Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 juni 2015, 2015-0000150580, tot wijziging van de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 12, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 17, derde lid, 18, vierde lid, 29, derde lid, 29a, zesde lid, en 67, negende lid, van de Algemene nabestaandenwet, 2, elfde en twaalfde lid, van de Wet op het kindgebonden budget, en 62, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a. Grondslag

Deze regeling berust mede op artikel 2, twaalfde lid, van de Wet op het kindgebonden budget.

B

De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 juni 2015

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

BIJLAGE, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL B

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1 VAN DE REGELING WOONLANDBEGINSEL IN DE SOCIALE ZEKERHEID 2012

Land:

Woonlandfactor:

Afghanistan

40%

Albanië

50%

Algerije

40%

Angola

70%

Antigua en Barbuda

60%

Argentinië

60%

Armenië

50%

Australië1

100%

Azerbeidzjan

50%

Bahamas

90%

Bahrein

60%

Bangladesh

30%

Barbados

90%

Belarus

40%

Belize

60%

Benin

50%

Bhutan

30%

Boeroendi

40%

Bolivia

50%

Bosnië en Herzegovina2

50%

Botswana

50%

Brazilië

70%

Brunei Darussalam

50%

Burkina Faso

50%

Cambodja

40%

Canada3

100%

Centraal Afrikaanse Republiek

60%

Chili4

70%

China

60%

Colombia

60%

Comoren

60%

Congo, Dem. Rep.

60%

Congo, Rep.

50%

Costa Rica

70%

Cuba

30%

Djibouti

60%

Dominica

70%

Dominicaanse Republiek

50%

Ecuador

60%

Egypte

30%

El Salvador

50%

Equatoriaal Guinea

60%

Eritrea

50%

Ethiopië

40%

Fiji

60%

Filippijnen

40%

Gabon

60%

Gambia

30%

Georgië

50%

Ghana

50%

Grenada

70%

Guatemala

50%

Guinea

40%

Guinea-Bissau

40%

Guyana

60%

Haïti

50%

Honduras

50%

Hong Kong SAR, China

70%

India5

30%

Indonesië

40%

Irak

50%

Iran

30%

Israel6

100%

Ivoorkust

50%

Jamaica

60%

Japan

100%

Jemen, Rep.

40%

Jordanië

50%

Kaapverdië

60%

Kameroen

50%

Katar

70%

Kazakstan

60%

Kenia

50%

Kirgizië

40%

Kiribati

90%

Koeweit

60%

Kosovo7

40%

Laos

40%

Lesotho

40%

Libanon

60%

Liberia

50%

Libië

60%

Macau SAR, China

60%

Macedonië, FYR8

40%

Madagascar

30%

Malawi

30%

Malediven

60%

Maleisië

50%

Mali

40%

Marokko9

40%

Mauritanië

40%

Mauritius

50%

Mexico

60%

Micronesië

90%

Moldavië

50%

Monaco

100%

Mongolië

40%

Montenegro10

50%

Mozambique

50%

Namibië

60%

Nepal

30%

Nicaragua

40%

Nieuw Zeeland11

100%

Niger

50%

Nigeria

50%

Oeganda

40%

Oekraïne

50%

Oezbekistan

40%

Oman

50%

Pakistan

30%

Palau

80%

Panama

60%

Papoea Nieuw Guinea

80%

Paraguay

50%

Peru

60%

Russische Federatie

60%

Rwanda

40%

Samoa

70%

Sao Tomé en Principe

50%

Saoedi-Arabië

50%

Senegal

50%

Servië

50%

Seychellen

60%

Sierra Leone

40%

Singapore

70%

Soedan

50%

Solomon Eilanden

90%

Somalië

50%

Sri Lanka

40%

St. Kitts en Nevis

70%

St. Lucia

70%

St. Vincent en de Grenadines

60%

Suriname12

60%

Swaziland

50%

Syrië

50%

Tadzjkistan

40%

Tanzania

40%

Thailand

40%

Timor-Leste

50%

Togo

50%

Tonga

80%

Trinidad en Tobago

60%

Tsjaad

50%

Tunesië

40%

Turkije13

60%

Turkmenistan

60%

Uruguay

80%

Vanuatu

100%

Venezuela

80%

Verenigde Arabische Emiraten

70%

Verenigde Staten

100%

Vietnam

40%

Westelijke Jordaanoever en Gaza

60%

Zambia

50%

Zimbabwe

50%

Zuid Afrika

50%

Zuid-Korea14

80%

Zuid Soedan

50%

St. Maarten (Frans gedeelte)

100%

Aruba

70%

Bonaire

70%

Curaçao

70%

Saba

70%

St Eustatius

70%

Sint Maarten (Nederlands deel)

70%

X Noot
1

Met betrekking tot Australië geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
2

Met betrekking tot Bosnië en Herzegovina geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
3

Met betrekking tot Canada geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
4

Met betrekking tot Chili geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
5

Met betrekking tot India geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
6

Met betrekking tot Israël geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
7

Met betrekking tot Kosovo geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
8

Met betrekking tot Macedonië (FYROM) geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
9

Met betrekking tot Marokko geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
10

Met betrekking tot Montenegro geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
11

Met betrekking tot Nieuw-Zeeland geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
12

Met betrekking tot Suriname geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
13

Met betrekking tot Turkije geldt in verband met het Associatieraadsbesluit voor de algemene nabestaanden- en WGA-vervolguitkering vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

X Noot
14

Met betrekking tot Zuid-Korea geldt in verband met het geldende bilaterale socialezekerheidsverdrag vooralsnog een woonlandfactor van 100%.

TOELICHTING

Met deze wijzigingsregeling wordt de bijlage, bedoeld in artikel 1 van de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012 (hierna: Regeling), vervangen door de bijlage bij deze wijzigingsregeling. De bijlage bevat de woonlandfactoren. De Regeling blijft voor het overige ongewijzigd.

Zoals in de toelichting15 op de Regeling is aangegeven vloeit de Regeling voort uit de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid. Deze wet beoogt te voorkomen dat Nederlandse uitkeringen die buiten een van de andere lidstaten van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of Zwitserland worden verstrekt, naar lokale maatstaven bezien, uit de pas lopen. Concreet gaat het hier om de uitkeringen op grond van de Algemene nabestaandenwet, de WGA-vervolguitkering en de eventuele toeslag daarop, de kinderbijslag en het kindgebonden budget.

In de bijlage bij deze wijzigingsregeling wordt het percentage – de zogenoemde woonlandfactor – vastgesteld dat het kostenniveau aangeeft van een bepaald land ten opzichte van het kostenniveau in Nederland. Het percentage bedraagt evenwel niet meer dan 100. De hoogte van de genoemde uitkeringen wordt bij het wonen van de uitkeringsgerechtigde, respectievelijk het kind, buiten een van de bovengenoemde landen vastgesteld op de woonlandfactor maal de hoogte van de desbetreffende uitkering in Nederland. De in de bijlage vermelde percentages worden verkregen door uit te gaan van de koopkrachtpariteitscijfers van de Wereldbank of, indien deze niet beschikbaar zijn, van het Bruto Binnenlands Product per hoofd van de bevolking. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente cijfers van de Wereldbank. Op dit moment zijn dat cijfers over het jaar 2013. De hieruit voor de verschillende landen voortvloeiende percentages worden uitgedrukt in categorieën afgerond op tientallen procenten, waarbij de afronding geschiedt naar boven.

Deze cijfers van de Wereldbank zijn herijkt, daarnaast zijn de koopkrachtpariteitscijfers onderhevig aan veranderingen in het kostenniveau van landen. Dit vormt een verklaring voor de schommelingen in de woonlandfactor van enkele landen ten opzichte van 2014.

Gelet op deze schommelingen wordt een termijn van aankondiging en voorbereiding op de wijziging in acht genomen. Deze wijzigingsregeling zal dan ook eerst in werking treden met ingang van 1 januari 2016.

Tevens voorziet deze wijzigingsregeling in het aanpassen van de grondslag van de Regeling.

Deze wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk van burgers, bedrijven, overheid en milieu.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven