Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2015, 16862 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2015, 16862 | Besluiten van algemene strekking |
Goed te keuren de door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij besluit van 28 april 2015 op grond van artikel 101, tweede lid, Werkloosheidswet vastgestelde Wijziging Uitkeringsreglement WW 2009 en het Uitkeringsreglement WW 2015.
Deze regeling zal met de besluiten van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 28 april 2015 en de toelichting daarop in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 11 juni 2015
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt op grond van artikel 101, eerste lid Werkloosheidswet een uitkeringsreglement vast. Het UWV stelt op grond van het tweede lid regels over onder meer
a. voorschriften ten behoeve van een doelmatige controle, die ten aanzien van de werknemers moeten worden genomen;
b. voorschriften met betrekking tot het genieten van vakantie tijdens de duur van de uitkering;
c. voorschriften in verband met de betaling van de uitkering door tussenkomst van de werkgever, indien tijdens werkloosheid de dienstbetrekking voortduurt.
Deze regels behoeven op grond van artikel 116, tweede lid, goedkeuring van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het onderhavige besluit strekt tot het verlenen van goedkeuring van de besluiten van het UWV.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
Gelet op artikel 101 van de Werkloosheidswet;
Besluit:
Het Uitkeringsreglement WW 2009 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 1, onderdeel g, wordt de zinsnede ‘artikel 1, onder c, van het Tijdelijk besluit nummergebruik overheidstoegangsvoorziening’ vervangen door: artikel 1, onder b, van het Tijdelijk besluit nummergebruik overheidstoegangsvoorziening.
Artikel 2 komt te luiden:
1. De werknemer dient binnen één week na het intreden van de werkloosheid bij het UWV een aanvraag voor een uitkering in op de wijze zoals beschreven in de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage.
2. De aanvraag wordt door de werknemer ondertekend. Indien de aanvraag elektronisch wordt ingediend, vindt ondertekening plaats via DigiD.
Artikel 3 komt te luiden:
1. De werknemer geeft onverwijld en uit eigen beweging aan het UWV alle feiten en omstandigheden door, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de uitkering. De werknemer gebruikt hiervoor het door het UWV beschikbaar gestelde wijzigingsformulier en stuurt dit formulier aan het UWV op de wijze zoals beschreven in de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage.
2. Indien het UWV daarom verzoekt vult de werknemer een inkomstenformulier in. De werknemer stuurt het ingevulde inkomstenformulier aan het UWV binnen de door het UWV aangegeven redelijke termijn en op de wijze zoals beschreven in de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage.
3. Gedurende de periode, waarover de werknemer de in het tweede lid bedoelde inkomstenformulieren invult en aan het UWV stuurt, is hij ontheven van de verplichting bedoeld in het eerste lid, voor zover deze verplichting ziet op het onverwijld en uit eigen beweging doorgeven van de gegevens die op het inkomstenformulier uitgevraagd worden.
4. Ingevulde wijzigingsformulieren en inkomstenformulieren worden door de werknemer ondertekend. Indien een formulier elektronisch aan het UWV wordt gestuurd, vindt ondertekening plaats via DigiD.
In artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. In het eerste lid komt de aanhef te luiden: De werknemer, die een aanvraag voor een werkloosheidsuitkering heeft gedaan:
b. In het eerste lid komt onderdeel e te vervallen, onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel e.
c. In het eerste lid wordt een nieuw onderdeel f toegevoegd, luidende:
f. is verplicht om op verzoek van het UWV via het daarvoor aangewezen kanaal binnen de door het UWV vastgestelde termijn alle informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor de beoordeling van het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering of op het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald.
d. Het tweede lid komt te luiden:
2. De werknemer bewaart de informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, tot het einde van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de informatie betrekking heeft.
e. In het derde lid wordt de zinsnede ‘eerste lid, onderdelen a en f’ vervangen door: eerste lid, onderdelen a en e.
In artikel 5, eerste lid, wordt de zinsnede ‘De werknemer, ten aanzien van wie aangifte van werkloosheid is gedaan’ vervangen door: De werknemer, die een aanvraag voor een werkloosheidsuitkering heeft gedaan.
In artikel 6 wordt de zinsnede ‘kan het UWV toestaan dat de aangifte en de aanvraag’ vervangen door: kan het UWV toestaan dat de aanvraag.
Artikel 7 komt te luiden:
1. De werkgever, aan wie is toegestaan de aanvraag te doen als bedoeld in artikel 6, houdt een administratie bij van de dagen waarop en de uren gedurende welke de werknemer of werknemers, namens wie hij genoemde aanvraag heeft gedaan, uitsluitend als gevolg van de in artikel 6 genoemde omstandigheden niet hebben gewerkt. Deze administratie voldoet aan de door het UWV daaraan gestelde eisen.
2. Artikel 2 is op de aanvraag als bedoeld in artikel 6 van overeenkomstige toepassing.
3. Als het UWV daarom verzoekt stuurt de werkgever aan wie de in artikel 6 bedoelde toestemming is verleend, de inkomstenformulieren van ieder van de werknemers, namens wie hij de aanvraag heeft gedaan, overeenkomstig artikel 4 tegen een door het UWV aan te geven tijdstip aan het UWV.
In artikel 8 wordt de zinsnede ‘bedoeld in artikel 7, eerste, derde en vierde lid’ vervangen door: bedoeld in artikel 7, eerste en derde lid.
In artikel 9 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. Het eerste lid komt te luiden:
1. De werknemer aan wie het UWV een voorschot op de uitkering heeft verleend, maakt op verzoek van het UWV zijn eventuele aanspraak naar burgerlijk recht geldend.
b. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Het UWV kan aan de betaling van voorschotten andere voorschriften verbinden.
Paragraaf 5, met als opschrift ‘Samenloop met inkomsten uit of in verband met arbeid’, vervalt.
Dit besluit treedt, onder voorbehoud van goedkeuring door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 29 juni 2015, treedt het in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 30 juni 2015
Amsterdam, 28 april 2015
B.J. Bruins,
Voorzitter Raad van Bestuur UWV
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is op grond van artikel 101 Werkloosheidswet verplicht een uitkeringsreglement vast te stellen. Het Uitkeringsreglement WW 2009 wordt met ingang van 1 juli 2015 vervangen door het Uitkeringsreglement WW 2015. De aanleiding daarvoor is de wijziging van de Werkloosheidswet per die datum vanwege de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Stb. 2014, 216). Het Uitkeringsreglement WW 2015 wordt van toepassing op uitkeringsrechten die ingaan na inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid. Op deze uitkeringsrechten wordt de inkomstenverrekening van toepassing. Het Uitkeringsreglement WW 2009 blijft echter van toepassing op een recht op uitkering dat, op grond van het overgangsrecht in de artikelen 130z tot en met 130dd van de Werkloosheidswet, is gebaseerd op de huidige wetssystematiek.
Omdat het Uitkeringsreglement WW 2009 nog enige jaren relevant blijft, wordt van de gelegenheid gebruikt gemaakt om dit Uitkeringsreglement te actualiseren.
De tekst van artikel 2 is opnieuw vastgesteld. Deze aanpassing is enerzijds het gevolg van het vervallen van artikel 26, eerste lid, onderdeel a, van de Werkloosheidswet, waarin de aangifte van werkloosheid was geregeld. De verwijzing naar het doen van aangifte van werkloosheid is daarom geschrapt.
Daarnaast is de tekst van dit artikel aangepast aan de gewijzigde regels omtrent de elektronische communicatie tussen het UWV en burgers. Sinds 2012 is namelijk in artikel 32e van de van de Wet SUWI bepaald dat het verkeer tussen het UWV en de burgers in bepaalde situaties uitsluitend plaats vindt langs elektronische weg, tenzij naar het oordeel van het UWV sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten. Het UWV heeft dat ingevuld in de Beleidsregel elektronische communicatie UWV. In deze beleidsregels is geregeld dat communicatie tussen burgers en het UWV in beginsel elektronisch plaats vindt. Het UWV kan burgers echter toestemming verlenen om langs niet-elektronische weg met het UWV te communiceren. Hierbij gaat het met name om burgers die niet digivaardig zijn of die vanwege een functionele beperking onvoldoende in staat zijn om elektronisch te communiceren.
Een elektronische aanvraag vindt plaats via werk.nl. Omdat de Beleidsregel elektronische communicatie UWV aan wijziging onderhevig kan zijn, is ervoor gekozen om in dit Uitkeringsreglement niet per verplichting aan te geven via welk kanaal de werknemer met het UWV moet communiceren. In plaats daarvan is een verwijzing opgenomen naar het communicatiekanaal dat op grond van de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage voor hem open staat.
Ook artikel 3 wordt aangepast aan de gewijzigde regels omtrent de elektronische communicatie tussen het UWV en burgers. De werknemer die het wijzigingsformulier en het inkomstenformulier elektronisch invult en aan het UWV stuurt doet dit via uwv.nl. Daarnaast is de tekst op een aantal punten tekstueel aangepast.
In artikel 4, eerste lid vervalt onderdeel e, waarin was geregeld dat de werknemer een wijziging in zijn woon- of verblijfplaats moet doorgeven. Deze aparte verplichting kan vervallen, omdat de op 6 januari 2014 de Wet Basisregistratie personen (Wet BRP) in werking is getreden (Wet van 3 juli 2013, Stb. 2013, 315). In de basisregistratie personen zijn onder meer gegevens over het adres opgenomen. Bij de vervulling van zijn taak maakt het UWV in beginsel gebruik van deze adresgegevens, zodat een aparte verplichting om adresgegevens door te geven kan vervallen.
In artikel 4, eerste lid, wordt een nieuw onderdeel f ingevoegd. Op dit moment is de verplichting om in de Werkmap verantwoording af te leggen over ondernomen activiteiten nog niet opgenomen in het Uitkeringsreglement WW. Met het nieuwe onderdeel f wordt dit alsnog geregeld.
Deze bepaling is breder geformuleerd om zo te voorkomen dat bij iedere wijziging van de bijlage bij de Beleidsregel elektronische communicatie UWV het Uitkeringsreglement WW moet worden aangepast. Hiermee wordt ook voorkomen dat informatie die wel wordt opgevraagd via de Werkmap, maar die niet kan worden aangemerkt als ‘verantwoording afleggen over ondernomen activiteiten’ niet onder deze verplichting valt. Ook informatie die door het UWV wordt opgevraagd via een ander kanaal dan de Werkmap valt hieronder. Het UWV kan voor de burgers die niet elektronisch hoeven te communiceren, aangeven dat het voorgeschreven kanaal de post is.
In deze onderdelen is verwerkt dat de verplichting van artikel 26, eerste lid, onderdeel a van de Werkloosheidswet tot het doen van aangifte van werkloosheid is vervallen.
In artikel 7 worden de voorschriften van de artikelen 2 en 4 van overeenkomstige toepassing verklaard op de werkgever. Daarbij wordt opgemerkt dat op grond van de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage voor de werkgever andere communicatiekanalen open kunnen staan dan voor de werknemer.
In artikel 9 is verwerkt dat het verstrekken van een voorschot op een uitkering niet langer gebaseerd is op artikel 31 van de Werkloosheidswet, maar op artikel 4:95 van de Algemene wet bestuursrecht. Vanwege de leesbaarheid wordt het artikel in de tekst zelf echter niet vermeld.
In het Uitkeringsreglement WW 2009 is twee keer een paragraaf 5 opgenomen. In de eerste is artikel 9 opgenomen. De tweede bevat artikel 10. Artikel 10 kan vervallen, omdat de inhoud van dit artikel sinds 2012 is geregeld in artikel 34 van de Werkloosheidswet en het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (Stb. 2012, 79). Daarom kan deze paragraaf in z’n geheel vervallen. Onderdeel I voorziet daarin.
In het algemeen deel van de toelichting is reeds aangegeven dat het Uitkeringsreglement WW 2009 met ingang van 1 juli 2015 wordt vervangen door het Uitkeringsreglement WW 2015. Het Uitkeringsreglement WW 2009, zoals dat gold op 30 juni 2015, blijft echter van toepassing op ‘oude’ uitkeringsrechten. Daarom treedt dit wijzigingsbesluit uiterlijk op 30 juni 2015 in werking.
B.J. Bruins, Voorzitter Raad van Bestuur UWV
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
Gelet op artikel 101 van de Werkloosheidswet;
Besluit:
In dit reglement wordt verstaan onder:
werknemer in de zin van de Werkloosheidswet;
werkgever in de zin van de Werkloosheidswet;
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
uitkering in de zin van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet;
een door het UWV aan de werknemer ter beschikking gesteld formulier, waarop deze wijziging van de voor de beoordeling van het recht op uitkering noodzakelijke gegevens vermeldt;
een door het UWV aan de werknemer periodiek ter beschikking gesteld formulier, waarop deze de voor de beoordeling van het recht op uitkering noodzakelijke gegevens vermeldt. Dit formulier kan ook worden verstrekt onder de benaming werkbriefje of declaratie;
de voorziening bedoeld in artikel 1, onder b, van het Tijdelijk besluit nummergebruik overheidstoegangsvoorziening.
1. De werknemer dient binnen één week na het intreden van de werkloosheid bij het UWV een aanvraag voor een uitkering in op de wijze zoals beschreven in de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage.
2. De aanvraag wordt door de werknemer ondertekend. Indien de aanvraag elektronisch wordt ingediend, vindt ondertekening plaats via DigiD.
1. De werknemer geeft onverwijld en uit eigen beweging aan het UWV alle feiten en omstandigheden door, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de uitkering. De werknemer gebruikt hiervoor het door het UWV beschikbaar gestelde wijzigingsformulier en stuurt dit formulier aan het UWV op de wijze zoals beschreven in de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage.
2. De werknemer vult maandelijks een formulier inkomstenopgave in. De werknemer stuurt het ingevulde formulier zo snel mogelijk na afloop van de kalendermaand, maar uiterlijk voor afloop van de daaropvolgende kalendermaand aan het UWV op de wijze zoals beschreven in de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage.
3. Gedurende de periode, waarover de werknemer de in het tweede lid bedoelde formulieren inkomstenopgave invult en aan het UWV stuurt, is hij ontheven van de verplichting bedoeld in het eerste lid, voor zover deze verplichting ziet op het onverwijld en uit eigen beweging doorgeven van de gegevens die op het formulier inkomstenopgave uitgevraagd worden.
4. Ingevulde wijzigingsformulieren en formulieren inkomstenopgave worden door de werknemer ondertekend. Indien een formulier elektronisch aan het UWV wordt gestuurd, vindt ondertekening plaats via DigiD.
1. De werknemer, die een aanvraag voor een werkloosheidsuitkering heeft gedaan:
a. verschijnt op verzoek van het UWV op een aangewezen plaats en tijd;
b. is aanwezig op zijn woon- of verblijfplaats op door het UWV aan te wijzen uren;
c. maakt controle door een daartoe door het UWV gemachtigde persoon mogelijk;
d. neemt, indien hij niet bereikbaar is op zijn woon- of verblijfplaats, de aanwijzingen in acht die zijn achtergelaten door de in onderdeel c van dit lid bedoelde persoon;
e. verleent op verzoek van het UWV inzage en verstrekt tegen kostprijs informatie voor zover deze betekenis kan hebben voor het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering of het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald;
f. is verplicht om op verzoek van het UWV via het daarvoor aangewezen kanaal binnen de door het UWV vastgestelde termijn alle informatie te verstrekken die noodzakelijk is voor de beoordeling van het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering of op het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald.
2. De werknemer bewaart de informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, tot het einde van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de informatie betrekking heeft.
3. De werknemer is verplicht ten behoeve van de uitvoering van de Werkloosheidswet het bepaalde in het eerste lid, onderdelen a en e en het bepaalde in het tweede lid ook na te komen als het recht op uitkering is beëindigd.
1. De werknemer, die een aanvraag voor een werkloosheidsuitkering heeft gedaan en die voornemens is tijdens de duur van de uitkering met vakantie te gaan, doet voor de aanvang van die vakantie op het wijzigingsformulier mededeling van de voorgenomen duur van de vakantie en van de periode waarin deze zal plaatsvinden.
2. De werknemer doet onverwijld op het wijzigingsformulier mededeling aan het UWV van wijziging van de eerder opgegeven periode of duur van de vakantie.
Indien de werkgever op grond van artikel 628, negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet verplicht is het loon te betalen, kan het UWV toestaan dat de aanvraag, bedoeld in artikel 2, namens de werknemer door de werkgever wordt gedaan en dat de betaling van de uitkering door tussenkomst van de werkgever plaatsvindt.
1. De werkgever aan wie is toegestaan de aanvraag te doen als bedoeld in artikel 6, houdt een administratie bij van de dagen waarop en de uren gedurende welke de werknemer of werknemers, namens wie hij genoemde aanvraag heeft gedaan, uitsluitend als gevolg van buitengewone omstandigheden niet hebben gewerkt. Deze administratie voldoet aan de door het UWV daaraan gestelde eisen. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing.
2. Artikel 2 is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag als bedoeld in artikel 6.
3. Als het UWV daarom verzoekt, zendt de werkgever aan wie de in artikel 6 bedoelde toestemming is verleend de formulieren inkomstenopgave van ieder van de werknemers, namens wie hij de aanvraag heeft gedaan, overeenkomstig artikel 4 tegen een door het UWV aan te geven tijdstip aan het UWV.
Als de werkgever aan wie de in artikel 7, eerste lid bedoelde toestemming is verleend, één of meer verplichtingen, bedoeld in artikel 7, eerste en derde lid niet naar behoren nakomt, kan het UWV besluiten om de door de werkgever als voorschot op de uitkering aan de werknemer gedane betalingen, geheel of gedeeltelijk niet te vergoeden.
1. De werknemer aan wie het UWV een voorschot op de uitkering heeft verleend, maakt op verzoek van het UWV zijn eventuele aanspraak naar burgerlijk recht geldend.
2. De in het eerste lid bedoelde werknemer dient, op verzoek van het UWV, zo spoedig mogelijk bij de bevoegde gemeente een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand in.
3. De in het eerste lid bedoelde werknemer machtigt het UWV desgevraagd tot het in ontvangst nemen van de gelden die hij, over de periode waarover voorschotten zijn verleend, ontvangt van degene jegens wie hij zijn aanspraak naar burgerlijk recht tracht geldend te maken tot ten hoogste het bedrag van de verleende voorschotten.
4. De in het eerste lid bedoelde werknemer machtigt het UWV desgevraagd tot het in ontvangst nemen van de bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand die hij van de in het tweede lid bedoelde gemeente ontvangt, indien en voor zover deze bijstand betrekking heeft op de periode waarover voorschotten zijn verleend tot ten hoogste het bedrag van de verleende voorschotten.
5. Het UWV kan aan de betaling van voorschotten andere voorschriften verbinden.
Het UWV betaalt de uitkering binnen twee weken nadat de werknemer over de betreffende kalendermaand heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 3, tweede lid.
1. Het uitkeringsreglement WW 2009 wordt ingetrokken.
2. In afwijking van het eerste lid, blijft het Uitkeringsreglement WW 2009, zoals dat luidde op 30 juni 2015, van toepassing op een recht op uitkering waarop de artikelen 130z tot en met 130dd van de Werkloosheidswet van toepassing zijn.
3. De toepassing van het tweede lid eindigt op het tijdstip dat het recht op uitkering op grond van artikel 130z of 130aa van de Werkloosheidswet door het UWV is omgezet in een recht op uitkering op grond van de werkloosheidswet zoals deze luidt na de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid.
Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2015, onder voorbehoud van goedkeuring door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2015, treedt het in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt het terug tot en met 1 juli 2015.
Dit besluit wordt aangehaald als: Uitkeringsreglement WW 2015.
Amsterdam, 28 april 2015
B.J. Bruins,
Voorzitter Raad van Bestuur UWV
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) is op grond van artikel 101 Werkloosheidswet verplicht een uitkeringsreglement vast te stellen. Het vorige uitkeringsreglement dateerde van 2009. Inmiddels is er een tweetal ontwikkelingen die nopen tot aanpassing van het vorige reglement:
• De directe aanleiding voor aanpassing van het Uitkeringsreglement WW betreft de wijziging van de Werkloosheidswet op 1 juli 2015 als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Stb. 2014, 216). De belangrijkste wijzigingen in de Werkloosheidswet zijn dat de uitkering per kalendermaand wordt betaald en dat de uitkering wordt berekend op basis van het inkomen in de kalendermaand. Dit is een forse wijziging ten opzichte van de huidige Werkloosheidswet, waarbij de uitkering per vier weken wordt betaald en wordt vastgesteld op basis van de per week gewerkte uren. Deze wijziging noopt het UWV tot het inrichten van een ander proces van uitkeringsvaststelling. Het Uitkeringsreglement WW dient ter ondersteuning van dit uitkeringsproces en wordt daarom ook per 1 juli 2015 aangepast.
Deze wetswijziging noopt het UWV tot het inrichten van een ander proces van uitkeringsvaststelling. Hiervoor zijn de belangrijkste wijzigingen dat de uitkering per kalendermaand wordt betaald en dat de hoogte van de uitkering wordt berekend op basis van het inkomen in de kalendermaand.
Vanaf 1 juli 2015 wordt in de wet (artikel 47 WW) geregeld dat de WW-uitkering wordt berekend per kalendermaand, waarbij 70% van het inkomen in de kalendermaand op de uitkering in mindering wordt gebracht. Daarnaast is in de wet (artikel 33 WW) geregeld dat UWV de WW-uitkering per kalendermaand achteraf betaalt.
In de Wet werk en zekerheid (WWZ) zelf en de memorie van toelichting is niet expliciet ingegaan op het proces inkomstenverrekening. In de uitvoeringstoets WWZ heeft UWV in 2013 daarom het proces inkomstenverrekening WW neergezet op grond waarvan alle WW-gerechtigden na afloop van de kalendermaand hun inkomsten moeten opgeven, waarna UWV de uitkering betaalt. Dit proces inkomstenverrekening is tot stand gekomen in intensief overleg tussen UWV en SZW.
Het proces van inkomstenverrekening is geënt op twee elementen:
− Na ommekomst van de maand
Uit de systematiek van de wet volgt dat de uitkeringsgerechtigde na afloop van de maand zijn inkomsten moet opgeven. De hoogte van de inkomsten bepaalt of een uitkeringsgerechtigde recht heeft op een uitkering en hoe hoog deze uitkering is. Dit kan pas na ommekomst van de maand bepaald worden, omdat de uitkeringsgerechtigde ook de laatste dagen van een kalendermaand nog inkomsten kan ontvangen. Van de uitkeringsgerechtigde wordt namelijk verwacht dat hij de hele maand op zoek gaat naar passend werk en dat hij dit werk ook accepteert.
− Elke WW-gerechtigde moet opgave doen
De verantwoordelijkheid voor een juiste inkomstenopgave en daarmee ook een juiste betaling is expliciet bij de uitkeringsgerechtigde gelegd. UWV stelt de uitkering betaalbaar als de uitkeringsgerechtigde heeft aangegeven of en zo ja hoeveel inkomsten hij heeft ontvangen. UWV is voor een compleet beeld van de inkomsten afhankelijk van de informatie van de WW-gerechtigde. Daar waar mogelijk maakt UWV gebruik van de inkomsten die in de polisadministratie zijn opgenomen en accordeert de WW-gerechtigde die inkomsten. Als inkomsten nog niet in de polisadministratie zijn opgegeven, geeft de WW-gerechtigde de inkomsten zelf op. Ten slotte zijn er werkzaamheden die niet in de polisadministratie terechtkomen, zoals werkzaamheden als zelfstandige. Voor dat soort werkzaamheden moeten (net als nu) de gewerkte uren opgegeven worden. Een nadere uitleg is opgenomen in de toelichting bij artikel 3.
• Daarnaast is sinds 2012 in artikel 32e van de van de Wet SUWI bepaald dat het verkeer tussen het UWV en de burgers in bepaalde situaties uitsluitend plaats vindt langs elektronische weg, tenzij naar het oordeel van het UWV sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten. Het UWV heeft dat ingevuld in de Beleidsregel elektronische communicatie UWV. In deze beleidsregels is geregeld dat communicatie tussen burgers en het UWV in beginsel elektronisch plaats vindt. Het UWV kan burgers echter toestemming verlenen om langs niet-elektronische weg met het UWV te communiceren. Hierbij gaat het met name om burgers die niet digivaardig zijn of die vanwege een functionele beperking onvoldoende in staat zijn om elektronisch te communiceren.
Omdat deze Beleidsregel elektronische communicatie UWV aan wijziging onderhevig kan zijn, is ervoor gekozen om in dit Uitkeringsreglement niet per verplichting aan te geven via welk kanaal de werknemer met het UWV moet communiceren. In plaats daarvan is een verwijzing opgenomen naar het communicatiekanaal dat op grond van de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage voor hem open staat.
De overige wijzigingen zijn van technische aard.
In artikel 1 wordt een aantal in het Uitkeringsreglement voorkomende begrippen gedefinieerd. Strikt genomen is het niet noodzakelijk aan te geven wat onder "werkgever" en "werknemer" wordt verstaan, maar voor alle duidelijkheid is dit wel gebeurd.
In de toelichting op artikel 3 zal nader worden ingegaan op de begrippen wijzigingsformulier en formulier inkomstenopgave.
Het UWV onderkent dat de administratieve belasting van zowel de werknemer als van het UWV zelf wordt verlicht als de werknemer voor zijn gegevensaanlevering gebruik kan maken van internet. Om elektronische toegang tot de overheid te regelen is de persoonlijke inlogcode DigiD ontwikkeld. Als een werknemer met behulp van DigiD gegevens aanlevert aan het UWV, zet hij als het ware een elektronische handtekening. Het UWV stelt dan ook als voorwaarde bij elektronische gegevensaanlevering zoals hier aan de orde, dat de werknemer deze aanlevering doet met behulp van DigiD.
De in dit artikel opgenomen bepalingen zijn aanvullende bepalingen op de administratieve verplichtingen, die op de werknemer rusten krachtens artikel 26, eerste lid, onderdeel b van de Werkloosheidswet en zijn van belang voor de administratieve stroomlijning van het proces van verwerking van de aanvraag.
De werknemer moet de aanvraag indienen op een speciaal daartoe beschikbaar gesteld formulier, waarop de gewenste gegevens voor het beoordelen van het recht op uitkering moeten worden vermeld. De werknemer gebruikt hiervoor het communicatiekanaal dat op grond van de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage voor hem open staat. De werknemer die elektronisch met het UWV communiceert, doet deze aanvraag digitaal via werk.nl. Daarbij maakt hij gebruik van DigiD.
De werknemer die niet-elektronisch met het UWV communiceert, doet de aanvraag op papier. Als de werknemer de aanvraag op papier doet, wordt verlangd dat hij het aanvraagformulier ondertekent.
De werknemer is op grond van de wet (artikel 25 WW) verplicht om tijdens de duur van de uitkering onverwijld uit eigen beweging (spontaan) of op verzoek van UWV gegevens te verstrekken waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op recht, duur en hoogte van de WW-uitkering.
De werknemer gebruikt het formulier inkomstenopgave voor het op verzoek van UWV doorgeven van de daarop gevraagde informatie en het wijzigingsformulier voor het spontaan doorgeven van overige wijzigingen, zoals een wijziging van de persoonlijke gegevens of de leefsituatie en het melden van een werkhervatting of een vakantie. De werknemer gebruikt voor het doorgeven van deze informatie het communicatiekanaal dat op grond van de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage voor hem open staat. Uitgangspunt daarbij is dat de formulieren worden gebruikt die het UWV digitaal beschikbaar stelt via uwv.nl. De werknemer die niet-elektronisch met het UWV communiceert, gebruikt de papieren formulieren die het UWV beschikbaar stelt.
Op het wijzigingsformulier geeft hij alle wijzigingen op waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op recht, duur en hoogte van de WW-uitkering. Het wijzigingsformulier moet de werknemer zo spoedig mogelijk insturen. In de toelichting bij de Beleidsregel boete werknemer 2013 (Staatscourant 2013, 31799) is opgenomen dat het UWV een melding als tijdig beoordeelt wanneer deze binnen één week bij het UWV is binnengekomen. Door het tijdig insturen van het wijzigingsformulier voldoet de werknemer aan zijn spontane mededelingsplicht.
Door de wijzigingen in de Werkloosheidswet als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid op 1 juli 2015 worden nieuwe uitkeringsrechten gebaseerd op de hoogte van het inkomen per kalendermaand (artikel 47 WW). Het UWV berekent en betaalt de uitkering na afloop van de kalendermaand waarin recht op uitkering bestaat. Het UWV baseert zich bij de vaststelling van de uitkering zoveel mogelijk op inkomensgegevens die aanwezig zijn in de polisadministratie. Echter niet alle loongegevens zijn al direct na afloop van de kalendermaand beschikbaar in de polisadministratie. Een werkgever heeft namelijk een maand de tijd om loongegevens aan te geven voor opname in de polisadministratie. Bovendien zijn niet van alle soorten werkzaamheden gegevens opgenomen in de polisadministratie. Hierbij kan het onder meer gaan om werkzaamheden die niet zijn verricht in een dienstbetrekking, zoals werkzaamheden als zelfstandige. Voor de hoogte van de inkomsten zijn niet alleen inkomsten uit een dienstbetrekking van belang, maar ook overige inkomsten. Uit het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten volgt dat voor de inkomsten uit een dienstbetrekking het loon voor de sociale verzekeringen (SV-loon) moet worden opgegeven. Dit SV-loon wordt ook opgenomen in de polisadministratie en is hetzelfde loonbegrip waarop het dagloon van de uitkering is gebaseerd. Inkomsten uit werkzaamheden waarvoor de uitkeringsgerechtigde niet verzekerd is voor de werknemersverzekeringen worden in het algemeen niet opgenomen in de polisadministratie. Van deze werkzaamheden moet de werknemer – net als onder de huidige WW – de gewerkte uren opgeven. Deze gewerkte uren per maand worden omgerekend tot een fictief inkomen per maand (artikel 1b WW). Ook moet de uitkeringsgerechtigde inkomsten uit een ouderdomspensioen, een APPA-uitkering en een buitenlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering opgeven. Ontvangt de uitkeringsgerechtigde een toeslag, dan tellen ook nog overige inkomsten van hem en zijn partner mee.
Om na afloop van de kalendermaand een uitkering te kunnen betalen, verlangt het UWV van de werknemer dat hij na afloop van de kalendermaand op het formulier inkomstenopgave doorgeeft of hij in de afgelopen kalendermaand inkomsten had en hoe hoog die inkomsten waren. Ook de werknemer die vanuit werkloosheid ziek wordt, blijft maandelijks formulieren inkomstenopgave opsturen.
Als de werknemer het digitale formulier inkomstenopgave gebruikt dat het UWV via uvw.nl beschikbaar stelt, dan worden de inkomsten uit dienstbetrekking getoond voor zover deze gegevens op dat moment beschikbaar zijn in de polisadministratie. De werknemer controleert deze gegevens en geeft aan of deze gegevens compleet en juist zijn. Als sprake is van incomplete of onjuiste gegevens, dan geeft de werknemer aan wat het juiste bedrag aan inkomen is.
Als de werknemer het formulier inkomstenopgave invult en er zijn op dat moment voor hem nog geen inkomensgegevens in de polisadministratie beschikbaar, dan heeft hij twee mogelijkheden:
− hij kan de gevraagde inkomensgegevens zelf invullen op basis van de gegevens op zijn loonstroken of andere documenten waarop de benodigde inkomensgegevens staan vermeld; of
− hij kan uiterlijk tot het eind van de kalendermaand wachten met het invullen van het formulier inkomstenopgave tot de loongegevens van zijn werkgever beschikbaar zijn in de polisadministratie en deze gegevens accorderen. Hij ontvangt zijn uitkering dan op een later moment.
Als het UWV het formulier inkomstenopgave heeft ontvangen, kan het UWV de uitkering betalen. De werknemer die direct na afloop van de maand zijn inkomsten opgeeft, heeft na afloop van de maand snel zijn uitkering. In de loop van de volgende kalendermaand zijn de loongegevens opgenomen in de polisadministratie en stelt het UWV mede op basis van die gegevens het recht op uitkering definitief vast. Deze definitieve vaststelling kan leiden tot een nabetaling of een verrekening.
De werknemer die inkomsten had en die besluit te wachten met het invullen van het formulier inkomstenopgave tot zijn inkomensgegevens beschikbaar zijn in de polisadministratie, kan volstaan met het controleren van de door het UWV getoonde loongegevens. Zo nodig corrigeert hij deze gegevens of vult hij ze aan. Zo wordt het de werknemer eenvoudiger gemaakt om zijn inkomsten op te geven. Omdat de loongegevens over de afgelopen maand uiterlijk aan het eind van de volgende maand beschikbaar zijn in de polisadministratie, krijgt de werknemer uiterlijk een maand de tijd om zijn inkomsten over de vorige maand op te geven. De werknemer heeft dus tot eind van de kalendermaand de tijd om zijn inkomsten over de vorige kalendermaand op het formulier inkomstenopgave door te geven. De uitkering wordt echter pas betaald als het UWV het formulier inkomstenopgave heeft ontvangen. De werknemer die tot het eind van de maand wacht met het invullen van het formulier inkomstenopgave ontvangt zijn uitkering dus op een later moment.
Door het tijdig insturen van het formulier inkomstenopgave voldoet de werknemer aan zijn verplichting om op verzoek de door het UWV gevraagde bepaalde gegevens te leveren. Hij is dan ontheven van de verplichting om dezelfde gegevens onverwijld en uit eigen beweging aan het UWV te melden. Dat is geregeld in het derde lid. Zonder deze bepaling zou de werknemer op grond van het eerste lid wijzigingen mogelijk eerder moeten melden dan op grond van het tweede lid wordt verlangd. In die situaties prevaleert de termijn die in het tweede lid wordt genoemd. Dat ontslaat de werknemer uiteraard niet om het formulier inkomstenopgave volledig en juist in te vullen. De spontane inlichtingenverplichting blijft gelden voor wijzigingen die zich voordoen en die niet op het formulier inkomstenopgave worden uitgevraagd. De werknemer zal de overige wijzigingen die niet op het formulier inkomstenopgave worden uitgevraagd, zoals het melden van vakantie, zo spoedig mogelijk via het wijzigingsformulier moeten melden.
De werknemer die elektronisch met het UWV communiceert, stuurt het wijzigingsformulier en het formulier inkomstenopgave digitaal aan het UWV met behulp van DigiD. Deze formulieren worden niet apart ondertekend. Als de werknemer papieren formulieren gebruikt, is hij gehouden deze formulieren te ondertekenen.
Bij de faillissementsuitkering en de calamiteitenregeling kan het overigens voorkomen dat de werknemer verzocht wordt periodiek een werkbriefje of een declaratie in plaats van een formulier inkomstenopgave in te leveren. Deze formulieren hebben dezelfde status als het formulier inkomstenopgave, maar worden verstrekt onder een andere benaming.
In dit artikel is een aantal controlemaatregelen, die de werknemer moet opvolgen, geconcretiseerd.
Het voorschrift in onderdeel a om op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen, is bedoeld controle op de naleving van de verplichtingen van de werknemer mogelijk te maken.
De bepaling inzage te verschaffen in voor recht, hoogte of duur van de uitkering relevante informatie, heeft in elk geval betrekking op de verificatie van inkomsten en sollicitatieactiviteiten, waar dit gewenst is.
Aan zijn verplichtingen om tegen kostprijs kopieën te verstrekken, kan de werknemer ook voldoen door de desbetreffende documenten ter beschikking te stellen aan het UWV, zodat kopieën kunnen worden vervaardigd. Het begrip informatie is niet beperkt tot gegevens op papier. Hieronder vallen ook digitale gegevens.
In onderdeel f is de verplichting opgenomen om in de Werkmap verantwoording af te leggen over ondernomen activiteiten. Deze bepaling is breder geformuleerd om zo te voorkomen dat bij iedere wijziging van de bijlage bij de Beleidsregel elektronische communicatie UWV het Uitkeringsreglement WW moet worden aangepast. Hiermee wordt ook voorkomen dat informatie die wel wordt opgevraagd via de Werkmap, maar die niet kan worden aangemerkt als ‘verantwoording afleggen over ondernomen activiteiten’ niet onder deze verplichting valt. Ook informatie die door het UWV wordt opgevraagd via een ander kanaal dan de Werkmap valt hieronder. Het UWV kan voor de burgers die niet elektronisch hoeven te communiceren, aangeven dat het voorgeschreven kanaal de post is.
De termijn waarover de werknemer verplicht wordt de op het recht op uitkering betrekking hebbende gegevens te bewaren, is in het tweede lid beperkt tot het eind van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de gegevens betrekking hebben. Met andere woorden: bewijzen van sollicitatieactiviteiten verricht op enig moment in 2016 in het kader van de op de werknemer rustende sollicitatieverplichtingen, dienen tot 1 januari 2018 bewaard te blijven.
In het derde lid worden drie van deze controlevoorschriften, ten behoeve van de uitvoering van de Werkloosheidswet, ook van toepassing verklaard op de werknemer die geen uitkering meer ontvangt. Voor een zorgvuldige controle kan het noodzakelijk zijn na (tijdelijke) beëindiging van het recht op uitkering inzage te hebben in bepaalde gegevens.
Met betrekking tot de verplichtingen van de werknemer in verband met vakantie is alleen opgenomen dat de werknemer de vakantie dient te melden. De werknemer behoeft dan ook geen toestemming van het UWV voor die vakantie. Deze melding doet hij op het wijzigingsformulier en stuurt dit aan het UWV op de wijze als bedoeld in de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage.
Met betrekking tot de termijn, waarbinnen de werknemer mededeling moet doen van zijn vakantie, is slechts opgenomen, dat de werknemer dit voor zijn vakantie moet doen. Gelet op deze termijn is het kenbaar maken van een beslissing over de gevolgen van het opnemen van de vakantie voor het recht op WW-uitkering voorafgaande aan de vakantie niet mogelijk. De werknemer doet er goed aan zich over deze gevolgen aan de hand van de informatie die beschikbaar is gesteld door het UWV een beeld te vormen alvorens met vakantie te gaan. Een te lange vakantie leidt namelijk tot uitsluiting van het recht op WW-uitkering over de te veel opgenomen vakantiedagen. Dit gelet op het bepaalde in artikel 19 WW en de daarop gebaseerde vakantieregeling.
In dit artikel wordt omschreven onder welke voorwaarden toegestaan kan worden dat de aanvraag van een uitkering en eventuele betaling daarvan, door tussenkomst van de werkgever kan geschieden. Hierbij gaat het om situaties als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Werkloosheidswet, waarin de werkgever op grond van artikel 628 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet verplicht is het loon te betalen. Hierbij kan het gaan om situaties van buitengewone natuurlijke omstandigheden, zoals vorst, sneeuwval en hoog water en situaties van werktijdverkorting. Toestemming wordt alleen verleend als de werknemer nog in dienst is bij de werkgever.
In dit artikel zijn de op de werkgever rustende administratieve verplichtingen vastgelegd als uitkering door tussenkomst van de werkgever wordt betaald. In dit artikel worden de voorschriften van de artikelen 2 en 4 van overeenkomstige toepassing verklaard op de werkgever. Daarbij wordt opgemerkt dat op grond van de Beleidsregel elektronische communicatie UWV en de daarbij behorende bijlage voor de werkgever andere communicatiekanalen open kunnen staan dan voor de werknemer.
Op grond van dit artikel kan het UWV besluiten bij overtreding daarvan de gedane betalingen geheel of gedeeltelijk niet te vergoeden. Als in dat geval reeds een dergelijke vergoeding is gedaan, wordt deze door het UWV teruggevorderd.
De regeling in de eerste vier leden ziet op de situatie dat de werknemer over de periode waarover hij WW-uitkering aanvraagt (mogelijk) recht heeft op onverminderde loondoorbetaling. Vooralsnog wordt dit recht echter door de werkgever niet erkend. Er bestaat dan onzekerheid over het recht op WW-uitkering, maar het UWV kan in zo’n situatie op grond van artikel 4:95 van de Algemene wet bestuursrecht een voorschot op de uitkering betalen. De werknemer zal eventuele aanspraken op loondoorbetaling of bijstand op aangeven van het UWV zeker moeten stellen. De werknemer is alleen gehouden de verplichtingen van dit artikel op te volgen, als het UWV expliciet daarom verzoekt.
Als het UWV gebruik maakt van haar bevoegdheid als bedoeld in het vijfde lid om andere voorschriften te verbinden aan het verstekken van een voorschot, deelt het UWV deze voorwaarden uiteraard aan de betreffende werknemer mede.
In de toelichting op artikel 3 is reeds aangegeven dat het UWV de uitkering over een bepaalde kalendermaand pas betaalt als de werknemer het formulier inkomstenopgave over de betreffende kalendermaand heeft ingevuld en bij het UWV heeft ingediend. Het UWV betaalt de uitkering binnen twee weken nadat de werknemer zijn formulier inkomstenopgave aan het UWV heeft gestuurd. Dit is opgenomen in artikel 10.
Het Uitkeringsreglement WW 2015 treedt op 1 juli 2015 in werking op het moment waarop de Werkloosheidswet wordt gewijzigd als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Stb. 2014, 216). Om die reden wordt het Uitkeringsreglement WW 2009 per dezelfde datum ingetrokken. Dit laatste uitkeringsreglement blijft echter van toepassing op uitkeringen waarop, op grond van het overgangsrecht in de artikelen 130z tot en met 130dd WW, nog de oude WW-bepalingen en het bijbehorende proces van toepassing blijven. Wel wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om het Uitkeringsreglement WW 2009 te actualiseren. Dit geschiedt middels een apart wijzigingsbesluit.
B.J. Bruins, Voorzitter Raad van Bestuur UWV
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-16862.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.