescheiden van het basiscontract, ongeacht de gekozen waarderingsgrondslag
van derivaten, indien wordt voldaan aan de daarvoor geldende criteria. Tevens is er
geen sprake meer van vrijstelling voor middelgrote rechtspersonen voor het scheiden
van embedded derivaten.
Toelichting van liquiditeits- en kasstroomrisico’s uit hoofde van hedgerelaties
Bepaalde hedgerelaties zijn niet of nauwelijks ineffectief, volgens de regels van
hedgeaccounting. Desondanks kunnen er in hedgerelaties significante liquiditeitsrisico’s
besloten liggen. Een voorbeeld is het renterisico van een lening die met een renteswap
wordt afgedekt waarbij in de swapovereenkomst een afspraak is gemaakt om onderpand
te storten wanneer de waarde van de swap negatief is. Dergelijke risico’s worden specifiek
toegelicht in de jaarrekening.
2.2.5 Eigen Vermogen
Een verloopoverzicht van ieder onderdeel van het Eigen Vermogen geeft inzicht in de
mutaties.
2.2.5.1 Reserve voor media-aanbod
Waarderingsgrondslag
De reserve voor media-aanbod kan incidenteel een negatief saldo vertonen. In het volgende
boekjaar wordt de negatieve reserve voor media-aanbod verrekend met het exploitatieresultaat
van dat boekjaar. Indien dit exploitatieresultaat onvoldoende is voor volledige verrekening
wordt het resterende negatieve saldo van de reserve voor media-aanbod afgeboekt van
de algemene reserve.
Toelichting
Een negatieve reserve voor media-aanbod wordt toegelicht.
2.2.5.2 Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa
Positieve ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via een Herwaarderingsreserve.
Dit geldt ook voor negatieve ongerealiseerde waardemutaties, voorzover de herwaarderingsreserve
dit toelaat. Indien de herwaarderingsreserve niet beschikbaar is, verloopt een negatieve
ongerealiseerde waardemutatie via de exploitatierekening.
2.2.5.3 Reserve Koersverschillen Beleggingen
Positieve ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via een Reserve Koersverschillen
Beleggingen. Dit geldt ook voor negatieve ongerealiseerde waardemutaties, voorzover
deze reserve dit toelaat. Indien de reserve niet beschikbaar is, verloopt een negatieve
ongerealiseerde waardemutatie via de exploitatierekening.
2.2.5.4 Overige reserves
Toelichting
Overige reserves worden in de toelichting nader gespecificeerd.
2.2.6 Voorzieningen
Dit Handboek bevat nadere regels ten aanzien van de volgende posten.
2.2.6.1 Pensioenregelingen
Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan
de over die periode aan het pensioenfonds / bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde
pensioenpremies. Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn
voldaan, wordt hiervoor een verplichting opgenomen. Als de op balansdatum reeds betaalde
premies de verschuldigde premies overtreffen, wordt een overlopende actiefpost opgenomen
voor zover sprake zal zijn van terugbetaling door het fonds of van verrekening met
in de toekomst verschuldigde premies.
De landelijke publieke media-instelling is aangesloten bij het bedrijfstakpensioenfonds
PNO Media (PNO). Als gevolg van de wijziging van de pensioenregeling per 1 januari
2006 is een compensatieregeling ingevoerd, ‘Artikel 44’ uit het PNO pensioenreglement
voor iedereen van 55 jaar en ouder die deelneemt aan de overgangsregeling. In de CAO
is afgesproken dat het gemis aan pensioenaanspraken op basis van artikel 44 gedeeltelijk
gecompenseerd wordt voor medewerkers die al voor 1997 deelnamen aan de pensioenregeling
maar na 1 januari 1950 geboren zijn. Ten aanzien van deze compensatieregeling is door
de landelijke publieke media-instelling een voorziening opgenomen op de balans. De
voorziening is berekend door het pensioenfonds PNO Media, rekening houdend met blijfkans,
sterftetabellen en voor zover toe te rekenen aan verstreken dienstjaren. De voorziening
is contant gemaakt. De NPO geeft jaarlijks aan, na afstemming met pensioenfonds PNO
Media, welke rentevoet gehanteerd wordt voor het contant maken van de waarde van de
voorziening.
2.2.6.2 CAO Omroeppersoneel
Op grond van de CAO die van toepassing is voor het omroeppersoneel worden in ieder
geval de volgende voorzieningen getroffen:
-
a. Jubileumvoorziening
De jubileumvoorziening betreft een voorziening voor toekomstige jubileumuitkeringen.
De voorziening betreft de contante waarde van de in de toekomst uit te keren jubileumuitkeringen.
De berekening is gebaseerd op gedane toezeggingen, blijfkans en leeftijd. Bij het
tot stand komen van de berekende waarde is rekening gehouden met een rekenrente, gehanteerd
bij pensioenregeling ‘Artikel 44’ uit het PNO pensioenreglement, die jaarlijks door
de NPO wordt vastgesteld. Deze rekenrente wordt gehanteerd voor het contant maken
van de toekomstige kasstromen bij de waardering van de voorziening.
-
b. Voorziening Loopbaantraject
Deze voorziening wordt gevormd op grond van de cao voor het omroeppersoneel en wordt
nominaal bepaald.
Toelichting
Een verloopoverzicht van iedere individuele voorziening (jubileumvoorziening, voorziening
loopbaantraject) geeft inzicht in de dotaties, onttrekkingen en overige mutaties.
Het doel van de voorziening wordt toegelicht.
2.2.7 Kortlopende schulden
Het gaat hierbij om overlopende passiva in verband met budget voor media-aanbod.
Waarderingsgrondslag
Als de raad van bestuur van de NPO de bedragen die voor de verzorging van media-aanbod
ter beschikking zijn gesteld in een boekjaar niet volledig aan de landelijke publieke
media-instellingen heeft toegekend, dan verantwoordt de NPO deze middelen als ‘overlopende
passiva budget voor media-aanbod’.
Toelichting
De NPO geeft bij de toelichting op de algemene post overlopende passiva een specificatie
van deze post, waarbij eerdergenoemd deel ten behoeve van het budget voor media-aanbod
apart wordt vermeld.
2.3 Exploitatierekening met toelichting
De landelijke publieke media-instelling neemt in haar jaarrekening de exploitatierekening
op volgens de categoriale indeling conform Model III. Daarbij geeft de publieke media-instelling
inzicht in de herkomst van baten en lasten van de publieke media-instelling. In de
toelichting op de categoriale exploitatierekening conform Model IV blijken de afzonderlijke
exploitaties van de instelling, gesplitst in algemene televisie- en radioprogrammakanalen
(zie artikel 2.50 e.v. MW 2008), overige media-aanbod, neven- en verenigingsactiviteiten
en organisatiekosten (bij landelijke publieke media-instellingen) of indirecte kosten
(bij Ster). De posten worden conform de indeling van modellen Va en Vb gerubriceerd.
Daarbij is per post de aansluiting met de categoriale indeling vermeld.
2.3.1 (Directe) kosten media-aanbod
Grondslagen
Onder de directe kosten zijn opgenomen de personele kosten van eigen medewerkers en
overige medewerkers, de facilitaire kosten en de overige programmakosten.
Toelichting
Onder directe kosten worden die kosten verstaan die samenhangen met de kernactiviteiten
van de organisatie. Het gaat hierbij om activiteiten die gericht zijn op de voortbrenging
van een of meerdere producten. Er is sprake van een product bij de publieke media-instellingen,
indien het onderdeel uitmaakt van het media-aanbod. Bij de publieke media-instellingen
wordt het media-aanbod namelijk beschouwd als een verzameling van verschillende producten.
2.3.2 Organisatiekosten
Grondslagen
Alle kosten van de landelijke publieke media-instellingen en NPO die niet rechtstreeks
samenhangen met de kernactiviteiten van de organisatie en dus samenhangen met ondersteunende
activiteiten, worden aangemerkt als organisatiekosten. De Ster gebruikt de term ‘indirecte
kosten’ in plaats van ‘organisatiekosten’.
De organisatiekosten en de vergoeding ervan worden in een aparte kolom ingevuld (zie
model IV). De lasten op de platforms, nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten
bestaan dus alleen nog maar uit directe kosten. Op de laatste kostenregel ‘Toerekening
organisatiekosten’ kunnen de organisatiekosten toegerekend worden aan de verenigings-
en nevenactiviteiten. De toerekening van de organisatiekosten aan neven- en verenigingsactiviteiten
dient plaats te vinden op bedrijfseconomische grondslagen.
De basis voor toerekening van de organisatiekosten aan nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten
is de kostprijs. Voor de toerekening van de organisatiekosten worden de volgende organisatiekostensoorten
onderscheiden:
Bij de toerekening van organisatiekosten aan neven- en verenigingsactiviteiten worden
enkele van de in model Vb gedefinieerde categorieën organisatiekosten uitgezonderd.
Dit betreft mediaspecifieke overhead die ook voorheen niet is toegerekend aan neven-
en verenigingsactiviteiten. Het betreft de rubrieken A2, A9, A10, B1 t/m B4 en dat
deel van de onder rubriek C begrepen huisvestingskosten, die samenhangen met het gebruik
van het bedrijfspand voor mediaspecifieke activiteiten.
De organisatiekosten ‘personele organisatiekosten’; ‘huisvestingskosten’ en overige
algemene organisatiekosten worden hierna toegelicht.
2.3.2.1 Personele organisatiekosten
Grondslagen
Voor de toerekening van de personele organisatiekosten wordt de opslagcalculatiemethode
gehanteerd. Grondslag voor het opslagpercentage is de verhouding tussen de personele
organisatiekosten, verminderd met de personele kosten in de uitzonderingsrubrieken,
en de directe personele kosten, verhoogd met personele lasten in de uitzonderingsrubrieken.
Voorbeeld 1:
|
|
|
|
A:
|
Totaal directe personele kosten
|
€ 100
|
|
Totaal personele organisatiekosten
|
€ 10
|
|
De opslag (A) voor de personele organisatiekosten is dan 10/100 = 10%
|
|
|
De neven- of verenigingsactiviteit heeft € 40 directe personele kosten. Dan wordt
opslag A toegepast. In dit voorbeeld is dat 10% van € 40 = € 4.
|
2.3.2.2 Huisvestingkosten
Grondslagen
De toerekening van de huisvestingskosten voor niet media-specifiek gebruik vindt plaats
op basis van de door de nevenactiviteit of verenigingsactiviteit gebruikte vloeroppervlakte
(m2).
Voorbeeld 2:
|
|
|
|
B:
|
Totale vloeroppervlakte bedraagt
|
150m2
|
|
De neven- of verenigingsactiviteit gebruikt hiervan
|
15m2
|
|
De toerekening (B) voor de huisvestingskosten is dan 15/150 = 10%.
|
|
|
Totale huisvestingskosten bedragen € 100. Dan wordt de toerekening B toegepast. In
dit voorbeeld is dat 10% van € 100 = € 10.
|
2.3.2.3 Overige algemene organisatiekosten
Grondslagen
Voor de toerekening van de overige algemene organisatiekosten wordt (conform de personele
organisatiekosten) de opslagcalculatiemethode gehanteerd. Grondslag voor het opslagpercentage
is de verhouding tussen de algemene organisatiekosten, verminderd met de overige kosten
in de uitzonderingsrubrieken, en de directe overige algemene kosten verhoogd met de
overige kosten in de uitzonderingsrubrieken.
Voorbeeld 3:
|
|
|
|
C:
|
Totaal facilitaire kosten en overige directe kosten
|
€ 50
|
|
Totaal overige algemene organisatiekosten
|
€ 10
|
|
De opslag (C) voor de overige algemene organisatiekosten is dan 10/50 = 20%
|
|
|
De neven- of verenigingsactiviteit heeft € 15 directe facilitaire kosten en overige
kosten. Dan wordt opslag C toegepast. In dit voorbeeld is dat 20% van € 15 = € 3.
|
2.3.3 Lasten onafhankelijk product
Toelichting
Door de landelijke publieke media-instellingen wordt in de toelichting een opgave
verstrekt van de totale lasten, zoals opgenomen in de exploitatierekening van het
betreffende boekjaar, die samenhangen met de verzorging van media-aanbod dat bestaat
uit Europese producties die kunnen worden aangemerkt als onafhankelijke productie
als bedoeld in de artikelen 2.116 tot en met 2.121 MW 20088.
De NPO rapporteert jaarlijks vóór 1 juli aan het Commissariaat hoeveel procent van
het totaal van de budgetten, bedoeld in artikel 2.149, eerste lid MW 2008, met uitzondering
van onderdeel e, die ter beschikking zijn gesteld voor het verzorgen van media-aanbod,
is besteed aan Europese producties als bedoeld in de artikelen 2.116 tot en met 2.121
MW 2008 die kunnen worden aangemerkt als onafhankelijke productie. Hiervoor gebruikt
de NPO de opgaven door de landelijke publieke media-instellingen.
2.3.4 Sponsorbijdragen en bijdragen van derden
Toelichting
Onder verwijzing naar artikel 2.106 t/m 2.114 MW 2008 wordt jaarlijks een gespecificeerd
overzicht conform Model VII verstrekt van alle sponsorbijdragen en andere bijdragen
van derden die in het boekjaar in de exploitatierekening zijn verantwoord voor de
verspreiding van media-aanbod.
Sponsoring is het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een onderneming
of een natuurlijke persoon, die zich gewoonlijk niet bezighoudt met de vervaardiging
van mediadiensten of media-aanbod, ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van
media-aanbod teneinde de verspreiding daarvan naar het algemene publiek of een deel
daarvan te bevorderen of mogelijk te maken (artikel 1.1, eerste lid, MW 2008).
Onder sponsoring van media-aanbod wordt niet verstaan het verstrekken van een bijdrage
ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van media-aanbod door:
-
a. overheidsinstellingen en andere instellingen die geen particuliere onderneming uitoefenen;
-
b. de publieke media-instelling die het media-aanbod, waarvoor de bijdrage wordt verstrekt,
verzorgt;
-
c. de (co)producent die zich gewoonlijk bezighoudt met de vervaardiging van mediadiensten
of media-aanbod en geheel of gedeeltelijk is belast met de productie van het media-aanbod
waarvoor de bijdrage wordt verstrekt9.
Het overzicht conform Model VIII wordt ook ingevuld voor het in de voorraad opgenomen,
maar nog niet verspreide media-aanbod. Als laatste wordt het overzicht ook ingevuld
voor die bijdragen voor verspreid media-aanbod die direct door een buitenproducent
zijn ontvangen en niet door de publieke media-instelling die het media-aanbod heeft
verzorgd.
Sponsorbijdragen en andere bijdragen van derden worden direct met de publieke media-instelling
verrekend, zodat deze bijdragen als inkomsten in de exploitatierekening van de publieke
media-instelling worden verantwoord. Het in mindering brengen van deze bijdragen op
de kosten van verzorging van media-aanbod is niet toegestaan. Als bijdragen voor verzorgd
media-aanbod toch direct zijn uitbetaald aan de buitenproducent en niet aan de publieke
media-instelling die het media-aanbod heeft verspreid, dan blijft de publieke media-instelling
verantwoordelijk voor de verantwoording van deze bijdragen in de toelichting op de
jaarrekening.
2.3.5 Bartering
Grondslagen
Na afloop van een boekjaar worden bartertransacties verantwoord in de exploitatierekening.
Baten uit bartering dienen afzonderlijk te worden verantwoord in de exploitatierekening
op basis van de geldelijke waarde van de ontvangen goederen of diensten. De lasten
worden opgenomen onder de relevante kostenposten in de exploitatierekening op basis
van de geldelijke waarde van de geleverde goederen of diensten.
Toelichting
Bartering is te omschrijven als ruilhandel met gesloten beurzen, met betrekking tot
de scope van dit handboek tussen een omroep of Ster en een externe contractpartij.
Een belangrijke voorwaarde bij deze ruilhandel is dat de geleverde goederen of diensten
ondanks de gelijke geldelijke waarde toch over en weer gefactureerd worden. De facturering
is van belang in verband met zowel mediawettelijke als belastingtechnische eisen.
Het Commissariaat heeft hierover een beleidsbrief opgesteld, waarvan artikelen 48,
55, eerste lid, en 57c, eerste lid, van de Mediawet de grondslag vormen10. In de financiële administratie dienen alle bartertransacties intracomptabel (dus
verwerkt in het grootboek) te worden vastgelegd. Uitsluitend extracomptabel vastleggen
is niet toegestaan.
De hiervoor genoemde beleidsbrief van het Commissariaat schrijft de toepassing van
een model toe (‘Model Bartering Contracten’) als onderdeel van de additionele informatie.
Met inwerktreding van dit Handboek wordt dit model gebruikt als toelichting in de
jaarrekening op de verantwoorde baten en/of lasten als gevolg van bartertransacties.
2.3.6 Nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten
Grondslagen
Voor nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten wordt altijd een gescheiden administratie
gevoerd. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.135, eerste lid, MW 2008 worden
de inkomsten uit neven- en verenigingsactiviteiten (waaronder inkomsten uit vermogen)
aangewend voor de verzorging van media-aanbod van de publieke media-instelling. Dit
betreft ook de gerealiseerde koerswinsten, ofwel het verschil tussen de verkoopopbrengst
en de boekwaarde van financiële belangen in derden. Genomen koersverliezen kunnen
eerst met gerealiseerde koerswinsten worden verrekend alvorens saldering met andere
verenigingsgebonden baten en lasten plaatsvindt.
Toelichting
Het overzicht van Model VI wordt ingevuld voor ieder cluster van nevenactiviteiten
conform de beleidsbrieven clusterindeling nevenactiviteiten van het Commissariaat.
Voor programmabladen en deelnemingen wordt een exploitatie per individuele ‘activiteit’
(programmablad, deelneming) aangeleverd. Dit geldt tevens voor (experimentele) nevenactiviteiten
(zoals publiek-private samenwerkingsverbanden die kwalificeren als nevenactiviteit)
die niet in één van de clusters zijn opgenomen.
Indien de exploitatie van een individuele nevenactiviteit in een boekjaar niet kostendekkend
is, wordt deze nevenactiviteit separaat verantwoord. Daarbij dient tevens de volgende
informatie per niet-kostendekkende nevenactiviteit te worden verstrekt:
-
• naam en omschrijving nevenactiviteit;
-
• startdatum nevenactiviteit;
-
• exploitatieoverzicht huidig boekjaar.
De beleidsregels nevenactiviteiten van het Commissariaat worden in dit kader gevolgd.
De programmabladabonnements- en lidmaatschapsgelden worden van elkaar gescheiden.
De toegerekende opbrengsten en kosten volgens de ontkoppeling van abonnements- en
lidmaatschapsgelden worden in de toelichting separaat zichtbaar gemaakt. Dit betreft
de overheveling naar de vereniging van de lidmaatschapsgelden, begrepen in de abonnementsprijs,
en kosten van het programmablad. De regeling van de ontkoppeling is opgenomen op de
website van het Commissariaat.
2.3.7 Opbrengsten dienstverlening
Toelichting
Indien de media-instelling opbrengsten genereert door het verlenen van diensten aan
derden en de kosten die samenhangen met de verstrekte dienstverlening zijn opgenomen
in de organisatiekosten, worden deze opbrengsten in model IV verantwoord onder de
overige bedrijfsopbrengsten in de kolom organisatiekosten.
2.3.8 Aantal fte
Toelichting
Het aantal medewerkers in Full Time Equivalent (fte) dat ultimo boekjaar in dienst
is bij de publieke media-instelling wordt aangegeven in de toelichting conform Model
III en Model IV. Dit geldt ook voor het gemiddeld aantal medewerkers in Full Time
Equivalent (fte) dat over het boekjaar in dienst is geweest bij de publieke media-instelling.
Ook dit gemiddeld aantal fte wordt aangegeven in Model III en Model IV.
2.3.9 Bezoldiging
Hierbij gelden regels in verband met:
-
– BW 2 Titel 9 artikel 383c;
-
– Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT);
-
– Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep (BPPO).
WNT en BPPO worden hierna kort toegelicht, omdat de ervaring leert dat de toepassing
ervan niet altijd correct plaatsvindt.
2.3.9.1 WNT
Grondslag
De wijze waarop de bezoldiging wordt berekend, is overeenkomstig de berekeningswijze,
zoals deze is bepaald in Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en
semipublieke sector (WNT) die op 1 januari 2013 in werking is getreden. Volgens artikel
1.3, eerste lid, onderdeel d, vallen de landelijke publieke media-instellingen en
NPO onder het bezoldigingsmaximum en het openbaarmakingsregime.
Ook in het geval van een samenwerkingsomroep geldt artikel 1.3, eerste lid, onderdeel
d, van de WNT voor de oude verenigingen die met elkaar zijn gefuseerd. Zij vallen
namelijk ook onder de definitie van een landelijke publieke media-instelling in de
Mediawet. Ook indien dit niet het geval zou zijn, schrijft dit Handboek dwingend voor
dat de oude verenigingen hun jaarverslaggeving inzake de bezoldiging opstellen zoals
dit ook in de WNT is geregeld.
Voor nadere bepalingen omtrent de hoogte van het bezoldigingsmaximum en de berekening
wordt verwezen naar de WNT, paragraaf 2.
Toelichting
In de toelichting van de jaarrekening wordt overeenkomstig artikel 383 BW 2 opgave
gedaan van de bezoldiging van de gezamenlijke bestuurders en gewezen bestuurders en,
afzonderlijk, voor de gezamenlijke toezichthouders en gewezen toezichthouders. De
bedragen worden in het boekjaar ten laste van de publieke media-instelling verantwoord.
Op overeenkomstige wijze wordt afzonderlijk opgave gedaan van de bezoldiging van de
gezamenlijke directieleden en gewezen directieleden.
In de financiële verantwoording wordt van iedere (gewezen) bestuurder de bezoldiging
openbaar gemaakt conform de bepalingen in de WNT. Indien een bestuurder naast zijn
besturende functie eveneens presentator is bij de media-instelling wordt de verdeling
in de financiële verantwoording inzichtelijk gemaakt.
Indien een (gewezen) bestuurder meer bezoldiging heeft ontvangen dan het bezoldigingsmaximum
zoals bepaald in de WNT, is het meerdere een onverschuldigde betaling.
Voor leden van raden van commissarissen en leden van raden van toezicht zijn specifieke
bepalingen opgenomen in de WNT. Voor deze leden geldt eveneens het openbaarmakingsregime.
Jaarlijks worden de bezoldigingen voor 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar
gemeld.
Bij bezoldiging boven de norm van iedere reguliere functionaris (niet zijnde topfunctionaris)
gelden aanvullende toelichtingsvereisten.
Voor meer actuele informatie wordt verwezen naar de site www.topinkomens.nl.
2.3.9.2 BPPO
Toelichting
Op grond van artikel 2.3, derde lid, onderdeel b, Mediawet 2008 is door de raad van
bestuur van de NPO ‘Het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep’ opgesteld.
Het bedrag dat uiteindelijk is toegestaan om boven het maximum van categorie C aan
een presentator toe te kennen, mag bij ledenverenigingen ten aanzien van contracten
aangegaan na 1 september 2009 niet betaald worden uit de omroepbudgetten, maar alleen
uit de verenigingsmiddelen. Dit geldt eveneens voor het deel van het dienstverband
dat een bestuurder tevens presentator bij de media-instelling is.
Het bedrag dat uit verenigingsmiddelen is betaald, wordt in de toelichting van de
jaarrekening conform Model IV opgenomen. De media-instelling licht op adequate wijze
toe hoe het bedrag dat uit verenigingsmiddelen is betaald tot stand is gekomen.
2.4 Kasstroomoverzicht
De kasstromen worden conform Model II ingedeeld naar herkomst uit operationele activiteiten,
investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten.
2.5 Bijzonderheden
Het gaat hierbij om ontwikkelingen die een significante invloed hebben op de hoogte
van de omvang van balansposten, baten en lasten, evenals significante verschillen
tussen enerzijds posten van de exploitatierekening en anderzijds de begroting. De
bijzonderheden die zich in het boekjaar hebben voorgedaan, worden tekstueel toegelicht
in de jaarrekening op een zodanig niveau dat daarmee voldoende transparantie wordt
gecreëerd over de precieze aard van de bijzonderheden. Dit betreft onder meer:
-
• toelichting op de wijziging van verdeelsleutels bij de vaststelling van de lasten;
-
• toelichting op een aanzienlijke stijging of daling (meer dan 10%) van balansposten,
baten en lasten ten opzichte van vorig jaar;
-
• toelichting op bijzondere waardeverminderingen;
-
• toelichting als een post van de exploitatierekening volgens de categoriale indeling
meer dan 10% afwijkt van de begroting, bedoeld in artikel 2.147 MW 2008, of de begroting
van de Ster, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de statuten van de Ster;
-
• de overige bedrijfslasten worden, ongeacht hun omvang en/of afwijking ten opzichte
van voorgaand jaar danwel begroting, toegelicht. De omvang van de toelichting mag
hierbij wel worden afgestemd op de omvang van de betreffende lasten.
MODEL I BALANS
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
Vaste activa
|
|
|
2.1.3 Eigen vermogen
|
|
|
Immateriële vaste activa
|
|
|
Algemene reserve
|
|
|
Kosten van onderzoek en ontwikkeling
|
|
|
Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa
|
|
|
Reserve Koersverschillen Beleggingen
|
|
|
Concessies en vergunningen
|
|
|
Reserve voor media-aanbod
|
|
|
Overige immateriële vaste activa
|
|
|
Overige reserves
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Materiële vaste activa
|
|
|
2.1.4 Voorzieningen
|
|
|
Bedrijfsgebouwen en -terreinen
|
|
|
Voor pensioenen
|
|
|
Inventaris en inrichting
|
|
|
Voor belastingen
|
|
|
Andere vaste bedrijfsmiddelen
|
|
|
Overige
|
|
|
Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering
|
|
|
|
|
|
Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
|
|
|
Langlopende schulden
|
|
|
|
|
|
Obligaties en onderhandse leningen
|
|
|
Financiële vaste activa
|
|
|
Schulden aan kredietinstellingen
|
|
|
Deelnemingen
|
|
|
Schulden aan leveranciers
|
|
|
Vordering op deelnemingen
|
|
|
Schulden aan deelnemingen
|
|
|
Overige effecten
|
|
|
Belastingen en premies sociale
verzekeringen
|
|
|
|
|
|
Schulden inzake pensioenen
|
|
|
Vlottende activa
|
|
|
Overige schulden
|
|
|
Onderhanden werken en gereed product m.b.t. media-aanbod
|
|
|
Overlopende passiva
|
|
|
Overige voorraden
|
|
|
|
|
|
Vooruitbetaald op voorraden
|
|
|
Kortlopende schulden
|
|
|
|
|
|
Obligaties en onderhandse leningen
|
|
|
Vorderingen
|
|
|
Schulden aan kredietinstellingen
|
|
|
Handelsdebiteuren
|
|
|
Schulden aan leveranciers
|
|
|
Deelnemingen
|
|
|
Schulden aan deelnemingen
|
|
|
Belastingen en premies sociale verzekeringen
|
|
|
Belastingen en premies sociale verzekeringen
|
|
|
Overige vorderingen
|
|
|
Schulden inzake pensioenen
|
|
|
Overlopende activa
|
|
|
Overige schulden
|
|
|
Effecten
|
|
|
Overlopende passiva
|
|
|
Liquide middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal
|
|
|
Totaal
|
|
|
MODEL II KASSTROOMOVERZICHT
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
I Kasstroom uit operationele activiteiten
|
|
|
Exploitatieresultaat
|
|
|
|
|
|
Aanpassen voor:
|
|
|
Afschrijvingen vaste activa
|
|
|
Mutatie voorzieningen
|
|
|
Bruto kasstroom uit operationele activiteiten
|
|
|
|
|
|
Mutatie voorraden
|
|
|
Mutatie vorderingen
|
|
|
Mutatie kortlopende schulden
|
|
|
Netto kasstroom uit operationele activiteiten
|
|
|
|
|
|
II Kasstroom uit investeringsactiviteiten
|
|
|
Investeringen in (im)materiële vaste activa
|
|
|
Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa
|
|
|
Investeringen in financiële vaste activa
|
|
|
Desinvesteringen financiële vaste activa
|
|
|
Kasstroom uit investeringsactiviteiten
|
|
|
|
|
|
III Kasstroom uit financieringsactiviteiten
|
|
|
Ontvangsten uit langlopende schulden
|
|
|
Aflossing van langlopende schulden
|
|
|
Kasstroom uit financieringsactiviteiten
|
|
|
|
|
|
Mutatie liquide middelen I – II + III
|
|
|
|
|
|
Liquide middelen einde boekjaar
|
|
|
Liquide middelen begin boekjaar
|
|
|
Mutatie liquide middelen
|
|
|
MODEL III EXPLOITATIEREKENING VOLGENS CATEGORIALE INDELING
|
Boekjaar
|
Voorgaand boekjaar
|
Baten
|
|
|
1. Media-aanbod
|
|
|
2. Programmagebonden eigen bijdragen
|
|
|
3. Opbrengst programmabladen
|
|
|
4. Opbrengst overige nevenactiviteiten
|
|
|
5. Opbrengst Verenigingsactiviteiten
|
|
|
6. Overige bedrijfsopbrengsten
|
|
|
7. Som der bedrijfsopbrengsten
|
|
|
|
|
|
Lasten
|
|
|
8. Lonen en salarissen
|
|
|
9. Sociale lasten
|
|
|
10. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
|
|
|
11. Bijzondere waardevermindering van vlottende activa
|
|
|
12. Directe productiekosten
|
|
|
13. Overige bedrijfslasten
|
|
|
14. Som der bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
15. Bedrijfsresultaat
|
|
|
|
|
|
16. Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
17. Rentebaten en inkomsten uit beleggingen
|
|
|
18. Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
19. Gerealiseeerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten
|
|
|
20. Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten1
|
|
|
21. Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa2
|
|
|
22. Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)
|
|
|
23.Som der financiële baten en lasten
|
|
|
|
|
|
24. Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening
|
|
|
25. Over te dragen reserve voor media-aanbod
|
|
|
26. Exploitatieresultaat na overdracht
|
|
|
|
|
|
27. FTE gemiddeld
|
|
|
28. FTE ultimo3
|
|
|
X Noot
1Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen.
X Noot
2Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa.
X Noot
3Opgave van feitelijk aanwezige bezetting (exclusief vacatures), voorzover in dienst
van de publieke media-instelling.
MODEL IV TOELICHTING OP EXPLOITATIEREKENING VOLGENS CATEGORIALE INDELING11
|
Radio
|
TV
|
OMA
|
Nevenactiviteiten
|
Verenigingsactiviteiten
|
Organisatiekosten
|
Totaal
|
Begroting1
|
Afwijking boekjaar -begroting
In % van begroting
|
Baten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Media-aanbod
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Programmagebonden eigen bijdragen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. Opbrengst programmabladen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. Opbrengst overige nevenactiviteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. Opbrengst Verenigingsactiviteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. Overige bedrijfsopbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. Som der bedrijfsopbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Lasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
8. Lonen en salarissen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9. Sociale lasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11. Bijzondere waardevermindering van vlottende activa
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12. Directe productiekosten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
13. Overige bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
14. Toerekening organisatiekosten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15. Som der bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16. Bedrijfsresultaat
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
17. Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
18. Rentebaten en inkomsten uit beleggingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
19. Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
20. Gerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21. Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
22. Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa3
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
23.Som der financiële baten en lasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
24. Exploitatieresultaat voor toerekeningen Eigen Bijdragen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
25. Toerekening resultaat niet-prog.gebonden EB
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
26. Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
27. Over te dragen reserve voor media-aanbod
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
28. Exploitatieresultaat na overdracht
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
29. FTE gemiddeld
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
30. FTE ultimo4
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X Noot
1Bedoeld in de artikelen 2.147 en2.148 Mediawet 2008; voor de Ster de begroting, bedoeld
in de statuten, artikel 14, tweede lid. Opnemen van de begroting geldt niet voor de
individuele landelijke publieke media-instellingen, maar alleen voor de landelijke
publieke omroep als geheel en Ster.
X Noot
2Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen.
X Noot
3Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa.
X Noot
4Opgave van de feitelijk aanwezige bezetting (exclusief vacatures), voorzover in dienst
van de publieke media-instelling.
MODEL Va SPECIFICATIE BIJ EXPLOITATIEREKENING (MODEL III en IV) VOLGENS DE CATEGORIALE
INDELING12
BATEN
|
|
|
|
Toelichting
|
Media-aanbod
|
1.1
|
Vergoedingen OCW/raad van bestuur Stichting Nederlandse Publieke Omroep
|
|
Inclusief overige wettelijke bijdragen
|
Programmagebonden eigen bijdragen
|
2.1
|
Bijdragen Stimuleringsfonds
|
|
|
|
2.2
|
Bijdragen CoBO
|
|
|
|
2.3
|
|
CoBO-fonds
|
reguliere CoBO-bijdragen
|
|
2.4
|
|
Filmfonds CoBO
|
filmfonds via CoBO
|
|
2.5
|
Bijdragen coproducenten
|
|
|
|
2.6
|
Sponsorbijdragen
|
|
zie artikelen 2.113,2.114 eerste lid MW 2008
|
|
2.7
|
Bijdragen overige derden
|
|
zie artikelen 2.113,2.114 tweede lid MW 2008
|
|
2.8
|
Overige programmaopbrengsten
|
|
zoals opbrengst kaartverkoop, aan derden doorberekende salarissen e.d. buiten de publieke
media-instelling
|
|
2.9
|
Opbrengsten gebruiksrechten
|
|
zoals abonnementen, sms opbrengsten e.d.
|
|
2.10
|
Reclameopbrengsten
|
|
|
Opbrengst Programmabladen
|
3.1
|
Opbrengst abonnementsgelden
|
|
na aftrek verschuldigde BTW en voorziening voor non-betaling e.d.
|
|
3.2
|
Opbrengst losse verkoop
|
|
na aftrek retouren
|
|
3.3
|
Opbrengst advertenties
|
|
|
Opbrengst overige nevenactiviteiten
|
4.1
|
Opbrengst verkoop geluidsdragers e.d.
|
|
al dan niet via derden
|
|
4.2
|
Opbrengst uitzendrechten/formats
Nevenactiviteiten
|
|
Exclusief aan publieke media-instelling (welke worden verrekend met de kosten)
|
|
4.3
|
Opbrengst verhuurde panden
|
|
|
|
4.4
|
Aan derden doorberekende salarissen e.d.
|
|
excl. radio, televisie en overig media-aanbod; Exclusief aan publieke media-instelling
((welke worden verrekend met de kosten)
|
|
4.5
|
Overige nevenactiviteiten
|
|
|
Opbrengst vereniging
(-sactiviteiten)
|
5.1
|
Contributies leden
|
|
|
|
5.2
|
Opbrengst ledenbladen
|
|
zijnde niet-programmabladen
|
|
5.3
|
Overige opbrengsten ten bate
van de vereniging
|
|
dotaties, legaten
|
Overige bedrijfsopbrengsten
|
6
|
Overige bedrijfsopbrengsten NPO e/o omroepen
|
|
|
Totale Baten Σ 1 t/m 6
LASTEN
|
|
|
|
Toelichting
|
Lonen en salarissen
|
8.1
|
Salarissen CAO personeel
|
|
|
|
8.2
|
Vakantiegeld (idem)
|
|
|
|
8.3
|
Decemberuitkering (idem)
|
|
|
|
8.4
|
Overwerk 100 en 150% (idem)
|
|
|
|
8.5
|
NRD vergoeding (idem)
|
|
|
|
8.6
|
Doorberekende lonen en salarissen
|
|
alleen aan publieke media-instelling
|
|
8.7
|
Dotatie reorganisatievoorziening
|
|
|
|
8.8
|
Mutatie verplichtingen openstaande vakantie-uren
|
|
|
|
8.9
|
Reiskosten woon-werk verkeer
|
|
indien vaste vergoeding;
opslag% over 7.1 t/m 7.6.
|
|
8.10
|
WAO uitkeringen
|
|
|
|
8.11
|
Overlijdensuitkeringen
|
|
|
|
8.12
|
Gratificaties/Jubileumuitkeringen
|
|
|
Sociale lasten
|
9.1
|
Pensioenlasten
|
|
jaarlijks vergelijken van werkelijke kosten en opslag. Het verschil naar exploitaties
toerekenen o.b.v. werkelijke loonsom.
|
|
9.2
|
Werkgeversaandeel soc.verz. wetten
|
|
Idem
|
|
9.3
|
Bijdrage werkgever in ziektekostenverzekering
|
|
Idem
|
Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
|
10.1
|
Afschrijving inventaris en inrichting
|
|
|
|
10.2
|
Afschrijving facilitaire apparatuur
|
|
|
|
10.3
|
Afschrijving hardware en software
|
|
|
|
10.4
|
Afschrijving gebouwen
|
|
|
Bijzondere waardeverminderingen vlottende activa
|
11.1
|
Afschrijvingen media-aanbod
|
|
alleen de niet reguliere afschrijvingen
|
|
11.2
|
Idem voorraad geluidsdragers e.d.
|
|
|
|
11.3
|
Idem m.b.t. programmabladen
|
|
|
Directe productiekosten
|
12.1
|
Distributiekosten
|
|
|
|
12.2
|
Technische productiekosten media-aanbod
|
|
|
|
12.2.1
|
|
ENG/EFP materiaal
|
|
|
12.2.2
|
|
Faciliteiten NOB en overigen
|
inclusief verrekening interne cameraploeg
|
|
12.2.3
|
|
Verbindingen
|
|
|
12.2.4
|
|
Huur van locaties
|
|
|
12.2.5
|
|
Ster: Technische diensten RTV
|
|
|
12.2.6
|
|
Ster: Data en distributiekosten RTV
|
|
|
12.3
|
Overige productiekosten media-aanbod
|
|
|
|
12.3.1
|
|
Honorering freelancers
|
|
|
12.3.2
|
|
Uitzendrechten
|
|
|
12.3.3
|
|
Algemene kosten freelance personeel
|
|
|
12.3.4
|
|
Overige programmakosten
|
waaronder begrepen de direct toerekenbare kosten 12.1 tot en met 12.3
|
|
12.4
|
Programmabladen
|
|
|
|
12.4.1
|
|
Druk- en verzendkosten
|
|
|
12.4.2
|
|
Artikelen, foto’s e.d.
|
|
|
12.4.3
|
|
Kosten advertentieacquisitie
|
|
|
12.4.4
|
|
Kortingen reclamebureau
|
|
|
12.4.5
|
|
Plaatsingskosten advertenties
|
|
|
12.4.6
|
|
Distributiekosten
|
|
|
12.4.7
|
|
Wervingskosten abonnees
|
|
|
12.5
|
Sales (geluidsdragers, boeken e.d.)
Ster: Research
Ster: PR en Communicatie
|
Ster: bereiksonderzoek, ad hoc onderzoek en overig onderzoek
Ster: marketing communicatie, corparate communicatie, interne communicatie, web en
overige middelen
|
|
|
12.5.1
|
|
Directe productiekosten
|
|
|
12.5.2
|
|
Auteursrechten e.d.
|
|
|
12.5.3
|
|
Distributiekosten
|
|
|
12.5.4
|
|
Promotiekosten
|
|
|
12.5.5
|
|
Afschrijving voorraden
|
geen bijzondere waardeverminderingen opgenomen onder 10.2
|
|
12.6
|
Directe kosten vereniging
|
|
met betrekking tot het goed en democratisch functioneren van de vereniging
|
|
12.6.1
|
|
Productie- en verzendkosten betaaldocumenten
|
|
|
12.6.2
|
|
Kosten ledenadministratie
|
|
|
12.6.3
|
|
Kosten verzorging ledenvergaderingen
|
|
|
12.6.4
|
|
Kosten ledenwerving
|
|
|
12.6.5
|
|
Overige directe kosten vereniging
|
|
|
12.6.6
|
|
BPPO
|
|
|
|
|
|
|
Overige bedrijfslasten
|
13.1
|
Overige kosten CAO personeel
|
|
|
|
13.1.1
|
|
Reiskosten woon-werk verkeer
|
indien variabele vergoeding
|
|
13.1.2
|
|
Overige personele lasten
|
bijvoorbeeld kerstpakketten, kinderdagverblijf, vakbond, studiekosten, telefoon, auto,
bijdrage werkgever inzake maaltijdverzorging
|
|
13.2
|
Uitbesteed werk aan bedrijven
|
|
uitzendbureau’s, advieskosten, bewaking, catering, schoonmaakkosten
|
|
13.3
|
Overige aan afdeling gerelateerde algemene kosten
|
|
vergaderkosten, porti, drukkosten, e.d.
|
|
13.4
|
Promotiekosten (inclusief in- en externe betrekkingen)
|
|
|
|
13.4.1
|
|
Advertenties dag- en weekbladen
|
|
|
13.4.2
|
|
Kosten onderzoek
|
|
|
13.5
|
Huisvestingskosten
|
|
exclusief afschrijving, bewaking, rentelasten
|
|
13.5.1
|
|
Huur
|
aan derden betaalde huren, geen interne (binnen publieke media-instelling) huurverrekeningen
|
|
13.5.2
|
|
Belastingen
|
|
|
13.5.3
|
|
Verzekeringen
|
|
|
13.5.4
|
|
Onderhoudskosten
|
|
|
13.5.5
|
|
Kosten interne verhuizingen
|
|
|
13.5.6
|
|
Onderhoudscontracten
|
|
|
13.5.7
|
|
Gas, energie en water
|
|
|
13.5.8
|
|
Onderhoud tuinen
|
|
|
13.5.9
|
|
Vuilafvoer
|
|
|
13.6
|
Overige kosten
|
|
|
|
13.6.1
|
|
Lidmaatschappen branche organisaties
|
|
|
13.6.2
|
|
Kosten betalingsverkeer
|
|
|
13.6.3
|
|
Overige kosten
|
|
Toerekening organisatie kosten
|
14
|
|
|
Toerekening aan neven- en verenigingsactiviteiten, voor 2.42 omroepen wel toerekening
aan platforms
|
Totale lasten Σ 8 t/m 14
|
|
|
|
Toelichting
|
Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
17.1
|
Opbrengst deelnemingen
|
|
|
Rentebaten en inkomsten uit beleggingen
|
18.1
|
Renteopbrengsten op liquiditeiten
|
|
eliminatie interne renteverrekeningen
|
|
18.2
|
Resultaat op beleggingen
|
|
inclusief gerealiseerde boekwinsten en ongerealiseerde koerswinsten
|
Waardeverandering op vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
19.1
|
Afwaardering deelnemingen
|
|
|
Waardeverandering van beleggingen respectievelijk effecten
|
20
|
|
|
indien ultimo boekjaar de boekwaarde respectievelijk de marktwaarde lager is dan de
verkrijgingsprijs
|
Ongerealiseerde waardeverandering van beleggingen resp. effecten
|
21
|
|
|
Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Reserve Koersverschillen Beleggingen.
|
Ongerealiseerde waardeverandering van materiële vaste activa
|
22
|
|
|
Ongerealiseerde waardemutaties worden verwerkt via de exploitatierekening indien sprake
is van onvoldoende Herwaarderingsreserve Materiële Vaste Activa.
|
Rentelasten en soortgelijke kosten
|
23
|
|
|
elimineren interne renteverrekeningen
|
Toerekening resultaat niet-prog.gebonden EB
|
24
|
|
|
Toerekening aan media-aanbod
|
Saldo uit gewone bedrijfsuitoefening Σ 1 t/m 6 en 8 t/m 14 en 17 t/m 24
|
|
|
|
Toelichting
|
Over te dragen reserve media-aanbod
|
26
|
|
|
|
Exploitatiesaldo Σ 1 t/m 6 en 8 t/m 14 en 17 t/m 24 en 26
MODEL Vb DEFINITIE ORGANISATIEKOSTEN BIJ EXPLOITATIEREKENING (MODEL III en IV)13
Organisatiekosten
|
Subcategorie
|
Toelichting
|
A. Generieke Overhead
|
A1
|
Directie
|
• Loonkosten 1 algemene directie
• Vacatiegelden Raad van Toezicht (indien geen onderdeel van de vereniging)
|
|
A2
|
Hoger management in primair proces
|
• Loonkosten hogere managementfuncties in het primair proces. Het betreft hier de
hoofden van platforms (bijv. Hoofd TV, Hoofd Radio) en de hoofden van genreclusters
(bijv. Hoofd Nieuws, Hoofd Kunst & Cultuur etc.). Overige managementfuncties in het
primair proces vallen onder directe kosten.
|
|
A3
|
Secretariële ondersteuning (ten bate van directie/ management)
|
• Loonkosten van secretariële ondersteuning van de algemene directie en de hogere
managementfuncties in het primair proces. De stelregel geldt dat secretaresses en
assistenten van indirecte functies als indirect kunnen worden beschouwd, en secretaresses
en assistenten van directe functies als direct
• Kosten van tijdelijke inhuur van secretariële ondersteuning
|
|
A4
|
Beleid & Strategie
|
• Loonkosten van beleidsmedewerkers, beleidsadviseurs, en strategisch medewerkers
• Kosten van tijdelijke inhuur van beleids- en strategisch medewerkers
• Kosten van beleids-, organisatie- en strategisch advies
• Kosten van organisatieadvies samenhangend met reorganisaties
|
|
A5
|
OR
|
• Loonkosten van leden OR.
• Loonkosten van tijdelijke vervanging vaste OR-leden
• Advieskosten OR
|
|
A6
|
Financiën en Inkoop
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met (financiële) administratie.
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met externe financiële planning
(begrotingen) en externe verantwoording (kwartaalverslagen, jaarverslagen etc.)
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met interne budgetverdelingen (begrotingen)
en interne management accountant (verantwoording)
• Loonkosten van medewerkers die zich een significant deel van hun arbeidstijd bezighouden
met inkoopactiviteiten (>50%). Het betreft hier niet de aankoop van programma's, uitzendrechten,
en overige programmatische licenties
• Kosten tijdelijke inhuur administratieve en financieel medewerkers
• Kosten fiscaal adviseurs
• Externe kosten jaarverslag en overige rapportages
• Accountantskosten
• Bank- en incassokosten
|
|
A7
|
Personeelszaken, HR, personeelsadministratie
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met personeelszaken en Human Resource
Management
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met personeels- en salarisadministratie
• Kosten van tijdelijke inhuur medewerkers personeelszaken, HRM, personeels- en salarisadministratie
• Kosten extern personeels- en HRM-advies.
• Kosten uitbesteding personeels- en salarisadministratie.
• Kosten personeelswerving
• Sollicitatiekosten
• Kosten in-, door- en uitstroming personeel (opleiding en training zijn ook indirect
kosten, maar vallen onder de hoofdcategorie overige indirecte kosten)
• Kosten werkzekerheidsafspraken en loopbaanoriëntatie
• Afdrachten AWO-fonds
• Kosten flankerend personeelsbeleid
|
|
A8
|
M&C:
Communicatie
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met interne communicatie (personeelsvoorlichting,
inhoudelijke onderhoud intranet, interne nieuwsbrieven, etc) en externe communicatie
(persvoorlichting etc.)
• Tijdelijke inhuur van medewerkers communicatie.
• Kosten interne en externe voorlichtingsevenementen (presentatoren, zaalhuur, kosten
faciliteiten, decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering,
etc.)
• Kosten van bijeenkomsten Public Relations
• Kosten perspresentaties
• Portokosten
• Koeriersdiensten
• Drukwerk (incl. papier, mappen etc.)
• Kosten kopiëren (incl. papier, mappen etc.)
• Kosten scannen
• Verzendkosten
|
|
A9
|
M&C:
Omroep-marketing
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marketing en profilering van
de omroep (omroeppromotie). Hieronder vallen niet de activiteiten die onderdeel uitmaken
van de verenigingsactiviteiten, zoals ledenwerving en ledenbehoud
• Tijdelijke inhuur van medewerkers omroepmarketing
• Ontwikkelkosten van omroepmarketingcampagne
• Kosten advertenties en overige promotie-uitingen
• Ontwerp- en layoutkosten van advertenties en overige promotie-uitingen
• Kosten promotie-evenementen van omroep (presentatoren, zaalhuur, kosten faciliteiten,
decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering, etc.)
• Reclameposters ter promotie van omroep
• Promotiematerialen samenhangend met omroepmarketing
|
|
A10
|
M&C:
Programmamarketing
(Exclusief Promo’s)
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marketing van het media-aanbod
(programmapromotie, presentatorenpromotie, etc.)
• Tijdelijke inhuur van medewerkers programmamarketing
• Ontwikkelkosten van programmamarketingcampagne
• Kosten advertenties en overige promotie-uitingen
• Ontwerp- en layoutkosten van advertenties en overige promotie-uitingen
• Kosten promotie-evenementen van specifieke programma's (presentatoren, zaalhuur,
kosten faciliteiten, decor en rekwisieten, representatie, fotografie, brochures, catering,
etc.)
• Reclameposters ter promotie van programmering
• Promotiematerialen samenhangend met programmamarketing
|
|
A11
|
Juridische Zaken
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met juridische zaken
• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers juridische zaken
• Kosten juridisch advies (bijvoorbeeld in geval van reorganisatie)
• Kosten Rechtsbijstand
• Advocaatkosten
• Kosten rechtsgang (griffierechten)
|
B. Mediaspecifieke overhead
|
B1
|
Programmeringcoördinatie en intekening
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de intekening op het programmaschema,
en daarmee samenhangende coördinerende taken. Het gaat hier enkel om de loonkosten
van medewerkers die een significant deel van hun arbeidstijd (>50%) met deze activiteiten
bezighouden.
|
|
B2
|
Markt-onderzoek
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met marktonderzoek ter ondersteuning
van de mediaprogrammering
• Doorberekende kosten vanuit de NPO-afdeling Publieksonderzoek
• Ingekocht marktonderzoek ter ondersteuning van de mediaprogrammering
|
|
B3
|
Documentatie & Archivering
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de documentatie en archivering
van papieren materialen (beleidsarchief, administratie, jaarverslagen etc.)
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met de documentatie en archivering
van programmamateriaal (videobestanden, audiobestanden, etc.)
• Tijdelijke inhuur medewerkers documentatie & archivering
• Kosten bewaarbanden
• Bewaarloon banden Technicolor
• Vernietigingskosten banden
• Advieskosten op het gebied van documentatie en archivering
|
|
B4
|
Idee- en conceptontwikkeling
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met idee-, concept-, format- en
programmaontwikkeling. De loonkosten worden als organisatiekosten aangemerkt, overige
kosten worden als directe productiekosten aangemerkt.
|
C. Huisvesting
|
C1
|
Gebouwkosten (excl. studio)
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met gebouwtechnisch beheer
• Tijdelijke inhuur medewerkers gebouwtechnisch beheer
• Afschrijvingen op gebouwen en afschrijvingen op verbouwingskosten
• Afschrijvingen op installaties
• Rentelasten op hypotheek huisvesting
• Toegerekende kapitaallasten voor huisvesting, indien pand is gefinancierd met eigen
vermogen
• Huurlasten van huisvesting
• Servicekosten in geval van huur
• Huurlasten parkeerterreinen
• Assurantie samenhangend met huisvesting
• Gemeentelijke belastingen, heffingen, en leges (OZB, verontreinigingsheffing)
• Waterschapsbelasting
• Kosten interne verbouwingen en renovaties
• Kosten interne verhuizingen
• Tekeningenbeheer
• Onderhoudskosten (timmer- en metselwerk, loodgieterskosten, elektriciteitswerk,
schilderwerk, stoffeerwerk, reparatiewerkzaamheden vloer, afpompen koelmachine, verhelpen
storingen, periodieke inspecties, kosten onderhoudscontracten, etc.)
• Reparatie en klein onderhoud
• Dotatie voorziening onderhoud
• Kosten plantenbakken
• Kosten onderhoud tuinen
|
|
C2
|
Inventaris
|
• Afschrijvingen inventaris met een kostprijs > € 2.500
• Kosten inventaris met een kostprijs < € 2.500 (bureaus, bureaustoelen, ventilatoren,
etc.)
• Aanschaf bedrijfsmiddelen
• Onderhoud inventaris
|
|
C3
|
GWE
|
• Kosten gas
• Kosten water
• Kosten elektra (excl. studio)
|
|
C4
|
Gebouwexploitatie
|
• Loonkosten van medewerkers die zich bezighouden met huishoudelijke zaken
• Loonkosten van medewerkers beveiliging, receptie
• Loonkosten van medewerkers klantcontactcentrum en telefonisten
• Kosten van tijdelijke inhuur medewerkers huishoudelijke zaken, beveiliging en receptie,
klantcontactcentrum en telefonisten.
• Kosten van uitbesteding huishoudelijke zaken, beveiliging en receptie, klantcontactcentrum
en telefonisten.
• Kosten inbraakinstallatie
• Kosten beveiligingscamera's
• Schoonmaakkosten (zowel kosten van personeel als schoonmaakmiddelen)
• Kosten sanitaire artikelen
• Kosten vuilafvoer
• Advieskosten ten aanzien van huisvesting
|
|
C5
|
Postkamer & Repro
|
• Loonkosten van medewerkers postkamer en repro
• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers postkamer en repro
• Koeriersdiensten direct samenhangend met postbehandeling (interne haal- en brengservices,
stadsritten)
|
|
C6
|
Catering
(niet aan maken programma verbonden)
|
• Loonkosten medewerkers catering
• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers catering
• Kosten koffieautomaten (afschrijving, automaat, koffie, thee)
• Kosten overige vrij verkrijgbare (voedings-)producten (suiker, melk, roerstaafjes,
bekertjes etc.) (waarbij geen sprake is van een noodzakelijke declaratie of vergoeding
van de medewerker)
• Kosten serviesgoed en keukengerei
|
D. ICT
|
D1
|
Automatisering en werkplekondersteuning
|
• Loonkosten medewerkers die zich bezighouden met automatisering en werkplekondersteuning
• Kosten tijdelijke inhuur medewerkers automatisering en werkplekondersteuning
• Kosten installatie en implementatie hardware en softwaresystemen
• Kosten onderhoud automatiseringshardware en -software
• Kosten onderhoud netwerk
• Kosten serviceovereenkomsten
• Desktop PC's en laptops
• Desk phones
• Printers, printer services, cartrigdes etc.
• Overige generieke hardware (hard drives, chargers, batterijen etc.)
• Werkpleksoftware
• Web based applicatiekosten
• Kosten generieke ICT-licenties en certificaten
• Afschrijvingen op licenties
• Verzekeringskosten hardware en software
• Kosten leasecontracten ICT-hardware en -software
• Doorberekening ICT-kosten NPO
• Kosten advies mbt ICT, automatisering en werkplekondersteuning
|
|
D2
|
Algemene ICT- infrastructuur
|
• Kosten internet en data hosting
• Internet abonnementskosten
• Kosten email hosting en VPN services
• Kosten interne en externe housing en hosting (servercapaciteit)
• Kosten domeinregistratie
• Netwerk- en systeemcomponenten (routers, switchers, interne bekabeling etc.)
• Netwerk- en systeemsoftware
• Kosten glasvezelverbindingen
|
E. Overige organisatiekosten
|
E1
|
Opleidingen en trainingen
|
• Kosten opleiding en studie
• Kosten educatief verlof
• Kosten trainingen en cursussen (excl. direct aan programma’s gerelateerd)
• Kosten deelname (educatief) congres
• Kosten coaching
|
|
E2
|
Ziekteverlof en uitkeringen
|
• Loonkosten medewerkers langdurig ziekte- en arbeidsongeschiktheidsverlof
• Kosten arbodienst
• Kosten bedrijfsarts
• Kosten zwangerschapsverlof
• Kosten zorgverlof
• Ontslagvergoedingen
• Kosten Sociaal Plan
• Dotatie reorganisatievoorzieningen samenhangend met personeel
|
|
E3
|
Algemene Kredietrente
|
• Algemene lasten kredietrente, niet direct samenhangend met de financiering van huisvesting,
ICT, productiefaciliteiten etc.
|
|
E4
|
Reis- en verblijfkosten indirect personeel
|
• Reis- en verblijfkosten binnenland en buitenland
• Parkeer, tol- en veergelden
• Auto km-vergoeding
• Autohuur (inclusief benzine)
• OV-jaarkaart en OV-fiets
• Visa, vergunningen en permits
|
|
E5
|
Telefoonkosten indirect personeel
|
• Telefoonvergoeding
• Kosten abonnementen mobiele telefonie
• Gesprekskosten mobiele telefonie
• Mobiele telefoon hardware
• Telefoonkosten binnenland en buitenland
• Telefoonkosten centrale
• Projectkosten en advieskosten samenhangend met telefonie
|
|
E6
|
Algemene persoonsgebonden kosten
|
• Representatie binnenland en buitenland (voor indirect personeel)
• Kosten bedrijfsauto's
• Afschrijving bedrijfsauto's
• Werkgeversbijdrage kantinekosten
• Kosten dienstkleding (incl. wasserij en stomerij)
• Kerstpakket
• Geschenken, cadeaus, bloemen
• Gratificaties, jubilea, afscheid
• Personeeluitjes en -feesten
|
|
E7
|
Overige kosten indirect personeel
|
• Kantoorbenodigdheden (incl. magazijn)
• Vergader- en receptiekosten
• Abonnementen
• Lectuur, boeken en tijdschriften
• Relatiegeschenken
• Gedeclareerde catering indirecte functies
• Overige declaraties
|
X Noot
1Onder Loonkosten worden de volgende kosten verstaan: salariskosten, sociale lasten,
pensioenlasten, december- en vakantie-uitkering, NRD-uitkering, arbeidsmarkttoeslagen,
werkgeversbijdrage zorgverzekeringen.
MODEL VI TOELICHTING OP NEVENACTIVITEITEN PER CLUSTER14
|
Cluster 1
|
Cluster 2
|
Cluster ..
|
Overig1
|
Totaal
|
Baten
|
|
|
|
|
|
2. Programmagebonden eigen bijdragen
|
|
|
|
|
|
3. Opbrengst programmabladen
|
|
|
|
|
|
4. Opbrengst overige nevenactiviteiten
|
|
|
|
|
|
6. Overige bedrijfsopbrengsten
|
|
|
|
|
|
7. Som der bedrijfsopbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Lasten
|
|
|
|
|
|
8. Lonen en salarissen
|
|
|
|
|
|
9. Sociale lasten
|
|
|
|
|
|
10. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
|
|
|
|
|
|
11. Bijzondere waardevermindering van vlottende activa
|
|
|
|
|
|
12. Directe productiekosten
|
|
|
|
|
|
13. Overige bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
14. Toerekeningorganisatie kosten
|
|
|
|
|
|
15. Som der bedrijfslasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
16. Bedrijfsresultaat
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
17. Opbrengst van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
|
|
|
18. Rentebaten en inkomsten uit beleggingen
|
|
|
|
|
|
19. Waardeverandering van vorderingen die tot de vaste activa behoren
|
|
|
|
|
|
20. Waardeverandering van beleggingen resp. effecten
|
|
|
|
|
|
21. Rentelasten en soortgelijke kosten (-/-)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
22.Som der financiële baten en lasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
23. Exploitatieresultaat voor toerekeningen Eigen Bijdragen
|
|
|
|
|
|
X Noot
1(Experimentele) nevenactiviteiten (zoals publiek-private samenwerkingsverbanden die
kwalificeren als nevenactiviteit) die niet in één van de voorgaande clusters zijn
opgenomen.
Indien de exploitatie van een individuele nevenactiviteit niet kostendekkend is, wordt
deze nevenactiviteit separaat verantwoord. De informatie die over die nevenactiviteit
dient te worden verstrekt staat in paragraaf 2.3.5 van dit Handboek.
MODEL VII SPONSORBIJDRAGEN EN BIJDRAGEN VAN DERDEN15
|
|
|
|
|
specificatie bijdragen derden in €
|
|
Aantal
|
naam
|
totale
|
commerciële
|
CoBO
|
Mediafonds
|
overige
|
Titel Mediaaanbod
|
afleveringen
|
organisatie
|
bijdrage in €
|
sponsoring
|
|
|
derden
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Aansluiting exploitatierekening----->>>>
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Aansluiting ‘vermindering van voorraad’ in balans ----->>>>
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal ontvangen bijdragen derden door buitenproducent---->>>>
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Verklaring kolommen
|
|
Media-aanbodtitel
|
De naam van het media-aanbod waarvoor een bijdrage van een sponsor of een derde is
ontvangen.
|
Aantal afleveringen
|
Het aantal afleveringen van het media-aanbod waarop de bijdrage betrekking heeft.
|
Naam organisatie
|
De naam van de organisatie of instelling die een bijdrage heeft verstrekt.
|
Totale bijdrage in €
|
De financiële bijdragen die zijn ontvangen ten behoeve van media-aanbod. Dit betreft
bijdragen van particulieren, ondernemingen, overheidsinstellingen, instellingen zoals
genoemd in artikel 1.1,tweede lid MW 2008, overige organisaties.
|
|
Alle bijdragen die in de exploitatierekening zijn verantwoord worden vermeld. Het
totaal sluit aan met de exploitatierekening.
|
|
Indien meerdere organisaties bijdragen hebben verstrekt voor één bepaald media-aanbod
worden zij apart genoemd.
|
Commerciële sponsoring
|
De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van een particuliere onderneming.
|
CoBo, Mediafonds
|
De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van één van deze fondsen.
|
Overige derden
|
De bijdrage nogmaals invullen indien afkomstig van een overheidsinstelling, een instelling
zoals genoemd in artikel 1.1, tweede lid MW 2008 of een overige organisatie of instelling
hier niet eerder genoemd.
|
MODEL VIII BARTERING-CONTRACTEN16
BIJLAGE CONTROLEPROTOCOL PUBLIEKE MEDIA-INSTELLINGEN
1. Inleiding
Voor welke instellingen geldt dit controleprotocol?
Op basis van de artikelen 2.171, 2.172 en 2.179 MW 2008 is dit protocol van toepassing
op de publieke media-instellingen. Voor de kerkgenootschappen en genootschappen op
geestelijke grondslag die media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst verzorgen
geldt dit alleen voor zover het de activiteiten en financiën betreft die betrekking
hebben op het verzorgen van programma-aanbod en daaraan gerelateerd ander media-aanbod.
Doel
De op basis van de artikelen 2.149 t/m 2.157 MW 2008 door de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (hierna: MOCW) ter beschikking gestelde budgetten worden via
het Commissariaat verstrekt aan de raad van bestuur van de NPO, die deze gelden ter
beschikking stelt aan de landelijke publieke media-instellingen. De Ster wordt op
grond van artikel 2.105, derde lid, MW 2008 bekostigd door vermindering van de Ster-opbrengsten
met de door de MOCW goedgekeurde uitgaven. Namens de MOCW verwacht de publieke media-instelling
van de instellingsaccountant een verklaring van getrouwheid en van rechtmatigheid
bij de jaarrekening van de publieke media-instelling. Het controleprotocol is bedoeld
om de verwachtingen van MOCW vast te leggen ten aanzien van deze verklaringen. Deze
verklaringen zijn mede de basis voor het oordeel van de departementale accountant
bij de departementale jaarrekening.
Wettelijk kader
De landelijke publieke media-instellingen leggen op grond van artikel 2.171, eerste
t/m derde lid, MW 2008, financiële rekening en verantwoording af aan het Commissariaat
over de financiële rechtmatigheid van de uitgaven. Krachtens artikel 2.172, derde
lid, MW 2008 zijn nadere regels gesteld voor de inrichting van de jaarrekening. Deze
regels zijn opgenomen in het Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke
media-instellingen 2015 (hierna: Handboek). Voor het rechtmatigheidsoordeel controleert
de instellingsaccountant ondermeer de naleving van:
-
– de artikelen van de MW 2008 die zijn vermeld in dit controleprotocol;
-
– de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;
-
– de Europese en nationale wet- en regelgeving inzake aanbestedingen;
-
– het Handboek en
-
– de aanwijzingen van het Commissariaat17.
Het object van controle is de verantwoording van de publieke media-instelling. De
verantwoording bestaat uit de jaarrekening (inclusief jaarverslag volgens artikel
2:391 BW). Bij de controle van de jaarrekening stelt de instellingsaccountant de getrouwheid
daarvan vast. Hieronder worden mede verstaan de toedeling van de kosten naar radio-
en televisieprogramma’s, overig media-aanbod, nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten
en naar categorie (direct – organisatie).
De controle van de jaarrekening is tevens gericht op de financiële rechtmatigheid
van de bestedingen en inkomsten. Op grond van zijn controlewerkzaamheden dient de
instellingsaccountant een getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel, zoals opgenomen
in het model Controleverklaring af te geven bij de jaarrekening18.
De instellingsaccountant stelt tevens vast dat geen tekortkomingen zijn gebleken naar
aanleiding van het onderzoek, dat het jaarverslag overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW
is opgesteld en dat de in artikel 2:392, eerste lid, onder b tot en met h, BW vereiste
gegevens zijn toegevoegd. Ook stelt hij vast dat, voor zover hij dit kan beoordelen,
het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391,
vierde lid, BW.
De controle dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de Nadere Voorschriften
Controle- en overige standaarden (NV COS) zoals uitgegeven door de Nederlandse Beroepsorganisatie
van Accountants en de aanwijzingen zoals opgenomen in dit controleprotocol. Bij de
controle op de naleving van het bepaalde in de WNT dient de instellingsaccountant
uit te gaan van het Controleprotocol WNT19 van het ministerie van BZK.
Procedure
De Ster stelt conform artikel 2.103 MW jaarlijks voor 1 juni diens jaarverslag vast
en dient die in bij MOCW. De landelijke publieke media-instellingen sturen in overeenstemming
met artikel 2.171, tweede lid, MW 2008 vóór 1 mei de jaarrekening in bij het Commissariaat.
Op grond van artikel 2.171, derde lid, MW 2008 zendt de NPO vóór 1 juli de opmerkingen
over de jaarrekeningen tezamen met de jaarrekening van de NPO aan het Commissariaat.
Het Commissariaat stelt op grond van de artikelen 2.173 en 7.6 t/m 7.8 MW 2008 vóór
1 september een verantwoording op over het beheer van de mediagelden in het voorgaande
boekjaar, voorzien van een getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel van de accountant
van het Commissariaat, ten behoeve van MOCW. In deze verantwoording zijn de vaststellingen
opgenomen van de mediabijdragen over voorgaande jaren voor alle publieke media-instellingen,
die door tussenkomst van het Commissariaat worden bekostigd.
De accountant van het Commissariaat maakt voor de hiervoorgenoemde verantwoording
gebruik van de controleverklaringen bij de jaarrekeningen van de publieke media-instellingen.
Daarnaast maakt hij gebruik van de jaarlijkse toetsing door het Commissariaat van
de financiële rechtmatigheid van de besteding van de mediabijdragen.
Het Commissariaat is belast met de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid
van de besteding van mediagelden op basis van de jaarrekeningen van de landelijke
publieke media-instellingen en NPO. De toetsing van de financiële rechtmatigheid geschiedt
door het Commissariaat. Een van de beheermaatregelen die het Commissariaat ter beschikking
staat, is het reviewen van de accountantscontroles bij de landelijke publieke media-instellingen
en de NPO. Het doel van de review is het krijgen van inzicht in de kwaliteit en toereikendheid
van de door de instellingsaccountants uitgevoerde werkzaamheden. De uitkomsten van
deze review gebruikt de accountant van het Commissariaat voor de controle van de jaarrekening
van het Commissariaat. Het Commissariaat kan de reviewtaak uitbesteden aan een registeraccountant.
De reviews worden uitgevoerd mede op basis van een roulatiesysteem.
2. Reikwijdte accountantsonderzoek
Onderzoeksaanpak
De instellingsaccountant neemt in zijn controledossier een risicoanalyse op, waarin
expliciet rekening wordt gehouden met de aandachtspunten van dit controleprotocol.
Dit controledossier vormt de basis voor een review die het Commissariaat kan (laten)
uitvoeren. De instellingsaccountant controleert de financiële rechtmatigheid van de
besteding van de mediagelden. De op de financiële rechtmatigheid van toepassing zijnde
wettelijke bepalingen uit de MW 2008 en overige relevante wet- en regelgeving zijn
aangegeven in bijlage ‘Wet- en regelgeving inzake financiële rechtmatigheid'. Van
de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij over de naleving van deze bepalingen
rapporteert in het accountantsverslag.
In bepaalde gevallen is een gesubsidieerde instelling in de zin van de Europese regelgeving
een aanbestedende dienst. De accountant controleert in dat geval of de instelling
de richtlijnen voor Europese aanbesteding naleeft. De accountant gaat na of bij in
het controlejaar aangegane verplichtingen de Europese aanbestedingsregels zijn nageleefd.
De accountant weegt zijn bevindingen mee in zijn oordeel. Indien de accountantscontrole
fouten aan het licht brengt die de instelling niet herstelt, vermeldt de accountant
deze in het accountantsverslag. Met betrekking tot de naleving van deze Europese regelgeving
geldt een rapportagetolerantie van 0%.
Bij de jaarlijkse toetsing van de financiële rechtmatigheid van alle bestedingen en
inkomsten kunnen door het Commissariaat aanwijzingen zijn gegeven. De instellingsaccountant
betrekt de naleving van de aanwijzingen in zijn controle. Voor zover deze niet zijn
nageleefd, maakt de instellingsaccountant daarvan melding in het accountantsverslag.
Tevens weegt de instellingsaccountant eventuele fouten en onzekerheden die hieruit
voortvloeien, bij de strekking van het getrouwheids- en rechtmatigheidsoordeel.
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid
De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij met een betrouwbaarheid
van 95% de uitspraak kan doen dat in de verantwoording geen afwijkingen (onjuistheden
en onzekerheden) voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties.
Voor de strekking van de controleverklaring gelden de volgende toleranties in het
onderstaande schema:
Schema 1. Toleranties
|
Onjuistheden
(in de verantwoording)
|
Onzekerheden
(in de controle)
|
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeels-onthouding
|
Rechtmatigheid
a. Instellingen 2.42 (% van de totale lasten)
b. Overige instellingen (% van de totale lasten)
|
>5 en <10
>1 en <3
|
=>10
=>3
|
>5 en <10
>3 en <10
|
=>10
=>10
|
Getrouwheid
c. Balans (% van de balanstelling)
d. Exploitatierekening (% van de baten)
|
>5 en <10
>2 en <5
|
=>10
=>5
|
>5 en <10
>5 en <10
|
=>10
=>10
|
Voor het omgaan met geconstateerde fouten geldt de volgende gedragslijn. Geconstateerde
fouten die invloed kunnen hebben op de financiële rechtmatigheid van de bestedingen
en inkomsten, moeten voor zover mogelijk door de instelling worden gecorrigeerd. Indien
dit niet meer mogelijk is, gelden de tolerantiegrenzen zoals weergegeven in schema
1. Voor het omgaan met geconstateerde fouten die invloed hebben op de getrouwheid
van bestedingen en inkomsten gelden de toleranties die in schema 1 staan. De instelling
corrigeert deze fouten als de tolerantiegrens wordt overschreden. De accountant vermeldt
alle fouten groter dan 0,1% van de lasten die niet zijn gecorrigeerd in het accountantsverslag.
Normenkader
De publieke media-instelling stelt de jaarrekening op in overeenstemming met de richtlijnen
die zijn opgenomen in het Handboek, de richtlijnen die zijn opgenomen in BW 2 Titel
9 en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
De instellingsaccountant controleert de jaarrekening van de publieke media-instellingen
waarin, indien van toepassing, tevens opgenomen de verantwoording van de verenigingen
van de publieke media-instellingen. De controle is gericht op het vaststellen van
de getrouwheid van de jaarrekening en op de toetsing van de financiële rechtmatigheid
van alle bestedingen en inkomsten. Onder financiële rechtmatigheid wordt verstaan
dat alle financiële transacties van de publieke media-instelling hebben plaatsgevonden
binnen de bepalingen die bij het wettelijk kader zijn weergegeven. Als een financiële
transactie in strijd met het wettelijk kader heeft plaatsgevonden, dan merkt de instellingsaccountant
het totale bedrag van de financiële transactie aan als een fout in de verantwoording.
Het totaal aan financiële rechtmatigheidsfouten betrekt de instellingsaccountant bij
het rechtmatigheidsoordeel.
De instellingsaccountant stelt vast dat de opgave van het bedrag van de bezoldiging
voor de bestuurders juist en volledig is. De verplichtingen, bedoeld in artikel 383
c van Titel 9 Boek 2 BW zijn van toepassing. Dit betekent voor publieke media-instellingen
dat zij een opgave op naamsniveau moet doen van alle bestuurders en gewezen bestuurders.
De accountant stelt aan de hand van de administratie van de publieke media-instelling
integraal vast of de gegevens in de jaarrekening van de publieke media-instelling
op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector (WNT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is, geeft de accountant
een ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie
alsnog in zijn verklaring. Voor deze post geldt een controletolerantie van 0%.
In dit kader wordt verwezen naar NBA Praktijkhandreiking 1115 Aanpassing van het oordeel
in de controleverklaring bij materiële tekortkomingen in de toelichting op de jaarrekening.
De accountant stelt, aan de hand van de administratie van de instelling integraal
vast of de opgave aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op
grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke
sector (WNT) juist en volledig is. Indien dit niet het geval is dan neemt de accountant
dit op in een verslag van bevindingen zoals vermeld in het accountantsverslag.
3. Rapportages accountantsonderzoek
Controleverklaring
De departementale accountant en het Commissariaat moeten beschikken over een rechtmatigheidsoordeel
inzake de bestedingen en de inkomsten van de mediagelden zoals verantwoord in de jaarrekening,
en een getrouwheidsoordeel inzake de jaarrekening. De instellingsaccountant van de
publieke media-instelling verstrekt daartoe een controleverklaring inzake getrouwheid
en financiële rechtmatigheid bij de jaarrekening. De instellingsaccountant hanteert
bij het opstellen van de goedkeurende controleverklaring het voorgeschreven model
dat bij dit controleprotocol is gevoegd Bij een niet-goedkeurende controleverklaring
past de accountant het model aan overeenkomstig de betreffende voorbeeldteksten van
de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. De instellingsaccountant waarmerkt20 de jaarrekening.
Accountantsverslag
De instellingsaccountant stelt een accountantsverslag op en stuurt dit verslag aan
het Commissariaat. In het accountantsverslag rapporteert de instellingsaccountant
tenminste over de financiële beheershandelingen, materialiteitbepaling en overzicht
van controleverschillen, het niet naleven van aanwijzingen van het Commissariaat en
over niet door de instelling gecorrigeerde fouten.
Model Controleverklaring
Controleverklaring van de Onafhankelijke Accountant
Aan: Het Bestuur en de Raad van Toezicht van (naam instelling)
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de in dit verslag / rapport opgenomen jaarrekening (boekjaar) van (naam
instelling) (‘de instelling’) te (plaats instelling) gecontroleerd. Deze jaarrekening
bestaat uit de balans per 31 december (boekjaar), de exploitatierekening en het kasstroomoverzicht
over (boekjaar) en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde
grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening
die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen
van een jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek
Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen 2015.
Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in
de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat de
totstandkoming van deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante
wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in de Regeling vaststelling
Handboek Financiële Verantwoording landelijke publieke media- instellingen 2015.
Het bestuur is tenslotte verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als
het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante
wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als
gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis
van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands
recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden, het Controleprotocol Publieke
Media-instellingen van de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording
landelijke publieke media-instellingen 2015 en het Controleprotocol WNT. Dit vereist
dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle
zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen
dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden
zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip
van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel
belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing
in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe
beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving
van de betreffende wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden
die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet
tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne
beheersing van de instelling.
Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen
voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en
van de redelijkheid van de door het bestuur van de instelling gemaakte schattingen,
alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling
van het vermogen van (naam instelling) per 31 december (boekjaar) en van het exploitatieresultaat
en de kasstromen over (boekjaar) in overeenstemming met de Regeling vaststelling Handboek
Financiële Verantwoording landelijke publieke media-instellingen 2015.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten
en balansmutaties over (boekjaar), in alle van materieel zijnde aspecten, voldoen
aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen tot stand
zijn gekomen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen
bepalingen, zoals vermeld in de Regeling vaststelling Handboek Financiële Verantwoording
landelijke publieke media- instellingen 2015.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen
zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag10, voor zover wij
dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in
artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens
vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar
is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Plaats, Datum
Naam accountantspraktijk
Naam accountant
Bijlage Wet- en regelgeving
Financiële transacties
|
|
Inhoud
|
Toelichting
|
Artikel Mediawet 2008
|
NPO
|
2.2 juncto 2.60
|
Besteding bekostiging
|
In dit artikel staat beschreven voor welke taken van de NPO de bekostiging gebruikt
kan worden. Daaronder valt ook het toezicht op naleving van de regelingen en besluiten
die te maken hebben met de coördinatie en ordening van de aanbodkanalen (artikel 2.60).
|
2.135
|
Besteding bekostiging
|
De inkomsten van de NPO en publieke media-instellingen dienen uitsluitend te worden
gebruikt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht, tenzij de wet anders heeft
bepaald (zie artikel 2.136).
|
2.151, lid 1
|
Ontvangst bekostiging
|
Beschrijft de doorbetaling van de door de minister vastgestelde budgetten door het
Commissariaat aan de raad van bestuur.
|
2.151, lid 2
|
Besteding bekostiging
|
Het artikel bepaalt waaraan de NPO de ontvangen budgetten moet besteden.
|
2.152
|
Grondslag voor berekening omvang bekostiging
|
Beschrijft op welke wijze het budget over de omroeporganisaties met erkenning verdeeld
moet worden.
|
2.152a
|
Grondslag voor berekening omvang bekostiging
|
Beschrijft op welke wijze het budget over de omroeporganisaties met een voorlopige
erkenning verdeeld moet worden.
|
2.153
|
Grondslag voor berekening omvang bekostiging
|
Beschrijft op welke wijze het budget over de kerkgenootschappen en genootschappen
op geestelijke grondslag verdeeld moet worden. Geldt tot 1-1-2016.
|
2.154
|
Toepassen financiële sancties bij niet nakomen besluiten
|
Bepaalt wat de raad van bestuur als financiële sanctie kan opleggen als een instelling
inbreuk heeft gemaakt op bindende besluiten van de raad van bestuur of een omroeporganisatie
naar de mening van de raad van bestuur onvoldoende uitvoering geeft aan de bereidheid
tot samenwerking ten behoeve van de landelijke publieke mediadienst.
|
2.155
|
Beslissingstermijn bekostiging
|
Bepaalt dat de raad van bestuur jaarlijks vóór 1 januari beslist over de verdeling
van de budgetten.
|
2.157, lid 1
|
Uitvoering bekostiging
|
Beschrijft de wijze waarop landelijke publieke media-instellingen voorschotten ontvangen.
|
2.157, lid 2
|
Toepassen financiële sancties
|
Bepaalt de financiële sanctie als een instelling de jaarrekening niet tijdig indient.
|
2.157, lid 3
|
Toepassen financiële sancties
|
Bepaalt de financiële sanctie als een instelling gelden in strijd met het bepaalde
bij of krachtens deze wet uitgeeft.
|
2.167, lid 2
|
Ontvangst bekostiging
|
Beschrijft de doorbetaling van de bijdrage uit de Algemene mediareserve door het Commissariaat
aan de raad van bestuur.
|
2.168, lid 2 en 3
|
Ontvangst bekostiging
|
Beschrijft de doorbetaling van de bijdrage uit de renteopbrengsten (op de Algemene
mediareserve) door het Commissariaat aan de raad van bestuur.
|
2.174
|
Voorschriften voor reserves
|
Beschrijft de wijze waarop gelden voor het verzorgen van media-aanbod en voor het
uitvoeren van de taken en werkzaamheden van de NPO gereserveerd moeten worden.
|
2.176, lid 2
|
Voorschriften voor reserves
|
Bepaalt dat als een deel van de gereserveerde gelden in enig jaar niet in het volgend
jaar is besteed aan het doel waarvoor zij oorspronkelijk bestemd zijn, er op verzoek
van de raad van bestuur ontheffing mogelijk is.
|
7.16 lid 1, onderdeel b en lid 2
|
Toepassen financiële sancties
|
Bepaalt dat er geen recht bestaat op een financiële bijdrage voor de verzorging van
het programma-aanbod en dat de bijdrage evenredig wordt verminderd als uren worden
ingetrokken als sanctiemaatregel.
|
Landelijke publieke media-instellingen en de NPO
|
2.24 lid 1, onderdeel e en lid 2
|
Vaststellen bedrag van ledencontributie
|
Bepaalt dat de jaarlijkse contributie van de omroepvereniging tenminste € 5,72 bedraagt.
Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden aangepast.
|
2.105, lid 3 (Ster)
|
Inkomsten naar de overheid
|
Bepaalt dat de netto reclameopbrengsten naar de overheid gaan.
|
2.135, lid 1
|
Besteding bekostiging
|
De inkomsten van de NPO en publieke media-instellingen dienen uitsluitend te worden
gebruikt voor de uitvoering van de publieke media-opdracht, tenzij de wet anders heeft
bepaald (zie artikel 2.136).
|
2.135, lid 2
|
Besteding bekostiging
|
De landelijke publieke media-instelling die samenwerkingsomroep is, draagt ervoor
zorg dat de omroepverenigingen die hij vertegenwoordigt, al hun inkomsten voor de
uitvoering van de publieke mediaopdracht gebruiken, tenzij bij of krachtens deze wet
anders is bepaald.
|
2.136
|
Besteding eigen inkomsten
|
Verenigingsactiviteiten en dekking van verliezen van de vereniging door opbrengst
programmabladen.
|
2.152a lid 3
|
Besteding bekostiging
|
Bepaalt dat de bekostiging gebruikt dient te worden voor verzorging van media-aanbod.
|
2.174
|
Voorschriften voor reserves
|
Beschrijft de wijze waarop gelden voor het verzorgen van media-aanbod gereserveerd
moeten worden.
|
2.174a, lid 1, juncto artikel 16a van het Mediabesluit 2008
|
Voorschriften voor reserves
|
Bepaalt dat omroepverenigingen hun resultaat uit verenigingsactiviteiten tot een bedrag
van € 750.000 kunnen reserveren voor verenigingsactiviteiten.
|
2.176
|
Voorschriften voor reserves
|
Bepaalt dat gereserveerde gelden voor de verzorging van media-aanbod in het volgende
kalenderjaar worden besteed aan de doelen waarvoor zij oorspronkelijk bestemd zijn.
|
2.177
|
Voorschriften voor reserves
|
Bepaalt dat onrechtmatig uitgegeven of te veel gereserveerde gelden worden teruggevorderd
door het Commissariaat.
|
Kerkgenootschappen/ genootschappen op geestelijke grondslag
|
2.153 lid 2 juncto 2.49 lid 2
|
Besteding bekostiging
|
Kerkgenootschappen/genootschappen op geestelijke grondslag besteden de ontvangen gelden
aan het verzorgen van media-aanbod dat geheel ligt op kerkelijk respectievelijk geestelijk
terrein en dat verband houdt met de kerkelijke of geestelijke identiteit.
|
2.174
|
Voorschriften voor reserves
|
Beschrijft de wijze waarop gelden voor het verzorgen van media-aanbod gereserveerd
moeten worden.
|
2.176
|
Voorschriften voor reserves
|
Bepaalt dat gereserveerde gelden voor de verzorging van media-aanbod in het volgende
kalenderjaar worden besteed aan de doelen waarvoor zij oorspronkelijk bestemd zijn.
|
2.177
|
Voorschriften voor reserves
|
Bepaalt dat onrechtmatig uitgegeven of te veel gereserveerde gelden worden teruggevorderd
door het Commissariaat.
|
Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT)
|
1.6
|
Onverschuldigde betalingen
|
Bepaalt hoe overschrijdingen aangemerkt worden.
|
2.1
|
Bezoldigingsmaximum
|
Dit artikel bepaalt wat de maximale bezoldiging is bij zowel voltijds als deeltijds
dienstverband.
|
2.2
|
Bezoldigingsmaximum
|
Bepaalt het maximum voor toezichthoudende organen.
|
2.3
|
Bezoldigingsmaximum
|
Beschrijft hoe het maximum berekend moet worden.
|
2.10
|
Bezoldigingsmaximum
|
Beschrijft regels voor beëindiging dienstverband.
|
2.11
|
Bezoldiging
|
Beschrijft regels voor variabele beloningen.
|
7.3
|
|
Overgangsrecht
|
7.9
|
|
Bepaalt de ingangsdatum (24 november 2012 voor artikel 2.3 en verder 1 januari 2013).
|
Financiële beheershandelingen
|
|
Inhoud
|
Toelichting
|
Artikel Mediawet 2008
|
2.109
|
Sponsoring
|
Sponsorbijdragen worden rechtstreeks door de media-instelling schriftelijk bedongen
of aanvaard.
|
2.113
|
Sponsoring
|
Sponsoring verantwoorden in de jaarrekening.
|
2.116, lid 1 juncto
artikel 14b Mediabesluit
|
Besteding bekostiging
|
Bepaalt dat het percentage onafhankelijk product minimaal 16,5% moet zijn.
|
2.132, lid 3
|
Nevenactiviteiten
|
Nevenactiviteiten dienen verband te houden of ten dienste te staan van de verwezenlijking
van de publieke media-opdracht en direct gerelateerd te zijn aan het media-aanbod.
Ze moeten op marktconforme wijze worden verricht en tenminste kostendekkend zijn.
|
2.134
|
Nevenactiviteiten
|
Betreft regels voor nevenactiviteiten.
|
2.141
|
Dienstbaarheid verbod
|
Bepaalt dat de de publieke media-instellingen met al hun activiteiten niet dienstbaar
mogen zijn aan het maken van winst door derden.
|
2.172
|
Van toepassingsverklaring titel 9 BW 2
|
|
2.178
|
Bedrijfsprocessen
|
Deugdelijke inrichting van de bedrijfsprocessen en een deugdelijke administratie.
|
2.179
|
Financiële verantwoording landelijke publieke mediadienst
|
De artikelen uit deze afdeling is op kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke
grondslag van toepassing voor zover het betreft de activiteiten en financiën die betrekking
hebben op de verzorging van programma-aanbod en daaraan gerelateerd ander media-aanbod
voor de landelijke publieke mediadienst.
|
Artikel Mediabesluit 2008
|
16
|
Resultaat programmabladen
|
Bepaalt dat inkomsten uit programmabladen jaarlijks tot ten hoogste het bedrag dat
nodig is om een verlies van de omroepvereniging te dekken, worden besteed aan verenigingsactiviteiten.
|
16a
|
Bekostiging publieke mediadiensten
|
Omroeporganisaties die een erkenning of een voorlopige erkenning als bedoeld in artikel
2.23 van de wet hebben verkregen, kunnen netto inkomsten uit contributies en verenigingsactiviteiten
als bedoeld in artikel 2.136 van de wet tot een bedrag van € 750.000 reserveren voor
die verenigingsactiviteiten.
|
Beleidsregels nevenactiviteiten 2009
|
Landelijke en regionale publieke media-instellingen
|
11
|
Nevenactiviteiten
|
Een nevenactiviteit is kostendekkend wanneer deze niet indirect wordt bekostigd of
anderszins ten laste komt van publieke omroepmiddelen.
|
12
|
Nevenactiviteiten
|
Regels voor positieve resultaten, compensatie negatieve resultaten en aanloopverliezen.
|
Indien er in de toekomst relevante wijzigingen/aanvullingen plaatsvinden in bovenstaande
wet- en regelgeving, dan zijn deze onverkort van toepassing.