TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Met deze wijzigingsregeling wordt van een aantal normen een nieuwe versie aangewezen.
Nadat op 1 april 2014 nieuwe versies van bijlage I en II bij de Regeling Bouwbesluit
2012 zijn aangewezen (Stcrt. 2014, nr. 4057) is opnieuw een aantal normen aangepast. Dit betekent dat in een aantal gevallen
een nieuwe versie van een norm is aangewezen en in andere gevallen dat bij de toepassing
van de norm met een aantal afwijkingen daarvan rekening moet worden gehouden. Verder
zijn in deze wijzigingsregeling de eisen aan de kooldioxidemeter uitgewerkt en is
de verwijzing naar het CCV- inspectieschema Brandbeveiliging geactualiseerd.
Voor het bouwbedrijfsleven is het van belang dat deze normen zo snel mogelijk kunnen
worden toegepast. Het voornemen is dat deze wijzigingsregeling gelijk met de wijziging
van het Bouwbesluit 2012 betreffende de deregulering van de woonfunctie en enkele
andere wijzigingen in werking treedt, naar verwachting is dat 1 juli 2015.
2. Procedure en inspraak
De inhoud van deze regeling is besproken met de Juridisch Technische Commissie (JTC)
van het Overlegplatform bouwregelgeving (OPB).
3. Code interbestuurlijke verhoudingen
De Vereniging van Nederlandse gemeenten heeft aangegeven ten aanzien van het ontwerp
van deze regeling geen gebruik te willen maken van haar formele adviesbevoegdheid
als bedoeld in de Code interbestuurlijke verhoudingen.
4. Notificatie
Deze ontwerpregeling is op 11 maart 2015 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen
(notificatienummer 2015/0116/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn
98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998
betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals
gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217).
Onderdeel H en een deel van onderdeel G van deze ontwerpregeling zijn al op 23 september
2014 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2014/0460/NL)
ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure
op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten
van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG
van 20 juli 1998 (PbEG L 217).
Artikel I van deze regeling bevat mogelijk technische voorschriften in de zin van
deze richtlijn (notificatierichtlijn). Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije
verkeer van is goederen; zij zijn evenredig en waar nodig voorzien van een gelijkwaardigheidsbepaling
met het oog op de wederzijdse erkenning (zie artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012).
Van de Europese Commissie zijn geen opmerkingen ontvangen.
Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2,
negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake
technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor
de handel.
5. Regeldruk
Het gaat in deze wijzigingsregeling voornamelijk om het aanwijzen van nieuwe versies
van in het Bouwbesluit 2012 aangewezen normen en van het CCV- inspectieschema Brandbeveiliging.
Ook de andere onderwerpen in de regeling, zoals de eisen aan de kooldioxidemeter zijn
ter uitwerking van wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 Dit betekent dat er in principe
geen sprake kan zijn van nieuwe of extra administratieve lasten als gevolg van deze
regeling.
6. Bestuurlijke lasten
Omdat hier met name sprake is van het aanwijzen van nieuwe versies van in het Bouwbesluit
2012 aangewezen normen en van de uitwerking van wijzigingen van het Bouwbesluit 2012
heeft de onderhavige wijzigingsregeling geen gevolgen voor die lasten.
7. Milieu- en bedrijfseffecten
Omdat het in deze wijzigingsregeling met name gaat om het aanwijzen van nieuwe versies
van in het Bouwbesluit 2012 aangewezen normen en om de uitwerking van wijzigingen
van het Bouwbesluit 2012 is er bij de totstandkoming van deze regeling geen specifiek
onderzoek gedaan. Op basis van de informatie die van NEN is ontvangen ter zake van
het aanwijzen van nieuwe versies van normen wordt aangenomen dat er geen sprake is
van negatieve bedrijfseffecten.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Artikel 1.12 is geactualiseerd met de aanwijzing van een nieuwe versie van het CCV-inspectieschema
Brandbeveiliging. Deze nieuwe versie maakt het mogelijk om bij inspecties beter rekening
te houden met de specifieke eigenschappen van de verschillende brandbeveiliginginstallaties.
Onderdelen B en C
In het opschrift van hoofdstuk 3 is nu “gezondheid” toegevoegd. Deze aanvulling is
nodig omdat in dit hoofdstuk een nieuw artikel 3.5 is toegevoegd over de eisen die
uit het oogpunt van gezondheid aan kooldioxidemeters worden gesteld. In artikel 7.23
van het Bouwbesluit is bepaald dat de verblijfsruimten van de onderwijsfunctie voor
het basisonderwijs een kooldioxidemeter moeten hebben en dat daaraan bij ministeriële
regeling eisen kunnen worden gesteld. Artikel 3.5 bevat deze eisen. In onderdeel e
wordt gesproken over de drie signaalniveaus met een eigen kleurcode.
Op grond van een advies van Rijksbouwmeester over scholenbouw, getiteld ‘Gezond en
goed. Scholenbouw in topconditie’ uit 2009 is de vereiste capaciteit van de voorziening
voor de luchtverversing in een onderwijsfunctie aangescherpt. Op basis van de ISSO-publicatie
nr. 89 – 2008 Binnenklimaat scholen, komt dit overeen met een CO2-concentratie van ten hoogste 1.000 ppm. In een recent advies van de Gezondheidsraad
over de binnenluchtkwaliteit in basisscholen (Binnenluchtkwaliteit in basisscholen,
2010, publicatienr. 2010/06) is de raad van mening dat er in verreweg de meeste onderzoeken
geen aanwijzingen zijn dat gezondheidsklachten ontstaan bij gemiddelde CO2-concentraties onder 1.200 ppm. De indeling in drie signaalniveaus met drie signaalkleuren
is aan deze twee waarden gerelateerd. Gebruikelijk is het signaalniveau van de laagste
concentratie groen te maken, de middelste oranje en de hoogste rood.
Onderdeel D
Artikel 5.2 bevat nadere voorschriften omtrent de toepassing van NEN 1087. Aan dit
artikel is een nieuw lid toegevoegd. De oorspronkelijke tekst is nu tweede lid geworden.
Met het nieuwe eerste lid is duidelijk gemaakt dat bij de vaststelling van de capaciteit
van een voorziening voor luchtverversing overeenkomstig artikel 3.29 van het besluit
op grond van de hoofdstukken 5 en 8 van de norm ook de stromingsrichting moet worden
bepaald. Dit betekent dat de berekende capaciteit in de praktijk ook daadwerkelijk
mogelijk is en niet wordt belemmerd door een onjuiste stromingsrichting. Met deze
aanvulling van artikel 5.2 is het voorschrift van artikel 3.29 weer in overeenstemming
gebracht met het vergelijkbare voorschrift uit het Bouwbesluit 2003.
Onderdeel E
Artikel 5.8a
Met het nieuwe artikel 5.8a is duidelijk gemaakt dat het bij de verwijzing in artikel
6.24, eerste en vierde lid, alleen gaat om de artikelen 5.4.5 en 5.4.6 van NEN-EN
1838.
Artikel 5.8b
Met het nieuwe artikel 5.8b is een invulling gegeven aan het nieuwe voorschrift van
artikel 2.5a van het Bouwbesluit 2012, waarin voor tijdelijke bouw niet alleen van
een ontwerplevensduur van 5 jaar maar desgewenst ook van een ontwerplevensduur van
15 jaar kan worden uitgegaan. Ten behoeve van de in genoemd artikel bedoelde toepassing
van NEN-EN 1990 is onder artikel 5.8b een aangepaste tabel NB1 – 2.1 opgenomen waarin
zowel van een ontwerplevensduur van vijf jaar als van een ontwerplevensduur van 15
jaar is uitgegaan.
Onderdeel F
Artikel 5.9a dat eerder betrekking had op NEN 2535 en NEN 2575 is nu gesplitst in
een artikel 5.9a over NEN 2535 en een artikel 5.9b over NEN 2575. Het voorschrift
over NEN 2535 dat nog steeds in artikel 5.9a is opgenomen, is ongewijzigd. Het voorschrift
over NEN 2575 bevat een aantal nieuwe onderdelen. Het eerste lid bevat de tekst zoals
deze eerder voor NEN 2575 in het oude artikel 5.9a was opgenomen. In het tweede lid
is een aantal nadere voorschriften opgenomen die gelden bij de toepassing van artikel
6.23 van het Bouwbesluit. Deze nadere voorschriften hebben betrekking op het geluidniveau
van de ontruimingsalarminstallatie en op een aantal onderdelen van de norm die bij
toepassing van artikel 6.23 van het Bouwbesluit buiten beschouwing moeten worden gelaten.
In het derde lid is aangegeven dat het tweede lid niet van toepassing is op een ontruimingsalarminstallatie
die behoort bij een brandmeldinstallatie met doormelding als bedoeld in artikel 6.20
van het Bouwbesluit en op een ontruimingsalarminstallatie die behoort bij een brandmeldinstallatie
zonder doormelding die na 1 november 2008 zijn opgeleverd of gewijzigd. Dit betekent
dat het tweede lid alleen van toepassing is op ontruimingsalarminstallaties die zijn
opgeleverd voor 1 november 2008 en die daarna niet zijn gewijzigd. Er wordt op gewezen
dat het voor de beoordeling of het tweede en derde lid van toepassing zijn het nodig
is om bijlage I bij het Bouwbesluit 2012 te raadplegen.
Onderdeel G
Onderdeel G bevat een zevental wijzigingen van bijlage I. Met deze wijzigingen zijn
de laatste versies van de desbetreffende normen aangewezen.
In bijlage I zijn nieuwe verwijzingen naar NEN 1010, NEN 2575, NEN 3011, NEN 3215,
NEN-EN 1838 en NEN-EN-IEC 61936 opgenomen. Ook zijn verwijzingen naar zevental normen
vervallen, omdat deze normen niet meer in het Bouwbesluit 2012 worden aangestuurd.
Er wordt op gewezen dat NEN 2575 2004 vervangen is door vijf nieuwe onderdelen. Wat
betreft de verwijzing naar NEN-EN 1838 wordt opgemerkt dat voortaan de versie van
1999 voor bestaande bouw en de versie van 2013 voor nieuwbouw wordt aangewezen. Hierbij
is echter voor de toepassing van artikel 6.24, tweede lid, van het Bouwbesluit een
uitzondering gemaakt. Ook bij nieuw te bouwen wegtunnels mag worden uitgegaan van
de normversie van 1999.
Onderdeel H
In bijlage II zijn nieuwe verwijzingen naar NEN-EN 1991, NEN-EN 1993, NEN-EN 1994,
NEN-EN 1995 en NEN-EN 1999 opgenomen.
ARTIKEL II
De inwerkingtreding van deze regeling is bepaald op 1 juli 2015 gelijktijdig met de
inwerkingtreding van de wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de deregulering
van de woonfunctie en enkele andere wijzigingen. Hiermee is rekening gehouden met
het systeem van de vaste verandermomenten. Gezien het grote belang dat door het bouwbedrijfsleven
wordt gehecht aan een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling
is geen rekening gehouden met de formele voorbereidingstijd voor het bouwbedrijfsleven
van tenminste twee maanden vanaf vaststelling van de regeling. Er wordt daarbij op
gewezen dat de notificatietermijn van drie maanden voorafgaande aan de vaststelling
van deze regeling in zekere zin ook is te beschouwen als voorbereidingstijd. Zie ook
onderdeel 4 van het algemeen deel van de toelichting.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok