Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 februari 2014, nr. 2014-0000068608, houdende wijziging van de Regeling Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het bouwen in veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden en een wijziging van de Regeling omgevingsrecht

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, na overleg met de Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 1.5, 1.10, 2.94, 2.104, 2.107, 2.133 en 8.9 van het Bouwbesluit 2012 en artikel 4.4 van het Besluit omgevingsrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Bouwbesluit 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1. wordt als volgt gewijzigd:

1. De definities van ‘conformiteitscertificaat’, ‘conformiteitsverklaring’, ‘Europese goedkeuringsrichtlijn’, ‘Europese technische goedkeuring’, ‘geharmoniseerde norm’ en ‘prestatieverklaring’ vervallen.

2. De definitie van ‘minister’ komt te luiden: minister: Minister voor Wonen en Rijksdienst;.

B

Artikel 1.3 komt te luiden:

Artikel 1.3

  • 1. Een CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op het bouwproduct of op een etiket daarvan aangebracht. Indien dit niet mogelijk is wordt de CE-markering aangebracht op de verpakking of in de begeleidende documenten.

  • 2. Instructies en informatie als bedoeld in de artikelen 11, zesde lid, 13, vierde lid, en 14, tweede lid, van de verordening bouwproducten zijn in de Nederlandse taal gesteld.

C

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel b, komt ‘deze ruimte en’ te vervallen en wordt na ‘subbrandcompartiment’ ingevoegd: en deze ruimte.

2. Aan het vierde lid worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • l. het gestelde in artikel 6.25, derde lid, van het besluit, waarbij voor ‘37 personen’ wordt gelezen: 37 personen per minuut;

  • m. in afwijking van onderdeel l geldt het gestelde in artikel 6.25, derde lid, van het besluit onverkort als in de ruimte voor de deur tijdens een tijdstap meer dan 37 personen aanwezig zijn.

D

Het opschrift van paragraaf 2.2 komt te luiden:

Paragraaf 2.2 Installaties

E

Na artikel 2.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.3

In afwijking van artikel 6.26, tweede lid, van het besluit geldt voor een woongebouw zoals bedoeld in artikel 2.104, vierde lid, van het besluit dat een niet-gemeenschappelijke doorgang een zelfsluitende deur heeft.

F

Na artikel 2.3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2.3 Veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied

Artikel 2.4
  • 1. Een geheel of gedeeltelijk in een veiligheidszone bij een weg of spoorweg te bouwen bouwwerk dat tevens een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is, voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.5 tot en met 2.10.

  • 2. Een geheel of gedeeltelijk in een plasbrandaandachtsgebied te bouwen bouwwerk dat tevens een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is, voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.5 tot en met 2.9.

  • 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een boven de volle breedte van een weg of spoorweg die slechts voor een deel van die breedte een veiligheidszone betreft, te bouwen bouwwerk dat tevens een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is.

  • 4. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een geheel of gedeeltelijk in een veiligheidszone bij een binnenwater te bouwen bouwwerk dat tevens een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is.

  • 5. Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op bouwwerken voor zover die bouwwerken objecten met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn.

Artikel 2.5

De brandwerendheid van de uitwendige scheidingsconstructie van een gedeelte van een te bouwen bouwwerk dat gelegen is in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied is ten minste 60 minuten van buiten naar binnen bepaald volgens NEN 6069, uitgaande van de buitenruimte als een brandcompartiment en een buitenbrandkromme volgens NEN-EN 13501-2.

Artikel 2.6
  • 1. Een in een aan de buitenlucht grenzende zijde van een in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied gelegen constructieonderdeel van een te bouwen bouwwerk voldoet aan brandklasse A2, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

  • 2. In afwijking van het eerste lid voldoet een deur, een raam, een kozijn of een daaraan gelijk te stellen constructieonderdeel aan brandklasse D, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

  • 3. Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen in ieder vlak van de uitwendige scheidingsconstructie met een afmeting van 3 m bij 3 m, waarvoor volgens het eerste lid een eis geldt, is die eis niet van toepassing.

  • 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op de bovenzijde van een dak.

Artikel 2.7
  • 1. Een in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied gelegen dak of een gedeelte daarvan van een te bouwen bouwwerk is voorzien van een constructieonderdeel waarvan de aan de buitenlucht grenzende zijde voldoet aan brandklasse A2, bepaald volgens NEN-EN 13501-1.

  • 2. Op ten hoogste 5% van de oppervlakte van het in het eerste lid bedoelde constructieonderdeel is de eis van het eerste lid niet van toepassing.

Artikel 2.8
  • 1. In een aan de buitenlucht grenzende zijde van een gedeeltelijk in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied te bouwen bouwwerk is geen in de veiligheidszone of het plasbrandaandachtsgebied gelegen doorgang aanwezig waardoor een vluchtroute voert.

  • 2. In een aan de buitenlucht grenzende zijde van een geheel in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied te bouwen bouwwerk is uitsluitend een van de basisnetroute afgekeerde doorgang aanwezig waardoor een vluchtroute voert.

Artikel 2.9
  • 1. Voor een te bouwen bouwwerk dat gelegen is in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied zijn de voorschriften van afdeling 2.2 van het besluit van overeenkomstige toepassing waarbij wordt uitgegaan van de buitenruimte als een subbrandcompartiment of brandcompartiment en een buitenbrandkromme volgens NEN-EN 13501-2.

  • 2. Na het ontstaan van brand in een veiligheidzone of plasbrandaandachtsgebied bezwijkt een boven die veiligheidszone of dat plasbrandaandachtsgebied te bouwen bouwconstructie niet binnen 90 minuten, bepaald volgens artikel 2.11 van het besluit en uitgaande van ontwerpbrandscenario’s zoals bedoeld in paragraaf 2.2 van NEN-EN 1991-1-2.

Artikel 2.10

Een in een veiligheidzone te bouwen bouwwerk met een mechanisch ventilatiesysteem heeft een voorziening waarmee dat systeem bij een calamiteit handmatig kan worden uitgeschakeld.

G

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, komen de onderdelen a tot en met i te luiden:

  • a. als gevaarlijk aangeduide afvalstoffen als bedoeld in hoofdstuk 17 van de afvalstoffenlijst bedoeld in de Regeling Europese afvalstoffenlijst, voor zover deze stoffen niet in de onderdelen b tot en met j van dit lid zijn opgenomen;

  • b. teerhoudende dakbedekking, al dan niet met dakbeschot;

  • c. teerhoudend asfalt;

  • d. bitumineuze dakbedekking, al dan niet met dakbeschot;

  • e. niet-teerhoudend asfalt;

  • f. vlakglas, al dan niet met kozijn;

  • g. gipsblokken en gipsplaatmateriaal;

  • h. dakgrind;

  • i. armaturen;

  • j. gasontladingslampen.

2. In het vierde lid wordt ‘onder b tot en met h’ vervangen door: onder d tot en met j.

H

Na artikel 5.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.7 NEN 5077

Bij toepassing van NEN 5077 geldt dat in afwijking van tabel 6 de standen van de ventilatieopeningen en van de mechanische ventilatie alle ’open’ respectievelijk ‘aan’ zijn.

I

Bijlage I komt te luiden:

BIJLAGE I, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1.2

NEN 1006+A3 2011

Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties (AVWI – 2002)

NEN 1006 1981

Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties (AVWI – 1981), inclusief correctieblad C1: 1990 (bestaande bouw)

NEN 1010 2007+C1 2008

Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties, inclusief wijzigingsblad met correctieblad A1+A1/C1: 2011

NEN 1010 1962

Veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties (Installatievoorschriften I) (bestaande bouw)

V 1041 1942

Leidraad voor den aanleg en een veilig bedrijf van electrische sterkstroominstallaties in fabrieken en werkplaatsen (Fabrieksvoorschriften) – Deel II – Hooge spanning (bestaande bouw)

NEN 1068 2012

Thermische isolatie van gebouwen – Rekenmethoden

NEN 1078 2004

Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar – Prestatie-eisen – Nieuwbouw

NEN 1087 2001

Ventilatie van gebouwen – Bepalingsmethoden voor nieuwbouw

NEN 1413 2011

Symbolen voor veiligheidsvoorzieningen op bouwkundige tekeningen en in schema’s, inclusief wijzigingsblad A1: 2013

NEN 1594 2006

Droge blusleidingen in en aan gebouwen, inclusief correctieblad C1: 2007

NEN 1594 1991

Droge blusleidingen in en aan gebouwen, inclusief wijzigingsblad A1: 1997 (bestaande bouw)

NEN 1775 1991

Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van vloeren, inclusief wijzigingsblad A1: 1997 (bestaande bouw)

NEN 2057 2011

Daglichtopeningen van gebouwen – Bepaling van de equivalente daglichtoppervlakte van een ruimte, inclusief correctieblad C1: 2011

NEN 2057 2001

Daglichtopeningen van gebouwen – Bepaling van de equivalente daglichtoppervlakte van een ruimte, inclusief correctieblad C1: 2003 (bestaande bouw)

NEN 2078 1987

Voorschriften voor aardgasinstallaties GAVO 1987 – Deel 2: Aanvullende voorschriften voor grotere bijzondere installaties (bestaande bouw)

NEN 2535 2009+C1 2010

Brandveiligheid van gebouwen – Brandmeldinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen

NEN 2535 1996

Brandveiligheid van gebouwen – Brandmeldinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen (bestaande bouw)

NEN 2555 2008

Brandveiligheid van gebouwen – Rookmelders voor woonfuncties

NEN 2555 2002

Brandveiligheid van gebouwen – Rookmelders voor woonfuncties, inclusief wijzigingsblad A1: 2006 (bestaande bouw)

NEN 2559 2001

Onderhoud van draagbare blustoestellen, inclusief wijzigingsblad A3: 2009 (bestaande bouw)

NEN 2575 2004

Brandveiligheid van gebouwen – Ontruimingsinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen, inclusief correctieblad C1: 2006

NEN 2575 2000

Brandveiligheid van gebouwen – Ontruimingsinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen (bestaande bouw)

NEN 2580 2007

Oppervlakten en inhouden van gebouwen – Termen, definities en bepalingsmethoden, inclusief correctieblad C1: 2008

NEN 2608 2011+C1 2012

Vlakglas voor gebouwen – Weerstand tegen windbelasting – Eisen en bepalingsmethode

NEN 2654-1 2002

Beheer, controle en onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties, Deel 1: Brandmeldinstallaties

NEN 2654-2 2004

Beheer, controle en onderhoud van brandbeveiligingsinstallaties, Deel 2: Ontruimingsalarminstallaties

NEN 2686 1988

Luchtdoorlatendheid van gebouwen – Meetmethode, inclusief wijzigingsblad A2: 2008

NEN 2690 1991

Luchtdoorlatendheid van gebouwen – Meetmethode voor de specifieke luchtvolumestroom tussen kruipruimte en woning, inclusief wijzigingsblad A2: 2008

NEN 2757-1 2011

Bepalingsmethoden van de geschiktheid van systemen voor de afvoer van rookgas van gebouwgebonden installaties – Deel 1: Installaties met een belasting kleiner dan of gelijk aan 130 kW op bovenwaarde

NEN 2757-2 2006

Afvoer van rook van gebouwgebonden verbrandingsinstallaties met een belasting groter dan 130 kW op bovenwaarde – Bepalingsmethoden geschiktheid afvoersystemen

NEN 2768 2005

Meterruimten en bijbehorende bouwkundige voorzieningen voor leidingaanleg in woningen

NEN 2778 1991

Vochtwering in gebouwen – Bepalingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A4: 2011

NEN 2991 2005+C1:2012

Lucht – Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt

NEN 3011 2004

Veiligheidskleuren en -tekens in de werkomgeving en in de openbare ruimte, inclusief correctieblad C1: 2007

NEN 3028 2011

Eisen voor verbrandingsinstallaties

NEN 3215 2011

Gebouwriolering en buitenriolering binnen de perceelgrenzen – Bepalingsmethoden voor de afvoercapaciteit, water- en luchtdichtheid en afstand dakuitmondingen

NEN 3215 2007

Binnenriolering – Eisen en bepalingsmethoden (bestaande bouw)

NEN 5077 2006+C3:2012

Geluidwering in gebouwen – Bepalingsmethoden voor de grootheden geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd

NEN 5087 2013

Inbraakveiligheid van woningen – Bereikbaarheid van dak- en gevelelementen: deuren, ramen en kozijnen

NEN 5096 2012

Inbraakwerendheid – Dak- of gevelelementen met deuren, ramen, luiken en vaste vullingen – Eisen, classificatie en beproevingsmethoden

NEN 6061 1991

Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen, inclusief wijzigingsblad A3: 2012

NEN 6062 2011

Bepaling van de brandveiligheid van rookgasafvoervoorzieningen – Algemeen

NEN 6063 2008

Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken

NEN 6064 1991

Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen, inclusief wijzigingsblad A2: 2001 (bestaande bouw)

NEN 6065 1991

Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van bouwmateriaal(combinaties), inclusief wijzigingsblad A1: 1997 (bestaande bouw)

NEN 6066 1991

Bepaling van de rookproductie bij brand van bouwmateriaal(combinaties), inclusief wijzigingsblad A1: 1997 (bestaande bouw)

NEN 6068 2008+C1 2011

Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten

NEN 6069 2011

Beproeving en klassering van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten

NEN 6075+C1 2012

Bepaling van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten

NEN 6088 2002

Brandveiligheid van gebouwen – Vluchtwegaanduiding – Eigenschappen en bepalingsmethoden

NEN 6090 2006

Bepaling van de vuurbelasting

NEN 6707 2011

Bevestiging van dakbedekkingen – Eisen en bepalingsmethoden

NEN 7002 1968

Centrifugaal gegoten gietijzeren afvoerbuizen (GA), inclusief correctieblad C1: 1979

NEN 7003 1968

Hulpstukken voor gietijzeren afvoerbuizen (GA), inclusief correctieblad C1: 1979

NEN 7013 1980

Expansiestukken van PVC en ABS voor binnenrioleringen

NEN 7120+C2: 2012/C3:2013

Energieprestatie van gebouwen – Bepalingsmethode

NEN 8062 2011

Brandveiligheid van gebouwen – Methode voor het beoordelen van de brandveiligheid van rookgasafvoervoorzieningen van bestaande gebouwen (bestaande bouw)

NEN 8078 2004

Voorziening voor gas met een werkdruk tot en met 500 mbar – Prestatie-eisen – Bestaande bouw (bestaande bouw)

NEN 8087 2001

Ventilatie van gebouwen – Bepalingsmethoden voor bestaande gebouwen (bestaande bouw)

NEN 8700 2011

Beoordeling constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren – Grondslagen (bestaande bouw en verbouw)

NEN 8701 2011

Beoordeling van de constructieve veiligheid van een bestaand bouwwerk bij verbouw en afkeuren – Belastingen

NEN 8757 2005

Afvoer van rook van verbrandingstoestellen in gebouwen – Bepalingsmethoden voor bestaande bouw

NEN-EN 179 2008

Hang- en sluitwerk – Sluitingen voor nooduitgangen met een deurkruk of een drukplaat, voor gebruik bij vluchtroutes – Eisen en beproevingsmethoden

NEN-EN 295-1 1992

Keramische buizen en hulpstukken alsmede buisverbindingen voor riolering onder vrij verval – Deel 1: Eisen, inclusief wijzigingsblad A3: 1999

NEN-EN 295-2 1992

Keramische buizen en hulpstukken alsmede buisverbindingen voor riolering onder vrij verval – Deel 2: Kwaliteitscontrole en monstername, inclusief wijzigingsblad A1: 1999

NEN-EN 295-3 1992

Keramische buizen en hulpstukken alsmede buisverbindingen voor riolering onder vrij verval – Deel 3: Beproevingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A1: 1998

NEN-EN 1125 2008

Hang- en sluitwerk – Panieksluitingen voor vluchtdeuren met een horizontale bedieningsstang voor het gebruik bij vluchtroutes – Eisen en beproevingsmethoden

NEN-EN 1401-1 2009

Kunststofleidingsystemen voor vrij verval buitenriolering – Ongeplastificeerd PVC (PVC-U) – Deel 1 Eisen voor buizen, hulpstukken en het systeem

NEN-EN 1838 1999

Toegepaste verlichtingstechniek – Noodverlichting

NEN-EN 12354-6 2004

Geluidwering in gebouwen – Berekening van de akoestische eigenschappen van gebouwen met de eigenschappen van bouwelementen – Deel 6: Geluidabsorptie in gesloten ruimten

NEN-EN 13501-1 2007+A1 2009

Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen – Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag

NEN-EN 15001-1 2009

Gasinfrastructuur – Gasinstallatieleidingen met bedrijfsdrukken groter dan 5 bar voor industriële en niet-industriële gasinstallaties – Deel 1: Gedetailleerde functionele eisen voor ontwerp, materialen, constructie, inspectie en beproeving

NEN-EN 50522: 2010

Aarding van hoogspanningsinstallaties van meer dan 1 kV wisselspanning

NEN-EN-IEC 61936-1+C1: 2012

Sterkstroominstallaties met meer dan 1 kV wisselspanning – Deel 1: Algemene bepalingen, inclusief correctieblad C1: 2011

NEN-EN-ISO 16000-2 2006

Indoor air – Part 2: Sampling strategy for formaldehyde

NVN 7125 2011

Energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau (EMG) – Bepalingsmethode.

J

Bijlage II komt te luiden:

BIJLAGE II, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1.2

NEN-EN 1990+A1+A1/C2:2011

Eurocode – Grondslagen van het constructief ontwerp, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1991-1-1+C1:2011

Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 1-1: Algemene belastingen – Volumieke gewichten, eigengewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1991-1-2+C1:2011

Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 1-2: Algemene belastingen – Belasting bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1991-1-3+C1:2011

Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 1-3: Algemene belastingen – Sneeuwbelasting, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1991-1-4+A1+C2:2011

Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 1-4: Algemene belastingen – Windbelasting, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1991-1-5+C1:2011

Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 1-5: Algemene belastingen – Thermische belasting, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1991-1-7+C1:2011

Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 1-7: Algemene belastingen – Buitengewone belastingen: stootbelastingen en ontploffingen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1991-2+C1:2011

Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 2: Verkeersbelasting op bruggen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1991-3 2006

Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 3: Belastingen veroorzaakt door kranen en machines, inclusief correctieblad C1:2012

NEN-EN 1991-4 2006

Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 4: Silo's en opslagtanks, inclusief correctieblad C1:2012

NEN-EN 1992-1-1+C2:2011

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies – Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1992-1-2+C1:2011

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies – Deel 1-2: Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1992-2+C1:2011

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies – Betonnen bruggen – Regels voor ontwerp, berekening en detaillering, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1992-3:2006

Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies – Deel 3: Constructies voor keren en opslaan van stoffen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1993-1-1+C2:2011

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1993-1-2+C2:2011

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-2: Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2007

NEN-EN 1993-1-3:2006

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-3: Algemene regels – Aanvullende regels voor koudgevormde dunwandige profielen en platen, inclusief correctieblad C3:2009 en nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1993-1-4:2006

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-4: Algemene regels – Aanvullende regels voor corrosievaste staalsoorten, inclusief nationale bijlage NB:2012

NEN-EN 1993-1-5:2006+C1:2012

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-5: Constructieve plaatvelden, inclusief nationale bijlage NEN-EN 1993-1-5:2006/NB:2011

NEN-EN 1993-1-6:2007

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-6: Algemene regels – Sterkte en Stabiliteit van Schaalconstructies, inclusief correctieblad C1:2009 en nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1993-1-7:2008

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-7: Sterkte en stabiliteit haaks op het vlak belaste platen, inclusief correctieblad C1:2009 en nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1993-1-8+C2:2011

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-8: Ontwerp en berekening van verbindingen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1993-1-9+C2:2012

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-9: Vermoeiing, inclusief nationale bijlage NEN-EN 1993-1-9:2006/NB:2011

NEN-EN 1993-1-10+C2:2011

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-10: Materiaaltaaiheid en eigenschappen in de dikterichting, inclusief nationale bijlage NEN-EN 1993-1-10:2006/NB:2007

NEN-EN 1993-1-11+C1:2011

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-11: Ontwerp en berekening van op trek belaste componenten, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1993-1-12+C1:2011

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 1-12: Aanvullende regels voor de uitbreiding van EN 1993 voor staalsoorten tot en met S 700, inclusief nationale bijlage NEN-EN 1993-1-12:2007/NB:2011

NEN-EN 1993-2+C1:2011

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 2: Stalen bruggen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1993-3-1:2007

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 3-1: Torens, masten en schoorstenen – Torens en masten, inclusief correctieblad C1:2009 en nationale bijlage NB:2012

NEN-EN 1993-3-2:2007

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 3-2: Torens, masten en schoorstenen – Schoorstenen, inclusief nationale bijlage NB:2012

NEN-EN 1993-4-1:2007

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 4-1: Silo's, inclusief C1:2009 en nationale bijlage NB:2012

NEN-EN 1993-4-2:2007

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 4-2: Opslagtanks, inclusief C1:2009 en nationale bijlage NB:2012

NEN-EN 1993-4-3:2009

Eurocode 3 – Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 4-3: Buisleidingen, inclusief C1:2009 en nationale bijlage NB:2012

NEN-EN 1993-5:2008

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 5: Palen en damwanden, inclusief C1:2009

NEN-EN 1993-6:2008

Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies – Deel 6: Kraanbanen, inclusief correctieblad C1:2009 en nationale bijlage NB:2012

NEN-EN 1994-1-1+C1:2011

Eurocode 4: Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies – Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen, inclusief nationale bijlage NB:2012

NEN-EN 1994-1-2+C1:2011

Eurocode 4: Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies – Deel 1-2: Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2007

NEN-EN 1994-2+C1:2011

Eurocode 4: Ontwerp en berekening van staal-betonconstructies – Deel 2: Algemene regels en regels voor bruggen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1995-1-1+C1+A1:2011

Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies – Deel 1-1: Algemeen – Gemeenschappelijke regels en regels voor gebouwen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1995-1-2+C2:2011

Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies – Deel 1-2: Algemeen – Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1995-2:2005

Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies – Deel 2: Bruggen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1996-1-1+A1:2013

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk – Deel 1-1: Algemene regels voor constructies van gewapend en ongewapend metselwerk, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1996-1-2+C1:2011

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk – Deel 1-2: Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1996-2+C1:2011

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk – Deel 2: Ontwerp, materiaalkeuze en uitvoering van constructies van metselwerk, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1996-3+C1:2011

Eurocode 6: Ontwerp en berekening van constructies van metselwerk – Deel 3: Vereenvoudigde berekeningsmodellen voor constructies van ongewapend metselwerk, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1997-1+C1:2012

Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp – Deel 1: Algemene regels, inclusief nationale bijlage NB:2012

NEN-EN 1997-2:2007

Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp – Deel 2: Grondonderzoek en beproeving, inclusief correctieblad C1:2010 en nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1999-1-1+A1:2011

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies – Deel 1-1: Algemene regels, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1999-1-2+C1:2011

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies – Deel 1-2: Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1999-1-3:2007

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies – Deel 1-3: Vermoeiing, inclusief A1:2011

NEN-EN 1999-1-4+C1+A1:2011

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies – Deel 1-4: Koudgevormde dunne platen, inclusief nationale bijlage NB:2011

NEN-EN 1999-1-52007

Eurocode 9: Ontwerp en berekening van aluminiumconstructies – Deel 1-5: Schaalconstructies, inclusief correctieblad C1:2009

ARTIKEL II

De Regeling omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 2.2, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. uit het oogpunt van het voorkomen van onveilige situaties en het beperken van hinder tijdens het bouwen: een veiligheidsplan als bedoeld in artikel 8.7 van het Bouwbesluit 2012;

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel I, onderdelen A, B en F, in werking met ingang van 1 april 2014.

  • 2. Artikel I, onderdelen A en B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2013.

  • 3. Artikel I, onderdeel F, treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop afdeling 2.16 van het Bouwbesluit 2012 in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 februari 2014

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze wijzigingsregeling bevat met name voorschriften die nodig zijn ter uitwerking van afdeling 2.16 van het Bouwbesluit 2012, waarin voorschriften zijn opgenomen voor het bouwen in veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden. Ook worden met deze regeling nieuwe versies aangewezen van bijlage I en II bij de Regeling Bouwbesluit 2012, waarin is opgenomen welke versie van een in het Bouwbesluit 2012 aangewezen norm van toepassing is. Ook zijn enkele definities en een artikel vervallen als gevolg van de volledige inwerkingtreding van de verordening bouwproducten (305/1011/EU, PbEU L88) met ingang van 1 juli 2013. Daarnaast is het voorschrift met betrekking tot de scheiding van bouw- en sloopafval verder uitgewerkt en is een enkele meer ondergeschikte wijziging aangebracht. Verder is een geringe wijziging van de Regeling omgevingsrecht opgenomen.

De wijzigingsregeling treedt met betrekking tot het bouwen in veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden in werking op het moment dat afdeling 2.16 van het Bouwbesluit 2012 in werking treedt. De wijzigingen met betrekking tot de inwerkingtreding van de verordening bouwproducten treden in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst en werken terug tot en met 1 juli 2013. De overige onderdelen treden op 1 april 2014 in werking gelijktijdig met de inwerkingtreding van de wijziging van het Bouwbesluit 2012 betreffende de brandveiligheid van het bedrijfsmatig houden van dieren, alsmede correcties en verdere vereenvoudigingen van de Bouwbesluit 2012.

2. Procedure en inspraak

Het concept is voorgelegd aan het Overlegplatform Bouwregelgeving. Er is geen commentaar op het concept ontvangen.

3. Code interbestuurlijke verhoudingen

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft aangegeven ten aanzien van het ontwerp van deze regeling geen gebruik te willen maken van haar formele adviesbevoegdheid als bedoeld in de Code interbestuurlijke verhoudingen.

4. Notificatie

De ontwerpregeling, met uitzondering van artikel I, onderdelen A en B, is op 28 oktober 2013 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2013/ 0592/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De wijzigingen van artikel I, onderdelen A en B, zijn op 9 juli 2013 gemeld gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2013/0380/NL).

Artikel I van deze regeling bevat mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn (notificatierichtlijn). Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen; zij zijn evenredig en waar nodig voorzien van een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning (zie hiervoor artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012).

Er zijn geen opmerkingen van de Commissie ontvangen.

Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.

5. Regeldruk

Algemeen

Deze regeling leidt niet tot een significante wijziging van de regeldruk. Dit blijkt uit het rapport ‘Effectmeting wijziging bouwregelgeving, Doorrekening van de effecten van de wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012 op de administratieve lasten en nalevingskosten voor bedrijven en burgers en de bestuurlijke lasten van de overheid’ (SIRA, juli 2013). Met uitzondering van de in de onderdelen E en G opgenomen voorschriften zijn de regeldrukeffecten van deze wijzigingsregeling neutraal. Daarbij wordt opgemerkt dat de voorschriften in deze wijzigingsregeling, met uitzondering van de onderdelen A en B uitsluitend zijn ter uitwerking van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. De onderdelen A en B betreffen het vervallen van begripsbepalingen en aanpassing van een artikel als gevolg van de inwerkingtreding van de verordening bouwproducten.

Nalevingskosten

Het voorschrift met betrekking tot het opnemen van een zelfsluitende deur bij nieuwbouw portiekwoningen (onderdeel E), leidt, uitgaande van 10.000 nieuwe portiekwoningen per jaar, tot nalevingskosten van € 8.000.000 op jaarbasis.

Uit bovengenoemd Sira-rapport blijkt tevens dat het voorschrift dat verplicht tot het verder scheiden van afvalstoffen (onderdeel G) wellicht tot een toename van de nalevingskosten leidt. Het is echter niet mogelijk gebleken die te kwantificeren.

Administratieve lasten

Het gaat in deze regeling om het uitwerken van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012. Dit betekent dat er geen reeds bestaande of nieuwe eisen worden aangescherpt, zodat er geen sprake is van nieuwe of extra administratieve lasten.

Bestuurlijke lasten

Deze wijzigingsregeling leidt, omdat het gaat om uitwerking van voorschriften uit het Bouwbesluit 2012, niet of nauwelijks tot bestuurlijke lasten. De bestuurlijke lasten van het Bouwbesluit 2012 zijn reeds in beeld gebracht in de nota van toelichting bij dat besluit.

6. Milieu- en bedrijfseffecten

Omdat het alleen gaat om uitwerking van de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 is geen onderzoek gedaan naar de milieu- en bedrijfseffecten van deze regeling. Er wordt op gewezen dat de verdere indeling van de scheiding van afvalstromen, zoals opgenomen in onderdeel G van deze regeling gunstig is voor het milieu.

7. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Omdat het alleen gaat om uitwerking van de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 is voor deze ontwerpregeling geen onderzoek uitgevoerd naar de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid (HUF-toets).

II Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

De begrippen conformiteitscertificaat, conformiteitsverklaring, Europese goedkeuringsrichtlijn, Europese technische goedkeuring, geharmoniseerde norm en prestatieverklaring zijn vervallen. De eerste vier begrippen zijn vervallen omdat zij na de volledige inwerkingtreding van de verordening bouwproducten geen rol meer spelen in de nationale regelgeving. De begrippen geharmoniseerde norm en prestatieverklaring zijn hier vervallen omdat deze begrippen nu in het Bouwbesluit 2012 zijn gedefinieerd.

Onderdeel B

Het oorspronkelijke artikel 1.3 is overbodig geworden als gevolg van de rechtstreekse werking van de verordening bouwproducten. In artikel 4 van de verordening is namelijk de verhouding tussen geharmoniseerde normen, Europese technische beoordelingen en prestatieverklaringen beschreven. Voor een verdere toelichting op het systeem wordt verwezen naar de brochure ‘CE-markering op bouwproducten’ in het dossier ‘bouwproducten’ op rijksoverheid.nl. In het nieuwe artikel 1.3 zijn met het oog op de goede handhaving daarvan door de Inspectie Leefomgeving en Transport een aantal voorschriften uit de verordening opgenomen. Gedragingen in strijd met de voorschriften die ter zake van de implementatie van de verordening bouwproducten in het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit 2012 zijn opgenomen zijn op grond van artikel 120, tweede lid, van de Woningwet namelijk verboden en daarmee economische delicten op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Wet economische delicten. In het nieuwe eerste lid van artikel 1.3 is bepaald aan welke eisen het aanbrengen van een CE-markering moet voldoen. Dit voorschrift is gebaseerd op artikel 9, eerste lid, van de verordening. In het tweede lid van artikel 1.3 is bepaald dat instructies en informatie over de veiligheid in de Nederlandse taal moeten worden gesteld. Er is voor gekozen dat dergelijke informatie in de Nederlandse taal ter beschikking moet worden gesteld omdat dit voor gebruikers het meest toegankelijk is.

Onderdeel C

Met de wijziging van derde lid, onderdeel b, van artikel 2.1 is een onvolkomenheid in het oorspronkelijke voorschrift gecorrigeerd. Het gaat om de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een bedreigd subbrandcompartiment en een opvangruimte, en niet om de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een opvangruimten en een bedreigd subbrandcompartiment zoals in de oorspronkelijke tekst stond. Het voorschrift gaat er vanuit dat wanneer in het bedreigde subbrandcompartiment een brand is deze brand zich niet binnen een bepaalde tijd uitbreidt naar de opvangruimte.

Met de wijziging van het vierde lid van artikel 2.1 worden de uitgangspunten die gehanteerd worden bij het bepalen van de opvang -en doorstroomcapaciteit bij nieuwbouw uitgebreid met twee nieuwe onderdelen, l en m. Onderdeel l geeft een nader voorschrift voor de toepassing van artikel 6.25, derde lid van het besluit. Het gaat daarbij om het aantal personen dat per minuut mag zijn aangewezen op een tegen de vluchtrichting indraaiende deur. Dat betreft 37 personen per deur ongeacht de afmetingen van de deur. Onderdeel m bepaalt dat wanneer in de ruimte voor een tegen de vluchtrichting indraaiende deur meer dan 37 personen tegelijkertijd aanwezig (kunnen) zijn, er op deze deur nooit meer dan 37 personen tegelijk mogen zijn aangewezen. Op ieder moment staan er, rekening houdend met de doorstroming, dus maximaal 37 mensen voor de deur.

Onderdelen D en E

Het opschrift van paragraf 2.2 is gewijzigd in ‘installaties’, daarmee is het mogelijk in deze paragraaf ook voorschriften op te nemen met betrekking tot andere installaties dan de ontruimingsinstallatie en het geluidssignaal.

Het nieuwe artikel 2.3 bepaalt dat bij nieuwbouw portiekwoningen de deuren van de afzonderlijke woningen zelfsluitend te zijn. De bedoeling van dit nieuwe voorschrift is het voorkomen van rook in een portiek. Als een portiek vol met rook staat kunnen de bewoners namelijk niet meer vluchten door dit portiek, terwijl er ook geen andere vluchtroute is. Uit het rapport ‘Onderzoek rookbeheersing portiekoplossing’ van Adviesburo Nieman B.V. (30 september 2011) blijkt dat het toepassen van een zelfsluitende deur de meest aangewezen oplossing is voor het voorkomen van rook in het portiek.

Onderdeel F

De nieuwe paragraaf 2.3, veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied, bevat voorschriften ter uitwerking van de gelijknamige afdeling 2.16 van het besluit. Veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden zijn ruimtelijke zones langs en boven bepaalde, door de Minister van Infrastructuur en Milieu krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen aangewezen wegen, hoofdspoorwegen en binnenwateren die van belang worden geacht voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dergelijke transportroutes worden basisnetroutes genoemd. Het gaat hierbij om routes waarover brandbare en/of giftige vloeistoffen of gassen worden vervoerd. Het Besluit externe veiligheid transportroutes stelt beperkingen aan het in planologische zin toelaten van nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen deze zones en gebieden. Indien op grond van dat besluit bebouwingsmogelijkheden toelaatbaar zijn voor deze objecten, dienen deze te bouwen bouwwerken aan een aantal extra bouweisen te voldoen. Daarin voorziet deze paragraaf. Bij het bouwen van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

in plasbrandaandachtsgebieden moet in het bijzonder rekening gehouden worden met de effecten van een plasbrand die veroorzaakt kan worden door lekkage van een brandbare vloeistof. In zowel veiligheidszones als plasbrandaandachtsgebieden moet rekening gehouden worden met aanvullende maatregelen voor bouwwerken om veiligheidsrisico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De technische eisen die gesteld worden aan aldaar te bouwen bouwwerken houden rekening met verschillende scenario’s die zich kunnen voordoen bij incidenten op basisnetroutes met bepaalde gevaarlijke stoffen. Die eisen geven de personen in een bouwwerk voldoende tijd om het bouwwerk veilig te ontvluchten en bieden de brandweer en hulpverleningsdiensten voldoende tijd om adequaat op te treden. De eisen gelden dan ook voor alle bouwwerken waar mensen gedurende een zekere tijd verblijven.

De hier bedoelde gebouwen zijn kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen (met uitzondering van verspreid liggende woningen), ziekenhuizen, scholen en grotere hotels en kantoren. Bij beperkte kwetsbare objecten kan men denken aan verspreid liggende woningen en bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en kleinere hotels en kantoren.

De in de artikelen 2.5 tot en met 2.9 opgenomen voorschriften gelden uitsluitend voor dat gedeelte van een te bouwen bouwwerk dat binnen een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied ligt. De eis van mechanische ventilatie (artikel 2.10) geldt daarentegen voor het gehele gebouw, ook als dat gebouw slechts gedeeltelijk binnen een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied ligt.

Met deze voorschriften wordt uitvoering gegeven aan de motie Van Heugten/Roefs (Kamerstukken II 2008/2009, 30 373, nr. 35).

Artikel 2.4

Dit artikel geeft aan in welke gevallen te bouwen bouwwerken moeten voldoen aan de in de artikel 2.5 en volgende opgenomen eisen.

Eerste en derde lid

Het eerste en derde lid hebben betrekking op te bouwen bouwwerken die tevens beperkt kwetsbare objecten zijn in veiligheidszones op en langs wegen en spoorwegen die onderdeel zijn van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes zijn nieuwe kwetsbare objecten niet toegelaten binnen deze veiligheidszones. Onder omstandigheden kunnen bij ruimtelijke besluitvorming binnen die zones wel nieuwe beperkt kwetsbare objecten worden toegelaten.

Voor de bescherming van de daarin aanwezige mensen moet het bouwwerk aan een aantal extra eisen voldoen. Deze eisen zijn neergelegd in de artikelen 2.5 tot en met 2.10. Deze eisen gelden ook voor beperkt kwetsbare objecten die over een weg of spoorweg heen worden gebouwd. Dit is geregeld in het derde lid.

Tweede lid

Op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes mogen onder omstandigheden zowel kwetsbare als beperkt kwetsbare objecten worden toegelaten binnen een plasbrandaandachtsgebied. In verband met de effecten van een mogelijke plasbrand bij een incident met brandbare vloeistoffen op de desbetreffende weg of spoorweg, moet bij de bouw van nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten wel worden voldaan aan de in de artikelen 2.5 tot en met 2.9 opgenomen eisen.

Vierde lid

Anders dan bij een basisnetroute die een weg of spoorweg is, kunnen onder omstandigheden op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes bij een basisnetroute die een binnenwater is naast beperkt kwetsbare ook kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone worden toegestaan. Voor die gevallen volgt uit het vierde lid dat ter bescherming tegen de effecten van een mogelijke plasbrand aan de in de artikelen 2.5 tot en met 2.9 opgenomen eisen moet worden voldaan.

Vijfde lid

Het vijfde lid bevat een uitzondering op het eerste tot en met vierde lid. Op grond daarvan hoeven de in die leden bedoelde bouwwerken niet aan de in de artikelen 2.5 tot en met 2.10 opgenomen eisen te voldoen indien en voor zover het bouwwerk een object betreft met een hoge infrastructurele waarde als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals bijvoorbeeld een telefoon- of elektriciteitscentrale. In dergelijke objecten verblijven geen mensen, terwijl de in de artikelen 2.5 tot en met 2.10 opgenomen eisen uitsluitend ten doel hebben mensen die in bouwwerken verblijven te beschermen tegen de gevolgen van een calamiteit op een basisnetroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.

Artikel 2.5

Op grond van dit artikel moet een bouwwerk een zodanige kwaliteit hebben dat in het geval van een plasbrand of een ander ernstig incident met gevaarlijke stoffen voldoende tijd is om het bouwwerk veilig te verlaten en de brandweer voldoende gelegenheid heeft om te voorkomen dat de brand overslaat naar de belendingen. In het eerste lid is geregeld dat de brandwerendheid van een uitwendige scheidingsconstructie van het gedeelte van een te bouwen bouwwerk dat gelegen is in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied ten minste 60 minuten moet zijn. De relevante beoordelingscriteria voor de brandwerendheid volgen uit de aangewezen NEN 6069. Afhankelijk van het bouwdeel in de uitwendige scheidingsconstructie en afhankelijk van de te beschermen ruimte, kan het hierbij gaan om vlamdichtheid (E), temperatuur (I), warmtestraling (W) en/of bezwijken (R). Hoewel NEN 6069 niet specifiek bedoeld is voor de bepaling van de brandwerendheid van een uitwendige scheidingsconstructie van buiten naar binnen, kan deze NEN 6069 toch worden gebruikt ervan uitgaande dat de buitenruimte wordt beschouwd als brandcompartiment. Uit praktische overweging is verder uitgegaan van de standaardbrandkromme voor een buitenbrand die volgt uit NEN-EN 13501-2. De specifiek bij een plasbrand of ernstig incident optredende brandbelasting kan dus buiten beschouwing blijven. Deze aanpak maakt het mogelijk dat niet bij ieder bouwwerk een maatwerkbepaling nodig is en dat gebruik kan worden gemaakt van de bestaande brandklasse gegevens van constructieonderdelen van uitwendige scheidingsconstructies.

Dit betekent niet dat een beoordeling op basis van de feitelijk optredende brandbelasting onmogelijk is. Dit kan op basis van gelijkwaardigheid (zie artikel 1.3 van het Besluit). Dit is zinvol als kan worden aangetoond dat de feitelijke brandbelasting geringer is.

Artikel 2.6

Het eerste lid eist brandklasse A2 voor de constructieonderdelen die in de buitengevel worden toegepast. Hierdoor wordt gerealiseerd dat een eventuele brand zich niet zo snel kan voortplanten dat de ontvluchting van personen of een adequaat repressief optreden door de brandweer wordt belemmerd. Het gaat hierbij alleen om de constructieonderdelen die in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied zijn gelegen. De reikwijdte van het voorschrift kan worden bepaald aan de hand van de projectie op het grondvlak.

In het tweede tot en met vierde lid zijn uitzonderingen op het basisprincipe van het eerste lid opgenomen.

Artikel 2.7

Met het voorschrift van het eerste lid dat bovenop een dakconstructie een constructieonderdeel moet worden toegepast dat aan de buitenzijde aan brandklasse A2 voldoet, wordt bewerkstelligd dat een eventuele brand zich op een dak niet zo snel kan voortplanten dat hierdoor de ontvluchting van personen of een adequaat repressief optreden door de brandweer wordt belemmerd. De eis in dit artikel is niet aan het dak zelf gesteld omdat de Europese klasseringsnorm voor daken EN 13501-5 alleen een brandklasse E kent en geen klasse A2. Het gaat in dit voorschrift alleen om dat deel van het dak dat in een veiligheidszone of plasbrandaandachtsgebied ligt.

Op grond van de tweede lid behoeft 5% van de oppervlakte van de dakconstructie niet aan het voorschrift van het eerste lid te voldoen.

Artikel 2.8

Bij een incident met gevaarlijke stoffen dient voorkomen te worden dat personen gebruik moeten maken van vluchtroutes, zoals bedoeld in afdeling 2.12 van het Besluit, die uitkomen op het buitenterrein waar het incident zich voordoet. Het eerste lid stelt dat er geen uitgang waardoor een vluchtroute voert, gelegen mag zijn in een buitenzijde van een bouwwerk, die zich bevindt in de veiligheidszone of het plasbrandaandachtsgebied. Indien het bouwwerk zich in z’n geheel bevindt in de veiligheidszone of het plasbrandaandachtsgebied stelt het tweede lid dat zo’n uitgang in dat geval aan die zijde moet zijn gelegen die van de infrastructuur is afgekeerd. Het eerste en tweede lid betekenen niet dat er helemaal geen deuren aanwezig mogen zijn in de betreffende zijden van een bouwwerk. Zolang door deze deuren geen noodzakelijke vluchtroute voert als bedoeld in afdeling 2.12 van het Bouwbesluit 2012, zijn deze deuren wel toegestaan. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk dat op de begane grond van een woning een tuindeur aanwezig mag zijn in de naar de infrastructuur toegekeerde zijde.

Artikel 2.9

Het eerste lid bepaalt dat de eisen die het Bouwbesluit 2012 in afdeling 2.2 stelt aan de sterkte bij brand ook gelden bij een buitenbrand.

Evenals bij artikel 2.5 is hier er uit praktisch oogpunt voor gekozen om uit te gaan van de standaardbrandkromme voor een buitenbrand. Verder wordt er hierbij van uitgegaan dat de buitenruimte een subbrandcompartiment of brandcompartiment is. De tijdsduur waarbinnen een bouwconstructie niet mag bezwijken door brand zijn daarbij overeenkomstig afdeling 2.2 gerelateerd aan de gebouwhoogte.

Het tweede lid geldt alleen voor bouwconstructies die geheel of gedeeltelijk over een plasbrandaandachtsgebied, veiligheidszone of basisnetroute heen worden gebouwd. Hierbij worden deze bouwconstructies van onderaf blootgesteld aan brand. Bij deze bouwconstructies is de tijdsduur waarbinnen de bouwconstructie niet mag bezwijken 90 minuten zodat gedurende deze langere tijd inzet door de hulpdiensten mogelijk is. In tegenstelling tot het eerste lid moet hierbij wel worden uitgegaan van de reële brandscenario’s. Deze scenario's zullen per transportroute en bouwconstructie verschillen, en zijn ter goedkeuring van het bevoegd gezag.

Artikel 2.10

Met een handmatig bedienbare voorziening kan het aanwezige mechanische ventilatiesysteem tijdelijk worden uitgeschakeld in het geval van een calamiteit waarbij giftige gassen zijn vrijgekomen. Bij aanwezigheid van een ruimte met een opstelplaats voor een elektriciteitsmeter heeft het de voorkeur de voorziening daar aan te brengen.

Onderdeel G

In de Kaderrichtlijn afvalstoffen (2008/98/EG) is een afvalhiërarchie opgenomen die lidstaten bij het opstellen van wetgeving en beleidsinitiatieven voor de preventie en het beheer van afvalstoffen als prioriteitsvolgorde moeten hanteren. Volgens deze hiërarchie moeten afvalstoffen zoveel mogelijk worden gerecycled. In het Regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ van 29 oktober 2012 is daarover onder meer opgenomen: ‘Het kabinet streeft naar een circulaire economie en wil de (Europese) markt voor duurzame grondstoffen en hergebruik van schaarse materialen stimuleren.’

Aan het eerste lid van artikel 4.1 zijn derhalve de categorieën te scheiden bouw- en sloopafval ‘vlakglas’, ‘armaturen’ en ‘gasontladingslampen’ toegevoegd en is de categorie ‘steenachtig sloopafval’ komen te vervallen. Met deze aanpassing is aangesloten bij het principe dat categorieën bouw- en sloopafval bij de bron moeten worden gescheiden op basis van de volgende uitgangspunten:

  • gevaarlijke afvalstoffen;

  • categorieën bouw- en sloopafval die als zij niet gescheiden blijven een negatief (vervuilend) effect hebben op het recyclingproces van het bouw- en sloopafval waarin het terechtkomt. Een voorbeeld daarvan is gips, dat is naderhand niet meer van het overige steenachtig afval te scheiden en heeft daarom een negatief effect op de herbruikbaarheid van steenachtige materiaal;

  • categorieën bouw- en sloopafval die alleen voor recycling in aanmerking komen als er bronscheiding wordt toegepast omdat nascheiding technisch en/of economisch redelijkerwijs niet haalbaar is.

Alle overige afvalstromen die vrijkomen, zoals steenachtig materiaal, metaal, hout en kunststoffen, moeten ook optimaal kunnen worden hergebruikt. Dergelijke stoffen behoeven, in tegenstelling tot de in artikel 4.1, eerste lid, genoemde stoffen, niet aan de bron te worden gescheiden, zij mogen ook op een andere plaats dan op de bouw- of sloopplaats gescheiden worden.

Voor de afvalstromen vlakglas en dakbedekking in lid 1 is aangegeven dat deze materialen al dan niet nog in de kozijnen respectievelijk aan het dakbeschot vast gescheiden mogen worden van andere materialen. In sommige gevallen is op die manier het scheiden van die afvalstoffen uiteindelijk beter mogelijk. Om die reden wordt in de opsomming gesproken van dakbedekking ‘al dan niet met dakbeschot’ en van vlakglas ‘al dan niet met kozijn’. Dit betekent dat wanneer de dakbedekking op de bouwplaats zo gescheiden is dat dakbedekking en dakbeschot nog aan elkaar vastzitten, of wanneer het vlakglas samen met het kozijn waar dat glas inzit gescheiden wordt er aan de verplichting van het eerste lid is voldaan.

Het vierde lid is evenals het eerste lid aangepast. Als de hoeveelheid van de desbetreffende fractie minder dan 1 m³ bedraagt hoeft het afval niet te worden gescheiden. Deze uitzondering geldt alleen voor de fracties die zijn genoemd in de onderdelen d tot en met j van het eerste lid. Dit betekent dat teerhoudende dakbedekking (al dan niet met dakbeschot) en teerhoudend asfalt ook bij een hoeveelheid van minder dan 1 m³ moeten worden gescheiden. Dergelijke materialen kunnen dermate schadelijk of moeilijk te scheiden zijn, dat het mengen van deze categorieën vanuit milieuoogpunt onwenselijk is.

Onderdeel H

Met het nieuwe artikel 5.7 is zeker gesteld dat bij de bepaling van het toegestane karakteristieke luchtgeluidniveauverschil wordt uitgegaan van een werkende ventilatie.

Onderdelen I en J

Zowel bijlage I, behorende bij artikel 1.2 als bijlage II, behorende bij artikel 1.2 zijn opnieuw vastgesteld. Hiervoor is in overleg met NEN gekozen omdat er sprake is van een aanzienlijk aantal grotendeels redactionele wijzigingen. De meeste van die wijzigingen hebben betrekking op de wijze waarop de normen geciteerd zijn, daarnaast is in enkele gevallen sprake van nieuwe (geconsolideerde) versies. Ook is soms sprake van het toevoegen van een nationale bijlage of van het opnemen van een nieuw correctieblad. In een enkel geval is een nieuwe versie van de norm aangewezen. Alleen bij NEN 8701 is sprake van een meer fundamentele wijziging. Die tweedelijns norm werd namelijk eerder nog niet aangewezen. Overeenkomstig artikel 1.2, tweede lid, van de Regeling Bouwbesluit 2012, zijn de verwijzingen naar deze norm door het aanwijzen van deze norm van toepassing.

In de navolgende normen zijn ondergeschikte wijzigingen als hierboven beschreven opgenomen:

Bijlage I

NEN 1068; NEN 1413; NEN 2535; NEN 2559; NEN 2608; NEN 2768; NEN 2991; NEN 5077; NEN 5087; NEN 5096; NEN 6061; NEN 6068; NEN 6075; NEN 7120; NEN 8701; NEN-EN 13501; NEN-EN-IEC 61936.

Bijlage II

NEN-EN 1991 (twee maal); NEN-EN 1993 (negen maal); NEN-EN 1996.

Artikel II

Met de wijziging van de Regeling omgevingsrecht (Mor) is de opsomming van de bij het voorkomen van onveilige situaties aan te leveren stukken vervangen door een verwijzing naar het veiligheidsplan. Hiermee is het Mor op dit onderdeel in overeenstemming gebracht met artikel 8.7 van het Bouwbesluit 2012

Artikel III

Deze wijzigingsregeling treedt, met uitzondering van de voorschriften met betrekking tot de volledige inwerkingtreding van de verordening bouwproducten (artikel I, onderdelen A en B) en met betrekking tot veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied (artikel I, onderdeel F), in werking met ingang van 1 april 2014. Dit is het tijdstip waarop de wijziging van het bouwbesluit 2012 betreffen de brandveiligheid van het bedrijfsmatig houden van dieren, alsmede correcties en verdere vereenvoudigingen van het Bouwbesluit 2012 in werking treedt. Met een voorbereidingstijd voor het bouwbedrijfsleven van ten minste twee maanden is rekening gehouden door tijdige publicatie van deze wijzigingsregeling. Genoemde onderdelen A en B treden in werking met ingang van de dag na publicatie van de Staatscourant waarin deze regeling is geplaatst en werken dan terug tot en met 1 juli 2013. Genoemd onderdeel F treedt in werking gelijktijdig met afdeling 2.16 van het Bouwbesluit 2012. Naar verwachting is dat in de eerste helft van 2014, afhankelijk van de inwerkingtreding van regelgeving van de Minister van Infrastructuur en Milieu omtrent veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.

Naar boven